WOENSDAG 14 APRIL 1937 DE LEIDSCHE COURANT EERSTE BLAD - PAG. 2 WEINIG VERANDERING. DE BILT SEINT: In het Noorden zwakke tot matige wind uit Oostelijke, in het Zuiden meest zwakke wind uit uiteenloopende richtingen, zwaar bewolkt tot betrokken met waarschijnlijk regen, weinig verandering in temperatuur. Hoogste barometers!770.6 te Reval. Laagste barometers!: 745.0 te München. De hooge drukking over Scandinavië breidde zich naar het Noord-Westen ui! Het centrum van de Oceaan-depressie ligt thans bewesten IJsland. In het Zuid-Wes- ten op den Oceaan is de luchtdruk snel stijgende. De depressiekern, welke giste ren over Zuid-Frankrijk lag, breidde zich belangrijk uit en werd iets dieper. De lucht druk was hedenmorgen in geheel Frank rijk, op het Zuiden van de Britsche Eilan den, in onze omgeving en in Midden-Eu ropa onder 750 m.m. In dit 6eheele depres- siegebied waaien meest zwakke winden, alleen aan den Noord-Oostkant van dit ge bied, het Noorden van ons land en Noord- Duitschland, is het luchtdrukverval groo- ter en is de wind matig tot krachtig uit het Oosten. De lucht in het depressiegebied is zwaar bewolkt of betrokken met plaatse lijk regen. In Scandinavië en in het hoo- gedrukgebied is de wind meest zwak met heldere tot licht bewolkte lucht. De tem peratuur was vanmorgen ook in Scandi navië vrijwel overal boven het vriespunt. In het Oostzee-gebied, tusschen het hooge- drukgebied en de depressie, waaien krach tige Oostelijke winden, met gedeeltelijk bewolkte lucht. De bergstations in Duitsch- land en Zwitserland z;jn allen in nevel gehuld, Jungfraujoch, 3500 m. hoog, meldt daarbij nog een temperatuur van minus elf graden. In onze omgeving wordt verwacht, dat de lucht meest zwaar bewolkt tot be trokken zal blijven, terwijl waarschijnlijk regen zal vallen. Voor het Zuiden des lands wordt zwakke veranderlijke wind venvacht tenvijl in het Noorden nog matige tot zwakke wind uit Oostelijke richtingen waarschijnlijk is. LUCHTTEMPERATUUR. 11.8 gr. C. LICHT OP VOOR FIETSERS e. a. Van Woensdagnamiddag 7.25 uur tot Donderdagmorgen 4.34 uur. HOOG WATER. Te Katwijk aan Zee op Donderdag 15 April voorm. 5.25 en nam. 5.49 uur. Het 350-jarig bestaan van den Leidschen Hortus Herdenkingsrede van prof. dr. L. G. Baas Becking Verschillende gelukwenschen In een plechtige bijeenkomst in de colle- zaal van het Botanisch laboratorium heeft gistermiddag de herdenking plaats gehad van. het 350-jarig bestaan van den Leidschen Hortus Botanicus, waarvan wij bereids melding maakten. Deze plechtigheid werd om. bijgewoond door den rector-magnificus der Leidsche Universiteit, prof. dr. J. van der Hoeven, den secretaris van den Academischen Se naat, prof. dr. J. A. J. Barge, den secreta ris van curatoren, mr. P. J. Idenburg en verschillende hoogleeraren van hier en el ders. Onder deze merkten we o.m. op prof. C le Cosquino de Bussy en prof. Wevers uit Amsterdam, prof. Pulle uit Utrecht en dr. M. Sirks uit Wageningen. Herdenkingsrede prof. dr. Baas Becking. Prof. dr. L. G. M. Baas Becking, direc teur van den Hortus Botanicus, gaf in zijn herdenkingsrede ter gelegenheir van dit 350 jarig bestaan een overzicht van de geschie denis van den plantentuin. Hij herinnerde er in zijn inleiding aan, dat op den 17den Maart 1857 curatoren der universiteit tot het stadsbestuur het ver zoek richtten om op een ledige plaats ach ter de Academie een kruidentuin