GEMEENTERAAD VAN LEIDEN DINSDAG 20 APRIL 1937 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 11 EEN NACHTZITTING VAN DEN LEIDSCHEN RAAD. REGISTRA TIE VAN JEUGDIGE MANNELIJKE WERKLOOZEN. DE RAAD GEEFT GEEN TOELAGE OP HET SALARIS VAN EEN VIERTAL AMBTENAREN. HET WONINGVRAAGSTUK GRONDIG BESPRO KEN. UITSTEL WEGENS STAKING DER STEMMEN. NACHTE LIJK DEBAT OVER DUURTE -TOESLAG OP DE WERKLOOZENSTEUN. Financieel beleid. Na een goed half uur van geheime zit ting wordt de vergadering heropend, waar na aan de orde gesteld woi'dt: llo. Voorstel inzake het aangaan va*i eenige geldleeningen en tot het vaststellen van de daarop betrekking hebbende be- grootingsstaten. De heer Goslinga (A.R.). maakt er bezwaar tegen dat de kosten van aflossing van deze leeningen ten laste van den ka- pitaaldienst komen, waardoor deze dienst z.i. te zwaar belast "'ordt. Wethouder V e r w e ij (S.D.A.P.) meent, dat deze kwestie van principieele beteeke- nis is. Het staat vast, dat de kosten van leeningen ten laste van den kapitaaldienst- mogen worden gebracht en z.i. valt het boetebedrag voor een te vroege aflossing ook onder deze kosten. De heer Goslinga (A.R.). ziet in deze kwestie geen principieele kwestie imaar een opportuniteitskwestie. Ook de heer de Re ede (C.H.) ziet in het belasten van den kapitaaldienst met de strafrenten een gevaar. Laat de wethouder zorgen, dat de strafrenten binnen 5 jaar uit den kapitaaldienst verdwijnen. Wethouder Ver we ij (S. D. A. P.) kan nog steeds niet inzien, waarom ook de na- deelen van een transactie niet over een langen termijn mogen worden omgeslagen. Een termijn van 5 jaren is z. i. geheel •willekeurig Daarna z. h. st. goedgekeurd. 12o. Voorstel tot het verhuren van het winkelhuis Heerenstraat No. 48 aan Mej. M M. Bomli, te Leiden. Goedgekeurd. 13o Voorstel tot het wijzigen van eenige raadsbesluiten inzake de verhuring van de perceelen Nieuwe Rijn No. 22a, Aal markt No. 5, Nieuwe Rijn No. 20 met het bovenhuis van de Graanbeurs en Lokhorst straat Nis 20 en 22. Goedgekeurd. 14o. Voorstel tot het nader vaststellen van het bedrag, dat voor 1937 ter beschik king wordt gesteld voor het verleenen van extra-hulp aan werkloozen en tot het vast stellen van den desbetreffend en begroo- tingsstaat. Goedgekeurd. Registratie jeugdige werkloozen. 15o. Voorstel tot het beschikbaarstellen van gelden ten behoeve van een registratie van jeugdige werkloozen, tevens praeadvies op een desbetreffend voorstel van den heer Snel. De heer Snel (S. D. A. P.) maakt aan merking op het salaris van 3.per week voor degenen die belast zijn met de registratie. De heer Goslinga (A.R.) constateert, dat het In het voorstel van B. en W. alleen gaat over de mannelijke werkloozen. Er zijn echter ook vrouwelijke werkloozen. Waartoe deze'beperking? Spr. betwijfelt of deze registratie wel veel nut zal afwer pen, vooral nu dat beperkt is tot de man nelijke jeugd. Op die manier krijgt men geen zuiver inzicht. Wethouder v. Stralen (S. D. A. P.) antwoordt, dat het salaris van 3.van regeeringswege is vastgesteld, zoodat een discussie daarover geen nut heeft. Aanvan kelijk had het college zich een registratie van de geheele werklooze jeugd voorge steld, doch het departement had bezwaar tegen een dergelijke algemeene telling, in verband met de speciale moeilijkheden bij de registratie van de meisjes, die vaak van betrekking veranderen. De voorz,: Het zit 'm dus in de wispel turigheid der vrouwen! De heer G o s 1 i n g a (A.R.) merkt op, dat de heer v. Stralen zich verschuilt ach ter den minister. Doch de voorstellen zijn van den heer v. Stralen zelf en de Minis ter heeft zich daarbij neergelegd. Als de heer van Stralen aan den anderen kant van de groene tafel had gezeten, dan zou hij gezegd hebben: „Men moet zich niet zoo spoedig neerleggen bij