Nederland en België twisten over het Maaswater WOENSDAG 5 MEI 1937 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 Behandeling voor het Hof van Internationale Justitie Prof. Telders zet Nedei HET VERDRAG VAN 1863. Gisteren heeft het Permanente Hof van Internationale Justitie te den Haag een aanvang gemaakt met de openbare behan deling van de-procedure tusschen België en Nederland betreffende de aftapping van Maaswater, welke procedure bij ver zoekschrift van 1 Augustus 1936 door de Nederlandsche regeering bij het perma nente hof aanhangig is gemaakt- De Nederlandsche regeering stelt zich op het standpunt, dat de wijze, waarop België eenzijdig voorziet in de voeding van de in verband met den aanleg van het Albert-kanaal gegraven en nog te graven kanalen in Noord-België met wa ter uit de Maas, in strijd is met het op 12 Mei 1863 tusschen Nederland en België gesloten verdrag. DE VOOR-GESCHIEDENIS. Ten behoeve van scheepvaart en be- vloeiingen heeft België, evenals ieder an der land, verschillende kanalen aange legd, in wording of in ontwerp. Een be langrijke voedingsbron voor deze kanalen wordt gevormd door de Maas. Na den aanleg in 1826 van de Zuid- Willemsvaart heeft België in later jaren aangelegd het Kemperkanaal en verschil lende zij kanalen voor bevloeiingsdoelein- den. Maar al deze kanalen werden gevoed met Maaswater, wat ais uiteindelijk ge volg kreeg, dat de Maas beneden Maas tricht vaak onbevaarbaar was. Daarenbo ven kreeg Noord-Brabant last van over tollig water, hetwelk door de Belgische bevloeiiingskanalen werd afgevoerd. Een overeenkomst tusschen beide lan den was dan ook onvermijdelijk en na lange en moeilijke onderhandelingen kwam ten laatste in 1863 (12 Mei) tot stand het Wateraftappingsverdrag van 1863", ge sloten tusschen Nederland en België. Door dit verdrag verkreeg België het recht voor het Kempenkanaal en de be vloeiingswerken zooveel Maaswater te ge bruiken als het noodig had. Zulks echter onder het uitdrukkelijk beding, dat dit Maaswater moest worden afgetapt door middel van een voedingskanaal beneden Maastricht. België droeg voor 2/3 mede in de kosten om de Maas beneden Maas tricht weer bevaarbaar te maken, terwijl tevens wederzijdsch maatregelen werden getroffen om wateroverlast in Noord-Bra bant tegen te gaan. Door de uitdrukke lijke bepaling: Aftapping beneden Maas tricht, verkreeg Nederland controle op het af te tappen Maaswater. Als tegenprestatie voor de tot standko- ming van dit verdrag gaf Nederland aan België de Scheldetol vrij, zoodat voortaan het scheepvaartverkeer op de Schelde naar Antwerpen onbelemmerd kon ge schieden, wat aan den groei en bloei van Antwerpen zeer ten goede is gekomen. Het thans door België aangelegde Al bert-kanaal rondom de enclave van Maas tricht en het daarmede verbonden, in aan leg zijnde, Albert-kanaal tot Antwerpen, wordt gevoed met Maaswater, hetwelk België op eigen bodem, dus boven Maas tricht, aan de Maas onttrekt. Waar het verdrag van 1863 uitdrukke lijk bepaalt: aftapping beneden Maas tricht, acht Nederland het nieuwe Albert- kanaal in strijd met dit verdrag. Met deze zienswijze kan België zich niet vereeni gen en voert als tegenweer aan, dat het door Nederland aangelegde Julianakanaal in Limburg in strijd met het verdrag is, omdat het op den rechter Maasoever ligt. De regeeringen van beide landen heb ben in deze zaak geen overeenstemming kunnen bereiken en een uitspraak is daarom door Nederland gevraagd aan het Internationale Hof van Justitie. Voor Nederland treedt als pleiter op prof. mr. B. M. Telders uit Leiden, voor België prof. J. de Ruelle uit Brussel, die wordt bijgestaan door verschillende ambtenaren van het Belgische ministerie van openbare werken. PLEIDOOI VAN PROF. TELDERS. Prof. mr. Telders constateert, onder verwijzing naar de stukken, dat het