te mogen aanleggen, welk verzoek op 13 April d.a.v. werd ingewilligd. Zoo ontstond dus de Academische Hortus als onderdeel der me dische faculteit. De tuin ontleende zijn be- teekenis immers alleen aan het feit, dat de daarin gekweekte planten geneeskracht be zaten. Deze opvatting heeft langen tijd ge- heerscht en toch aarzelt spr. niet om te zeg gen, dat de Hortus juist aan de medici zijn enorme plantensortiment te danken heef! Steeds was hun streven er op gericht, het aantal plantsoorten uit te breiden en spr. verbaast zich wel eens over de vraag, waarom geen dezer medici, die in hun da- gelijksche practijk het proces van het men- schelijk leven observeeren, nimmer op de gedachte is gekomen om ook in het plan tenrijk dit proces gade te slaan. Eerst met Suringar deed de algemeene botanie, zij het ook nog zeer bescheiden, hier haar intrede. De oudste plantentuinen van Europa zjjn die van het Vaticaan (1447), Leipzig (1542), Pisa (1543), Padua (1545), Florence (1546) en Bologna (1567); alleen die van Padua is, evenals de Leidsche Hortus, sedert de stich ting op dezelfde plaats gebleven, zoodat in dat opzicht Leiden den op een na oudsten plantentuin van Europa bezit. Aan de hand van het gedenkboek, dat in het begin van 1938 van de hand van den hortulanus, den heer H. Veendorp, zal ver schijnen, deelde spr. vervolgens het een en ander over de geschiedenis mede. De eerste catalogus van Clusius (1594) maakt reeds melding van meer dan dui zend verschillende plantensoorten, een aan tal, dat onder Boerhaave (1726) zijn hoog tepunt bereikte en steeg tot 5800. Deze groei maakte uitbreiding noodzakelijk, wel ke na zijn dood tot stand kwam en de voor dien tijd kapitale som van, ƒ30.000 vor derde. Onder zijn opvolgers daalde het sorti ment aanzienlijk in omvang, om ten tijde van H. Witte in het midden der vorige eeuw een nieuwe bloeiperiode te bereiken. Er was toen een groote toevoer van tropi sche en Japansche planten (von Siebolt), varens, orchideeën, enz. De Hortus was toen bij het publiek zeer in trek. Toen de Victoria Regina voor de eerste maal bloei de, trok dit schouwspel 20.000 bezoekers. Het contact tusschen Hortus en publiek is ongetwijfeld lang zoo innig niet meer als een 70-tal jaren geleden en toch is de interesse voor den Hortus, ook voor het niet-vakkundig publiek van groot belang. Na de medische en de systematiscne pe riode is thans een gepopulariseerde ge- wenscht. Voor het hedendaagsche onder wijs is een groot aantal planten niet nood zakelijk. Ten slotte gaf spr. in dichtvorm een gees tige karakteristiek van de voornaamste van zijn voorgangers als directeur van den Hortus. Gelukwensch rectcr- magnificus. Hierna was het woord aan den rector- magnificus, prof. dr. J. van der Hoeve, die den directeur en zijn medewerkers geluk- wenschte namens den Academischen Se naat. Spr. zeide, dat de eerste senaat der uni versiteit wel van den aanvang af overtuigd moet geweest zijn, dat een Hortus Bota nicus een onmisbaar onderdeel van een Universiteit is en dat hij in de korte span ne tij ds van 12 jaxen de autoriteiten niet al leen deze overtuiging ook heeft kunnen bij brengen, maar dit zelfs met zulk een krach! dat dit ideaal tot werkelijkheid ge maakt werd. De plaats van den Hortus vast aan het Academiegebouw, zooals we dit bijna ner gens vinden, was wel bij uitstek geschikt en maakte den Hortus van den aanvang af tot den