DE DWAZE TULPEN-GOKKERS
ZiT oAG 10 ATT
DE LEIDSCHE COURANT
TWEEDE BLAD - PAG. 7
DRIE EEUWEN GELEDEN WERD
ER EEN EIND AAN GEMAAKT
Fabelachtige prijzen I
Wanneer gij in den aanvang van 1637,
dus drie eeuwen geleden, een der vele her
bergen hier ter stede waart binnen gegaan,
was de kans groot geweest, dat ge er een
„College" van „Floristen" aan den arbeid
had aangetroffen. Ge zoudt hen hebben
hooren spreken van tulpen en tulpenbollen
van de meest onderscheiden soorten en niet
fantastische namen als gold het een mo
derne sigarenwinkel. Maar zoudt ge hen
hebben aangezien voor de voorloopers van
de kundige bloembollenkweekers van thans,
die de „goudmijn in het zand" in geheel de
streek tusschen Haarlemen en Leiden heb
ben ontdekt, dan zoudt ge U deerlijk heb
ben vergist. Want de meesten hunner be
moeiden zich niet met het kweekersvak en
voorzoover zij dat deden, was hun arbeid
niet op degelijke kennis gegrond. Zij waren
speculanten, die gebruik maakten van de
zucht naar praal en pracht van de rijke
kooplieden dier dagen, die elkander al even
min den wel versierder tuin of hof gunden
als de luxueuse inrichting van hun huizen
of de juweelen van hun vrouwen. De tulp
was nog een zeldzame bloem ten onzent,
en de een wilde al mooier variaties hebben
dan de ander. Wanneer Baronesse Orczy
den vroegen voorvader van den door haar
geschapen Rooden Pimpernel, als „lachende
Cavalier" op de Markt te Haarlem ten too-
neele voert, hoort zij hem een koop afslui
ten, dien de bedachtzame Burgemeester van
Beresteyn aangaat en waarop hij voor dui
zenden guldens zich in het bezit stelt van
slechts enkele tulpenbollen. En nog meent
hij reden tot verheuging te hebben.
Hoe de „handel" te werk ging.
Deze dusgenaamde floristen beproefden
hun geluk in tulpen en tulpenbollen, ge
lijk men in die dagen van ongekenden voor
spoed speculeerde in Indische speceryen,
in koren, in wat niet al. Met dit onder
scheid intusschen, dat bij al die andere spe-'
culaties het ging om iets wezenlijks, om
partijen goederen, die in elk geval beston
den, al waren ze ook geen eigendom van
deze speculanten, terwijl tulpen en tulpen
bollen werden verhandeld, waarvan men
geen zekerheid had dat ze ooit zouden be
staan. De groote sommen, die reeds in de
20er jaren van die eeuw voor den veel ge-
roemden „Semper Augustus" werden ge
geven, hadden er vrij spoedig toe geleid,
dat wevers en andere ambachtslieden, wien
het door de toenemende nijverheid niet
naar den vleeze ging, hun gereedschap naar
de Bank van leening brachten teneinde
met het daarvoor verkregen geld een tuintje
te huren, er tulpen te kweeken, in de hoop
dat zij, dank zij aanwijzingen, hen verstrekt,
bijzondere variëteiten te voorschijn zouden
brengen. Anderen kochten van hen tulpen
en tulpenbollen en verkochten ze weer aan
derden, die ze maar al te gemakkelijk in
de herbergen vinden konden. Bijkans over
al was een „College van Floristen" geves
tigd, gelijk men het deftig heette. Men paste
een tweetal ingewikkelde stelsels toe; bij
het eene kwamen schijven en oogen te pas;
bij het andere bepaalde de plaats binnen
het ootje (cirkel) op een bord getrokken,
het bedrag van de som, die men wenschte
te besteden.
Men mocht dan den schijn aannemen van
een ernstig spel te speien, in het kort kwam
het hierop neer, dat men tegen willekeu
rige prijzen tulpen of tulpenbollen opkocht,
die nog niet bestonden, maar op een be
paalden tijd geleverd zouden worden.