de meening van den minister. Wij moeten aandringen en des noods met de vuist op tafel slaan." Spr. dient voorts een voorstel in om ook de vrouwelijke jeugdige werkloozen in de registratie te betrekken. Wethouder v. Stral en (S. D. A, P.) ontkent, dat hij zich tracht te verschuilen achter den minister. Het is onjuist, dat de voorstellen inzake de salarieering van 3.en inzake de beperking tot de jon gens van spr. zelf zijn uitgegaan. De mi nister wil het onderzoek in verband bren gen met de Centrale Werkplaats en met de plaatsing in Werkkampen en dat is ook een reden om de registratie te beperken tot de jongens. Spr. ontraadt derhalve het voor- stel-Goslinga; aanvaarding zou stagnatie met zich meebrengen. De heer Goslinga (A.R.). kan in de brieven van den minister niets lezen over een beperking tot jongens. De minister spreekt slechts over „jeugdige werkloozen" zonder meer. Hij handhaaft zijn voorstel. De heer Snel (S. D. A. P.) heeft ver- trcuwen in de juistheid van de mededee- lingen van den wethouder. Het voorstel- Goslinga zal spr. echter steunen. Wetjiouder v. Stralen (S. D. A, P.) heeft principieel geen bezwaar tegen het voorstel-Goslinga. Hij is het echter niet eens met zijn motiveering. Het voorstel- Goslinga wordt aan genomen met 23 tegen 12 stemmen. Het aldus geamendeerde voorstel van E en W. wordt daarna z. h. st. aangeno- 17o. Voorstel inzake het verleenen van een vergoeding, krachtens art. 100 der La ger Onderwijswet 1920, over het jaar 1935, aan de besturen van bijzondere lagere scholen. Goedgekeurd. Toelage of promotie? 18o. Voorstel tot het verleenen van een jaarlijksche toelage aan een viertal ambte naren der Stedelijke Fabrieken van Gas en Electriciteit. Hierbij komt in behandeling een adres van den Ned. Bond van Technici, afd. Lei den om dit voorstel af te wijzen. De heer v. E c k (S. D. A. P.) erkent, dat een hoogere ambtenaar over het algemeen een verantwoordelijke en moeilijke taak heeft, maar aan den anderen kant ook een taak welke behoorlijk gesalarieerd is en voldoening geeft. Terwijl de gemeente aan den eenen kant haar personeel niet datgene geven kan waarop het recht heeft, geeft het reden tot scheeve verhoudingen, als men aan den anderen kant de salarissen van hoogere beambten gaat •verhoogen. De S. D. A. P. zal zich niet verzetten tegen een verhooging van salaris>»*i als dat noo- dig is om de juiste verhoudingen te be waren, maar tegen dit voorstel, om een toelage te verstrekken, buiten de salaris verordening om, heeft sprekers fractie be zwaar. Vooral in dezen tijd, nu wij nog genood zaakt zijn om tot salarisverlagingen mee te werken. De heer Eikerbout (A.R.) kan het voorstel eveneens moeilijk aanvaarden. De personen laat spr. buiten beschouwing, maar in princiep acht hij het toelage-sy steem ontoelaatbaar. Spr. heeft vernomen, dat binnenkort een vrij groot aantal per sonen op wachtgeld zullen worden gesteld, en onder die omstandigheden is het ver strekken van een toelage allerminst te aanvaarden. De heer Coster (R.K.) geeft het col lege in overweging om dit voorstel terug te nemen en de zaak nogmaals te brengen in den raad van commissarissen. De heer v. d. Laan Vrijh.B.) vraagt zich af, of vermeerdering van werkzaam heden een toelage wettigt. Het salaris van deze ambtenaren is niet aan den lagen kant; hij zal zijn stem aan het voorstel niet geven. De heer v. d. Voort (S.D.A.P.) vestigt de aandacht erop, dat de werkzaamheden van deze hoofdambtenaren weliswaar ver meerderd zijn, maar dat het geen werk zaamheden van hoogeren rang betreft. Hoevele lagere ambtenaren hebben hun werkzaamheden niet zien vermeerderen? De heer de R e e d e (C.H.) acht het juist gezien, dat B. en W. de salarisregeling niet uit z'n verband willen rukken. Men had echter geen ongelukkiger moment voor dit voorstel kunnen kiezen dan nu. De salarisverordening kent het systeem van toelagen niet. Spr. begrijpt danook niet, dat de soc. dem.