tuin der Universiteit. Het voordeel van de schitterende ligging aan de schoonste der zeven Leidsche sin gels, moet worden betaald met het nadeel, dat uitbreidingsmogelijkheid, een eerste' eisch voor elke Universitaire inrichting, zoo goed als niet bestaat. Naar Oost en West isuitbreiding onmogelijk, naar Zuid stuiten wij op de Sterrewacht, waarop wij zoo trotsch zijn, zoodat wij onze begeerige blik ken wel als Noordwaarts moeten richten. Zoo lang de menschelijke beschaving het militarisme noodig doet zijn, stellen wij er prijs op, dat te Leiden de verhouding tus schen uniform en toga zoo goed als maar denkbaar is; wij houden van onze veld-ar- tillerie en wenschen haar alle goeds toe, de fraaiste kazerne en de schoonste oefen terreinen binnen de grens van de Leidsche gemeente maar liefst op een andere plaats dan de tegenwoordige. Stel u eens voor mijnheer de directeur, hoe schoon het zou zijn als de Hortus be grensd door Witte Singel eenerzijds, Doe len en Binnenvastgracht anderzijds, zich zou uitstrekken van Sterrenwacht tot Groenhazengracht, een illusie haast te schoon om verwezenlijkt te worden hetgeen ook gedurende mijn leven zeker en gedu rende het uwe waarschijnlijk niet het ge val zal zijn. Sluiten wij dus voor begeerte ons graag gezicht, verheugen wij ons over wat wij wel bezitten en hier is alle reden toe, want de bodem van den Hortus is ge bleken zoowel in letterlijke als overdrach telijke zin voor groote vruchtbaarheid vat baar te zijn. Letterlijk want in- en uit- heemsche, ja, exotische gewassen konden hier gedijen, overdrachtelijk want de grootste geesten op het gebied der botanie konden zich hier ontplooien. Spr. wees verder op den gunstigen toe stand van den Hortus en zeide: Wij denken hier aan mannen als Dodo- naeus, dien het leed zal hebben gedaan dat de Hortus niet meer gedurende zijn leven tot stand kwam, Clusius, Boerhaave, Linneaus, von Siebolt, namen, het doet mijn medisch hart goed, zoowel van medici, als van botanici, die ons toonen hoe interna tionaal, zooals elke wetenschap behoort te zijn, de botanie is en hoe verbroederend een hortus kan werken. Onder den week klinkenden naam Do- donaeus toch verschuilt zich de veel for- schere naam Rembert Joenckema Dodoens van een Zuid-Nederlander van Frieschen stam, de l'Ecluse was een Franschman uit Atrecht, Boerhaave een oer-Hollander, Linné een Zweed, ter wijd Japanner von Siebolt zijn belangstelling in onzen Hor tus daadwerkelijk toonde. Hoe verleidelijk het ook is ons in geschiedkurfdige bijzon derheden te vermeien, het heden wil nu zijn recht doen gelden en dan komen wij tot u, mijnheer de directeur. Ook gij zijt uit den vreemde tot ons ge komen en uw onstuimig temperament, uw overborrelende energie, die naar alle kan ten een uitweg zoekt, kwam als een storm wind over deze lage landen over onzen Hortus. Ik zal u niet verhelen, mijnheer Baas Becking, dat menig min of meer wijs en eeryvaardig hoofd zich bedenkelijk heeft geschud de vraag overwegende of onze bo dem niet te slap zou zijn om tegen dezen Amerikaanschen storm bestand te zijn, of het niet zou gaan als bij den bewusten Novemberstorm in het Haagsche Bosch en er in den Hortus niet te veel takken zou den worden afgerukt, niet te veel boomen en planten ontworteld. Niet alzoo vreesden zy, die u kenden of die uw karakter intuitief aanvoelden, zij wisten of voelden, dat de stormen die gij