Kwam het nu zoo uit, dat de prijs, dien
men voor deze tulpenbollen had gegeven,
lager was, dan zij volgens den catalogus op
het oogenblik der levering moest opbren
gen, dan had men verlies; was de prijs hoo-
ger, dan had men winst Liever gezegd, men
meende in vele gevallen winst te hebben,
want het kwam nog tijdens den gouden tijd
dezer speculatie voor dat lieden hadden
gespeeld, die over geen contanten beschik
ten en bij verlies niet in staat waren om
ook maar iets te betalen.
De „rouwkoop".
Teneinde zich eenigen waarborg te ver
schaffen, stelde men den rouwkoop in, het
geen hierop neerkwam, dat reeds dadelijk
een gedeelte van het overeengekomen be
drag werd betaald, grooter of kleiner al
naarmate de bestede prijs was, te verreke
nen zoodra de fatale datum was aangebro
ken. Met deze rouwkoop, die ook wel wijn
koop werd geheeten, sloeg men dan goeden
sier in het college; men bestelde er toeback,
destijds nog vrij kostbaar, men dronk er
wijn van, als goede Hollanders bedacht men
er de armen van, en zij, die schijnbaar een
goeden slag geslagen hadden, brachten dan
dikwerf nog een som van eenige beteeke-
nis naar huis.
Valt het te verwonderen, dat in deze paar
jaren van dwaasheid, die zich vermoedelijk
van 1634 tot 1637 uitstrekten, het geheele,
tot dusver vrij sobere leven onzer Neder
landers veranderde? De gemakkelijke wijze,
waarop men dit geld won, leidde tot een
gemakkelijke wijze van uitgeven. Men had
zoo lang krom gelegen onder de zorgen;
men had zooveel jaren gespaard om een
bedragje bijeen te krijgen, dat tegenover
de winsten van thans Kinderspel was; waar
om zou men het er niet van nemen?
Ja, sommigen dezer lieden, in het een
voudigste doen geboren, droomden reeds
van den aankoop van een Heerlijkheid of
een Baljuwschap, en in elk geval zagen zij
voor zich een leven van genot en gemak,
waarin zij niet meer voor dag en dauw
zouden behoeven op te staan, maar waarin
zij rustig een groot gedeelte van den dag
in hun tuinen zouden kunnen door bren
gen.
Belachelijk hooge prijzen.
Men denke ook niet gering over de prij
zen, die werden besteed. Aanvankelijk ging
het om de tulpen en tulpenbollen naar de
soorten en de kleuren al was het moeilijk
tevoren te zeggen welke kleuren zij zouden
hebben. Maar al spoedig werden de prijzen
zoo hoog, dat men de2e bloemen naar het
gewicht ging berekenen en per aas be
taalde, gemeten naar de fijne weegschalen,
die men in de colleges bij de hand had of
anders van apothekers e.a. leende. Prach
tige namen gaf men er aan; de Semper
Augustus bes nd reeds, maai er was een
Admiraal van der Eik een Admiraal Lief-
iens, een Viceroi, een Grebber, een Gouda,
een Zomerschoon, een Jory Catelijn, een
Brabangon, en wat al met meer. Merkwaar
dig was ook, dat men niet slechts voor geld
verhandelde, maar dat men, als in de tijden
van de Batavieren zijn huisraad, zijn vee
inzette; ja, het had er nog maar aan ont
broken dat men vrouw en dochters in dit
dobbelspel had betrokken. Men denke met
licht over prijzen die werden betaald, want
de dure Semper Augustus ter zijde gelaten,
waarvoor men al spoedig 5500 betaalde,
was zoo'n Admiraal Liefkens 4400.
waard, een Viceroi 4200.een Gouda
3600.en zoo meer. Teneinde te begrij
pen wat het in die dagen beteekende, diene,
dat men voor 2500 gulden zich geheel een
veestapel kon aanschaffen met daarbij tar
we en rogge en boter en kaas, ja kleeren
en wellicht nog eenig huisraad toe. Maar,
niet waar, men kon met een enkelen slag
duizenden guldens verdienen; de markt
ging steeds omhoog; waarom zou men niet
toestasten!
Een „ui", welke eenige duizen
den grildens kostte.