mee- ningsverschil in hoofdzaak betrekking heeft op een controlekwestie. Hij wil trachten, de situatie nogmaals zakelijk en zonder hartstocht uiteen te zetten. Hij herinnert daarbij aan de- voornaam ste bepaling van het verdrag van 1863, n.l. dat al het Maaswater, dat België noo- rlands standpunt uiteen dig had voor de kanalen ten Zuiden van Maastricht en voor de bevloeiing van de Kempen, moest worden verkregen door de „rigole d'alimentation" de voedingssleuf, nabij Maastricht, die du3 geheel onder Nederlandsche controle stond, zonder mo gelijkheid van Belgischen invloed. Tevens bevatte het verdrag de bepaling, dat Bel gië op geen andere plaats kunstwerken mocht aanleggen om water uit de Maas af te tappen. De Nederlandsche ingenieurs hebben er zeer veel waarde aangehecht, controle te kunnen uitoefenen op elke wateraftap- ping uit de Maas voor de Belgische kana len. Daarom hebben de Nederlandsche onderhandelaren ook met klem aange drongen op de totstandkoming van de ten slotte aanvaarde eenige prise d'eau op Nederlandsch gebied onder Nederlandsche controle. Uit een authentiek protocol van 19 Februari 1853 blijkt, van hoe groote politieke beteekenis de Belgische regee ring deze zaak achtte. Thans beweert men van Belgische zijde, dat de Belgische on derhandelaren nooit de politieke beteeke nis van de onbewust door hen ondertee- kende overeenkomst hebben begrepen en dat er van het bewust aanvaarden van Nederlandsche controle nooit sprake is geweest. De Nederlandsqhe minister van Buiten- landsche Zaken, onder wien het verdrag in 1863 tot stand kwam, jhr. Van der Maesen de Sombreff, heeft in het parle ment verklaard, dat men van de verkre gen rechten geen misbruik zou maken. Van Belgische zijde oppert men nu de be wering, dat de Nederlandsche interpre tatie misbruikt zou zijn. Spr. ontkent dat beslist. Art. 5 geeft Nederland het recht, be paalde hoeveelheden water af te tappen voor de Nederlandsche kanalen, maar daartegenover staat, dat Nederland aan België een bepaalde hoeveelheid water moet afstaan, welke hoeveelheid door België gecontroleerd kan worden. Volgens de Belgen zou het Nederland sche controlerecht drukken ook op den kanalen aanleg voor het geheele Schelde- basin. Daarom wil pl. eens nader onder zoeken, voor welk gebied het verdrag precies van toepassing is. Volgens de Belgen zou het verdrag, voor zoover het de Maas zelf betreft, gel den voor den sector tusschen Maastricht en Venlo, en zou Nederland niet het recht hebben op eigen grondgebied uit dit ge deelte van de Maas water af te tappen voor het Julianakanaal. Tegenover de Belgische verplichting, om geen kunst werken te construeeren voor het onttrek ken van water aan' de Maas, staat de Ne derlandsche verplichting, ervoor te zór gen, dat de Belgische kanalen voldoende water hebben. Zij krijgen dat door de voedingsgeul bij Maastricht. Het verdrag bevat geen enkele bepaling om Neder land te verbieden op eigen grondgebied verder stroomafwaarts water van de Maas te gebruiken voor een kanaal als het Julianakanaal. Een dergelijke bepaling zou trouwens geen zin hebben. In dit verband herinnert pleiter aan een reeds in 1863 bestaande prise d'eau op Belgisch gebied ten zuiden van Maas tricht, n.l. bij Monsin voor de voeding vgn het kanaal LuikMaastricht. Van Ne derlandsche zijde heeft men daartegen geen bezwaar gemaakt, omdat het in dit j kanaal geleide Maaswater toch weer bij Maastricht in de Maas terecht komt. Van Belgische zijde beweert men, dat het verdrag van 1863 betrekking heeft op de kanalen in het Maasdal. Dat kan ech ter al daarom niet juist zijn, omdat uit het verdrag zelf blijkt, dat het ook betrek king heeft op het Kempenkanaal, dat in elk geval niet in het Maasdal ligt, zooals art. 1 van het verdrag aangeeft, in den Franschen tekst met het woord „en aval", in de Engelsche