WOENSDAG 5 MEI 1937 DE LEIDSCHE COURANT flERDE BLAD - PAG. 12 CORRESPONDENTIE. Jan Heemskerk, Leiden. De ver jaardag van Leo is genoteerd. Nu behoeft ie het volgend jaar niet meer opgegeven te worden. Zoo zit dat ventje nu in de eer ste klas. Goed rekenen is hoofdzaak! Lezen komt van zelf; dat is oefening. Dag Jan! Groeten aan vader moeder en Leo! Bep van Egmond. Alphen. De raadsels worden geplaatst. Nog even ge duld! Schrijf later nog eens een langen brief en blijf ons Hoekje trouw volgen. Daar staat altijd iets in om te leer en en te ont houden. Dag Bep! Spoor je vriendinnetjes, die onze krant lezen, ook aan eens een briefje te schrijven en met ons mee te doen. Zul je? Het antwoord op het hartelijk schrijven van deze week volgt nog! Jouw brief was zes cent post waard. Wim Prins, Leiden. Zoo Wim! Nu weet ik het! En nu kan ik me ook voor stellen, dat het een reuze aardige dag is geweest, toen jullie met kapelaan Lansber gen en den koster naar de trein stapten tot Rotterdam en toen het uitstapje verder uit strekte tot Waalhaven! Jammer, dat je zoo'n kiekje voor de „Reiger" me niet kon toesturen, dan had ik meteen het heele groepje van mijn vriendjes bij elkaar. En toen naar den Haag en Scheveningen en naar circus Hagebeck! Nou maar, zoo'n dagje zou me ook lijken en ik wed, dat de heele klasse erbij wou geweest zijn, toen op „Klein Zwitserland" dat partijtje ge speeld werd. Dag Wim! Groet vader, moe der, zus en broertjes van me en voor jou de hand apart voor dat mooie briefje. Frans Bekkers, Leiden. Ik heb de raadsels ontvangen. De bedoeling is toch zeker om ze te plaatsen, is wel? Ik kon nergens een briefje vinden, waar zoo 't een en ander nader is uitgewerkt. Zeker ver geten! Dag Franske! Veel groeten thuis! Ook aan Tante! Jansje Smocrenburg, Lan ge r a a r. Zou jij graag zien, dat het versje in ons krantje opgenomen werd? Dat ge loof ik wel en ik zou je dat plezier ook heel graag doen maar let op! maar dan moest dat versje een versje zijn door Jansje zelf verzonnen. En dat is nu het geval niet! Dag Jansje! Laat mij in een mooi briefje eens hooren, hoe het gaat, in welke klas je bent en wat je zoo al den heelen Zondag doet? Veel groeten aan je ouders! Wie had het laatste regeltje ge schreven? Zus en Gerard Bakker, R'Veen. Zeker mogen jullie namen in de verjaarlijst worden opgenomen! Jullie bent immers op school, is wel! Die lijst is alleen en uitslui tend voor schoolgaande kinderen van alle lezers van ons blad. Wie van jullie tweeën gaat mij nu eens een langen brief schrij ven! Dag vriendjes! De groeten aan je ouders! AnsvanDiest, Sassenheim. Laat ik eerst een hartelijk welkom toeroepen aan „Cor"! Jonge-nog-toe, die rustkuur heeft je goed gedaan. Mij dunkt, ik zie je al voor me; blozend en wel en vol goeden moed om weer school te gaan en om ons het een en ander te vertellen van de vele avontuurtjes, die je den laatsten tijd in het sanatorium beleafde. Proficiat Cor met je herstel! Ja Ans, je hebt gelijk! Zou men hem niet.Maar in twee jaar tijd en op dien leeftijd groeit men uit alles! Enfin! het leed is geleden. En nu zul je ook geen huis houdstertje meer behoeven te spelen. Ja, ik heb vaker die velden gezien! Het blijft voor mij altijd even mooi! Geen wonder, dat ze van heinde en ver komen opdagen om die pracht te zien en te bewonderen. Dank voor vele bijdragen. Ook Piet! De verjaardag is genoteerd. Dag Ans! Veel groeten aan moe, Sisca, Piet en voor u allen de hand. Hierbij zullen we het laten. De volgende week gaan we door. Wie schrijft een brief. Een antwoord volgt. Oom WIM. IN DE MEI door Oom Wim. Al hooger stijgt de zonne boven d'Oosterkimme op En straalt in vollen glans en lacht de aarde tegen. En wekt 't voog'lenkoor, dat jub'lend Begroet den dag en dankt voor 's Heeren zegen. Het nijv're