verwektet niet vergeleken moesten worden met Novemberstrmen voorboden van het schijnbaar onvruchtbare barre wintergetij, maar wel met de Maartsche buien die gril lig, overuitbundig, en onrustbarend als zij mogen lijken toch in wezen zijn de onmis kenbare en onmisbare voorloopers van een nieuwe lente en een vruchtbaren zomer. Van harte wensch ik u, maar vooral ook ons toe, dat gij u in zooverre remmend, dat uw gezondheid er niet onder lijdt, uw onuitputtelijke werkkracht, uw levendige fantasie, uw groote energie nog jaren, ja decenniën, zult mogen gebruiken in dit la boratorium in den Hortus en dat gij, als weer een kwarteeuw verloopen zal zijn, met groote voldoening zult kunnen terug zien op hetgeen door u is tot stand gebracht ten bate van de Leidsche Botanie, van den Leidschen Hortus, dus ook van de ons al len zoo dierbaar Leidsche Universiteit. Nog meerdere sprekers. Hirena sprak prof. dr. H. J. Lam, als di recteur van het 108-jarige Herbarium, die zijn beste wenschen uitsprak voor een goe de samenwerking tusschen beide instellin gen. De decaan van de faculteitt der wis- en natuurkunde tenslotte prof. dr. W. J. de Haas, noemde deze faculteit de meest hete rogene associatie der geheele universiteit. Spr. schetste het natuurlijk karakter der biologie en bracht prof. Baas Becking hier na hulde en dank voor het door hem in zoo vele gevallen genomen initiatief, waar bij hij nietemin nimmer den zakelijken op zet noch de persoonlijkheid zijner studen ten uit het oog verloor. Na een dankwoord van prof. Baas Bec king, werd thee geserveerd en een bezoek gebracht aan den Hortus en de tentoon stelling in het Academisch Historisch Mu- selm bezichtigd, waarvan wij gisteren reeds een en ander hebben medegedeeld. De Leidsche Biologenclub organiseerde gisteravond in intiemen kring in de Oran jerie een Hortus-nachtfeest. De tentoonstelling van de Hortus-histo rie is geopend van 1325 April Maandag t.m. Vrijdag van 1012.30 uur en van 25 uur. Zaterdag van 1012.30 uur. De toe gang is kosteloos. SCHADEVERGOEDINGSPROCEDURE TEGEN DE GEMEENTE De Rechtbank te 's Gravenhage heeft heden vonnis gewezen in een procedure tusschen de weduwe v. d. G. te Leiden en de gemeente.Leiden. De echtgenootte van de eischeresse werd op 30 November 1935 door een omvallenden muur \an het per ceel hoek ParadijssteegOude Vest al hier getroffen en gedood. Perceel en muur waren eigendom van de gemeente. Het perceal behoorde to een ocmplex, dat ge sloopt werd in verband met een sanee- ringsplan van de gemeente. De weduwe heeft de gemeente verant woordelijk gesteld voor de door haar ge leden schade omdat aan den muur geen enkele voorziening' ter beveiliging was genomen, zoodat het instorten een gevolg was van verzuim. De gemeente voerde aan, dat het sloo- pen van het betreffende perceel was aan besteed aan D. M. van Steenbergen, aan nemer te Almelo, en dat bestek en voor waarden der aanbesteding de bepaling be vatten, dat de aannemer afdoende voor zorgen zou nemen tegen instortingen en dat alle schaden, uit de werkzaamheden voortvloeiende, zouden komen voor reke ning van den aannemer. De rechtbank, uitspraak doende, heeft nu de gemeente op haar verzoek vergnd, den aannemer te dagvaarden ten einde op den eisch tot vrijwaring ter zake te ant woorden. DE GESCHIEDENIS VAN GRAVESTEEN Voordracht van ir. Hugo van Oerle voor„Oud Leiden" Voor de Vereeniging „Oud Leiden" heeft