WOENSDAG 28 APRIL 1937 DE LEIDSCHE COURANT CORRESPONDENTIE. Jo v. cL Kroft, Sassenheim. Welkom in ons kringetje! Dubbel welkom, die met zulke prachtvoorstellen komt, zooals gij. Stuur het verhaal eens in, dan kan ik eens zien of het waard is, of ge schikt is voor ons Hoekje. De leeftijd komt ei niets op aan, ook niet voor de corres pondentie. Ik zie ook verlangend uit naar „Het geheim van Agnes". Schrijf met inkt en aan één kant van het blad. En nu tot ziens! Voor jou de hand! Voor de familie mijn beste groeten! Jantje Smoorenburg, Lan ge r a a r Ja, Jantje, is dat versje wel van jou? Ik wil zeggen, heb je dat zelf verzonnen? Het komt mij voor, dat het heel netjes overgeschreven is. En dat is niet onze bedoeling. Ik wacht dus je ant woord af. Ik zal het bewaren. Dag Jantje Groet je ouders van me! Piet Groenewegen, Leiden. Zoo zie je alwaar, waar een rechthouder al niet geschikt voor is! Trouwens, dat ie voor kapstok kon gebruikt worden, had ik al lang begrepen. Wat zullen de men- schen gelachen hebben of misschien jouw vindingrijkheid bewonderd! Ja, de oplos sing van dat lange raadsel zal heusch niet ir.ee vallen. Ik zou er geen geduld voor hebben. Ik wensch jou veel geluk en den eersten prijs! De prijsraadsels komen. Geduld! En nu de hand voor jou en de groeten aan vader en moeder, de broer en zusjes! Dag Piet! Toosje v. d. Salm, Zoeterwoude. Zooals je gezien hebt, hebben de drie mededingers het verhaaltje heel goed be grepen. Het was bijna, zooals jij dat voor ons uitwerkte. Ik vind het fijn te hooren, dat je met het boek zoo'n schikt hebt. Trouwens, dat wist ik wel. Het versje laat ik niet plaatsen, al was het ook een plaats waard. Het is een geheimpje tusschen ons tweeën en daar hebben de andere leze resjes nu eens lekkertjes niets mee te ma ken, is wel? Dag Toosje! Groet Pa en Moe van me. Voor jou de hand op de koop toe! Daag! Greet Krol, Leiden. Het ver haaltje laat ik plaatsen. Nog even geduld! Dank voor 't adres van Johnny Langeveld. Schrijf hem eens, dat ie eens het een en ander vertelt hoe het hen. nu gaat in Den Haag en wat ie zooal doet. Wat hebben jullie in de Paaschvacantie genoten! En genoten ook op het feest van broertje, Dag Greet! Veel groeten aan alle huisge- nooten! Later hoor ik zeker weer eens iets. Jij verstaat al de kunst een langen brief te schrijven! Blondine, Voorschoten. Zoo is het Blondine! Rijmen is oefening! Al doende leert men, maar om het goed te doen, moet men toch een beetje aanleg hebben. Dat je naar de 5de klas gaat ver wondert me niets. Ik hoop vaak nog wat van je te hooren. En om je nu eens bij onze eerste kennismaking een plezier te doen, laat ik je rijmpje eens hooren. En wel ter navolging van de vele Nichtjes, die trouw ons „Hoekje" volgen. Onze Poesjes! Wij hebben twee zwarte poesjes, Twee allerliefste snoesjes; Ze spelen met elkaar, Als vriendjes maar. Als ze samen spelen Met klosjes en papier, Dan is 't leuk te zien Hoe ze hebben 'n plezier. Ze vangen samen muizen, En spelen er ook mee. Tot dit ze gaat vervelen, En dan, o wee! o wee! Dora Schakenbos, Amsterd am. Ja Dora, de boog kan niet altijd gespan nen zijn en de vacantie moet ook niet blijven duren! Zoo is nu eenmaal het leven. 