Nederland en België twisten over
het Maaswater
WOENSDAG 5 MEI 1937
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 6
Behandeling voor het Hof van Internationale Justitie
Prof. Telders zet Nedei
HET VERDRAG VAN 1863.
Gisteren heeft het Permanente Hof van
Internationale Justitie te den Haag een
aanvang gemaakt met de openbare behan
deling van de-procedure tusschen België
en Nederland betreffende de aftapping
van Maaswater, welke procedure bij ver
zoekschrift van 1 Augustus 1936 door de
Nederlandsche regeering bij het perma
nente hof aanhangig is gemaakt-
De Nederlandsche regeering stelt zich
op het standpunt, dat de wijze, waarop
België eenzijdig voorziet in de voeding
van de in verband met den aanleg van
het Albert-kanaal gegraven en nog te
graven kanalen in Noord-België met wa
ter uit de Maas, in strijd is met het op 12
Mei 1863 tusschen Nederland en België
gesloten verdrag.
DE VOOR-GESCHIEDENIS.
Ten behoeve van scheepvaart en be-
vloeiingen heeft België, evenals ieder an
der land, verschillende kanalen aange
legd, in wording of in ontwerp. Een be
langrijke voedingsbron voor deze kanalen
wordt gevormd door de Maas.
Na den aanleg in 1826 van de Zuid-
Willemsvaart heeft België in later jaren
aangelegd het Kemperkanaal en verschil
lende zij kanalen voor bevloeiingsdoelein-
den. Maar al deze kanalen werden gevoed
met Maaswater, wat ais uiteindelijk ge
volg kreeg, dat de Maas beneden Maas
tricht vaak onbevaarbaar was. Daarenbo
ven kreeg Noord-Brabant last van over
tollig water, hetwelk door de Belgische
bevloeiiingskanalen werd afgevoerd.
Een overeenkomst tusschen beide lan
den was dan ook onvermijdelijk en na
lange en moeilijke onderhandelingen kwam
ten laatste in 1863 (12 Mei) tot stand het
Wateraftappingsverdrag van 1863", ge
sloten tusschen Nederland en België.
Door dit verdrag verkreeg België het
recht voor het Kempenkanaal en de be
vloeiingswerken zooveel Maaswater te ge
bruiken als het noodig had. Zulks echter
onder het uitdrukkelijk beding, dat dit
Maaswater moest worden afgetapt door
middel van een voedingskanaal beneden
Maastricht. België droeg voor 2/3 mede
in de kosten om de Maas beneden Maas
tricht weer bevaarbaar te maken, terwijl
tevens wederzijdsch maatregelen werden
getroffen om wateroverlast in Noord-Bra
bant tegen te gaan. Door de uitdrukke
lijke bepaling: Aftapping beneden Maas
tricht, verkreeg Nederland controle op
het af te tappen Maaswater.
Als tegenprestatie voor de tot standko-
ming van dit verdrag gaf Nederland aan
België de Scheldetol vrij, zoodat voortaan
het scheepvaartverkeer op de Schelde
naar Antwerpen onbelemmerd kon ge
schieden, wat aan den groei en bloei van
Antwerpen zeer ten goede is gekomen.
Het thans door België aangelegde Al
bert-kanaal rondom de enclave van Maas
tricht en het daarmede verbonden, in aan
leg zijnde, Albert-kanaal tot Antwerpen,
wordt gevoed met Maaswater, hetwelk
België op eigen bodem, dus boven Maas
tricht, aan de Maas onttrekt.
Waar het verdrag van 1863 uitdrukke
lijk bepaalt: aftapping beneden Maas
tricht, acht Nederland het nieuwe Albert-
kanaal in strijd met dit verdrag. Met deze
zienswijze kan België zich niet vereeni
gen en voert als tegenweer aan, dat het
door Nederland aangelegde Julianakanaal
in Limburg in strijd met het verdrag is,
omdat het op den rechter Maasoever ligt.
