DE DWAZE TULPEN-GOKKERS ZiT oAG 10 ATT DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 7 DRIE EEUWEN GELEDEN WERD ER EEN EIND AAN GEMAAKT Fabelachtige prijzen I Wanneer gij in den aanvang van 1637, dus drie eeuwen geleden, een der vele her bergen hier ter stede waart binnen gegaan, was de kans groot geweest, dat ge er een „College" van „Floristen" aan den arbeid had aangetroffen. Ge zoudt hen hebben hooren spreken van tulpen en tulpenbollen van de meest onderscheiden soorten en niet fantastische namen als gold het een mo derne sigarenwinkel. Maar zoudt ge hen hebben aangezien voor de voorloopers van de kundige bloembollenkweekers van thans, die de „goudmijn in het zand" in geheel de streek tusschen Haarlemen en Leiden heb ben ontdekt, dan zoudt ge U deerlijk heb ben vergist. Want de meesten hunner be moeiden zich niet met het kweekersvak en voorzoover zij dat deden, was hun arbeid niet op degelijke kennis gegrond. Zij waren speculanten, die gebruik maakten van de zucht naar praal en pracht van de rijke kooplieden dier dagen, die elkander al even min den wel versierder tuin of hof gunden als de luxueuse inrichting van hun huizen of de juweelen van hun vrouwen. De tulp was nog een zeldzame bloem ten onzent, en de een wilde al mooier variaties hebben dan de ander. Wanneer Baronesse Orczy den vroegen voorvader van den door haar geschapen Rooden Pimpernel, als „lachende Cavalier" op de Markt te Haarlem ten too- neele voert, hoort zij hem een koop afslui ten, dien de bedachtzame Burgemeester van Beresteyn aangaat en waarop hij voor dui zenden guldens zich in het bezit stelt van slechts enkele tulpenbollen. En nog meent hij reden tot verheuging te hebben. Hoe de „handel" te werk ging. Deze dusgenaamde floristen beproefden hun geluk in tulpen en tulpenbollen, ge lijk men in die dagen van ongekenden voor spoed speculeerde in Indische speceryen, in koren, in wat niet al. Met dit onder scheid intusschen, dat bij al die andere spe-' culaties het ging om iets wezenlijks, om partijen goederen, die in elk geval beston den, al waren ze ook geen eigendom van deze speculanten, terwijl tulpen en tulpen bollen werden verhandeld, waarvan men geen zekerheid had dat ze ooit zouden be staan. De groote sommen, die reeds in de 20er jaren van die eeuw voor den veel ge- roemden „Semper Augustus" werden ge geven, hadden er vrij spoedig toe geleid, dat wevers en andere ambachtslieden, wien het door de toenemende nijverheid niet naar den vleeze ging, hun gereedschap naar de Bank van leening brachten teneinde met het daarvoor verkregen geld een tuintje te huren, er tulpen te kweeken, in de hoop dat zij, dank zij aanwijzingen, hen verstrekt, bijzondere variëteiten te voorschijn zouden brengen. Anderen kochten van hen tulpen en tulpenbollen en verkochten ze weer aan derden, die ze maar al te gemakkelijk in de herbergen vinden konden. Bijkans over al was een „College van Floristen" geves tigd, gelijk men het deftig heette. Men paste een tweetal ingewikkelde stelsels toe; bij het eene kwamen schijven en oogen te pas; bij het andere bepaalde de plaats binnen het ootje (cirkel) op een bord getrokken, het bedrag van de som, die men wenschte te besteden. Men mocht dan den schijn aannemen van een ernstig spel te speien, in het kort kwam het hierop neer, dat men tegen willekeu rige prijzen tulpen of tulpenbollen opkocht, die nog niet bestonden, maar op een be paalden tijd geleverd zouden worden. Kwam het nu zoo uit, dat de prijs, dien men voor deze