bijtje speurt en zoekt de voorraadschuren op, Waar honing en waar was te vinden is bij hoopen, En zuigt het zoete vocht, uit kleur'ge kelken op, Van geur'ge bloemen, wenkend met deuren open. Het kikkerdom in sloot en gracht, dat zweeg reeds maanden lang, En weggedoken en gevlucht was voor de koude, Herleefde uit den slaap bij d' eerste zonnestraal En dankt nu, daar 't leven bleef behouden. Ik zie den eiber weer, die ons verliet in wintertijd, En toog naar landen heen, waar overvloed van eten Hij vond en waar de tafel stond gedekt als nu Bij ons; hoe zou hij dat toch alles weten? En zie de bonte wei daar nu met grazend, dartiend vee 't Lijkt 'n sprookje, één taf'reel van wond're majesteit, En zoo is de natuur, waar 't oog ook blikken moog', Eén loflied op den Heer, in valle heerlijkheid. HEMELVAARTSDAG door Anton Roels. Ze staarden met betraande oogen Naar waar hun Meester in een wolk verdween, En 't was of in hun arme zielen Het blijde lentezonlicht droever scheen. Ze zagen Jezus in een hellen goudglans, Omgeven door een jub'lend eng'lenkoor, En zij, de twaalf gewone visschers, Zij waren er ineens betooverd door. Maar toen hun Meester was verdwenen, Toen kenden zij hun diepen armoe pas, En zij herdachten droef de oogenblikken, Toen Jezus nog bij hén, Zijn schapen, was. Maar wij, wij zingen op dit hoogtij, Daar Jezus ons de hemelpoort ontsloot; Voorwaar Hij toonde zich als nooit tevoren: De machtig' Overwinnaar van den dood! Toont uw dankbaarheid! door Diederik. De Zondag die gaat komen, Is Moeder toegewijd; En op dien dag wordt Moeder. Geprezen als om strijd. Op Moederdag gedenken Wij Moeder, zoo vol deugd; Het is de plicht van ieder, Schenkt daarom Moeder vreugd'. Voor al haar lieve zorgen, Haar werken dag en nacht; Door velen wordt dan zeker, Aan Moeder dank gebracht. Want dankbaar zijn wij allen. Een Moeder, alles waard; Voor al haar sloven, zorgen, Haar'leven hier op aard'! Men drage op dien dag dan Voor haar veel bloemen aan, Als blijk van onze liefde, Voor wat zij heeft gedaan. De Moederdaghij worde Voor haar een blijden dag; Dan klinkt als dank U tegen, Gewis haar gullen lach!! NIEUWE RAADSELS Ingestuurd door Nellie v. d. Hoorn. A. Meisjesnamen: 1. In alle hoeken werd gezocht, maar men vond het niet. 2. We hadden veel jool, toen we thuis kwamen. 3. Hoeveel is veertig min acht? 4. Thans heeft er een groote wedstrijd plaats. B. Jongensnamen: 5. Ja, appelen lus ik wel, maar peren niet. 6. We hebben een nieuwe kanarie ge had. 7. Onze hen kakelt van geweld. C. Steden: 8. Onze Koos is negen jaar. 9. Ik kom uit Hoorn. 10. Eendjes zwemmen in de beek en sna teren van je welste. D. Huisdieren: 10. Wat voor kattenkwaad halen jullie nu weer uit? 11. Een vink at uit de hand. 12. Trek de wol flink uit elkaar. U vraagt? De BengeL Wat heb je Jantje? Ach moeder, vanmorgen Is mij wat onaangenaams ter oore gekomen. 1. Hoeveel menschen wonen wel in Amerika? 2. Hoeveel katholieken zijn daar onder? 3. Werken veel menschen in de Lim- burgsche mijnen? 4. Wat zijn alligators? 5. Wat is een muskettier? 6. Wat beteekent „fiat"? Wij antwoorden. 1. Amerika heeft 125 millioen inwoners. 2. Hieronder zijn 20 1/2 millioen katho lieken. 3. Op 1 Jan. '37 werkten er bovengronds 10541; ondergronds 19033, dus bij de 30 dui zend samen. 4. Wel, dat zijn krokodillen of kaaiman nen (niet kaailieden pas op!) 5. Dat is een gewoon soldaat afd. grena diers. 0. Fiat is lattf-n; bet het geschiede; het worde toegestaan; ook gunstige beschikking; vergunning; toestemming. De oplossingen niet insturen, deze geven wij de volgende week zelf. Oor.. Wim. DE OPLOSSINGEN van de raadsels van verleden week, opgegeven door Cor Otto, waren: 1. de haan; 2. de bril; 3. de oo; 4. herber gen; 5. de S; 6. horizon; 7. zijns gelijke. WIE ZIJN jarig Van 7 Mei tot en met 13 Mei. 7 Mei Clara Angevaare, Zevenhoven 104. 