De regeeringen van beide landen heb
ben in deze zaak geen overeenstemming
kunnen bereiken en een uitspraak is
daarom door Nederland gevraagd aan het
Internationale Hof van Justitie.
Voor Nederland treedt als pleiter op
prof. mr. B. M. Telders uit Leiden,
voor België prof. J. de Ruelle uit Brussel,
die wordt bijgestaan door verschillende
ambtenaren van het Belgische ministerie
van openbare werken.
PLEIDOOI VAN PROF. TELDERS.
Prof. mr. Telders constateert, onder
verwijzing naar de stukken, dat het mee-
ningsverschil in hoofdzaak betrekking
heeft op een controlekwestie. Hij wil
trachten, de situatie nogmaals zakelijk en
zonder hartstocht uiteen te zetten.
Hij herinnert daarbij aan de- voornaam
ste bepaling van het verdrag van 1863,
n.l. dat al het Maaswater, dat België noo-
rlands standpunt uiteen
dig had voor de kanalen ten Zuiden van
Maastricht en voor de bevloeiing van de
Kempen, moest worden verkregen door de
„rigole d'alimentation" de voedingssleuf,
nabij Maastricht, die du3 geheel onder
Nederlandsche controle stond, zonder mo
gelijkheid van Belgischen invloed. Tevens
bevatte het verdrag de bepaling, dat Bel
gië op geen andere plaats kunstwerken
mocht aanleggen om water uit de Maas
af te tappen.
De Nederlandsche ingenieurs hebben er
zeer veel waarde aangehecht, controle te
kunnen uitoefenen op elke wateraftap-
ping uit de Maas voor de Belgische kana
len. Daarom hebben de Nederlandsche
onderhandelaren ook met klem aange
drongen op de totstandkoming van de ten
slotte aanvaarde eenige prise d'eau op
Nederlandsch gebied onder Nederlandsche
controle. Uit een authentiek protocol van
19 Februari 1853 blijkt, van hoe groote
politieke beteekenis de Belgische regee
ring deze zaak achtte. Thans beweert men
van Belgische zijde, dat de Belgische on
derhandelaren nooit de politieke beteeke
nis van de onbewust door hen ondertee-
kende overeenkomst hebben begrepen en
dat er van het bewust aanvaarden van
Nederlandsche controle nooit sprake is
geweest.
De Nederlandsqhe minister van Buiten-
landsche Zaken, onder wien het verdrag
in 1863 tot stand kwam, jhr. Van der
Maesen de Sombreff, heeft in het parle
ment verklaard, dat men van de verkre
gen rechten geen misbruik zou maken.
Van Belgische zijde oppert men nu de be
wering, dat de Nederlandsche interpre
tatie misbruikt zou zijn. Spr. ontkent dat
beslist.
Art. 5 geeft Nederland het recht, be
paalde hoeveelheden water af te tappen
voor de Nederlandsche kanalen, maar
daartegenover staat, dat Nederland aan
België een bepaalde hoeveelheid water
moet afstaan, welke hoeveelheid door
België gecontroleerd kan worden.
Volgens de Belgen zou het Nederland
sche controlerecht drukken ook op den
kanalen aanleg voor het geheele Schelde-
basin. Daarom wil pl. eens nader onder
zoeken, voor welk gebied het verdrag
precies van toepassing is.
Volgens de Belgen zou het verdrag,
voor zoover het de Maas zelf betreft, gel
den voor den sector tusschen Maastricht
en Venlo, en zou Nederland niet het recht
hebben op eigen grondgebied uit dit ge
deelte van de Maas water af te tappen
voor het Julianakanaal. Tegenover de
Belgische verplichting, om geen kunst
werken te construeeren voor het onttrek
ken van water aan' de Maas, staat de Ne
derlandsche verplichting, ervoor te zór
gen, dat de Belgische kanalen voldoende
water hebben. Zij krijgen dat door de
voedingsgeul bij Maastricht. Het verdrag
bevat geen enkele bepaling om Neder
land te verbieden op eigen grondgebied
verder stroomafwaarts water van de
Maas te gebruiken voor een kanaal als
het Julianakanaal.