-wethouders zich niet hebben verzet tegen dit voorstel, dat prac- tisch een sabotage is van de salarisveror- dening. De heer Wilbrink (C.H.) verdedigt het voorstel, al kan hij begrijpen, dat ver scheidene raadsleden er onder de huidige omstandigheden bezwaar tegen hebben. Deze kwestie dateert reeds van jaren gele den, toen de arbeid van enkele hoogere ambtenaren door reorganisatie is opgedra gen aan een paar ambtenaren van lageren rang. Dat is eenige jaren zoo gebleven, de proef is geslaagd en de directie moet nu aan de gewekte verwachting van vijf jaar geleden gevolg geven, al is het op een on gunstig tijdstip. Aan die verwachtingen wordt nu op zeer bescheiden wijze vol daan. De raad kan zich ontrekken aan die voorgeschiedenis, maar de raadsleden commissarissen, die aan het opwekken van die verwachtingen hebben meegewerkt, kunnen dat z.i. niet doen. Het systeem der toelagen is niet onbekend; spr. wijst op den commissaris van politie (min of meer gedwongen!) en op den adjunct-directeur der Lichtfabrieken; die ook toelagen heb ben gekregen. De heer Goslinga (A.R) sluit zich aan by het betoog van den heer Wilbrink, ofschoon hij het geven van toelagen niet de meest gewenschte oplossing acht. Het gros van de raadsleden heeft z.i. geen no tie van het groote belang van de Lichtfa brieken, een bedrijf, dat van provincieel belang is. Een dergelijk bedrijf kan niet rendeeren, als men geen hoogst bekwame menschen aan den kop heeft. Een inkooper bijv., die in het particulier bedrijf over zulke bedragen beschikt, zooals hier het geval is, verdient veel en veel meer. Deze personen zyn indertijd bij hun promotie voor het hekje blijven staan en dit voor stel komt eenigermate aan hun rechtmati ge eischen tegemoet. Het is een groote fout van de democra tie, dat zij haar bekwame menschen blijk baar niet kan waardeeren. Spr. zal met het voorstel meegaan, al had hij liever gezien, dat deze personen in rang zouden zijn ver hoogd. De heer Manders (R.K.) sluit 2ich eveneens aan bij den heer Wilbrink. Ook hij meent, dat deze ambtenaren promotie hadden moeten maken. Dat de promotie commissie een andere meening was toege daan, bevreemdt spr. zeer; haar argumen ten vindt spr. klein gedacht. Tegen het toekennen van een toelage verzet zich z.i. oe salarisverordening niet. Spr. voelt er veel voor om met een voorstel te komen tot verhooging in rang; hij vraagt daarover het oordeel van B, en W. De heer v. Wel zen (C.P.) meent, dat het groote bezwaar tegen het voorstel van B. en W. is, dat daardoor de salarisschaal wordt ontwricht. De betreffende ambtena ren mogen nog zoo bekwaam zijn; de heer Goslinga moet het echter niet zóó voor stellen alsof de Lichtfabrieken staan of vallen met deze vier ambtenaren. In 't al gemeen wordt het intellect naar behooren en naar evenredigheid gehonoreerd. Z.i. mag men ook geen beroep Op de historie doen. Gedane beloften dienen te worden ingelost, maar daarbij dient men toch ook rekening te houden met eventueel gewij zigde verhoudingen. De heer Wilbrink (C.H.): Dat is een erg practisch standpunt. De heer v. Weizen (C.JP.): Het is in ieder geval reëel. De Voorz. zegt, dat de heeren Wil brink en Goslinga het voorstel reeds met gezag hebben verdedigd. Over de capaci teiten van deze ambtenaren heerscht geen verschil van gevoelen. Het betreft hier een oude geschiedenis, men had een soort eere-schuld af te wikkelen. Met het voor stel tot bevordering kon spr. niet mee gaan, ook niet met het instellen van een lusschenrang. Het minst nadeelige denk beeld was dat van een toelage, omdat daardoor de salarisverordening niet ont wricht wordt. Men moet dit voorstel niet vergelijken met een voorstel