7 Mei Leni en Truusje Nieuwveen, Hee- renstr. 104. 8 Mei Beppie Veeren, Breestr. 108a. 8 Mei Catharina Lek, de Groote Brug, Langeraar. 8 Mei Sjaantje de Haas, Piekéstr. 50, Noordwijkerhout B. 8 Mei Nellie Broers, Mirakelsteeg 8. 9 Mei Gretha van Vegten, Alexanderstr. 66a. 9 Mei Cornelis Belt, StadhJaan 18a. 9 Mei Karei de Koning, Oegstgeest 12. j 9 Mei Dik v. d. Top, Heerensingel 2a. 10 Mei Annie Kluivers .SchoolstT. 8. J 10 Mei Wim de Gunst, Lusthofl. 25. j 10 Mei Jacob de Jeu A 10, Oudewetering, i 10 Mei Henk van Kampen, Gravend.weg 7, Voorhout. 11 Mei Keesje Tuynman, Seringenstr.65a. 11 Mei Beb Dévilé, Louise de Colignystr. 4. 11 Mei Jan v. d. Meer, Kerkstr. 67. 11 Mei Theo van Reizen, Heerenstr. 1. 11 Mei Anna Rodewïjk, Langeweg B 523, R'Veen. 12 Mei Jan Krol, Breestr. 149. 12 Mei Alie van Velzen, Kort Galgew. 19. 12 Mei Theo van Straalen, Langeraar, 12 Mei Elisabeth v. d. Meer, 3e Poellaan 11. 12 Mei Tiny Griffioen, Mauritsstr. 24. 12 Mei Jantje de Jong, Kerkweg D 5, Reeuwijk. 13 Mei Marie v. Tol, 4de Binnevestgr. 31. 13 Mei Jan van Steijn, Pioenstr. 16. 13 Mei Nico Warmerdam, Loosterweg, Voorhout. 13 Mei Nellie v. d. Meer, Oude Wetering A 4. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam van schoolgaande kinderen in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen voor den verjaardag, zoo ook wie bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd worden. Oom WIM. Helden der zee door Anton Roels. De zee is woest, er is een schip in nood Als wilde reuzen zijn dit witte golven. Ze dragen met zich mee den triesten dood. Daar aan de horizon is 't graf gedolven, Een vrouw en kind'ren wachten op het strand En turen angstig langs de wilde golven Maar er zijn flinke kerels in het land, Ze trekken zonder vrees de golven tegen, En kiezen zee met kloeke, vaste hand. Ze zijn voor 't menschdom een enorme zegen, Want steeds is nog in de behulpzaamheid Het grootste sieraad van een „man" gelegen. Ze voeren vaak een woesten levensstrijd Met al die golven en die sterke winden En dat vraagt zonder zweem grootmoedigheid. Maar als ze dan hun medemenschen (vinden, Dóórnat, verkleumd, een prooi der groote zee, Dan leiden zij hen weer naar hun beminden. En met hun schip gaat groote glorie mee, Laat Nederland hun heldenmoed beseffen En richten wij tot God een lankb're bêe! Beelden uit mijn kinderjaren door Tini. De vaart van de trein verminderde. Langzaam en langzamer gleed het mooie landschap aan weerszijden van de spoor lijn voorbij en eindelijk, na schril knar sende geluiden stond het ijzeren gevaar te puffend aan een klein, maar lief gele gen stationnetje stil. Haastig opende ik het portier en met een tamelijk flink sprongetje, waarbij ik op een aangeboden arm van den goedig- uitzienden conducteur steunde, kwam ik op het smalle perron terecht. Na een vriendelijke groet aan den con ducteur, welke beantwoord werd door een kort knikje, keerde ik mijn rug naar de trein en stapte met snelle pasjes over het knarsende grint, waarmee het perron be dekt was. „Zo jongejuffrouw, is de vacantie weer voorbij?" Ik schrok heel even van die zware, maar toch niet onvriendelijke stem van den „kaartjesman", die plotseling uit zyn huisje kwam gelopen. „Ja mijnheer. Fijn geweest! Astu- blieft" en ik overhandigde hem mijn spoorkaartje. „En helemaal alleen met 't spoor geko men?" „Ja mijnheer! Maar ik word ook al groot!" gaf ik hem een beetje trots ten antwoord. De „kaartjesman" knikte nadenkend, terwijl hij me glimlachend van kop tot teen bekeek. „Dag mijnheer!" „Dag jongejuffrouw. Leer maar goed hoor!" We waren goeie maatjes: die goeie oude „kaartjesman" en ik. Altijd, wan neer ik van het stationnetje afkwam, kon ik zeker zijn, dat mijn dikwijls herhaalde