Dat zich bij eenvoudige lieden zonder
linge tooneelen afspeelden, valt niet te ver
dazen. Een Amsterdamsch koopman, die een
tulpenbol voor een duizend gulden gekocht
en argeloos bij het venster had laten lig
gen, ontving kort daarop eenige vreemde
waren, die hem door een matroos werden
ter hand gesteld, en deze kreeg van den
koopman, omdat hij over hem tevreden
was, een versche haring en een kan bier.
Toen hij zich, terwijl de koopman zich even
verwijderde, aan het eten zette, ontdekte
hij den tulpenbol en meenende dat het een
gemeenen ajuin was, nam hij de vrijheid
dien te schillen en op te eten. Toen de koop
man bemerkte was er gebeurd was, moest
hij tot zijn ontsteltenis bekennen, dat die
maaltijd hem meer had gekost dan dat hij
den Prins van Oranje had onthaald. En een
Engelschman, zoo vertelt ons nog de kro
niek dier dagen, die de onvoorzichtigheid
had in een zekeren tuin een paar bollen
in de zak te steken om natuurkundige
waarnemingen te doen, werd van diefstal
aangeklaagd en moest een aanzienlijke som
gelds betalen. Wat wonder, dat zulke din
gen voorkomen; wat wonder, dat toen de
zaak scheef liep, de Staten van Holland,
zij het ook met een spijtigheid, die uit de
bewoordingen van hun besluit spreekt, erin
moesten toestemmen om den inpost op ver
koop en handel, die een niet gering bedrag
vertegenwoordigde, te laten varen.
Het liep natuurlijk verkeerd af.
Want, wat tevoren viel te voorspellen, het
liep natuurlijk mis. Gelijk boomen niet
groeien tot den hemel zoo kwam er ook
een einde aan de sommen, die men bereid
was voor tulpen en tulpenbollen te betalen.
Hoe dat einde is gekomen, valt, gelijk in
al dergelijke gevallen, moeilijk te zeggen.
Of het inderdaad de spotters zijn geweest,
die het vertrouwen van koopers en verkoo-
pers aan het wankelen hebben gebracht,
dan wel of de nuchtere zin by de Hollan
ders is teruggekeerd, het is niet te zeggen.
Maar zooveel is zeker, dat er
plotseling een geweldige daling in
de prijzen kwam, zoodat wat den
dag tevoren nog duizend gulden
waard was, niet meer dan de helft,
ja den volgenden dag reeds niet
meer dan een kwart opbracht.
Schijnbaar hielden de speculanten
er den moed in; ei waren er zelfs
die naar Duitschland en elders reis
den om hun kostbare tulpenbollen
aan te bieden. Daar deed men er
niets mede, en zoo keerde men dus
verlegen naar huis terug.
Men zocht het in organisatorische hulp;
men kwam te Amsterdam bijeen. Tal van
plaatsen, die toen en ook nu voor bloem
bollenteelt niets beteekenden, waren bij
dezen speculatieven handel betrokken. Men
besloot toen om sleciits die verkoopen te
erkennen, die voor een bepaalden datum
in 1636 waren afgesloten, al moest daar
voor dan een rouwkoop worden opge
bracht. Toen dit» =enmaal gedaan was,
meenden zy, die verkocht hadden zeker te
zijn en brachten dagvaardingen uit aan de
koopers, die zich jegens hen gebonden had
den. Maar deze waren of niet gewild of
niet in staat om te betalen.
In elk geval, het euvel nam zoo-
danigen omvang aan, dat de recht
banken ermede verlegen zaten en
de hulp van de Staten van Holland
inriepen. Deze kondigden toen op
27 April 1637 een besluit af, waarin
zij voorloopig de verkoopers de ge
legenheid gaven om zich van de
tulpen en de tulpenbollen te ont
doen, doch hun vordering op de
GEMEENTERAAD VAN BOSKOOP
Donderdagavond 8 April kwam de Raad
dezer gemeente in openbare vergadering
bijeen onder voorzitterschap van den bur
gemeester, mr, E. P. Verkerk.
Het voorstel betreffende het verleenen
van extra-steun aan werkloozen in 1937,
werd zonder stemming aangenomen.