25 Juni zal ik eens aan jullie denken en een „Onze Vader" bidden. En dan als het lukt? Danhoor ik n.t. veel, heel veel van het leuke viertal. Dag Dora! Groet Tiny van me! Ik druk jullie vieren de hand er ik wensch all"n veel succes en een schitterende puntenlijst! Beterschap Dora! Irène Jernard, Kweekschool Ja Irène, ik had je verwacht. Eigenlijk had ik ook Dora en Tiny verwacht ter kennismaking! Ik heb nog een stukje van je, maar daar is een gedeelte van weg. Ik wil nog eens zoeken. Roodvonk is ze ker gevaarlijk Irène, maarbij tijdig ingrijpen en de noodige voorzorgsmaatre gelen, is 't 'n kwestie van eenige weken en de zaak is weer in orde. Ik maak het best. Dank! Ik houd je aan je woord! Ik hoop dat Dora weer gauw opknapt, want juist nu hebben jullie bovenal een goede ge zondheid noodig! Dag Irène! Veel succes en veel goeds en de hand voor U vieren! Koos vanGerven, Zoeterwoude Ik heb je schrijven ontvangen. Ik wensch je in je verdere leven veel geluk en zegen er ik hoop, dat je ons Hoekje blijft volgen: er valt altijd nog iets uit te leeren. Wederkeerig veel groeten aan Vader en Moe en alle broertjes en zusjes! Dag Koos! Hierbij zullen we het laten! De volgende week gaan we door! Wie een brief schrijft, krijgt een ant woord terug! De hand voor U allen, Oom W i m. WIE ZIJN JARIG Van 30 April tot en met 6 Mei. 30 April: Martha van Rijn, Drechtdijk 29, Kwakel. 30 April: Ellie van Thiel, H. Rijndijk 165. 30 April: Piet v. d. Meer, B 127 R'veen. 1 Mei: Co v. d. Meer, B .96 R'veen. 1 Mei: Jeantje Hoogeveen, Langegr. 111. 1 Mei: Petrus Bik, Seringenstr. 4. 1 Mei: Johan Herreur, N. Rijn. 1 Mei: Nellie Sloos, Lange Agnietenstr. 7 1 Mei: Annie Verhoogt, Sofiastraat 47. 2 Mei: Frans Bekkers, Pelikaanstr. 17. 2 Mei: Dora Slats, Vinkenlaan 35, N'wijk. 2 Mei: Anton Simmermann, Prins Hen drikstraat 74, Alphen. 2 Mei: Leo van Bennekom, Rijndijk 364, Hazerswoude. i. Mei: Adriana Barnhoorn, Leidscheweg 230, Wassenaar. 2 Mei: Catharina Bergman, Hoofdstraat 68, Voorhout. 2 Mei: Annie Westgeest, Valkenburger- weg la. Voorschoten. 3 Mei Marietje van Mil, Hooge Rijndijk 163, Zoeterwoude. 3 Mei: Dirk Onderwater, Zuid-Buurt C 35, Zoeterwoude. 3 Mei: Joop Karreman, Tomatenstr. 10. 3 Mei: Jan Nieuwenhoven, Janvossenst. 29 4. Mei: Suze Oosterhout. Binnenlaan 9. 4 Mei: Jaantje Buil, Rijndijkstraat 21. 4 Mei: Trees van Kesteren, Kamerlingh Onneslaan 9. 5 Mei: Marietje Bokern, Hoogewoerd 150a 5 Mei: Tonny Hardingsveld, Hof 7. 5 Mei: Lou van Bergen Henegouwen, Aalmarkt 12. 5 Mei: Zus Bakker, Zuid-Hoek B 410, te Roelofarendsveen. 6 Mei: Jaantje Blikman. Houtmarkt 12. 6 Mei: Wim de Gunst, Galgewater 11a. 6 Mei: Jantje Schouten,, Hazerswoude. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. Wie bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd worden, schrijve me minstens ook 14 dagen vóór den verjaardag. Deze lijst is bedoeld als te zijn voor school gaande kinderen. O m Wim. NIEUWE RAADSELS. ingestuurd door Cor Otto. Raadsel I: Welke vogels leggen geen eieren? Raadsel II: Hij pakt je bij je ooren, Hij pakt je bij je neus, Toch weet je van te voren: Hij wil je helpen, heusch! Met smalle tooverringen, Hij heeft er echt een paar, Maakt hij je alle dingen. Goed, duidelijk en klaar. Raadsel III: Wat ziet men tweemaal in een poosje, terwijl het iu duizend jaar niet te zien is? Raadsel IV: Welke bergen vindt men het meest in ons land? Raadsel V: Wat is klein In Parijs en groot in Schie dam? Raadsel VI: Welke zon gaat nooit onder? Raadsel VII: Wien ziet een koning zelden en een boer iederen dag? De oplossingen niet opsturen? Deze geven Piet en Gor de volgende week zelf. Oom Wim. DE OPLOSSINGEN van de raadsels van Joh. de Grijs waren: A Opl.: Leiden Woerden Zwolle -- Delft. B. Opl.: Bob Jaap Johan Leo. C Opl.: M.na Marie Els Lina. D. Opl.: Parijs, Londen, Parijs, Rome. De Spreekwoorden van Piet Groenewegen waren: 1. De beste stuurlui staan aan wal. 2. Als het kalf verdronken is, dempt men den put. 3. Gestolen goed, gedijdt niet. 4. Al te goed, is buurmans gek. 5. Beter één vogel in de hand, dan tien in de lucht.. 6. Beter benijd, dan beklaagd. 