Lente in Limburgsche „Betuwe". De Umouigsche .oeiuwe in vollen bloei. Dank zij het zachte weer der laatste dagen prijkt het kersenland bij Eysden weer in prachtig witten bloesemtooi Kijkje op den stand der werkzaamheden aan de nieuwe roeibaan in het Boschplan te Amsterdam, waar op Hemelvaartsdag de jaarlijksche Varsity ver- roeid zal worden Scheveningen maakt toilet voor het komende zomerseizoen. Een aardig snapshot van de bedrijvigheid, welke er heerscht voor het In gereedheid brengen van de badplaats Dr. Schacht, president van de Duitsche Rijksbank, arriveerde Dinsdag met een speciaal vliegtuig te Brussel, teneinde met zijn Belgischen collega diverse be langrijke besprekingen te voeren De Havezathe .De Cloese', het nabij Lochem gelegen kasteel, zal in Mei a.s. publiek verkocht worden FEUILLETON DE VIERDE MAN (Een geval uit de practijk van Inspecteur Sanders, lid der Centrale Recherche), door UDO VA-N FWOUD. (Nadruk verboden). 32) Of meneer Evertsen dan misschien een brief had achter gelaten voor Mr. Govers? Dat bleek inderdaad het geval. De por tier begaf zich wederom naar de loge, waar zijn collega reeds met een couvert in de hand gereed stond. Sanders stak het epistel in zijn binnenzak, drukte den portier een muntstuk in de hand en liet zich daarna, op den voet door Wils gevolgd, door de glazen deur draaien, welke toegang gaf tot het aangrenzende restaurant. Zij namen plaats aan een tafeltje voor een der ramen, lieten zich door een uiterst beleefden kellner coffie brengen en terwijl .Wils een sigaret opstak verdiepte Sanders zich in het schrijven van den rechercheur. Het bleek slechts een kort briefje te zijn. Nadat hij het had doorgelezen, staarde hij eenigen tijd zwijgend naar buiten. Hoewel het geduld van den reporter op een zware proef werd gesteld, wachtte deze rustig af tot de inspecteur het oogenblik gekomen achtte om zich tot hem te wenden. „Weinig, maar niet onbelangrijk", zei de ze eindelijk, Wils het briefje toeschuivend. Deze las: „Gezochte begaf zich hedenavond na aan komst onmiddellijk naar de oude stad en wel perceel -Alte Jakobstrasse 13, dat den indruk maakt van een ouderwetsch woon huis. Op haar kloppen ontving zij geen ge hoor, waarna zij haar intrek nam in hotel „Zweibrucken Hof' aan de Konigsallee. Ook ik heb hier m'n tenten opgeslagen. Be geef u dus na aankomst zoo spoedig moge lijk naar genoemd hotel, waar u, indien ik niet aanwezig mocht zijn bericht zult vin den. E. De reporter las het briefje nog eenige malen door alvorens zijn meening kenbaar te maken. Eindelijk zei hü, terwijl hij San ders het epistel over de tafel toeschoof. „We zullen maar niet te lang wachten met aan deze invotatie gevolg te geven. Het begin van onze expeditie hier lijkt me nogal hoopvol. We hebben nu althans een adres, dat we in het oog kunnen houden, al zal dan ook nog moeten blijken, in hoe verre dit voor ons onderzoek van beteeke- nis kan zijn." De inspecteur scheen dezelfde meening te zijn toegedaan. Hij riep den kellner om af te rekenen en een minuut later stonden beiden in de breede Graf Adolphsirasse. waar een juist voorbij rijdende taxi werd aangeroepen. „Ik vrees, Miel", begon Sanders, toen de chauffeur den wagen in beweging zette, „dat wij de politie hier er niet buiten zul len kunnen houden. Wanneer dat perceeJ in de Alte Jakobstrasse werkelijk een rol in deze geschiedenis speelt, zal de Dussel- dorpsche recherche ons wellicht belangrij ke inlichtingen kunnen verschaffen. Niet onmogelijk dunkt het me dan ook, dat we hier met een bende te doen hebben, die zoo spoedig mogelijk moet worden opge ruimd en dat zullen we uiteraard niet zon der assistentie van de collega's hier kun nen klaar spelen". „Naar mijn meening ligt het zelfs voor de hand. dat deze bende een internationaal karakter draagt. Wanneer we bedenken, dat zuster Robert zoo'n goede bekende is van de Belgische justitie, bestaat er alle reden om aan te nemen, dat deze onderne ming in verschillende landen haar vertak kingen heeft. Wat Holland, België en Duitschland betreft, schijnt dat in ieder ge val wel vast te staan". Sanders gaf niet direct antwoord. Eenigs- zins nerveus trommelde hy met de vinger toppen op de ruit van de taxi, een gebaar, dat Wils niet van hem kende en daarom zijn verwondering opwekte. „Is het zelfvertrouwen zoek?" vroeg hy spottend, toen Sanders 'zijn roffel even moest onderbreken, daar de taxi met een scherpen hoek de