intrede in het lieve dorpje begon, met een korte woordenwisseling tussen hem en mij. Gewapend met mijn kleine handkoffer tje. vervolgde ik mijn weg. Aan de ene kant, achter hoge bomen met rijke blader- groei, lagen aardige villa's door tuintjes omgeven. Aan de andere kant lag een mooi groen weiland, waarop wit en zwart gevlekte koeien graasden. Daarachter was dicht groen van boombladeren en struik gewas en daartussen stak de spitse toren uit van het zo vertrouwelijke Engelmun- dus-kerkje. Daarnaast het vierkante Zus tershuis. dat me in de stralende zon scheen toe te lachen. Eensklaps begon het klokje van haar lief klein torentje zilverig te kleppen. De in de zon schitterende wijzers van de kerktoren wezen op zes uur. 't Was dus 't Angelusklokje! Stil groette ik Maria in het klein, mij liefgeworden dorpje! In de jungle door Martien van Well. Wanneer de zon in het verre Oosten op komt, dan ontwaken de dieren in de jungle die niet aan de nachtelijke rooftochten deelnemen. Prachtige vogels vliegen door de lucht. Apen krijsen, leeuwen brullen, olifanten trompetten. Dan ontwaakt ook de slang, die de schrik der wLdernis genoemd mag worden, wegens haar onverwachte, geluidlooze aan vallen. Doch tegen den oerang-oetang kan ze niet op. Want dat dier beschikt over zooveel spierkracht, dat hij de kwellingen van de grootste slangen weerstaat. Als de oerang-oetang een slang op z' npad aan treft, reken dan maar, dat de slang het af legt. Want de oerang-oetang pakt haar dan beet en knijpt haar tusschen z'n vingers fijn. Een andere „schrik der Wildernis" is de tyger. Maar hij is ook laf, omdat hij altijd z'n prooi onverwachts bespringt en zich nooit in openlijken strijd durft te wagen. De olifant overigens is een goedmoedig dier. Alleen, als men hem sart, dan kan men hem niet meer houden. Alles wat hij op z'n weg tegenkomt slaat hij dan kort en klein. Merkwaardig is ook bij die dieren, dat zij allemaal op één plaats ster ven, dus een zoogenaamd algemeen kerk hof hebben. Deze kerkhoven zijn zeer moeilijk door menschen te vinden. En als mij er één vindt, dan is men schatrijk door al het ivoor, dat daar natuurlijk in hoopen ligt. Tusschen twee haakjes; ik zei daarnet van kerkhoven, omdat er in Britsch-Indië ook olifanten zijn, die daar ook een kerk hof hebben. Want ze kunnen moeilijk de Indische Oceaan overloopen! In de wildernis hebben we ook gewel dige stortbuien, waarvan iedere leek geen besef kan krijgen. Stel je voor, dat je een bak met water hebt en die je dan ineeens omkeert. Je krijgt dan een waar gordijn water. Nu, in de wildernis, is het in het groot en wel tien keer zoo erg. Ze du ren, die buien, wel een uur of twee, drie. De jungle is vol met gevaren, doch wie er in geweest is, bijvoorbeeld: op expedi tie, dan zal hij, wanneer hij in de be schaafde wereld is teruggekeerd, weer te rugwillen, al zou hij al vaak op het kantje van den dood geweest zijn. De jungle heeft iets aantrekkelijks aan Tafereelen uit 't plantersleven in Suriname. Naverteld door Irma Schöpping. III. Heinrich wilde weggaan toen Ginga hem tegenhield en vroeg, of zij, de binnenzijde van zijn hand mocht zien. Ze bekeek alle lijnen nauwkeurig. „Alle zijn goed", sprak ze, veel liefde voor arme menschen." Gij niets te vreezen van zwarte.... Zwarten goed voor jongen massa.... Blanke man slechte gedachtGij op uw hoede zijnvoor blanke man. „Nou wel bedankt voor de waarschu wing. Goeden nacht Herkules. Goede be terschap". Heinrich ging daarna terug naar 't huis van zijn oom. Plotseling hoorde hij 'n pijl door de lucht gonzen, en deze vloog in een der stammen van de palmboomen. Hij zag echter niets, maar tusschen de struiken hoorde hij iets ritselen en hij hoorde dat iemand vlug wegsloop. Hij mompelde in z'n eigen: „Ginga heeft gelijk, dat ik op m'n hoede moet zijn! Hij trok de pijl uit den boomstam en verwondde er den eer ste beste hondc mee. Na enkele seconden viel het dier dood neer. „Gelukkig dat ik er goed afgekomen ben" zei hij in zichzelf. Hij groef een kuil en bedekte alles met aarde. Heinrich maakte dat hij naar binnen kwam. Zijn oom was nog niet gaan slapen en hij be rispte. hem, omdat hij zoo laat kwam. Heinrich maakte z'n verontschuldiging en na eenige minuten waren ze in gesprek ken over 't vaderland verdiept. Nadat zij zoo een paar uur dor gepraat hadden gin gen ze ter ruste. 