tulpenbollen had gegeven, lager was, dan zij volgens den catalogus op het oogenblik der levering moest opbren gen, dan had men verlies; was de prijs hoo- ger, dan had men winst Liever gezegd, men meende in vele gevallen winst te hebben, want het kwam nog tijdens den gouden tijd dezer speculatie voor dat lieden hadden gespeeld, die over geen contanten beschik ten en bij verlies niet in staat waren om ook maar iets te betalen. De „rouwkoop". Teneinde zich eenigen waarborg te ver schaffen, stelde men den rouwkoop in, het geen hierop neerkwam, dat reeds dadelijk een gedeelte van het overeengekomen be drag werd betaald, grooter of kleiner al naarmate de bestede prijs was, te verreke nen zoodra de fatale datum was aangebro ken. Met deze rouwkoop, die ook wel wijn koop werd geheeten, sloeg men dan goeden sier in het college; men bestelde er toeback, destijds nog vrij kostbaar, men dronk er wijn van, als goede Hollanders bedacht men er de armen van, en zij, die schijnbaar een goeden slag geslagen hadden, brachten dan dikwerf nog een som van eenige beteeke- nis naar huis. Valt het te verwonderen, dat in deze paar jaren van dwaasheid, die zich vermoedelijk van 1634 tot 1637 uitstrekten, het geheele, tot dusver vrij sobere leven onzer Neder landers veranderde? De gemakkelijke wijze, waarop men dit geld won, leidde tot een gemakkelijke wijze van uitgeven. Men had zoo lang krom gelegen onder de zorgen; men had zooveel jaren gespaard om een bedragje bijeen te krijgen, dat tegenover de winsten van thans Kinderspel was; waar om zou men het er niet van nemen? Ja, sommigen dezer lieden, in het een voudigste doen geboren, droomden reeds van den aankoop van een Heerlijkheid of een Baljuwschap, en in elk geval zagen zij voor zich een leven van genot en gemak, waarin zij niet meer voor dag en dauw zouden behoeven op te staan, maar waarin zij rustig een groot gedeelte van den dag in hun tuinen zouden kunnen door bren gen. Belachelijk hooge prijzen. Men denke ook niet gering over de prij zen, die werden besteed. Aanvankelijk ging het om de tulpen en tulpenbollen naar de soorten en de kleuren al was het moeilijk tevoren te zeggen welke kleuren zij zouden hebben. Maar al spoedig werden de prijzen zoo hoog, dat men de2e bloemen naar het gewicht ging berekenen en per aas be taalde, gemeten naar de fijne weegschalen, die men in de colleges bij de hand had of anders van apothekers e.a. leende. Prach tige namen gaf men er aan; de Semper Augustus bes nd reeds, maai er was een Admiraal van der Eik een Admiraal Lief- iens, een Viceroi, een Grebber, een Gouda, een Zomerschoon, een Jory Catelijn, een Brabangon, en wat al met meer. Merkwaar dig was ook, dat men niet slechts voor geld verhandelde, maar dat men, als in de tijden van de Batavieren zijn huisraad, zijn vee inzette; ja, het had er nog maar aan ont broken dat men vrouw en dochters in dit dobbelspel had betrokken. Men denke met licht over prijzen die werden betaald, want de dure Semper Augustus ter zijde gelaten, waarvoor men al spoedig 5500 betaalde, was zoo'n Admiraal Liefkens 4400. waard, een Viceroi 4200.een Gouda 3600.en zoo meer. Teneinde te begrij pen wat het in die dagen beteekende, diene, dat men voor 2500 gulden zich geheel een veestapel kon aanschaffen met daarbij tar we en rogge en boter en kaas, ja kleeren en wellicht nog eenig huisraad toe. Maar, niet waar, men kon met een enkelen slag duizenden guldens verdienen; de markt ging steeds omhoog; waarom zou men niet toestasten! Een „ui", welke