tot ontslag van personeel, want het betreft hier uit sluitend een gerechtvaardigde belooning van meerdere en zwaardere werkzaam heden. Het college handhaaft zijn voor stel. De heer M a n d e r s (R.K.) meent nog dat de genoten opleiding geen bezwaar mag zijn om tot promotie over te gaan. La ten B. en W. nog eens een promotie on der het oog zien. Spr. dient een motie in, om B. en W. in overweging te geven in plaats van de voorgestelde toelage een verhooging in rang voor te stellen. De heer v. d. Voort (S.D.A.P.) zegt, dat het ambtenaren-reglement alleen spreekt van de mogelijkheid van een „tij delijke" toelage. Wethouder Verweij (S.D.A.P.) meent na de discussies van hedenmiddag, dat het systeem van toelagen toch z'n bezwa ren heeft en daarom dient hij een motie in, om dit punt van de agenda af te voe ren teneinde B. en W. in de gelegenheid te stellen zich te beraden over de conse quenties van het geven van toelagen. De heer Wilbrink (C.H.) meent, dat de leiding van het college nu heelemaal dreigt zoek te raken. Met het voorstel- Manders zou spr. kunnen meegaan, als B. en W. er gevolg aan zouden geven. Laat de Raad thans de zaak afstemmen, de be doeling is toch het voorstel om hals te brengen. Laat de veroordeelde maar direct hangen. De voorz. kan zich evenmin vereeni gen met het zonderlinge voorstel van wet houder Verweij. Bij aanneming van de motie-Manders zullen B. en W. deze zeker niet uitvoeren. Wethouder V e r w e ij trekt zijn motie daarop in. De motie-M anders wordt verworpen met 323 stemmen. Vóórt de heeren Coster, Lombert en Manders. Het voorstel van B. en W. wordt ver worpen met 2510 stemmen. Vóór de heeren Tepe, Wilbrink, Goslin ga, Wilmer, Manders, Coster, Lombert, v. Stralen, Verweij en Keij. De vergadering wordt daarop geschorst tot 's avonds 8 uur. AVONDZITTING. Na heropening der zitting te 8 uur is aan de orde: 19o. Voorstel inzake het in erfpacht geven van een terrein aan de Dozystraat ten be hoeve van den bouw van een complex wo ningen voor ouden van dagen, aan de Stichting tot werkverschaffing aan jeug dige werkloozen, ter verstrekking van wo ningen aan Ouden van Dagen" te Leiden en het beschikbaarstellen van gelden ten behoeve van den aanleg van een gedeelte straat in verband met dezen bouw. Goedgekeurd. Zijn er woningen teveel? 20o. a. Praeadvies op het voorstel-Schül- ler in zake het houden van een woning- en gqzinstelling en het instellen van een wo- ningonderzoek; b. Voorstel tot het intrekken van het be ginselbesluit van 21 Maart 1932 ihzake den bouw van een aantal arbeiderswoningen met Rijks voorschot, voor zooveel betreft de door de woningbouwvereenigingen „Ons Belang" en „de Goede Woning" en door de gemeente te bouwen woningen; c. Praeadvies op de verzoeken van de Wo- ningbouwvereeniging „Eensgezindheid" in zake den bouw van een aantal woningen en de tekoopaanbieding door L. Snoeker van grond benoorden de Trompstraat; d. Voorstel, om de verdere adressen en net voorstel-Schoneveld d.d. 20 Juni 1936 als afgedaan te beschouwen. De heer S c h 11 e r (S.D.A.P.) wenscht op vier vragen, welke zich bij een behan deling van dit onderwerp voordoen, dieper in te gaan. N.l. lo. Is een woningtelling een betrouw bare maatstaf voor den stand van de wo ningbehoefte? 2o. Is het voorstel van B. en W. in het belang van de volkshuisvesting en in het belang van de volksgezondheid? 3o. Is er een behoefte aan woningen in de lagere huurklassen? 