Een dergelijke bepaling zou trouwens
geen zin hebben.
In dit verband herinnert pleiter aan een
reeds in 1863 bestaande prise d'eau op
Belgisch gebied ten zuiden van Maas
tricht, n.l. bij Monsin voor de voeding
vgn het kanaal LuikMaastricht. Van Ne
derlandsche zijde heeft men daartegen
geen bezwaar gemaakt, omdat het in dit j
kanaal geleide Maaswater toch weer bij
Maastricht in de Maas terecht komt.
Van Belgische zijde beweert men, dat
het verdrag van 1863 betrekking heeft op
de kanalen in het Maasdal. Dat kan ech
ter al daarom niet juist zijn, omdat uit
het verdrag zelf blijkt, dat het ook betrek
king heeft op het Kempenkanaal, dat in
elk geval niet in het Maasdal ligt, zooals
art. 1 van het verdrag aangeeft, in den
Franschen tekst met het woord „en aval",
in de Engelsche vertaling met het woord
„downstream".
Nederland maakt het België niet onmo
gelijk een kanaal te voeden tusschen de
Maas en de Schelde, maar het eischt, dat
dit geschiedt met het water uit de Maas,
dat het verkrijgt door de eenige overeen
gekomen prise d'eau bij Maastricht. Ne
derland maakt er bezwaar tegen, dat Bel
gië, buiten elke Nederlandsche controle
om, het water van de Maas in de Schelde
gaat werpen, ten koste van de Nederland
sche belangen en in strijd met het ver
drag.
Pleiter betoogt voorts, dat het Albert-
BINNENLAND
De Luchtverdediging
Voor het behoud onzer zelfstandigheid.
Sinds haar oprichting, in October 1934,
heeft de Vereenlging voor Nationale Vei
ligheid, door het geven van deskundige
voorlichting op vergaderingen, overeen
komstig haar doelstelling er naar gestreefd
om den geest tot weerbaarheid van het Ne
derlandsche volk te vergrooten. Naast deze
wijze van propaganda heeft het bestuur, op
aandrang van verschillende afdeelingen der
vereeniging en ook op verzoek van andere
zijde, besloten door het Instellen van een
fonds, landgenooten op te wekken tot het
brengen van vrijwillige offers ter verhoo
ging van de nationale veiligheid. Op de
jaarvergadering van de Vereeniging voor
Nationale Veiligheid, gehouden op 28 No
vember 1936, heeft de inspecteur van de
militaire luchtvaart, luitenant-generaal M.
Raaymaakers, medegedeeld, dat de minis
ter-president, dr. H. Colijn, zijn instemming
voor de stichting van een dergelijk fonds
betuigd had.
Dit alles werd in een persconferentie,
welke dezer dagen gehouden werd, door
prof. dr. J. E. de Quay in herinnering ge
bracht. Hij voegde aan deze mededeelin-
gen een uiteenzetting toe met betrekking
tot het doel van bedoeld fonds, dat den
naam van luchtverdediging s-
fonds heeft.
Wat het luchtverdedigingsfonds
beoogt.
Het luchtverdedigingsfonds heeft aller
eerst ten doel om personen die zelf niet
over de noodige middelen beschikken, fi-
nancieelen steun te verleenen, zoodat zij
op nader vast te stellen voorwaarden hun
vliegbrevet kunnen behalen.
De vereeniging voor nationale veiligheid
stelt zich op het standpunt, dat de natio
nale veiligheid een vraagstuk is van de eer
ste orde, waarvoor elke vaderlander be
langstelling dient te hebben en dat instand
houding en versterking dier veiligheid zaak
van alle burgers is.