eenige duizen den grildens kostte. Dat zich bij eenvoudige lieden zonder linge tooneelen afspeelden, valt niet te ver dazen. Een Amsterdamsch koopman, die een tulpenbol voor een duizend gulden gekocht en argeloos bij het venster had laten lig gen, ontving kort daarop eenige vreemde waren, die hem door een matroos werden ter hand gesteld, en deze kreeg van den koopman, omdat hij over hem tevreden was, een versche haring en een kan bier. Toen hij zich, terwijl de koopman zich even verwijderde, aan het eten zette, ontdekte hij den tulpenbol en meenende dat het een gemeenen ajuin was, nam hij de vrijheid dien te schillen en op te eten. Toen de koop man bemerkte was er gebeurd was, moest hij tot zijn ontsteltenis bekennen, dat die maaltijd hem meer had gekost dan dat hij den Prins van Oranje had onthaald. En een Engelschman, zoo vertelt ons nog de kro niek dier dagen, die de onvoorzichtigheid had in een zekeren tuin een paar bollen in de zak te steken om natuurkundige waarnemingen te doen, werd van diefstal aangeklaagd en moest een aanzienlijke som gelds betalen. Wat wonder, dat zulke din gen voorkomen; wat wonder, dat toen de zaak scheef liep, de Staten van Holland, zij het ook met een spijtigheid, die uit de bewoordingen van hun besluit spreekt, erin moesten toestemmen om den inpost op ver koop en handel, die een niet gering bedrag vertegenwoordigde, te laten varen. Het liep natuurlijk verkeerd af. Want, wat tevoren viel te voorspellen, het liep natuurlijk mis. Gelijk boomen niet groeien tot den hemel zoo kwam er ook een einde aan de sommen, die men bereid was voor tulpen en tulpenbollen te betalen. Hoe dat einde is gekomen, valt, gelijk in al dergelijke gevallen, moeilijk te zeggen. Of het inderdaad de spotters zijn geweest, die het vertrouwen van koopers en verkoo- pers aan het wankelen hebben gebracht, dan wel of de nuchtere zin by de Hollan ders is teruggekeerd, het is niet te zeggen. Maar zooveel is zeker, dat er plotseling een geweldige daling in de prijzen kwam, zoodat wat den dag tevoren nog duizend gulden waard was, niet meer dan de helft, ja den volgenden dag reeds niet meer dan een kwart opbracht. Schijnbaar hielden de speculanten er den moed in; ei waren er zelfs die naar Duitschland en elders reis den om hun kostbare tulpenbollen aan te bieden. Daar deed men er niets mede, en zoo keerde men dus verlegen naar huis terug. Men zocht het in organisatorische hulp; men kwam te Amsterdam bijeen. Tal van plaatsen, die toen en ook nu voor bloem bollenteelt niets beteekenden, waren bij dezen speculatieven handel betrokken. Men besloot toen om sleciits die verkoopen te erkennen, die voor een bepaalden datum in 1636 waren afgesloten, al moest daar voor dan een rouwkoop worden opge bracht. Toen dit» =enmaal gedaan was, meenden zy, die verkocht hadden zeker te zijn en brachten dagvaardingen uit aan de koopers, die zich jegens hen gebonden had den. Maar deze waren of niet gewild of niet in staat om te betalen. In elk geval, het euvel nam zoo- danigen omvang aan, dat de recht banken ermede verlegen zaten en de hulp van de Staten van Holland inriepen. Deze kondigden toen op 27 April 1637 een besluit af, waarin zij voorloopig de verkoopers de ge legenheid gaven om zich van de tulpen en de tulpenbollen te ont doen, doch hun vordering op de GEMEENTERAAD VAN BOSKOOP Donderdagavond 8 April kwam de Raad dezer gemeente in openbare vergadering bijeen onder voorzitterschap van den bur gemeester, mr, E. P. Verkerk. Het voorstel