VRIJDAG 9 APRIL 1937 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 15
Correspondentie.
Veroni van Segge len, Den
Haag. Wat een mooi kaartje heb jij
me toegestuurd met Paschen! Daar had ik
nu eens heelemaal niet op gerekend, te
meer niet, waar ik sedert je eindexamen
M. U. L. O. niets meer van je hoorde.
Je studeert nu zeker verder! Of ben je
bij mama in de huishouding! Ook mooi
vrouwelijk werk! Dag Veronica! Hoor ik
nog eens wat van je. Zooals voorheen in
brieven, die je met de el kon uitmeten.
Groeten aan de huisgenooten. Voor jou
mijn beste wenschen en hand! Een bijdrage
van jouw hand is altijd welkom en bij voor
baat van een plaats verzekerd.
Dora Kniest, Oegstgeest.
Dat raadsel was een verrassing, is wel? Zoo
had ik het ook gemeend. De verjaardag
van Alie is doorgehaald. „De eerste jurk"
meen ik nog gezien te hebben. Ik wil nog
eens zoeken. Jullie koortje wou ik eens hoo-
ren. Daar is het gezang van den nachte
gaal zeker niets bij. Het opstel over „Win
ter" is goed. Wie denkt echter nog aan
sneeuw nu de maand Mei in zicht is. Maak
eens een opstel over: „De Mei", dan laat
ik dit dadelijk plaatsen. Zoo'n retraite is
toch maar wat fijn hé! Ik weet het trou
wens bij ondervinding. En nu wil ik om
jou pleizier te doen je opstel hier laten
volgen. Groet vooraf alle huisgenooten van
me en voor jou speciaal de hand.... Nu
komt Dora en vertelt jullie wat van:
SNEEUW.
Als je 's morgens uit je bed stapt en door
het raam naar buitengluurt om te zien-wat
voor weer het is, wat ben je dan verrast,
als een reuze sneeuwbui alles en'prachtig
schoon wit pak gegeven heeft. Heeft dan
alles geen ander aanzien gekregen? En
wanneer je dan de deur opent, dan vind je
het jammer, door je bij eiken stap zoo
veel moois vertrapt.
Wanneer je zoudt probeeren te tellen,
hoeveel kristalletjes op een klein boom
takje lagen, dan zou je toch iets bovenmen-
schelyks beginnen. Eén enkel diamantje is
zoo schoon van vorm en regelmaat, dat
we stom van verbazing staan. Een mensch
is zoo dikwijls in de meening tot groote
dingen in staat te zijn. Maar als je één
sneeuwvlokje goed en grondig beziet door
een vergrootglas, dan ga je pas begrijpen,
tot hoe weinig wij in staat zijn. Doch Hij
de alnlachtige God is alleen in staat
deze vormen te scheppen en een sneeuw
vlok om te tooveren tot een diamant.
Neem het kristalletje van sneeuw op de
hand, het smelt zienderoogen weg tot....
niets. Dat is het beeld van den nietigen
menschwij zijn niets. Laten we dan
tot Jezus zeggen: „Lieve Jezus, neemt U
mijn nietigheid aan en doet U met mÜ.
wat naar uw wil het beste is!" Dan zullen
ook wij eenmaal schitteren als diamanten
aap Zijn troon.
Theo Fleur, Leiden. Zoo mijn
klein vriendje, heb jij een versje gemaakt!
En heeft moeder of groote zus ook een
handje geholpen? Dat mocht wel, vent! Om
je pleizier te doen, laat ik als slot van
deze correspondentie jouw versje volgen,
in de hoop eens een langen brief te krij
gen van minstens twee kantjes, waarin je
schrijft: hoe je de paaschvacantie hebt
doorgebracht; hoe het op school gaat; over
je vriendjes enz. enz. En dan maak je eens
veel groeten aan vader en moedertje en
broertje en vooral aan zusje!
OMHOOG.
Twee kleine kindertjes,
Die speelden eens huzaar.
Ze vingen elk een vogeltje
En ieder paard was klaar.
Een vloog naar 't torentje;
't Zat daar naast de haan
Het verveelde zich daar vrees'lijk,
En vloog er gauw vandaan.
't Ander vloog naar 't hemeltje
En liet zijn paard hier staan.
't Speelde met de engeltjes,
En ging er nooit vandaan!
ATTENTIE.
Voor de vele mooie kaarten in de Paasch
vacantie ontvangen, breng ik U allen mijn
hartelijken dank. Oom W i m.
(Voor de Grooten)
IETS OVER FILMEN.
Ik kan me zoo voorstellen, dat het jullie
precies ging als mij bij het zien van
een film die 's avonds vertoond werd en
die 's morgens pas als foto's opgenomen
werd. Hoe is dat mogelijk? Een opname van
een gebeurtenis en eenige uren erna te
vertoonen op het doek als „film".