7. Hij heeft eieren voor zijn geld geko zen. 8. Hoogmoed komt voor den val. 9. Hooge boomen vangen veel wind. DE HELD door Anton Roels. Jan is de held Van 't voetbalveld, Men noemt hem al een „Halle". En ieder juicht, Als Jan zich buigt Om naar „het leer" te vallen. Jan is de held, Die dubbel telt Bij allerhande spelen. Vlug als een haas Loopt onze baas, Men laat hem graag bevelen. Jan is een „kraan" En niet te slaan, Steeds kan hij dat bewijzen! Als Jantje speelt, Het lied verveelt Dan wint hij alle prijzen. Jan is een held Op 't voetbalveld, Op school zit hij te droomen.... Zijn Vader zegt, En zeer terecht: „Jij zal nooit verder komen!" DAT NOEMEN ZE OOK....! door Diederik. Ze zeggen: „Het is Lente!" Aprilmaand geeft dit aan; Maar ik moet U bekennen: „Het is nog niets gedaan!" Wel bloeien nu de bollen, De zwaluw is in 't land; Maar winden blijven waaien, Van den verkeerden kant. De menschen rillen, huiv'ren, Ze dragen winterjas, En tegen griep, verkoudheid,' Om hals een wollen das. Ze zeggen: „Het is Lente!" Zóó'n Lente is een kruis; Verwarmen ledematen, Bij kachel, haard, fornuis. De mooie Lentezonne, Is ook geheel van streek; Zij laat ons in deez' Lente, Thans leelijk in de steek. Waar blijft haar licht en warmte? In Lente doet dit goed; De dames dragen daarom Nog steeds haar winterhoed. April, de maand der grillen, Ze heeft ons slecht bedacht; Slechts wind, en kou, en regen, Dat was haar grootste kracht! April, ge kunt vertrekken, Als Lentemaand de naam Heusch, in deez' maand de Lente, Was lang niet aangenaam! ALLERLEI. Een hartelijkheid van Karei V. Karei V was eens in 1535 op de jacht verdwaald. Een arme kolenbrander bood hem een onderkomen en noten, zwart brood en kaas aan. De koning vroeg, of hij niet een stuk wildbraad kon krijgen, er niet aan den kend, dat deze menschen zich deze luxe niet konden permitteeren. Na lang beraad met zijn vrouw, haalde de man eindelijk een stuk gezouten ree bout voor den dag. Maar zeg er den Keizer niets van,, zei hij, want hij is een kwaad heer. De heer lachte en at stilletjes voort. Eenige dagen later ontbood Karei den kolenbrander te Brussel. Deze was danig verschrikt toen hij den gast herkende en wel zoo verschrikt, dal ie haast niet spreken kon. „Ik wil u bewijzen, dat ik geen kwaad heer ben", zei de keizer. Vraag wat ge wilt en als ik er toe in staat ben, zul je het hebben. Wat moest de houthakker doen? Hij moest spreken; hij moest iets vragen en hij vroeg, om zijn leven lang in 't bosch be zems te mogen binden. Goed, zei de keizer, breng er morgen een wagen vol van hier en verkoop er geen een onder de twee caroli". Vergenoegd ging de man heen, na her haalde malen gebogen en bedankt te heb ben. En toen? Toen toog hij direct aan 't werk; bond den heelen nacht bezems, maar betwijfelde wel, of hij tegen dien buitensporig hoogen prijs wel een kooper zou vinden. En den volgenden morgen toog hij met zijn kar vol bezems naat 't hof en zie! De hofhouding van den keizer stormde den vol genden dag op den wagen los en betaalde 4. 6, 8 caroli, want zij hadden bevel ont vangen, om zich op den ochtend-receptie bij den keizer met een bezem in de hand te vertoonen. Of de houthakker in zijn vuistje lachte. En sedert dien ging hij vrij zijn hout ha len voor zijn bezems te binden, maar nooi' meer na dien kreeg hij een prijs voor zijn bezems betaald als op dien bewusten mor gen. (Voor de kleinen.). LENTE IS DAAR. door Gonnie. Hoera! „Het is weer Lente", Zoo roepen wij in koor! Kom we gaan naar buiten En dan genieten hoor! Eerst wandelen we rustig, Naar 't park, plantsoen! Bewond'ren vele bloemen, En ook 't jonge groen!! Gaan zitten op 'n bankje, Het