's Morgens vroeg klopte de heer v. Straten aan de deur van z'n neef, die vlug opstond en zich aankleedde. Hij ging met oom door de plantage wandelen. Daar be merkte hij al negers die aan 't werk wa ren. Hij begroette allen met vriendelijke woorden, hoewel de planter hem toefluis terde, dat hij niet te vertrouwelijk met dat zwarte gebroed moest omgaan. Plotseling bemerkten zij Nicolaas, die zich tot zijn meester richtte met de vraag of dat jong heerschap voortaan 't beheer der plantage op zich ging nemen. Hoe zoo", vroeg de planter verwonderd. Nico laas vertelde wat er gisteravond gebeurd was. De planter vroeg aan z'n neef of dat de waarheid was. Deze antwoordde be vestigend. Doch hij vergat u mede te dee- len dat hij den armen Herkules zoo mis handelde, dat hij zeker aan de gevolgen zou zijn overleden. De opzichter beefde van woede toen hij dit hoorde en tegen den heer v. Straten zei: „Neef, zorg dat ge niet twist met mijn opzichter. Hij is een zeer goede hulp en ik vertrouw op hem. Ik mag u wel graag, doch zoek a.u.b. geen twist met Nicolaas".... „Ik ben u dankbaar voor uw waarschu wing oom, doch ik keer liever terug naar Duitschland dan hier te blijven en laag heden te bedrijven". De planter wilde, toen hij die woorden hoorde, z'n neef direct terugsturen naar Duitschland. Doch hij veranderde van ge voelen en zei: „Hé neefje, wat ben je heet gebakerd. Je zoudt nog de kans loopen dat je door je dwaasheid zou moeten ver trekken. Kom „Heinrich". Heinrich volg de den planter en vergat spoedig 't ge beurde. De planter bleef staan voor 'n groote loods, waaronder men tandraderen, cylinders, enz. zag. „Dat is nu de suikermachine neef', be gon v. Straten. „En die heb ik heelemaal uit Europa laten komen. De kosten zijn hoog en hebben 'n flink gat in m'n brand kast geslagen. En nu kan niemand dat ding in werking brengen". Heinrich bekeek alles nauwkeurig. Toen vroeg hij: „Beste oom. Wat geeft ge mij als ik binnen 14 dagen, met behulp van een dozijn slaven dat heele boeltje in werking breng?" De heer v. Straten keek ongeloovig. „Nu je zult de helft hebben van de winst". „Zoo veel heb ik niet noodig zei Heinrich. Als u mij maar Herkules geeft". „Ja, goed hoor, ik zal je zelfs een dozijn andere sla ven geven". Zoo ging Heinrich dan aan 't werk. Na veertien dagen kwam Hein rich zo'n oom roepen. Mijnheer van Straten ging mee en wat hü nooit gedacht had was waar. De ma chine was in werking. „Bravo", riep de planter uit, „dat hebt gij goed gedaan neef. Gij zult u in 't ver volg altijd met deze machine bezig hou den. Nu moogt gij heerschen. Opzichters en slaven zullen onder uw bevelen staan. Heinrich was overgelukkig en dacht, dat er nu wel verbetering zou komen in het lot der arme zwarten. (Wordt vervolgd). i, i i zich. De menschen, die daar een poosje gejaagd hebben, zullen in de beschaafde wereld heimwee krijgen naar de jungle. De jungle is vol m^t geheimen, die nu nog niet ontdekt zijn. Ieder ding wat zich in de jungle afspeelt is wel een paar blad zijden schrijvens waard. Wie dit woord niet verstaat, wil ik even zeggen, dat het Engelsch is en betee kent: „Indische wildernis in moerassige streken." Oom Wim.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12