Haar doel is echter niet, om in de plaats
te treden van de door de overheid te ver
zorgen opleiding van militaire vliegers. Men
wil slechts een zoo groot mogelijk aantal
reserv e-v 1 i e g e r s opleiden, daar in
verband met de ontwikkeling van het lucht-
wapen in geval van nood vele reserve
krachten aanwezig zpllen moeten zijn.
Zoo zal dus een ondergrond moeten wor
den gelegd, opdat bij mobilisatie in zoo
kort mogelijken tijd gereede militaire vlie
gers kunnen gevormd worden.
Door deze voor-opleiding zal men tevens
een zeker selectie naar de geschiktheid voor
het beroep verkrijgen. De uitvoering zal
waarschijnlijk door de Nationale Lucht-
vaartschool worden verzorgd; zij zal. ge
schieden in overleg met militaire autoritei
ten, opdat zoo hoog mogelijk nuttig effect
kan worden bereikt.
De inzameling.
Thans gaat de Vereeniging voor Natio
nale Veiligheid over tot de geld-inzameling.
kanaal tevens gevoed wordt met Maaswa
ter, dat via de Zuid-Willemsvaart en het
Kempensch kanaal door het verbindings
kanaal, dat aansluiting geeft op het Al-
bertkanaal in het kanaal van Hasselt
stroomt. Laatstgenoemd kanaal krijgt
door zijn lage ligging bij het schutten ook
telkens water uit de Zuid-Willemsvaart,
dat bij Maastricht aan de Maas onttrok
ken wordt.
Te ongeveer 6 uur werd de zitting ver
daagd tot hedenmorgen 10.30 uur.
De president, prof. Guerrero deelde den
Nederlandschen vertegenwoordiger prof.
mr. Telders mede, dat de door dezen ge
vraagde toestemming om voor de leden van
het hof een in de zaal opgesteld model van'
een sluis te demonstreeren, was verleend.
De demonstratie werd toegestaan in de
openbare zitting, wanneer de Nederland
sche vertegen woordiger meende haar het
best in zijn pleidooi te kunnen inlasschen.
Prof. mr. Telders, zijn betoog voortzet
tend, noemde drie mam eren waarop water
verloren kan gaan. Door verdamping. Deze
is afhankelijk van de vochtigheidsgraad van
de lucht en van de temperatuur In de prac-
tijk heeft dat in ons land niet veel te be-
teekenen. Belangrijker is reeds het water-
verlies door infiltratie Het water, dat door
wanden en bodem van het kanaal in den
grond dringt gaat nutteloos verloren, maar
ook deze hoeveelheid speelt geen belang
rijke rol. Van beteekenis is de hoeveelheid
water, die verloren gaat door het gebruik
van sluizen.
Met het in de zaal geplaatste verkleinde
model van de sluis bij Neerhaeren demon
streert prof. Telders ae werking van de
sluis.
In stilte ziet het hof toe hoe de sluiskolk
zich met water vult en hoe een klein model
van een schip de kolk in- vaart, waarna een
deel van het water weei uit de kolk stroomt
om het scheepje de uitvaart mogelijk te
maken. Gedurende eenigen tijd hoort men
in de groote zaal slechts het klateren van
het stroomende water in het verkleinde
sluismodel.
De rechter Manley Hudson (Amerika)
stelt de vraag, of de langere panden van
het Kempensche kanaai ook water uit de
hoogere panden krijgen door de sluizen
als deze niet op normaie wijze functior.ee-
ren en behoeve van de scheepvaart.
Prolf. Telders zegt. dat het antwoord i
hierop uit zijn verder betoog zal blijken, j
Hij wijst er o.m. op, dat wanneer men
beide deuren van een sluis openzet, in het j
kanaal een soort stroomversnelling ont- j
staat, waardoor het hoogstgelegen pand J
dreigt leeg te loopen.