stemt ons allen blij, Te luist'ren naar de vogels Die zingen blij en vry. Koest'ren ons in de zonne, Dit doet ons oh zoo goed! Ja Lente schenkt ons allen Vreugd' en levensmoed! En zie de gansjes wagg'len Al door 't frissche gras! En ook de jonge eendjes, Vind je in vijverpias. Zij pronken en zc zwemmen, Zoo sierlijk en zoo fier! Ze rekken hunne halzen En snaat'ren van Plezier! Wij buitelen ook en stoeien, In gindsche bonte wei! En voelen ons als vogeltjes Zoo lustig en zoo vrij! Jonge en oude menschen Juichen nu verblijd! En zeggen: niets gaat boven De schoone Lentetijd! EINDELIJK LENTE! door Tante Marle. Wie zou niet juichen bij 't schoone taf'reel, Dat nu zich ontrolt aan m'n oog? Wie ziet niet bewonderend uit naar de Bruid: De Lentevorstinne, heil, hoch! Zie eens naar 't bosch met z'n frisch groene kleur, Hoe 't wenkt en ons noodt nu tot rust! Beluister de zangers, daar hoog in de lucht, Als de morgenzon wakker ze kust. Zie eens naar tuinen en velden, zij staan, Vol bloemen in wondere pracht! Tulpen en crocusjes staan er te pronk Wedijverend in kleuren, heel zacht! Zie eens naar grachten en slooten, kom aan! Daar zwemmen de zwanen voorbij! Zij klieven de golfjes, met luchtig beweeg, Lijk kinderen, die spelen zoo blij. Zie eens naar weien, waar 't vee nu weer graast En springt van loutere vreugd'! Een lust is 't te zien, hoe alles geniet In de lente: de eeuwige jeugd! trouw Bad en de Lent' heeft verwacht. Hij herademt, herleeft en voelt zich hersteld, Als de lentezonne weer lacht. Wie zou dan niet danken den Heer van 't al, Die groeikracht weer geeft aan 't zaad. Die bloemen'laat strooien in het lentegetij, Waar je ook ziet, of al gaat! U vraagt? 1. Heeft ook het Groot-Hertogdom Lu xemburg een staand leger? 2. Hoeveel inwoners telt Luxemburg? 3. Waar komt het woord Februari van daan? 4. Wat beteekent „Epistel"? 5. Wat is een rebel? 6. Ik lees u de geschiedenis van Ruwaard Wat beteekent dat eigenlijk? Wij antwoorden. 1. Het is, wat je leger noemt! Luxem burg heeft een vrijwilligers-compagnie van pl.m. 180 man en een corps rijksveldwacht van pl.m. 230 man. 2. Om en om de 300.00 inwoners. 3. Februari (Sprokkelmaand) komt van Februa, wat was de Romeinsche feestdag van vergiffenis en reiniging. Die maand Augustus t'oizer van Rome. had eerst 29 dagen. Eén dag was voor 4. Epistel is brief, wordt gelezen voor 't Evangelie, is ontleend aan de brieven van de Apostelen; wordt links gelezen, (links van 't altaar af). 5. Een rebel (met nadruk op bél), is een oproermaker; een muiter, weerspanneling. Rebelleeren in opstand komen of tot op stand brengen. 6. Dit beteekent tijdelijk bewindvoerder, regent, rijksbestuurder. Ook voorzitter in het Hooge Gerechts hof in een district. Denk aan Cornelis de Wit, die ruwaard was van den lande van Putte. Tafereelen uit 't plantersleven in Suriname. Naverteld door Irma Schöpping. II. „Ja Henrich", zei mijnheer v. Straten. „Je hebt zeker ook gehoord, dat ons een overrompeling te wachten staat. Gij wilt mij zeker helpen mijn goed te verdedigen?" „Ik moet u echter wel zeggen Oom: Hij die kaatst, moet den bal verwachten. Als U die negers wat beter behandelde en hun vrij door de missionarissen laat onderrich ten dan zouden ze niet wegvluchten. Toch wil ik U wel helpen. Wij hebben kogels, zij slechts pijlen. Ik heb echter gehoord, dat die vergiftigd zijn?" „Nou, nou," antwoordde mijnheer Van Straten, „Dat zwarte gebroed mag men niet goed behandelen. Zoo gauw als ze den strijdkreet van de anderen hooren, de- serteeren zij. Ik zal nog strenger worden, opdat zooiets niet zoo gauw kan voorko men." Heinrich echter schudde het hoofd en zei: „Neen beste