Berijmd voor het kerkhof.
Bij het voorstel tot verhuring van het
weiland aan den Hoogenveenschen weg,
vraagt de heer v. Kleef, of het geen tijd is
die grond te verkoopen, daar de rente meer
opbrengt dan er thans aan huur ontvan
gen wordt, zoodat het ieder jaar meer ver
lies geeft. Spr. vraagt of het verantwoor
delijk is het land in bezit te houden en
ieder jaar meer verlies te lijden. Het stuk
grond is indertijd gekocht met het doel er
een kerkhof aan te leggen, maar spr. acht
het geen geschikte plaats voor een kerk
hof en meent naar een andere gelegenheid
te moeten uitzien en deze grond te verkoo
pen.
De heer Noest vraagt inlichtingen om
trent de verhouding tusschen het gemeen
tebestuur en den vorigen huurder, den heer
Ravenhorst, daar hem medegedeeld is, dat
deze verstandhouding niet al te best is.
De voorz. zegt, dat de heer Ravenhorst
niet ingeschreven heeft, dus vanzelf niet in
aanmerking kwam voor het huren van het
weiland, waarna wethouder Guldemond ver
volgens uitvoerig inlichtingen geeft betref
fende de verhouding tusschen het gemeen
tebestuur er Ravenhorst.
De voorzitter antwoordt den heer van
Kleef, dat in den regel iets wat gekocht is
niet weer verkocht wordt en dat Ged. Sta
ten van meening zijn, dat de gemeente
moet houden, wat zij heeft. Wat betreft de
rendabiliteit, zooals door den heer v.
Kleef genoemd, is deze volkomen juist.
De heer v. Kleef meent, dat in een bij
zonder geval als dit, waarbij de gemeente
een strop heeft. Ged. Staten geen bezwaar
zullen maken tegen verkoop en wil er liefst
zoo gauw mogelijk van af zien te komen,
daar het land steeds duurder wordt door
dit renteverlies.
De voorzitter zegt, dat het verlies niet
meer is in te halen en dat er op het oogen
blik gerekend moet worden met de prijs
en de opbrengst, zooals die nu is. De heer
Haring zegt ook, dat niet de oude prijs
aangehouden kan worden maar de nu gel
dende, welke veel lager is. De heer Brand
zegt, dat dit stuk gekocht is voor een kerk
hof omdat de grond zwaar is en meent niet,
dat er dergelijke grond in de buurt te krij
gen is. De heer 't Hart meent voor een
jaar te moeten verhuren inplaats van drie
jaar, hetgeen in verband met bemesting
echter ernstige bezwaren oplevert. Na nog
eenige discussie wordt dit voorstel ten slot
te zonder h. st. aangenomen.
Geschrapt wegens
onoprechtheid.
Aan de orde kwam vervolgens het voor
stel tot benoeming van leden en plaatsver
vangende leden van stembureaux.
Door de heeren 't Hart en Noest was een
schrijven ingediend met verzoek om in
stembureau IV den heer H. Houtzagers als
plaatsvervangend lid te vervangen door
den heer Beekhuizen en in stembureau V
den heer A. S. Stijkel door den heer W. de
Vries, zulks met het oog op de partijen,
welke dan in elk stembureau zitting heb
ben, m.a.w. erkenning van hun party. De
voorzitter zegt, dat bij een vraag aan Beek
huizen nar zijn partij deze geantwoord
heeft geen lid te zijn van de S. D. A. P.,
maar van het N. V. V., zoodat deze dus
niet voor de S. D. A. P. zitting kan ne
men.
Ook wèthouder v. Gelderen zegt, dat
Beekhuizen ontkent heeft lid te zijn van de
S. D. A. P. en vindt spr. bovendien een wij
ziging onnoodig daar het hier niet op po
litieke richting moet aankomen.
De heer Noest zegt dat Beekhuizen wel
degelijk lid is van de S. D. A. P. maar het
koopers behielden. Dat besluit was
voorloopig, omdat men eenvoudig
geen anderen uitweg wist.
Men wacht nog steeds op een
regeling.