Elke Nederlander, die belangstelling
heeft voor onze weermacht en die de
noodzakelijkheid van een goed ge
outilleerd verdedigings-apparaat inziet,
kan door een vrijwillig offer hiervan
blijk geven. Hij kan door zijn steun het
fundament van de in oorlogstijd benoo-
digde militaire luchtvaart helpen ver-
breeden. Hij bouwt mede aan de bree-
de onderlaag van een burger-reserve,
welke het vaderland in oogenblik van
gevaar zoo noode zal behoeven.
De geldinzameling zal worden ingezet
met een beroep op alle landgenooten. Bin
nen enkele dagen zullen 40.000 circulaires
worden verspreid. Het blijft echter een be
perkte en vrij toevallig gekozen groep, wel
ke men langs dezen weg kan benaderen.
De vereeniging vertrouwt er op, dat na
rustige en ernstige overwegingen, vele
landgenooten hun nationale plicht zullen
verstaan en door een bijdrage zullen toonen
een extra offer te willen brengen, als het
er om gaat, om in dezen verdwaasden tijd
op te komen voor het behoud van onze
schoonste nationale goederen, voor het be
houd van onze zelfstandigheid.
PRINSELIJK PAAR BIJ DEN RAAD VAN
STATE.
H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H.
Prins Bernhard hebben gistermiddag de
wekelijksche vergaefcring van den Raad van
State bijgewoond.
DE LAGE MELKPRIJS.
Bespreking In den Bond van Melkvee
houders.
Onder voorzitterschap van den heer A.
N. Vaandrager is gisteren in het Verkoop-
lokaal te Rotterdam een druk bezochte ver
gadering gehouden van den Bond van
melkveehouders, ter bespreking van den
lagen melkprijs. De voorzitter deelde mee,
dat hij de vergadering maar korten tijd zal
kunnen leiden, aangezien hij een conferen
tie heeft met den minister van landbouw.
Deze conferentie is noodig, omdat men met
de consumptiemelk-regeling hoe langer hoe
verder in het moeras is geraakt. De rege
ling, welke is opgezet ter steuning van de
veeteelt, ontaardt meer en meer in een
bevoordeeling van den handel, welke bo
vendien nog een monopolistisch karakter
heeft gekregen.
De heer Uyttenbogaard zeide, dat de
melkprijsverlaging gekomen is als een don
derslag bij helderen hemel. Heeft de mi
nister de consequenties van dezen maat
regel wel begrepen? Maar regeeren is toch
vooruit zien. Indien het bestuur er niet in
slaagt op de audiëntie den miAister tot een
ander standpunt te bewegen, dan houdt de
kring Leiden zich het recht voor zelfstan
dig met den handel te gaan onderhandelen.
De voorzitter verliet daarop de vergade
ring; de verdere leiding werd opgedragen
aan den heer G. J. v. d. Stoel.
Deze voorzitter herinnerde er aan, dat
wat er gebeurd is als ontoelaatbaar moet
worden beschouwd. Spreker hoopte, dat de
melkveehouders zullen toonen ruggegraat
te hebben en eensgezind mee zullen wer
ken aan de ingrijpende besluiten, welke
deze vergadering mogelijk zal nemen.
Er ontwikkelde zich vervolgens een hef
tige, langdurige discussie, aan het einde
waarvan een van de aanwezigen voorstelde
te loten en, wien het lot treft, neemt op
zich, den eersten den besten ambtenaar,
die op zijn erf komt, de hersens in te slaan!
De voorzitter merkte op, dat hem dit wel
een heel onjuist advies leek.
Na nog eenige gedachtenwisseling las de
voorzitter het adres voor, dat het hoofd
bestuur aan den minister heeft gezonden
en waarin er met klem op wordt aange
drongen, de prijsverlaging te niet te doen.