Oom, zoo legt men 't niet aan om iemand voor zich te winnen. Ko lonisten zijn meestal slechte Christenen. Indien gij de missionarissen vrijuit liet gaan, dan zoudt ge eens zien, hoe aanhan kelijk de negers werden." „Ik zie wel jongen", antwoordde oom, „dat je op dat punt nog niet veel weet. Men moet de zweep gebruiken, en zelfs andere.middelen om de negers in het ga reel te houden. Het begint echter koel te worden, dus laten wq maar naar binnen gaan." Mijnheer van Stralen stond op, terwijl Heinrich hem volgde en hij mompelde: „Wat een menschen! Ik zal zorgen een wit voetje bij oom te krijgen en als het mij lukt, zullen en oom en de slaven de vruch ten van mijn arbeid plukken." Heinrich wilde juist naar binnen gaan, toen hij plotseling een smartkreet hoorde. Hij liep direct terug in de richting, van waar het geluid kwam. In een paar stap pen had hij een omheining bereikt waar achter enkele negerhutten lagen. Heinrich sprong over de omheining en zag toen een afgrijselijk tooneel. In 't midden van een cirkel, die door honderd slaven gevormd werd zag hij een jongen neger, die aan 'n paal was vastge bonden en bij iedere zweepslag kromp hij ineen van pijn. Een blanke geeselde den armen neger zoo, die van denzelfden leef tijd was als Heinrich. De Duitscher ging naar den opzichter en riep dat hij een einde aan de afschuwelijke vertooning zou ma ken. Omdat Nicolaas, want die was het, niet direct wilde gehoorzamen gaf Heinrich hem zoo'n hevigen slag in het gezicht dat hij wankelde. ,,'t Is laf", riep hij uit, „om dien armen neger zoo te geeselen! Maak hem direct los! De zwarten begonnen direct de riemen los te maken, terwijl Heinrich de arme Hercules in z'n armen opving. Ondertus- schen was Nicolaas opgestaan en deze wil de den jongen Duitscher bestraffen, die niet de minste vrees voor hem had, hem strak aanzag en zei: „Ga weg lafaard. Ik zal je morgen in 't bijzijn van oom ter verantwoording roepen!" Toen Nicolaas hoorde dat Heinrich fa milie was van zijn meester werd hij krui pend belled en zei: „Verschoon mij mijn heer. Ik wist niet dat U een neef van mijn heer Van Straten was. Deze ellendige neger heeft moedwillig zijn hand laten verwon den tusschen de suikermolen." „Jij bent een lage schurk", riep Hein rich uit. „Ga weg, of ik zal jou ook eens laten voelen, hoe hard jij kunt slaan." De opzichter keek Heinrich aan met een gelaat, dat alleen haat liet zien, dien hij voelde tegenover den jongen dapperen man en maakte dat hij wegkwam. Heinrich drukte vriendschappelijk de ongekwetste hand van Hercules. Dan be val hij aan de negers dat ze den Hercules naar zijn hut zouden brengen. De zwarten begonnen vol blijdschap te juichen, terwijl Herkules zijn redder aan zag met een blik waarin alle dankbaar heid merkbaar das. Intusschen bracht men Herkules naar zijn hut, en men wilide den geneesheer gaan roepen, doch plotseling kwam een oude negerin binnen die aan allen een doosje liet zien van rood hout. „Blijf kin deren, blijft", riep ze, „Oude Ginga medi cijnen heeft, krachtiger dan zalf van dok ters, morgen Herkules genezen" De negers maakten eerbiedig plaats, ter wijl de neegerin Herkules' wonden met een soort zalf bestreek. Deze glimlachte als hij Heinrich aankeek en sprak: O! Massa (meester), Herkules U toebe- hóoren met bloed, met leven, met alles, Herkules zich laten scheuren door tijger voor jongen meester. Herkules niet ver geten wat massa gedaan hebben voor armer slaaf". „Wees gerust", antwoordde Heinrich, „wat ik gedaan heb is niet noemenswaard. Ik zal ervoor zorgen, dat geen haar van uw hoofden gekrenkt zal worden. Goeden nacht." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12