Gelijk het meer met voorloopige dingen
gaat, de in uitzicht gestelde definitieve re
geling is er nog steeds niet. Drie eeuwen
zijn na dit jaar der dwaasheid verloopen,
en nog steeds wacht men. Zij die groote
vorderingen hadden op koopers van tulpen
en tulpenbollen, die zich jegens hen had
den verbonden, hebben al spoedig beseft,
dat het kwaad zoo grooten omvang had
aangenomen, dat de openbare machten niet
konden helpen. Zij hebben in het meeren-
deel der gevallen de wijste partij gekozen;
getracht tot een accoord te komen met de
genen, die hun schulöeischers waren, en
blijde te zijn, indien zy althans nog iets
tinnen kregen van de fantastische sommen,
die zij reeds in hun bezit hadden gewaand.
Welke les intusschen niet heeft verhinderd,
dat juist een eeuw daarna, omstreeks 1734,
een gelijke, op niets berustende hyacinthen-
handel zich, opnieuw voornamelijk in Am
sterdam en Haarlem, maar ook elders, ont
wikkelde. Weer verlieten toen vele am
bachtslieden hun bedrijven en gingen op
den inderdaad vruchtbaren bodem der
duinstreek hun geluk met de hyacinthen
beproeven. Wel werden niet prijzen besteed
als een eeuw tevoren, wel nam het kwaad
niet zoo grooten omvang aan als toen is ge
schied, maar niettemin is er toen ook veel
leed uit dwaasheid geleden.
Voorloopers van den bloembollenhandel
van thans, die aan ons land naar buiten te
recht zulk een groote vermaardheid heeft
bezorgd, waren deze dwaze lieden geens
zins.
misschien, toen de vraag gesteld werd, niet
was, daar hij enkele weken bedankt had.
Spr. acht het echter niet juist, dat by het
solliciteeren iemand naar zijn politieke rich-
tng gevraagd wordt maar meent alleen te
moeten kijken naar rijn capaciteiten.
De heer Haring zegt, dat Beekhuizen
plechtig verklaart heeft geen lid te zijn van
de S. D. A. P. dus de voorz. een rad voor
de oogen heeft gedraaid en meent hem dan
ook niet oprecht genoeg om in een stem
bureau zitting te nemer-
Na nog eer.ige discussie hierover zegt de
voorz. dat hij persoonlijk overwegend be
zwaar maakt tegen dezen candidaat we
gens zijn onoprechtheid en verzoekt hem te
schrappen, waaraan voldaan wordt en als
candidaat wordt gesteld A. v. Luik.
Na stemming wordt de heer Houtzagers
met 8 tegen 4 stemmen herkozen en de
heer A. C. Stijkel in stembureau V even
eens.
Vervolgens aanbieding van een voor
dracht ter benoeming van een onderwijze
res aan de openbare school voor gewoon
lager onderwijs. Hierop kwamen voor mej.
S J. M. Boschaert uit Moerkapelle. 2. Mej.
N. Ingeneeger te Dirksland en 3. Mej. K.
Witvoet te Britswerd.
Met 7 tegen 5 stemmen werd gekozen
mej. N. Ingeneeger.
Een voorstel tot vaststelling van een
voorgevelrooilijn voor de Valkenburger-
laan en een gedeelte van de Biezen werd
zonder meer aangenomen.
De bebouwing van de
Valkenburgerlaan.
Voorstel tot vaststelling van een veror
dening regelende oe bebouwing en het ge
bruik van terreinen aan de Valkenburger
laan.
De heer 't Hart vraagt, of de afvoer van
afvalwater goed geregeld is en zag bij art.
12 de breedte van de toegangsbruggetjes
welke op 1 Meter is gesteld gaarne iets
breeder n.l. 1.25 M.
De heer Boekraad vraagt, waarom de
verordening van de bebouwing aan de eene
zijde der Valkenburgerlaan zwaarder is
dan van de andere zijde en meent de be
lemmeringen niet te groot te moeten ma
ken, daar het bouwen dan steeUs zwaarder
wordt.
De heer De Ruyter meent eveneens, dat
de voorschriften tamelijk zwaar zijn, waar
door de huizen te duur worden en ver
zoekt de verordeningen wat soepeler sa
men te stellen.