Konigsallee opzwenkte. „In 't geheel niet; maar jouw opmerking over dat internationale karakter heeft me plotseling te denken gegeven." „Zou jij het onder deze omstandigheden vreemd vinden, Miel, wanneer aan het-licht kwam, dat de bende ook in andere Duitsche plaatsen leden telt? Bijvoorbeeld in Han nover of in een centrum van vreemdelin genverkeer als Bad Harzburg?" „Aha, ik begrijp, waar je heen wilt. Hel- lir.ger's compagnon, nietwaar, die zich plot seling meende te moeten terugtrekken, toen het er op aan kwam zijn pension in de Harz met een hypotheek te belasten....? Onmogelijk dunkt het me niet, tenzij het onderzoek heef uitgewezen dat de man volkomen vrijuit gaat". „Dat laatste punt kunnen we gevoeglijk uitschakelen De Rotterdamsche recherche schijnt nog steeds niet aan het eind van haar onderzoek en vermoedelijk zullen daar nog wel eenige dagen mee gemoeid zijn. Vergeet niet, dat het hier een vreemdeling betreft, vlan wien bij ons te lande niets maar dan ook in het geheel niets bekend is. Enfin", besloot hij, het gesprek afbrekend, daar de wagen nu voor Hotel „Zweibrucken Hof' stopte, „we zullen maar afwachten wat de eerstvolgende dagen aan het licht brengen." En toen ook de reporter zich ge reed wilde maken om uit te stappen, liet hij er haastig op volgen: „Blijf jij zoolang in den wagen tot ik weet, dat de kust vrij is. Ons spel zou totaal bedorven zijn, wanneer jil daar binnen tegen Zuster Robert aanliep. Laat je dus vooral niet te veel zien." Terwijl Sanders zich haastig verwijderde deed Wils, zooals hem gezegd was. Hij gal den chauffeur opdracht een ochtendblad te koopen van een op een hoek van een zij straat staande krantenvrouw en verborg zich in het fond van den wagen, zóó, dat althans zijn gelaat voor de voorbijgangers onzichtbaar was. Spoediger dan hij verwacht had, keerde Sanders terug met de boodschap, dat het terrein veilig was. Zij betaalden den chauf feur en begaven zich naar het restaurant, waar op dit uur van den ochtend slechts enkele bezoekers aanwezig waren. „Ze heeft vanmorgen reeds om acht urn- het hotel verlaten en Evertsen is haar ge volgd", begon de inspecteur zonder eenige inleiding. „Hier heb je het briefje dat hij heeft achter gelaten." Het bleek even kort van inhoud als het eerste: „Gezochte heeft zich in het vreemdelin- genboek ingeschreven als Josephine Marie Portelle, 27 jaar, boekhoudster uit Brussel. Hedennacht hier gelogeerd. Hedenmorgen om 8 uur te voet vertrokken. Bagage ach tergelaten. Ik volg. Wacht hier op nader bericht." Wils bekeek het epistel nauwkeurig. Het viel hem onmiddelijk op, dat de beide eer ste zinnen minder haastig geschreven wa ren dan de vier laatste. Hieruit mocht wor den geconcludeerd, dat Evertsen het eerste reeds gisteravond of vanmorgen vroeg had genoteerd, in ieder geval vóór hij wist, dat de ver pleegster, die nu plotseling boek houdster bleek te zyn, zou uitgaan. Toen dat inderdaad het geval bleek, dat hij haas tig en laatste zinnen neergekrabbeld en het briefje in de reeds by voorbaat ge adresseerde enveloppe gesloten. De ontdek king zei natuurlijk niets, hoogstens, dat re- cheurcheur Evertsen een voorzichtig man was, di' op alle eventualiteiten voorbereid wenschte te zijn, maar toch kon hy niet na laten Sanders op een en ander opmerk zaam te maken. Deze bleek nog niet geheel over zijn on rust heen te zijn. „Wat je daar zegt, Miel", antwoordde hy op zoo'n kalmen toon, dat het den reporter zelfs eenigszins geforceerd voorkwam, „is ook mij niet ontgaan. De ontdekking heeft voor ons niet de minste beteekenis en toch... ik wil het je eerlijk bekennenook al, omdat ik er toch niet in slaag het verbor gen te houden.... ben ik verontrust over de voortdurende afwezigheid van dezen, my onbekenden Evertsen. Zoolang ik zelf de touwtjes in handen heb, zoolang ik weet en persoonlijk beoordeelën kan, wat er ge daan moet worden, behoud ik m'n, zelfs in de prévairste situaties onverwoestbaar op timisme, maar zoodra ik tot werkloosheid gedoemd word in een zaak, waarvan de leiding toch ten slotte bij mij berust, be kruipt me voortdurend de angst, dat het scheef gaat. Ongemotiveerd die vrees, zul je zeggen! Een gebrek aan vertrouwen in de capaciteiten van mijn onder£«»vh>kten? Best mogelijk, maar laat ik je dan mogen verzekeren, dat m'n practijk als speurder mij daar meer dan eens reden toe heeft ge geven." (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12