betreffende het verleenen van extra-steun aan werkloozen in 1937, werd zonder stemming aangenomen. Berijmd voor het kerkhof. Bij het voorstel tot verhuring van het weiland aan den Hoogenveenschen weg, vraagt de heer v. Kleef, of het geen tijd is die grond te verkoopen, daar de rente meer opbrengt dan er thans aan huur ontvan gen wordt, zoodat het ieder jaar meer ver lies geeft. Spr. vraagt of het verantwoor delijk is het land in bezit te houden en ieder jaar meer verlies te lijden. Het stuk grond is indertijd gekocht met het doel er een kerkhof aan te leggen, maar spr. acht het geen geschikte plaats voor een kerk hof en meent naar een andere gelegenheid te moeten uitzien en deze grond te verkoo pen. De heer Noest vraagt inlichtingen om trent de verhouding tusschen het gemeen tebestuur en den vorigen huurder, den heer Ravenhorst, daar hem medegedeeld is, dat deze verstandhouding niet al te best is. De voorz. zegt, dat de heer Ravenhorst niet ingeschreven heeft, dus vanzelf niet in aanmerking kwam voor het huren van het weiland, waarna wethouder Guldemond ver volgens uitvoerig inlichtingen geeft betref fende de verhouding tusschen het gemeen tebestuur er Ravenhorst. De voorzitter antwoordt den heer van Kleef, dat in den regel iets wat gekocht is niet weer verkocht wordt en dat Ged. Sta ten van meening zijn, dat de gemeente moet houden, wat zij heeft. Wat betreft de rendabiliteit, zooals door den heer v. Kleef genoemd, is deze volkomen juist. De heer v. Kleef meent, dat in een bij zonder geval als dit, waarbij de gemeente een strop heeft. Ged. Staten geen bezwaar zullen maken tegen verkoop en wil er liefst zoo gauw mogelijk van af zien te komen, daar het land steeds duurder wordt door dit renteverlies. De voorzitter zegt, dat het verlies niet meer is in te halen en dat er op het oogen blik gerekend moet worden met de prijs en de opbrengst, zooals die nu is. De heer Haring zegt ook, dat niet de oude prijs aangehouden kan worden maar de nu gel dende, welke veel lager is. De heer Brand zegt, dat dit stuk gekocht is voor een kerk hof omdat de grond zwaar is en meent niet, dat er dergelijke grond in de buurt te krij gen is. De heer 't Hart meent voor een jaar te moeten verhuren inplaats van drie jaar, hetgeen in verband met bemesting echter ernstige bezwaren oplevert. Na nog eenige discussie wordt dit voorstel ten slot te zonder h. st. aangenomen. Geschrapt wegens onoprechtheid. Aan de orde kwam vervolgens het voor stel tot benoeming van leden en plaatsver vangende leden van stembureaux. Door de heeren 't Hart en Noest was een schrijven ingediend met verzoek om in stembureau IV den heer H. Houtzagers als plaatsvervangend lid te vervangen door den heer Beekhuizen en in stembureau V den heer A. S. Stijkel door den heer W. de Vries, zulks met het oog op de partijen, welke dan in elk stembureau zitting heb ben, m.a.w. erkenning van hun party. De voorzitter zegt, dat bij een vraag aan Beek huizen nar zijn partij deze geantwoord heeft geen lid te zijn van de S. D. A. P., maar van het N. V. V., zoodat deze dus niet voor de S. D. A. P. zitting kan ne men. Ook wèthouder v. Gelderen zegt, dat Beekhuizen ontkent heeft lid te zijn van de S. D. A. P. en vindt spr. bovendien een wij ziging onnoodig daar het hier niet op po litieke richting moet aankomen. De heer Noest zegt dat Beekhuizen wel degelijk lid is van de S. D. A. P. maar het koopers behielden. Dat besluit was voorloopig, omdat men eenvoudig geen anderen uitweg wist. Men wacht nog