Indien geen bevredigend resultaat wordt
bereikt, dan dienen er nog deze week
overal afdeelingsvergaderingen te worden
belegd, waarop zal worden voorgesteld, de
contracten bij de crisis-zuivel-centrale en-
bloc te gaan inleveren. Deze besluiten kun
nen dan op een Dinsdag te houden vergade
ring van den Bond van melkveehouders
worden bekrachtigd, waarna men gezamen
lijk naar Den Haag zal gaan, om de con
tracten op demonstratieve wijze in te leve
ren. Aldus werd met algemeene stemmen
besloten.
De vergadering werd hierop gesloten.
RIJKSWEG
's-GRAVENHAGE—ROTTERDAM.
Uitslag aanbesteding
Door den Rijkswaterstaat is heden aanbe
steed het aanbrengen van de asphaltver-
harding en van de verharding van klinker
keien op een fundeering van steenstuk'ken
op den rijksweg No. 13 ('s-Gravenhage
Rotterdam), gedeelte beoosten Delft in de
gemeenten Rijswijk, Delft cn Pijnacker, met
bijkomende werken.
Laagste inschrijfster is de N.V. v.h. fir
ma J. Heijmans te 's-Hertogenbosch, voor
364.400.
HET GAAT GOED BIJ DE P.T.T.
Gunstige resultaten over de eerste drie
maanden van dit jaar.
De opbrengst bij het P.T.T.-bedrijf, om
vattende de posterijen, telegrafie, telefonie
en postchèque- en girodienst, bedroeg de
eerste drie maanden van dit jaar
17.704.932. Dit is ƒ881.300 meer dan over
de eerste -drie maanden van 1936 en
ƒ1.591.832 meer dan de begrooting.
GOUDVOORRAAD NED. BANK.
Blijkens den jongsten veekstaat is de
goudvoorraad van dé Nederlandsche Bank
in de afgeloopen berichtperiode toegeno
men met vijftig millioen.
DE BONDSDAG DER K.J.M.V. IN HET
BISDOM HAARLEM.
Zondag 9 Mei a.s. gaat de Katholieke
Jonge Middenstandsvereeniging in het Bis
dom Haarlem haar bondsdag vieren. Dan
roept het bondsbestuur de middenstands-
jeugd op, om in zoo groot mogelijke getale
naar Haarlem te komen om dien dag tot
een grooten dag te maken. Dan verwacht
het bondsbestuur een overvol kerkgebouw
en een stampvolle concertzaal.
Want alleen een flinke opkomst kan en
zal het succes van dien dag verzekeren.
Wat is de bedoeling van dezen bondsdag?
Niet louter vlagvertoon, al kan dat ook
groote waarde hebben. Niet alleen aan de
leden een aangenamen en genotvollen dag
te bezorgen, ofschoon ook dit niet in onze
katholieke Jeugdbeweging mag worden
verwaarloosd. Neen, de bondsdag bedoelt
meer en dit geheel overeenkomstig het
doel van onze Jeugdbeweging: de gods
dienstige, zedelijke, sociale en cultureels
vorming van haar leden.
Door den bondsdag wil de K.J.M.V. haar
leden samen brengen, niet alleen om ban
den van vriendschap te leggen, doch veel
meer om ieder lid er des te dieper van te
kunnen doordringen, dat hij in den strijd
om zijn vorming niet alleen en krachteloos
staat, doch dat hij met vele andere, met
hetzelfde ideaal bezielde jonge kerels, dien
strijd zal hebben aan te binden.
De bondsdag moet zijn als een wapen
schouw, welke de leden er van moet over
tuigen, dat zij als een „acces ordinata", als
een leger in slagorde, aangevoerd door en
volgens het plan van de hoogste legerlei
ding ten strijde moeten trekken. Zij moe
ten er van doordrongen worden, en met hen
de geheele middenstandsjeugd, dat zij, in
dien zij alleen ten velde trekken, tot onder
gang zijn gedoemd. Want de vijanden zijn
niet alleen listig, maar even grof als bruut,
en stormen massaal op ons af. Hier baat
geen persoonlijke strijd, hier wordt georga
niseerd optreden geëischt, hier maakt alleen
de eendracht macht.