vertaling met het woord „downstream". Nederland maakt het België niet onmo gelijk een kanaal te voeden tusschen de Maas en de Schelde, maar het eischt, dat dit geschiedt met het water uit de Maas, dat het verkrijgt door de eenige overeen gekomen prise d'eau bij Maastricht. Ne derland maakt er bezwaar tegen, dat Bel gië, buiten elke Nederlandsche controle om, het water van de Maas in de Schelde gaat werpen, ten koste van de Nederland sche belangen en in strijd met het ver drag. Pleiter betoogt voorts, dat het Albert- BINNENLAND De Luchtverdediging Voor het behoud onzer zelfstandigheid. Sinds haar oprichting, in October 1934, heeft de Vereenlging voor Nationale Vei ligheid, door het geven van deskundige voorlichting op vergaderingen, overeen komstig haar doelstelling er naar gestreefd om den geest tot weerbaarheid van het Ne derlandsche volk te vergrooten. Naast deze wijze van propaganda heeft het bestuur, op aandrang van verschillende afdeelingen der vereeniging en ook op verzoek van andere zijde, besloten door het Instellen van een fonds, landgenooten op te wekken tot het brengen van vrijwillige offers ter verhoo ging van de nationale veiligheid. Op de jaarvergadering van de Vereeniging voor Nationale Veiligheid, gehouden op 28 No vember 1936, heeft de inspecteur van de militaire luchtvaart, luitenant-generaal M. Raaymaakers, medegedeeld, dat de minis ter-president, dr. H. Colijn, zijn instemming voor de stichting van een dergelijk fonds betuigd had. Dit alles werd in een persconferentie, welke dezer dagen gehouden werd, door prof. dr. J. E. de Quay in herinnering ge bracht. Hij voegde aan deze mededeelin- gen een uiteenzetting toe met betrekking tot het doel van bedoeld fonds, dat den naam van luchtverdediging s- fonds heeft. Wat het luchtverdedigingsfonds beoogt. Het luchtverdedigingsfonds heeft aller eerst ten doel om personen die zelf niet over de noodige middelen beschikken, fi- nancieelen steun te verleenen, zoodat zij op nader vast te stellen voorwaarden hun vliegbrevet kunnen behalen. De vereeniging voor nationale veiligheid stelt zich op het standpunt, dat de natio nale veiligheid een vraagstuk is van de eer ste orde, waarvoor elke vaderlander be langstelling dient te hebben en dat instand houding en versterking dier veiligheid zaak van alle burgers is. Haar doel is echter niet, om in de plaats te treden van de door de overheid te ver zorgen opleiding van militaire vliegers. Men wil slechts een zoo groot mogelijk aantal reserv e-v 1 i e g e r s opleiden, daar in verband met de ontwikkeling van het lucht- wapen in geval van nood vele reserve krachten aanwezig zpllen moeten zijn. Zoo zal dus een ondergrond moeten wor den gelegd, opdat bij mobilisatie in zoo kort mogelijken tijd gereede militaire vlie gers kunnen gevormd worden. Door deze voor-opleiding zal men tevens een zeker selectie naar de geschiktheid voor het beroep verkrijgen. De uitvoering zal waarschijnlijk door de Nationale Lucht- vaartschool worden verzorgd; zij zal. ge schieden in overleg met militaire autoritei ten, opdat zoo hoog mogelijk nuttig effect kan worden bereikt. De inzameling. Thans gaat de Vereeniging voor Natio nale Veiligheid over tot de geld-inzameling. kanaal tevens gevoed wordt met Maaswa ter, dat via de Zuid-Willemsvaart en het Kempensch kanaal door het verbindings kanaal, dat aansluiting geeft op het Al- bertkanaal in het kanaal van Hasselt stroomt. Laatstgenoemd kanaal krijgt door zijn lage ligging bij het schutten ook telkens water uit de Zuid-Willemsvaart, dat bij Maastricht aan de Maas onttrok ken wordt. Te ongeveer 6 uur werd de zitting ver daagd tot hedenmorgen 10.30 uur. De president, prof. Guerrero deelde den Nederlandschen vertegenwoordiger prof. mr. Telders mede, dat de door dezen ge vraagde toestemming om voor de leden van het