Jullie hebt het meegemaakt?
Denk eens aan den stoet op 3 October!
's Avonds vertoond in de bioscoop.
Denk eens aan de Bruidsstoet van Ju
liana en Bernhardt 's Middags van 11 tot
2 uur genomen en 's aVonds vertoond in
de bioscoop.
Hoe is dat mogelijk? Ik wil jullie eens
vertellen, hoe dat gegaan is op 7 Januari
op den trouwdag van Prinses Juliana en
Prins Bernhard.
Er hadden zich op geschikte punten,
waar de stoet voorbij trok, operateurs op
gesteld. Ieder operateur was vergezeld van
een koerier, die de opgenomen film, zoo
snel mogelijk overnam en naar de studio's
bracht voor verdere afwerking.
Om nu een idéé te krijgen hoe vlug co-
pieën worden gemaakt van zoo'n opgeno
men negatief, wil ik alléén zeggen, dat
zoo'n ontwikkelingsproces slechts 4 a 5
min. duurt; voor het fixeeren is 5 min.
noodig; voor het spoelen 10 min.; voor het
drogen ongeveer 6 min.
Het negatief wordt direct beoordeeld en
gemonteerd. Dan volgt nog een bewerking,
die men nasynchroniseeren noemt. Ten
slotte vervaardigt een copiëermachine met
automatische lichtbepaling het positief,
waarna de copie voor projectie gereed is.
Per uur kunnen 10 a 12 copieën worden
gemaakt. En zoo werd het mogelijk dat
's avonds dienzelfden dag van dit huwe
lijk een film vertoond werd ook buiten
Den Haag, o. a. in Amsterdam; in Rotter
dam en zelfs in Groningen, Maastricht en
Heerlen, om nu alleen de meest verwij
derde plaatsen in ons land te noemen.
Zoo zien we dat naast pers en radio het
filmjournaal met eere mag genoemd wor
den. Oom W i m.
NIEUWE RAADSELS
van Diny Dekkers.
Raadsel I:
Verborgen plaatsnamen:
Men verkocht 't goud aan den koopman.
Ed en Frans zochten bloemen.
Door naaide een jurk.
Els temperde de kachel.
De man, die men zag, was oud.
Raadsel II:
Verborgen meisjesnamen:
De man woonde in Anloo.
Hij verliest zijn zakdoek.
Amerika is door Columbus ontdekt.
Die naaister is een weduwe.
Begin en eindig alles goed.
Raadsel III:
Verborgen jongensnamen:
Han sliep nog, toen we weggingen.
An toonde haar 't beursje.
De hen kakelde luid.
Men koos twee partijen.
Pauline is een meisjesnaam.
Raadsel IV.:
Verborgen diernamen.
Jaap bracht z'n vriend naar huis.
Riek at maar één boterham.
Vroeger ratelde de klepperman elk uur.
Men betaalde hoog losgeld voor hem.
De photograaf woonde in een klein
huisje.
Raadsel V:
Vul in en men krijgt een bekend spreek*
woord:
1 e .e.i. i. m.e.l.k.
De oplossingen niet opsturen. Deze
geeft Diny de volgende week zelf.
DE OPLOSSINGEN DER RAADSELS
van verleden week waren:
1. Wie boter op zijn hoofd heeft, moet
uit de zon blijven.
(Het geheim van dit raadsel zat in het
lezen van rechts naar links).
Opl. 2. Eendracht maakt macht,
Tweedracht breekt kracht.
Opl. 3. 71.
Opl. 4. Groningen.
Opl. 5. I noot. II. peer, III. pruim, IV.
kers, V. amandel. Oom W i m.
U vraagt?
1. Hoeveel Priesters zouden er in ons bis
dom wel zijn?
2. Een .hoeveel katholieken zouden in ons
bisdom wonen?
3. Wat beteekent eigenlijk „encycliek"?
4. Hoeveel inwoners zijn in Rome?
5. „Je moet me niet tempteren" zegt
moeder; wat is dat?
6. Hue vinden de zwaluwen den weg naar
';r -nere landen?
Wij antwoorden.
1. Ruim 1000. In 1936 reeds 1040 wel te
verstaan priesters in bediening.
2. Bijna 100000.
3. Encycliek beteekent pauselijke zend
brief. Een officieel stuk aan alle geloovigen
van de heele wereld gericht.
4. Rome heeft ruim 1.200.000 inwoners; is
alzoo 2x zoo groot als Rotterdam en ruim
18X zoo groot als Leiden.
5. Tempteeren is plagen, kwellen. Moe
der wil dus zeggen, dat je moet ophouden
met het plagen, zeuren, zaniken. Begrepen?