4o. Moeten de plannen van de Woning- bouwvereenigingeri worden uitgevoerd en zoo ja, waarom? Spr. licht deze punten uitvoerig nader toe met citaten. Hij acht een eenvoudige telling van leegstaande woningen niet vol doende; met moet ook weten, hoeveel gezin nen bij elkaar wonen, m.a.w. daarmee moet een gezinstelling gepaard gaan. Ook in an dere steden combineert men deze twee tel lingen, terwijl de Leidache Raad blijkens een vorig raadsbesluit deze meening even eens was toegedaan. Spr. acht dan ook het voorstel van B. en W. niet in het belang van de volksgezondheid. Bij gebrek aan goede en goedkoope woningen kan een groot deel der gezinnen geen passende wo ning vinden. Want spr. stelt zich op het standpunt, dat alleen woningen beneden 5.— per week als arbeiderswoningen kun nen worden aangemerkt. En zulke wonin gen zijn er niet te veel. Volgens de cijfers van B. en W. is er voor deze woningen een surplus van 3.7 pet. Maar daaronder zijn begrepen: een en twee kamer-woningen en krotwoningen. Trekt men deze eigenlijk onbewoonbare woningen eraf, dan is er slechts een reserve van 1.7 pet De gegevens van B. en W. kunnen geen voldoende inzicht geven in den toestand van dén woningbouw te Leiden. B. en W. beweren wel, dat de particuliere woning bouw voldoende is, maar waar worden dan goedkoope en goede arbeiderswoningen ge bouwd, hoeveel en voor welken prijs? B. en W. nemen- een reserve van 2 pet. als normaal, aan; spr. berekent echter, dat er weldra (op 31 Dec. 1937) een tekort zal .zijn. Het aantal krotten en slechte wonin gen loopt in de honderden. De volkshuis vesting mag dus niet stop gezet worden; integendeel de plannen der Woningbouw vereenigingen moeten zoo snel mogelijk worden uitgevoerd. De saneeringsplannen werken wel mee tot woningverbetering, maar tevens tot woningvermindering. Spr. gaat de jarenlange lijdensgeschiede nis van de plannen van „Ons Belang" na en herinnert eraan, dat hoe langer men wacht met uitvoering des te duurder de bouw wordt wegens de doorwerking van de devaluatie. Voor spr. geldt nog een ander motief n.l. bestrijding van de werkloosheid. Hij geeft het college in overweging om de verschil lende onbetwistbaar onbewoonbare wonin gen op korten térmijn voor onbewoonbaar- verklaring voor te dragen. Leegstaande huizen genoeg. De heer Lombert (R.K.) kan zich over 't algemeen vereenigen met het praeadvies van B. en W, De heer Schüller heeft zich beroepen op het oordeel van deskundigen, doch dat waren oordeelen in 't algemeen, niet slaande op toestanden te Leiden. In de binnenstad valt z.i. nog veel te saneeren, doch de woningbehoefte is in Leiden niet bijzonder groot. De heer Schüller overdrijft. Spr. wijst verschillende leegstaande wonin gen aan welke een huurprijs hebbên van ƒ3.50 a ƒ4.en nog zeer goed zyn. Spr. geeft voorbeelden van huizen, die uitslui tend leeg staan, omdat het uitzicht den huurders niet bevalt; (zij zien n.l. op het weiland) of, voor bovenhuizen, omdat de vrouw last heeft van dikke beenen! (Ge lach). Is dat een speciaal Leidsche ziekte? Volgens spr. heerscht er speciaal in socia- tistische kringen een stemming om ver scheidene huizen als niet voor arbeiders ge schikt te verklaren. Er wordt een bepaalde stemming kunstmatig gekweekt. Wanneer er een nieuwe wijk in aanbouw is, laten verscheidenen zich inschrijven als gega digden. Wat niet bewijst, dat zij gebrek hebben aan een behoorlijke woning. Spr. is van meening, dat het bouwen van goede arbeiderswoningen het beste is toe te ver trouwen aan de woningbouwvereenigingen, maar voorloopig zijn er goede arbeiderswo ningen genoeg. De heer Eikerbout (A.R.) is niet ge heel bevredigd door het praeadvies van B. en W. Het aantal leegstaande woningen van de bouwvereenigingen is sinds Dec. 1936 toegenomen, waaruit spr. concludeert, dat het met het woningoverschot nog voldoen de is. Het gros der arbeiders vraagt echter een goedkoopere woning en het overschot van sommige woningbouwvereenigingen is zeer gering. Met het oog op de bevolkings toename en de saneering van de binnenstad is 't overschot goedkoope woningen dus niet zoo groot als men aanvankelijk meenen zou. Spr. meent dus, dat er alle reden