steeds op een regeling. Gelijk het meer met voorloopige dingen gaat, de in uitzicht gestelde definitieve re geling is er nog steeds niet. Drie eeuwen zijn na dit jaar der dwaasheid verloopen, en nog steeds wacht men. Zij die groote vorderingen hadden op koopers van tulpen en tulpenbollen, die zich jegens hen had den verbonden, hebben al spoedig beseft, dat het kwaad zoo grooten omvang had aangenomen, dat de openbare machten niet konden helpen. Zij hebben in het meeren- deel der gevallen de wijste partij gekozen; getracht tot een accoord te komen met de genen, die hun schulöeischers waren, en blijde te zijn, indien zy althans nog iets tinnen kregen van de fantastische sommen, die zij reeds in hun bezit hadden gewaand. Welke les intusschen niet heeft verhinderd, dat juist een eeuw daarna, omstreeks 1734, een gelijke, op niets berustende hyacinthen- handel zich, opnieuw voornamelijk in Am sterdam en Haarlem, maar ook elders, ont wikkelde. Weer verlieten toen vele am bachtslieden hun bedrijven en gingen op den inderdaad vruchtbaren bodem der duinstreek hun geluk met de hyacinthen beproeven. Wel werden niet prijzen besteed als een eeuw tevoren, wel nam het kwaad niet zoo grooten omvang aan als toen is ge schied, maar niettemin is er toen ook veel leed uit dwaasheid geleden. Voorloopers van den bloembollenhandel van thans, die aan ons land naar buiten te recht zulk een groote vermaardheid heeft bezorgd, waren deze dwaze lieden geens zins. misschien, toen de vraag gesteld werd, niet was, daar hij enkele weken bedankt had. Spr. acht het echter niet juist, dat by het solliciteeren iemand naar zijn politieke rich- tng gevraagd wordt maar meent alleen te moeten kijken naar rijn capaciteiten. De heer Haring zegt, dat Beekhuizen plechtig verklaart heeft geen lid te zijn van de S. D. A. P. dus de voorz. een rad voor de oogen heeft gedraaid en meent hem dan ook niet oprecht genoeg om in een stem bureau zitting te nemer- Na nog eer.ige discussie hierover zegt de voorz. dat hij persoonlijk overwegend be zwaar maakt tegen dezen candidaat we gens zijn onoprechtheid en verzoekt hem te schrappen, waaraan voldaan wordt en als candidaat wordt gesteld A. v. Luik. Na stemming wordt de heer Houtzagers met 8 tegen 4 stemmen herkozen en de heer A. C. Stijkel in stembureau V even eens. Vervolgens aanbieding van een voor dracht ter benoeming van een onderwijze res aan de openbare school voor gewoon lager onderwijs. Hierop kwamen voor mej. S J. M. Boschaert uit Moerkapelle. 2. Mej. N. Ingeneeger te Dirksland en 3. Mej. K. Witvoet te Britswerd. Met 7 tegen 5 stemmen werd gekozen mej. N. Ingeneeger. Een voorstel tot vaststelling van een voorgevelrooilijn voor de Valkenburger- laan en een gedeelte van de Biezen werd zonder meer aangenomen. De bebouwing van de Valkenburgerlaan. Voorstel tot vaststelling van een veror dening regelende oe bebouwing en het ge bruik van terreinen aan de Valkenburger laan. De heer 't Hart vraagt, of de afvoer van afvalwater goed geregeld is en zag bij art. 12 de breedte van de toegangsbruggetjes welke op 1 Meter is gesteld gaarne iets breeder n.l. 1.25 M. De heer Boekraad vraagt, waarom de verordening van de bebouwing aan de eene zijde der Valkenburgerlaan zwaarder is dan van de andere zijde en meent de be lemmeringen niet te groot te moeten ma ken, daar het bouwen dan steeUs zwaarder wordt. De heer De Ruyter meent eveneens, dat de voorschriften tamelijk zwaar zijn, waar door de huizen te duur worden en ver zoekt de verordeningen