De voorz. antwoordt de verschillende
sprekers, dat het afvalwater zoowel bij de
bouw ter sprake kan komen als by rio-
leering. Wat betreft de verbreeding van
de bruggetjes van 1 M. op 1.25 M. is hier
tegen geen bezwaar maar dit beteekent een
kleine verzwaring der verordening. Dat
voor de eene zijde de verordening zwaarder
is dan voor de andere is gedaan, omdat aan
de eene kant reeds bebouwing is, terwijl
aan de andere zyde door het groen en de
boomen reeds eenigszins een bebouwing ge
vormd wordt.
De heer Boekraad kan zich niet met de
verzwaring vereenigen daar de bebouwing
hierdoor veel te duur wordt.
In stemming gebracht werd het voorstel
met 11 tegen 2 stemmen aangenomen.
Bij het voorstel tot het opnieuw vast
stellen van verordeningen op de heffing
en invordering van schoolgeld voor het ge
woon lager en voor het uitgebreid lager
inderwijs, stelt de heer Boekraad zich op
het standpunt van het Rijk en Ged. Staten,
daar door dit voorstel de minst draag-
krachtigen getroffen worden. In stemming
gebracht werd dit voorstel met 8 tegen 5
stemmen aangenomen.
Het pensioen der wethouders.
Vervolgens kwam aan de orde herstem
ming over de amenden.enterf-Brand op de
artikelen 1 en 2 der ontwerp-verordening,
regelende het verleenen van pensioen aan
de wethouders en voortzetting der behan
deling van het voorstel van den Burge
meester.
De heer Brand meent, dat zijn opvatting
de meest juiste is, terwijl ook de voorzit
ter op zijn standpunt blijft staan.
In stemming gebracht werd het amende
ment-Brand met 7 tegen 4 stemmen aan
genomen.
De voorzitter trekt hierop zijn voorstel
in en zegt dat naar zijn meening een 4-ja-
rig wethouderschap ekort is om een pen
sioen te rechtvaardigen..
De heer Brand neemt hierop voorstel van
den voorzitter over, hetgeen door den Raad
met 8 tegen 3 stemmen urgent wordt ver
klaard.
De wijziging van het voorstel luidt nu,
dat na 4 jaar 20 pet., na 8 jaar 40 pet. en
na 10 jaar het volle pensioen of 50 pet. van
de laatst genoten jaarwedde wordt uitge
keerd.
De heer de Ruyter is tegen pensioen en
acht dit niet noodig.
De heer Haring wil toegevoegd zien pen
sioenberekening van ten hoogste 535,
waartegen de heer Brand bezwaar maakt.
De voorz. zegt, dat een maximum niet
vastgesteld kan worden, daar het pensioen
op en neer gaat met de jaarwedde.
In stemming werd dit voorstel met 7 te
gen 4 stemmen aangenomen.
Discussie over schoolbanken.
Het voorstel tot het verleenen van mede
werking aan het bestuur der Vereeniging
tot stichting en intsandhouding van Chr.
Ned. Herv. Scholen te Boskoop voor het
aanschaffen van schoolbanken en leermid
delen lokte nogal eenige discusie uit.
De heer v. Kleef zegt, dat het aantal kin
deren uit Waddinxveen, dat in verband
met de daar heerschende schoolkwestie de
school in Boskoop bezoekt 26 bedraagt. Spr.
is niet genegen voor deze kinderen te gaan
betalen. Spr. stelt voor slechts een gedeelte
te geven n.l. een bedrag van 600.en de
rest voor rekening van het schoolbestuur
te houden.
De heer 't Hart meent alvorens hiertoe
over te gaan de uitspraak van de Kroon
te moeten afwachten inzake de kwestie in
Waddinxveen.
De heer Loef stelt verschilende vragen
o.a. of het waar is, dat het toegestane be
drag niet geheel gebruikt is. Tevens zegt
spr. dat deze aanvrage niet komt door het
aantal kinderen uit Waddinxveen daar de
ze kwestie er geheel buiten gelaten is.