hof een in de zaal opgesteld model van' een sluis te demonstreeren, was verleend. De demonstratie werd toegestaan in de openbare zitting, wanneer de Nederland sche vertegen woordiger meende haar het best in zijn pleidooi te kunnen inlasschen. Prof. mr. Telders, zijn betoog voortzet tend, noemde drie mam eren waarop water verloren kan gaan. Door verdamping. Deze is afhankelijk van de vochtigheidsgraad van de lucht en van de temperatuur In de prac- tijk heeft dat in ons land niet veel te be- teekenen. Belangrijker is reeds het water- verlies door infiltratie Het water, dat door wanden en bodem van het kanaal in den grond dringt gaat nutteloos verloren, maar ook deze hoeveelheid speelt geen belang rijke rol. Van beteekenis is de hoeveelheid water, die verloren gaat door het gebruik van sluizen. Met het in de zaal geplaatste verkleinde model van de sluis bij Neerhaeren demon streert prof. Telders ae werking van de sluis. In stilte ziet het hof toe hoe de sluiskolk zich met water vult en hoe een klein model van een schip de kolk in- vaart, waarna een deel van het water weei uit de kolk stroomt om het scheepje de uitvaart mogelijk te maken. Gedurende eenigen tijd hoort men in de groote zaal slechts het klateren van het stroomende water in het verkleinde sluismodel. De rechter Manley Hudson (Amerika) stelt de vraag, of de langere panden van het Kempensche kanaai ook water uit de hoogere panden krijgen door de sluizen als deze niet op normaie wijze functior.ee- ren en behoeve van de scheepvaart. Prolf. Telders zegt. dat het antwoord i hierop uit zijn verder betoog zal blijken, j Hij wijst er o.m. op, dat wanneer men beide deuren van een sluis openzet, in het j kanaal een soort stroomversnelling ont- j staat, waardoor het hoogstgelegen pand J dreigt leeg te loopen. Elke Nederlander, die belangstelling heeft voor onze weermacht en die de noodzakelijkheid van een goed ge outilleerd verdedigings-apparaat inziet, kan door een vrijwillig offer hiervan blijk geven. Hij kan door zijn steun het fundament van de in oorlogstijd benoo- digde militaire luchtvaart helpen ver- breeden. Hij bouwt mede aan de bree- de onderlaag van een burger-reserve, welke het vaderland in oogenblik van gevaar zoo noode zal behoeven. De geldinzameling zal worden ingezet met een beroep op alle landgenooten. Bin nen enkele dagen zullen 40.000 circulaires worden verspreid. Het blijft echter een be perkte en vrij toevallig gekozen groep, wel ke men langs dezen weg kan benaderen. De vereeniging vertrouwt er op, dat na rustige en ernstige overwegingen, vele landgenooten hun nationale plicht zullen verstaan en door een bijdrage zullen toonen een extra offer te willen brengen, als het er om gaat, om in dezen verdwaasden tijd op te komen voor het behoud van onze schoonste nationale goederen, voor het be houd van onze zelfstandigheid. PRINSELIJK PAAR BIJ DEN RAAD VAN STATE. H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard hebben gistermiddag de wekelijksche vergaefcring van den Raad van State bijgewoond. DE LAGE MELKPRIJS. Bespreking In den Bond van Melkvee houders. Onder voorzitterschap van den heer A. N. Vaandrager is gisteren in het Verkoop- lokaal te Rotterdam een druk bezochte ver gadering gehouden van den Bond van melkveehouders, ter bespreking van den lagen melkprijs. De voorzitter deelde mee, dat hij de vergadering maar korten tijd zal kunnen leiden, aangezien hij een conferen tie heeft met den minister van landbouw. Deze conferentie is noodig, omdat men met de consumptiemelk-regeling hoe langer hoe verder in het moeras is geraakt. De rege ling, welke is opgezet ter steuning van de veeteelt, ontaardt meer en meer in een bevoordeeling van den handel, welke bo vendien nog een monopolistisch karakter heeft gekregen. De heer Uyttenbogaard zeide, dat de melkprijsverlaging