is, om medewerking te verleenen aan de woning bouwvereenigingen voor den bouw van goedkoope woningen. Hij dient een voorstel in van den volgenden inhoud: De Raad, van meening, dat er geen juiste verhouding bestaat in de woningvoorraad, dat er een teveel is aan middenstandswo ningen naast een tekort aan goede en goed koope woningen, draagt B. en W. op: lo. de plannen van „Ons Belang" bij den raad in te dienen; 2o. de terreinen in gebruik bij de Woningbouwvereeniging „Eensgezind heid" aan te koopen, of te doen onteigenen in het belang van de volkshuisvesting. De voorz., sprekend in plaats van wet houder Splinter, beantwoordt het betoog van den heer Schüller. Deze heeft verschil lende citaten aangehaald, welke niet ter zake dienende zijn. Het doel der bouwver eenigingen is, om tegemoet te komen aan een ontstane woningbehoefte, maar niet om woningen te bouwen, wanneer de particu liere woningbouw voldoende is. Woningbouwvereenigingen zyn gewend om voor dc speciale wenschen hunner le den aanslagen te plegen op de gemeen- schapskas. rnaai dat is nog geen reden om daaraan tegemoet te komen. Het is juist wat de heer Lombert zegt: er schijnt in Leiden - inderdaad een anti-pathie te be staan tegen bovenwoningen, die dan ook veelal leeg staan. Men moet bij de aanvra gen van bouwvereenigingen altijd het al gemeen gemeentebelang in 't oog houden en niet onnoodige risico's op zich nemen. Het is niet de bedoeling om de woning bouw stop te zetten integendeel de ge meente zal het verloop van de volkshuis vesting nauwlettend blijven volgen en zoo dra het noodig is de woningbouwplannen weer opvatten. Ook aan de saneerings plannen wordt voortdurend gewerkt. Men mag de binnenstad echter niet te zeer uit hollen en moet gelegenheid laten om ook in de binnenstad goede woningen te bou wen. De heer Schüller is op grond van zijn cijfers tot gfeheele andere conclusies gekomen dan Bouw- en Woningtoezicht. De Cijfers van het praeadvies zijn echter volmaakt duidelijk. Wij hebben geen prognose gesteld, maar spr. berekent, dat er aan het einde van het jaar een nog grooter overschot zal zyn, in tegenstelling tot den heer Schüller, die een tekort be cijferde. Spr. wijst ook op de verschuiving welke het gevolg is geweest van de huur- daling, waardoor verscheidenen in betere woningen konden gaan wónen. De heer Schüller noemt het samenwonen een euvel, doch dat hoeft het niet te zijn. On der omstandigheden kan dat zeer rationeel zijn. Bovendien geschiedt dat vaak in hui zen, welke daarvoor geschikt zijn. Daar uit kan men niet concludeeren, tot een woningtekort. In 't algemeen zijn een en twee kamerwoningen ongewenscht, maar dat soort verdwijnt ook, want nieuwe wor den er niet meer gebouwd en bij onbe woonbaarverklaring zijn deze het eerst aan de beurt. De heer Schüller heeft daar bij ook op spoed aangedrongen, doch deze kwestie houdt verband met de saneeringB- plannen. Binnenkort komt trouwens een voorstel daartoe in den Raad. Ongeveer 10 jaar geleden heeft men hier een woningtelling gehouden en de resultaten zijn niet in evenredigheid ge weest met de kosten en de moeiten. Een telling, zooals de heer Schüller wil, zou zich moeten uitstrekken over een paar ja ren, want men kan er niet iedereen mee belasten. En dan vraagt men zich af of men zooveel nut zal hebben van de ver kregen gegevens. Vooral omdat men toch weet, dat er een behoorlijke reserve aan wezig is. Daarom achtte B. en W. het ook niet verantwoord, om geld van dc ge meente te besteden voor uitvoering van de plannen van „Ons Belang" en „Eens gezindheid", omdat er aan die woningen geen behoefte bestaat, 't Is jammer, dat er zoo'n vertraging is ingetreden, doch dat is niet gehel de schuld van de gemeente. Wethouder v. Stralen (S.D.A.P.) ver tolkt de meening van de mifiderheid van het