De voorz. antwoordt, dat er geen reke
ning gehouden is met kinderen uit Wad
dinxveen en dat de zaak niet uitgesteld kan
worden tot na de uitspraak der Kroon daar
na drie maanden de zaal automatisch door
gaat.
De Raad moet zich thans uitspreken over
het principe. Wethouder v. Gelderen zegt,
dat de Herv. school altijd gewoekerd heeft
met kleine outillage en deze niet op de
hoogte gehouden heeft. Als zij geweten
hadden, dat zij de middelen, die gegeven
werden konden gebruiken, zou er nu geen
tekort geweest zijn.
De uitkeering is goed en als andere er
mee kunnen komen, moet de Herv. School
het ook kunnen. Er zal dan ook stipt de
hand aan gehouden worden, dat er geen
leermiddelen op art. 72 worden aange
vraagd. De Herv. School heeft echter niet
alle jaren alles verbruikt zoodat zij dus
nog eenig recht heeft op het te kort ont
vangen.
Dè heer Noest meent, dat de Raad zich
niet moet mengen in een schoolstrijd van
Waddinxveen. Spr. vraagt echter, of het
mogelijk zal zijn in de toekomst aanvra
gen te weigeren als het nu hier wordt toe
gestaan en acht dit een onbillijkheid.
De heer v. Kleef blijft bij de meening,
dat de leermiddelen ook noodig zullen zijn
voor de kinderen uit Waddinxveen en
steunt het voorstel van den heer 't Hart tot
uitstel.
De heer Loef zegt, dat de Herv. School
een voorsprong heeft van ƒ854, zynde het
te weinig gebruikte geld voor leermidde
len en zegt tevens dat de school niets te
maken heeft met de kinderen uit Wad
dinxveen.
De heer Haring meent, dat het schoolbe
stuur beter had moeten oppassen, waarom
bezuinigen als anderen alles opsoupeeren.
Als het geld geheel gebruikt was, zou er
nu geen tekort aan leermiddelen zijn ge
weest.
Na nog eenige breedvoerige besprekin
gen werd het voorstel in stemming ge
bracht en met 9 tegen 4 stemmen aange-'
nomen.
In behandeling komt dan het voorstel van
B. en W. tot aanvulling der politie-veror-
dening 1925, welke aanvulling vooral be
treft het venten met gedrukte of geschre
ven stukken, a. op hoeken van wegen, b.
voor of in de nabijheid van gebouwen.
De heer Noest zegt reeds jarenlang col
porteur te zijn en vreest, dat indien hij zich
voor een gebouw of op een hoek bevindt
van een straat een bekeuring te krijgen.
De heer Boekraad vraagt of het verbod
ook geldt voor venten of aanbieden op
eigen terein waartegen hij bezwaar maakt.
Ook de heer v. d. Staak maakt bezwaar
tegen dit artikel daar het meerdere malen
voorkomt, dat er voor een gebouw iets aan
geboden wordt, een speldje of iets derge
lijks, terwijl het meer een collecte is, ter
wijl ook bloempjesdagen hierdoor verbo
den worden.
De voorzitter antwoordt, dat het niet zoo
erg zal zijn en dat het vooral slaat op even-
tueele aanbieding van al of niet goede pam
fletten op den weg naar het tentoonstel
lingsgebouw of daarvoor, hetgeen voor
vreemdelingen niet aangenaam is, dus meer
om het hinderlijk opdringen van derge
lijke stukken of geschriften te voorkomen.
Na nog eenige discussie werd dit voor
stel z.h.st. aangenomen.
Bij het voorstel van B. en W. tot wijzi
ging van de gemeentebegrooting dienst
1936 en 1937 wordt de geraamde uitgave
van ƒ300.wegens kosten van officieele
ontvangsten bij de tentoonstellingen ver
hoogd met 200.en een bedrag van 40
beschikbaar gesteld voor een medaille voor
de tentoonstelling.
Bij de rondvraag vraagt de heer v. d.
Staak een overdekte gelegenheid om op
de bussen te wachten.
De heer Haring wijst op de slechte toe
stand van het Reyneveld en vraagt de aan
dacht van de Provincie hierop te vesti
gen, hetgeen de voorzit* ?r toe»?£?t met de