Van de noodzakelijkheid van die een
dracht wil de bondsdag de katholieke jon-
gemiddenstanders overtuigen; meer nog,
wil hem tevens de kracht van die zoo nood
zakelijke éénheid doen gevoelen.
Daarom dan ook ligt het succes van den
bondsdag in een zoo groot mogelijke op
komst; dan eerst kunnen alle deelnemers
niet slechts den indruk, maar de hechte
overtuiging met zich meedragen: wij staan
niet alleen, wy vechten gezamenlijk, om
ons te vormen tot mannen van karakter,
tot mannen van de daad.
Hiermede zal de bondsdag het zijne heb
ben bijgedragen aan de zoo noodzakelijke
sociale vorming van onze katholieke jonge
ren. Maar daarnaast wil men tegelijkertijd
bouwen aan hunne godsdienstige, zedelijke
en cultureele vorming.
Als katholieke jeugdbeweging zal de K.
J.M.V. tegenover de georganiseerde gods
diensthaat, die zich van alle kanten óp-
dringt, een gemeenschappelijke daad van
Godsvereering stellen. Daartoe zal zij
's morgens al haar leden verzamelen rond
het altaar om gezamenlijk het H. Misoffer
aan God op te dragen. Deze gemeenschaps
daad bij uitstek zal ook de gemeenschaps
gedachte duidelijker en meer tastbaar ma
ken.
's Middags zullen in de Concertzaal te
Haarlem door het bezielend woord van Rec
tor H. Drost, de leden worden aangezet tot
den positieven strijd voor God, tegen iedere
godsdienstige en zedelijke vervlakking.
Maar tevens zal zij trachten een cultuur
daad te stellen, welke voor de cultureele
vorming van haar leden van groote waardo
kan zijn. Zij zal dit doen in het kader van
de Vondel-herdenking, om daarmede tevens
te eeren een van de grootste bouwers van
de Nederlandsche cultuur. Door eigen leden
zullen enkele fragmenten uit Vondel's
„Samson" worden voorgedragen.
En tenslotte wil zij haar leden toonen
hoe zij op cultureel verantwoorde wijze de
zoo noodzakelijke ontspanning in het ver-
eenigingsleven kan verzorgen. De regie be
rust in handen van Anton Sweers.
Dit alles nu geschiedt met de hooge waar
deering van onzen bisschop, Z. H. Exc. Mgr.
J P. Huibers, welke waardeering Hij gaar
ne heeft willen toonen, door den bondsdag
met zijn tegenwoordigheid te vereeren. On
getwijfeld zal Mgr. die aanwezigheid onder
katholieke jongeren benutten om hen aan
te sporen zich in het verbond van de Jeugd-
standsorganisatie achter hen te scharen in
den strijd voor God, Kerk en Vaderland.
Zoo zal het slagen van dezen bondsdag
bijdragen tot het doel der Katholieke
Jeugdbeweging: de wereld heroveren voor
Christus.
W. DYSSELBLOEM,
Bondsvoorzitter.
DE AANKLACHT VAN MR. VAN VESSEM
TEGEN DEN VOORZITTER TAN
DE EERSTE KAMER.
Geen srvolging ingesteld.
In zake de klacht wegens beleediging, in
gesteld door het Eerste Kamerlid mr. A. J.
van Vessem tegen den voorzitter der Eer
ste Kamer mr. W. L. Baron de Vos van
Steenwijk, kan, naar wij vernemen, door
den Officier van Justitie te 's-Gravenhage
geen vervolging worden ingesteld (zooals
te voorzien was!)