college. Hij is van meening met den heer Schüller, dat er uit de telling van net aantal leegstaande woningen niet blijkt, dat er een teveel aan goede en ge schikte woningen bestaat. Daarvoor heeft men meerdere gegevens noodig. Om den bouw van de woningbouwvereenigingen eenvoudig stop te zetten, moet men over betere gegevens beschikken. Naast sommi ge gevallen van vrijwillige samenwoning staan z.i. honderden gevallen van ge dwongen samenwoning. Dat verschillende bovenwoningen leeg staan, verklaart spr. o.a. hieruit, dat vaak niet eens een be hoorlijke W. C. aanwezig is. Voorts heeft sinds jaren geen onbewoonbaarverklaring plaats gehad. Hoe zien de huizen, die reeds eerder slecht waren, er thans uit? Toch tellen ze nog mee bij het aantal on bewoonde huizen. Het is juist, dat men in den loop van de jaren hoogere eischen is gaan stellen aan zijn woning en de overheid heeft daarmede rekening te hou den. Het is voor spr. onbegrijpelijk, dat er verzet is gekomen, zelfs tegen een telling van de woningen. De werkloosheid is eveneens nog groot genoeg onder de bouw vakarbeiders. Om verschillende redenen is het dus noodzakelijk om de plannen der woningbouwvereenigingen te steunen. Spe ciaal meent spr. dat de plannen van „Ons Belang" dienen te worden uitgevoerd zon der de resultaten van een woning- en ge zinstelling af te wachten. Wat de plannen van „Eensgezindheid" betreft, Hiermede zou spr. willen wachten tot na de telling. De v o or z. is het niet met wethouder v. Stralen eens en bestrydt diens betoog. De eigenaren van woningen doen thans alle moeite om hun huizen te verbeteren en tegemoet te komen aan de wenschen der huurders. Inderdaad stellen de huurders thans hoogere eischen, doch om daaraan tegemoet te komen is geen verdere bouw noodig. Welk bezwaar er is tegen een tel ling? Omdat wij beschikken over de noo- dige gegevens en een nieuwe telling groote kosten met zich meebrengt. De heer Schüller (S.D.A.P.) zegt, dat de heer Lombert zich geheel gebaseerd heeft op de cijfers van de bouwvereeni- ging, waarvan hij secretaris is. Waarom zijn vereeniging zooveel leegstaande wo ningen heeft, is z.i. gelegen in het feit, dat het onder- en bovenwoningen zijn, welk woningtype niet het gewenschte type is voor Nederland. Z.i. heeft de voorzit ter, die voor wethouder Splinter moest invallen, zich niet voldoende in deze ma terie kunnen inwerken, om spr. te kunnen bestrijden. De woningbouwvereenigingen doen geen aanslag op de gemeentekas; de voorschotten komen altijd terug. De par ticuliere bouwers bouwen over 't algemeen geen arbeiderswoningen, d.w.z. geen wo ningen beneden de 5. Een woning- en gezinstelling vindt spr. heelemaal niet duur. In Hilversum heeft zoo'n telling een half jaar geduurd, en de kosten bedroegen niet meer dan ƒ3.000. De zaak is. dat het college niets voelt voor zoo'n telling, want dan komt er heel wat voor den dag. Voorts meent spr. dat een woningreserve van 2 pet. voor oude woningen zeker te laag is en gesteld moet worden op 3 pet. De ver traging van de plannen van „Ons Belang" is zeker niet te wijten aan het bestuur. Met het voorstel-Elkerbout kan spr. ge deeltelijk meegaan, wanneer de heer Ei kerbout aan het tweede deel van zijn voor stel wil toevoegen, dat de aangekochte ter reinen in erfpacht zullen worden uitgege ven. De heer Wilbrink (C.H.) slaat de ..deskundigheid' welke de heer Schüller aanhaalt, niet al te hoog aan. Men kan in 't algemeen wel eens iets wenschelijk ach ten, maar er daarom toch in de practijk niet voor zijn, gezien de feitelijke omstan digheden. Uit een gezinstelling kan men nog niet concludeeren, of er behoefte is aar. woningen, want er zijn verschillende vrijwilige samenwoningen. Als de ge meente garanties aanvaardt voor den bouw

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 11