gisteravond de heer ir. Hugo van Oerle, ar chitect alhier, zijn aangekondigde voor dracht in de Lakenhal gehouden over de geschiedenis van het Gravensteen, een der oudste en merkwaardigste Leidsche ge bouwen. De belangstelling voor dit onderwerp was vrij groot en hieruit bleek weer eens hoe „Oud Leiden" dit jaar van bijzondere acti viteit blijk geeft, hetgeen wel zeer op prijs gesteld wordt. In de inleiding tot zijn onderwerp herin nerde de heer van Oerle eraan, dat Leiden in de middeleeuwen een groot grafelijk be zit was. Het ligt voor de hand, dat de gra ven, waarvan bekend is, dat zij veel te Lei den vertoefden, zich hier een huis en hof hebben gebouwd temidden van hun goe deren. Zoo ontstond er nabij de aloude Pieters kerk een Gravenhof, meer bekend onder den naam van „Huizinge van Lokhorst", den lateren bezitter. Omdat de graven ook een degelijke ge vangenis noodig hadden, waar zij hun ge vangenen en die uit Rijnland konden on derbrengen, stichtten zij daartoe een apar- ten „steen", d.w.z. een versterkte gevan genis, niet ver van hun Gravenhof of aan het water, dat daar stroomde. Deze gra felijke gevangenis was een versterkte to ren, met enkele verdiepingen, gelegen op een eenigszins verhoogd terrein, omgeven door een gracht. Uit' een plattegrond van het gebouwen complex toonde spr. de kern, den vierkan ten z waren onderbouw van dezen toren. Uit de steensoort is op te maken, dat deze moet dateeren uit het midden der 13e eeuw. Vermoedelijk is het Gravensteen dus een stichting van Willem II of Floris V, die hier tal van jaren hebben gewoond. In 1934 gaf de toenmalig regeerende graaf de rechtspraak over stedelingen af aan den Schout, terwijl eerst in 1582 een samen smelting plaats vond van het baljuwschap en het schoutschap. Er was dus een stedelijke rechtspraak gekomen. Hierbij kwam nog, dat de gra ven, die Leiden metterwoon verlaten had den en steeds meer van hun grafelijke goederen hadden verkocht, her Graven steen in beheer stelden van anderen. In 1463 komt Gravensteen in het bezit van de stad, op voorwaarde, dat zij voor de algeheele restauratie zou zorg dragen en wij zien dan het Gravensteen voortaan als zetel van de stedelijke rechtpleging. Het was dus de stedelijke gevangenis geduren de de 15e eeuw. Spoedig zou zij echter blij ken onvoldoende te zijn. De Leidsche gevangenis bevatte toen maals somtijds meer dan 40 gevangenen tegelijkertijd, doch het is bijna onbegrij pelijk hoe men deze hier kon onderbren gen. Allen werden bijeen opgesloten en bij wijze van straf werden vaak ketters bij zware misdadigers, die op hun doodvonnis wachtten, gelegerd. Het begrip cellulaire straf kende men niet. In 1556 werd er een nieuwe gevangenis bijgebouwd voor de kosten waarvan een omslag werd geheven over de dorpen van Rijnland. Aan het eind va nde 16e eeuw breekt de gedachte door om bij de straffen naast het negatieve, de uitsluiting uit de maatschap pij, ook iets positiefs voor de opvoeding van de gevangenen te doen. Het begrip van Maatschappelijk Hulpbetoon in den vorm van sociale zorg vindt hier zijn kiem. In dien tijd was dat ook zeer noodig, want na 1570 was er een groote verarming in de stad Leiden, waardoor er vele inwoners waren, die hoewel geen misdadigers uit zichzelf, door hun armoede aan den rand van de misdaad werden gedreven. De cri minaliteit van de jeugd steeg in sterke mate. Zoo werd, nadat de wakkere