wat soepeler sa men te stellen. De voorz. antwoordt de verschillende sprekers, dat het afvalwater zoowel bij de bouw ter sprake kan komen als by rio- leering. Wat betreft de verbreeding van de bruggetjes van 1 M. op 1.25 M. is hier tegen geen bezwaar maar dit beteekent een kleine verzwaring der verordening. Dat voor de eene zijde de verordening zwaarder is dan voor de andere is gedaan, omdat aan de eene kant reeds bebouwing is, terwijl aan de andere zyde door het groen en de boomen reeds eenigszins een bebouwing ge vormd wordt. De heer Boekraad kan zich niet met de verzwaring vereenigen daar de bebouwing hierdoor veel te duur wordt. In stemming gebracht werd het voorstel met 11 tegen 2 stemmen aangenomen. Bij het voorstel tot het opnieuw vast stellen van verordeningen op de heffing en invordering van schoolgeld voor het ge woon lager en voor het uitgebreid lager inderwijs, stelt de heer Boekraad zich op het standpunt van het Rijk en Ged. Staten, daar door dit voorstel de minst draag- krachtigen getroffen worden. In stemming gebracht werd dit voorstel met 8 tegen 5 stemmen aangenomen. Het pensioen der wethouders. Vervolgens kwam aan de orde herstem ming over de amenden.enterf-Brand op de artikelen 1 en 2 der ontwerp-verordening, regelende het verleenen van pensioen aan de wethouders en voortzetting der behan deling van het voorstel van den Burge meester. De heer Brand meent, dat zijn opvatting de meest juiste is, terwijl ook de voorzit ter op zijn standpunt blijft staan. In stemming gebracht werd het amende ment-Brand met 7 tegen 4 stemmen aan genomen. De voorzitter trekt hierop zijn voorstel in en zegt dat naar zijn meening een 4-ja- rig wethouderschap ekort is om een pen sioen te rechtvaardigen.. De heer Brand neemt hierop voorstel van den voorzitter over, hetgeen door den Raad met 8 tegen 3 stemmen urgent wordt ver klaard. De wijziging van het voorstel luidt nu, dat na 4 jaar 20 pet., na 8 jaar 40 pet. en na 10 jaar het volle pensioen of 50 pet. van de laatst genoten jaarwedde wordt uitge keerd. De heer de Ruyter is tegen pensioen en acht dit niet noodig. De heer Haring wil toegevoegd zien pen sioenberekening van ten hoogste 535, waartegen de heer Brand bezwaar maakt. De voorz. zegt, dat een maximum niet vastgesteld kan worden, daar het pensioen op en neer gaat met de jaarwedde. In stemming werd dit voorstel met 7 te gen 4 stemmen aangenomen. Discussie over schoolbanken. Het voorstel tot het verleenen van mede werking aan het bestuur der Vereeniging tot stichting en intsandhouding van Chr. Ned. Herv. Scholen te Boskoop voor het aanschaffen van schoolbanken en leermid delen lokte nogal eenige discusie uit. De heer v. Kleef zegt, dat het aantal kin deren uit Waddinxveen, dat in verband met de daar heerschende schoolkwestie de school in Boskoop bezoekt 26 bedraagt. Spr. is niet genegen voor deze kinderen te gaan betalen. Spr. stelt voor slechts een gedeelte te geven n.l. een bedrag van 600.en de rest voor rekening van het schoolbestuur te houden. De heer 't Hart meent alvorens hiertoe over te gaan de uitspraak van de Kroon te moeten afwachten inzake de kwestie in Waddinxveen. De heer Loef stelt verschilende vragen o.a. of het waar is, dat het toegestane be drag niet geheel gebruikt is. Tevens zegt spr. dat deze aanvrage niet komt door het aantal kinderen uit Waddinxveen daar de ze kwestie er geheel buiten gelaten is. De voorz. antwoordt, dat er geen reke ning gehouden is met kinderen uit Wad dinxveen en dat de zaak