gekomen is als een don derslag bij helderen hemel. Heeft de mi nister de consequenties van dezen maat regel wel begrepen? Maar regeeren is toch vooruit zien. Indien het bestuur er niet in slaagt op de audiëntie den miAister tot een ander standpunt te bewegen, dan houdt de kring Leiden zich het recht voor zelfstan dig met den handel te gaan onderhandelen. De voorzitter verliet daarop de vergade ring; de verdere leiding werd opgedragen aan den heer G. J. v. d. Stoel. Deze voorzitter herinnerde er aan, dat wat er gebeurd is als ontoelaatbaar moet worden beschouwd. Spreker hoopte, dat de melkveehouders zullen toonen ruggegraat te hebben en eensgezind mee zullen wer ken aan de ingrijpende besluiten, welke deze vergadering mogelijk zal nemen. Er ontwikkelde zich vervolgens een hef tige, langdurige discussie, aan het einde waarvan een van de aanwezigen voorstelde te loten en, wien het lot treft, neemt op zich, den eersten den besten ambtenaar, die op zijn erf komt, de hersens in te slaan! De voorzitter merkte op, dat hem dit wel een heel onjuist advies leek. Na nog eenige gedachtenwisseling las de voorzitter het adres voor, dat het hoofd bestuur aan den minister heeft gezonden en waarin er met klem op wordt aange drongen, de prijsverlaging te niet te doen. Indien geen bevredigend resultaat wordt bereikt, dan dienen er nog deze week overal afdeelingsvergaderingen te worden belegd, waarop zal worden voorgesteld, de contracten bij de crisis-zuivel-centrale en- bloc te gaan inleveren. Deze besluiten kun nen dan op een Dinsdag te houden vergade ring van den Bond van melkveehouders worden bekrachtigd, waarna men gezamen lijk naar Den Haag zal gaan, om de con tracten op demonstratieve wijze in te leve ren. Aldus werd met algemeene stemmen besloten. De vergadering werd hierop gesloten. RIJKSWEG 's-GRAVENHAGE—ROTTERDAM. Uitslag aanbesteding Door den Rijkswaterstaat is heden aanbe steed het aanbrengen van de asphaltver- harding en van de verharding van klinker keien op een fundeering van steenstuk'ken op den rijksweg No. 13 ('s-Gravenhage Rotterdam), gedeelte beoosten Delft in de gemeenten Rijswijk, Delft cn Pijnacker, met bijkomende werken. Laagste inschrijfster is de N.V. v.h. fir ma J. Heijmans te 's-Hertogenbosch, voor 364.400. HET GAAT GOED BIJ DE P.T.T. Gunstige resultaten over de eerste drie maanden van dit jaar. De opbrengst bij het P.T.T.-bedrijf, om vattende de posterijen, telegrafie, telefonie en postchèque- en girodienst, bedroeg de eerste drie maanden van dit jaar 17.704.932. Dit is ƒ881.300 meer dan over de eerste -drie maanden van 1936 en ƒ1.591.832 meer dan de begrooting. GOUDVOORRAAD NED. BANK. Blijkens den jongsten veekstaat is de goudvoorraad van dé Nederlandsche Bank in de afgeloopen berichtperiode toegeno men met vijftig millioen. DE BONDSDAG DER K.J.M.V. IN HET BISDOM HAARLEM. Zondag 9 Mei a.s. gaat de Katholieke Jonge Middenstandsvereeniging in het Bis dom Haarlem haar bondsdag vieren. Dan roept het bondsbestuur de middenstands- jeugd op, om in zoo groot mogelijke getale naar Haarlem te komen om dien dag tot een grooten dag te maken. Dan verwacht het bondsbestuur een overvol kerkgebouw en een stampvolle concertzaal. Want alleen een flinke opkomst kan en zal het succes van dien dag verzekeren. Wat is de bedoeling van dezen bondsdag? Niet louter vlagvertoon, al kan dat ook groote waarde hebben. Niet alleen aan de leden een aangenamen en genotvollen dag te bezorgen, ofschoon ook dit niet in onze katholieke Jeugdbeweging mag worden verwaarloosd. Neen, de bondsdag bedoelt meer en dit geheel overeenkomstig het doel van onze Jeugdbeweging: de gods dienstige, zedelijke, sociale en cultureels vorming van haar leden. Door den bondsdag wil de K.J.M.V. haar leden samen brengen, niet alleen om ban den van vriendschap te leggen, doch