stadssecre taris Jan van Hout zich daar eenige maan den voor had beijverd, in Maart van het jaar 1598 door de Groote Vroedschap be sloten een tuchthuis te bouwen op de plaats van. het Symons Begijnhof en het erf van Henri Gallens. Lang heeft dit tuchthuis niet bestaan. Reeds twaalf jaar later werd hel opgehe- AGENDA LEIDEN. Donderdag, liefdadigheidsuitvoering Moe derschapsfonds R. K. Bond van Gezinshoofden, Foyer Stadsgehoor zaal, 8.15 uur. Donderdag, R. K. Reelasseeringsvereeniging zitting in het gebouw der St. Vine. Vereeniging, Hooglandsche Kerk- gracht 32, 89 uur. Zondag, Uitvoering èt. Pancras-<:ohort, S+adsgehoorzaal, 8.15 uur. De avond-, nacht en Zondagdienst der apotheken wordt van M a a n d a g 12 tot en met Zondag 18 April a.s. waargeno men door de apotheken: M. Boekwijt, Vischmarkt 4, tel. 552 en J. Doedens, Wil- helminapark 8, Oegstgeest tel. 274. VOORNAAMSTE NIEUWS BUITENLAND. I Het antwoord van Berlijn op het pause lijk protest tegen de schending van het Concordaat. (2de blad). De besprekingen van dr. Schacht te Brussel. (2de blad). Nieuwe arrestaties in Sovjet-Rusland. (2de blad). BINNENLAND. De ontvangst van het prinselijk paar te Baarn. (1ste blad). De goedkoopere retourkaarten op de spoorwegen. (2de blad). Mededeeling omtrent de wegenbouw na bij Sassenheim. (2da blad). Tochten door de bloemenvelden. (1ste blad). De staking in de Goudsche wasscherijen opgeheven. (2de blad). OMGEVING. Beschrijving van het nieuwe raadhuis te Nieuwveen. (2de blad). ven en uit de oude kaarten krijgt men den indruk, dat de inrichting feitelijk was on dergebracht in het eigenlijke Gravensteen. In 1654 kwam Leiden eindelijk tot pian- nen voor een ruim opgezet spin- of raad huis. zooals Van Hout zich dat gedroomd had. Het betrof hier blijkbaar een gebouw om menschen te beteren, meer dan om te straffen. In Juli van dat jaar werd tot den bouw besloten en in overleg met het stads bestuur besloot 's Gravenzande het tucht huis te bouwen aan de Oostzijde van Gra vensteen over een deel van de gracht. Spr. stond hierna uitvoerig bij de bouw geschiedenis van dit spinhuis stil en be handelde aan de hand van oude teekenin- gen, hoe deze instelling was ingericht. Tegelijk met dezen bouw werd ook de eigenlijke gevangenis van Gravensteen ver groot. Zeer kort na het gereedkomen van het tuchthuis, in 1671, rijpen plannen voor een vierschaar en schepenkamer. Spr. toonde vervolgens het gevelontwerp hiervan van Willem van der Helm, een ontwerp, dat vrijwel ongewijzigd tot uit voering is gekomen. Daarna besloot ir. van Oerle zijn voor dracht met te wijzen op de laatste veran dering, het sloopen n.l. van het z.g. Groene Zoodje, de ommuurde en omwalde gracht. Daarna is van de geschiedenis van Gra vensteen, dat in de middeleeuwen de stille getuige is geweest van alle beroeringen in het stedelijk leven van Leiden, weinig meer opgeteekend. Het werd een vrijwel waarde loos gebouw, waarna men nog slechts met eerbied opzag als een luk historie, en dit vrijwel alleen nog door den vreemdeling, die Leiden bezoek! Zoo staat het eertijds trotsche gebouw nu gedwee afwachtend wat zijn lot in de toekomst zal zijn. Na de voordracht van ir. van Oerle, wel ke met een hartelijk applaus werd beloond, volgde een bezoek aan de Gravensteen tentoonstelling in de twee tentoonstellings zalen van de Lakenhal ingericht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 2