niet uitgesteld kan worden tot na de uitspraak der Kroon daar na drie maanden de zaal automatisch door gaat. De Raad moet zich thans uitspreken over het principe. Wethouder v. Gelderen zegt, dat de Herv. school altijd gewoekerd heeft met kleine outillage en deze niet op de hoogte gehouden heeft. Als zij geweten hadden, dat zij de middelen, die gegeven werden konden gebruiken, zou er nu geen tekort geweest zijn. De uitkeering is goed en als andere er mee kunnen komen, moet de Herv. School het ook kunnen. Er zal dan ook stipt de hand aan gehouden worden, dat er geen leermiddelen op art. 72 worden aange vraagd. De Herv. School heeft echter niet alle jaren alles verbruikt zoodat zij dus nog eenig recht heeft op het te kort ont vangen. Dè heer Noest meent, dat de Raad zich niet moet mengen in een schoolstrijd van Waddinxveen. Spr. vraagt echter, of het mogelijk zal zijn in de toekomst aanvra gen te weigeren als het nu hier wordt toe gestaan en acht dit een onbillijkheid. De heer v. Kleef blijft bij de meening, dat de leermiddelen ook noodig zullen zijn voor de kinderen uit Waddinxveen en steunt het voorstel van den heer 't Hart tot uitstel. De heer Loef zegt, dat de Herv. School een voorsprong heeft van ƒ854, zynde het te weinig gebruikte geld voor leermidde len en zegt tevens dat de school niets te maken heeft met de kinderen uit Wad dinxveen. De heer Haring meent, dat het schoolbe stuur beter had moeten oppassen, waarom bezuinigen als anderen alles opsoupeeren. Als het geld geheel gebruikt was, zou er nu geen tekort aan leermiddelen zijn ge weest. Na nog eenige breedvoerige besprekin gen werd het voorstel in stemming ge bracht en met 9 tegen 4 stemmen aange-' nomen. In behandeling komt dan het voorstel van B. en W. tot aanvulling der politie-veror- dening 1925, welke aanvulling vooral be treft het venten met gedrukte of geschre ven stukken, a. op hoeken van wegen, b. voor of in de nabijheid van gebouwen. De heer Noest zegt reeds jarenlang col porteur te zijn en vreest, dat indien hij zich voor een gebouw of op een hoek bevindt van een straat een bekeuring te krijgen. De heer Boekraad vraagt of het verbod ook geldt voor venten of aanbieden op eigen terein waartegen hij bezwaar maakt. Ook de heer v. d. Staak maakt bezwaar tegen dit artikel daar het meerdere malen voorkomt, dat er voor een gebouw iets aan geboden wordt, een speldje of iets derge lijks, terwijl het meer een collecte is, ter wijl ook bloempjesdagen hierdoor verbo den worden. De voorzitter antwoordt, dat het niet zoo erg zal zijn en dat het vooral slaat op even- tueele aanbieding van al of niet goede pam fletten op den weg naar het tentoonstel lingsgebouw of daarvoor, hetgeen voor vreemdelingen niet aangenaam is, dus meer om het hinderlijk opdringen van derge lijke stukken of geschriften te voorkomen. Na nog eenige discussie werd dit voor stel z.h.st. aangenomen. Bij het voorstel van B. en W. tot wijzi ging van de gemeentebegrooting dienst 1936 en 1937 wordt de geraamde uitgave van ƒ300.wegens kosten van officieele ontvangsten bij de tentoonstellingen ver hoogd met 200.en een bedrag van 40 beschikbaar gesteld voor een medaille voor de tentoonstelling. Bij de rondvraag vraagt de heer v. d. Staak een overdekte gelegenheid om op de bussen te wachten. De heer Haring wijst op de slechte toe stand van het Reyneveld en vraagt de aan dacht van de Provincie hierop te vesti gen, hetgeen de voorzit* ?r toe»?£?t met de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 7