veel meer om ieder lid er des te dieper van te kunnen doordringen, dat hij in den strijd om zijn vorming niet alleen en krachteloos staat, doch dat hij met vele andere, met hetzelfde ideaal bezielde jonge kerels, dien strijd zal hebben aan te binden. De bondsdag moet zijn als een wapen schouw, welke de leden er van moet over tuigen, dat zij als een „acces ordinata", als een leger in slagorde, aangevoerd door en volgens het plan van de hoogste legerlei ding ten strijde moeten trekken. Zij moe ten er van doordrongen worden, en met hen de geheele middenstandsjeugd, dat zij, in dien zij alleen ten velde trekken, tot onder gang zijn gedoemd. Want de vijanden zijn niet alleen listig, maar even grof als bruut, en stormen massaal op ons af. Hier baat geen persoonlijke strijd, hier wordt georga niseerd optreden geëischt, hier maakt alleen de eendracht macht. Van de noodzakelijkheid van die een dracht wil de bondsdag de katholieke jon- gemiddenstanders overtuigen; meer nog, wil hem tevens de kracht van die zoo nood zakelijke éénheid doen gevoelen. Daarom dan ook ligt het succes van den bondsdag in een zoo groot mogelijke op komst; dan eerst kunnen alle deelnemers niet slechts den indruk, maar de hechte overtuiging met zich meedragen: wij staan niet alleen, wy vechten gezamenlijk, om ons te vormen tot mannen van karakter, tot mannen van de daad. Hiermede zal de bondsdag het zijne heb ben bijgedragen aan de zoo noodzakelijke sociale vorming van onze katholieke jonge ren. Maar daarnaast wil men tegelijkertijd bouwen aan hunne godsdienstige, zedelijke en cultureele vorming. Als katholieke jeugdbeweging zal de K. J.M.V. tegenover de georganiseerde gods diensthaat, die zich van alle kanten óp- dringt, een gemeenschappelijke daad van Godsvereering stellen. Daartoe zal zij 's morgens al haar leden verzamelen rond het altaar om gezamenlijk het H. Misoffer aan God op te dragen. Deze gemeenschaps daad bij uitstek zal ook de gemeenschaps gedachte duidelijker en meer tastbaar ma ken. 's Middags zullen in de Concertzaal te Haarlem door het bezielend woord van Rec tor H. Drost, de leden worden aangezet tot den positieven strijd voor God, tegen iedere godsdienstige en zedelijke vervlakking. Maar tevens zal zij trachten een cultuur daad te stellen, welke voor de cultureele vorming van haar leden van groote waardo kan zijn. Zij zal dit doen in het kader van de Vondel-herdenking, om daarmede tevens te eeren een van de grootste bouwers van de Nederlandsche cultuur. Door eigen leden zullen enkele fragmenten uit Vondel's „Samson" worden voorgedragen. En tenslotte wil zij haar leden toonen hoe zij op cultureel verantwoorde wijze de zoo noodzakelijke ontspanning in het ver- eenigingsleven kan verzorgen. De regie be rust in handen van Anton Sweers. Dit alles nu geschiedt met de hooge waar deering van onzen bisschop, Z. H. Exc. Mgr. J P. Huibers, welke waardeering Hij gaar ne heeft willen toonen, door den bondsdag met zijn tegenwoordigheid te vereeren. On getwijfeld zal Mgr. die aanwezigheid onder katholieke jongeren benutten om hen aan te sporen zich in het verbond van de Jeugd- standsorganisatie achter hen te scharen in den strijd voor God, Kerk en Vaderland. Zoo zal het slagen van dezen bondsdag bijdragen tot het doel der Katholieke Jeugdbeweging: de wereld heroveren voor Christus. W. DYSSELBLOEM, Bondsvoorzitter. DE AANKLACHT VAN MR. VAN VESSEM TEGEN DEN VOORZITTER TAN DE EERSTE KAMER. Geen srvolging ingesteld. In zake de klacht wegens beleediging, in gesteld door het Eerste Kamerlid mr. A. J. van Vessem tegen den voorzitter der Eer ste Kamer mr. W. L. Baron de Vos van Steenwijk, kan, naar wij vernemen, door den Officier van Justitie te 's-Gravenhage geen vervolging worden ingesteld (zooals te voorzien was!)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 6