6. De zwaluwen en de andere trekvogels
vinden den oerwouden weg, die eeuwen
terug de zwaluwen van toen aflegden met
volle zekerheid en in gelijk tempo terug.
Hoe dat komt? Daar zijn het de geleerden
nog niet eens over. Wij zullen aannemen,
dat O-L.H. dat zóó gewild heeft en het in-
stict van de trekvogels bracht ze daar, waar
ze eten vinden, wat ze hier in het koude
jaargetijde tevergeefs zouden zoeken. (Hieis
op kom ik later terug!)
WIE ZIJN JARIG?
Van 9 tot en met 15 April.
9 April: Jan Bernsen, Breestraat 157.
9 April: Johan Vorst, van het Hoffstraat.
9 April: Wout van Schouten, IJmuider-
straat 21.
9 April: Herman Habraken, Molenstr. 27
9 Apx-il: Gerard Otto, Langeraar A 154.
10 April: Annie Kluivers, Schoolstr. 8.
10 April: Piet de Jong, Benthuizen B 234.
11 April: Janny Brugman, v. d. Werfstr. 27a
11 April: Corrie Berg, Dorpsstr. 65, Zoe-
terwoude.
11 April: Conny Bisschop, Langebrug 40.
11 April: Piet v. d. Burg, Geeregr. 19.
11 April: Pietje v. d. Salm, Noord A 29,
Zoeterwoude.
11 April: Agnes Augxxstinus, Engelschel.
15, Voorhout.
12 April: Pleuni Bunnig, Maredijk 8.
12 April: Leen v. d. Voort, Rusthoflaan
40, Sassenheim.
12 April: Arthur van Valderen, Leven
daal 178a.
12 April: Alie van Velzen, Kort Galgen
water 19.
12 April: Theo van Straalen, Langeraar.
12 April: Toosje van Es, Clarasteeg 20.
13 April: Bep van Hamersveld, Papengr. 30
13 April Ant. de Kroon, Hooge Rijndijk
F 8 Zoeterwoude.
13 April: Rietje Tol, Binnenvestgr. 31.
13 April: Joost van Dijk, Plantsoen 99.
13 April: Lena Straathof, Weipoort B 72,
Zoeterwoude.
13 April: Martien van Wel, Leeuwerikstr.
no. 35.
13 April: Adri Witsenburg. Langegr. 93.
14 April: Willy Pley, L. Rijndijk 106.
14 April: Chris Walenkamp, Rijnb.weg 43.
14 April: Mientje Hoogeveen, Wolsteeg 4.
14 April: Gretha v. Vegten, Alexander-
sti'aat 66a.
14 April: Antoon Spruyt, Zeeweg 18a,
Noordwijkerhout.
14 April Bep Kruyf, Noorden E 97a.
14 April: Jan van Kampen, 's Gravend."
weg 20, Noordwijkerhout.
li April: Marie Beuk, Dorpsstr. 213, Lei-
muiden.
15 April: Margaretha Tetteroo, Mgr. Broe
restraat, Noordwijkerhout.
15 April: Leni Trossel, Hoogewoex-d 109.
15 April: Marie Angevaere, Zevenh. 104.
15 April: Jac. Bos, Hanzestraat 45.
15 April: Wim v. d. Broek, Trompetstraat 32
15 April: Willie Hockx, Oranjegracht 93.
15 April: Betsie Zonneveld, H'made B 362.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie van schoolgaande kinderen
zyn of haar naam, in deze lijst wil opgeno
men zien of afgevoei-d bij het verlaten der
school schrijve me d;t minstens 14 dagen
voor den verjaardag.
Oom Wim.
(Voor de Kleinen).
EEN RIJMPJE VAN GONDA.
Naar bed.
Als 's avonds de klok acht slagen slaat
En Mientje niet meer komt op straat,
Dan brengt Moe haar vlug naar bed,
Uit is het dan met spel en pret!
Ons Mientje is dan ook wel moe,
En moesje dekt haar warmpjes toe,
Kust haar dochter goeden nacht;
En vraagt: „kindje lig je zacht"?
„Ja, heerlijk zoo, hoor, moesjelief..
Maar blijft even astublief,
En kom hier naast mijn bedje staan..
Ik moet u wat vertellen gaan."
Dan fluistert zacht ons Mientje:
„Ik Heb zoo fijn gespeeld met Lientje,
En ook met Castor en de kat!"
„Ga nu slapen", lieve schat,
Zegt Moedertje met een lach,
Morgen is er weer een dag!..
Zie het maantje staat te gluren
En 't zal niet lang meer duren,
Of Klaas vaak komt en strooit er zand!
En ga jij naar het droomenland."
Moe gaat heen, en Mientje rust,
Totdat de zon haar wakker kust!
En met 'n vroolijk blijde lach,
Begroet mijn zus den nieuwen dag!
(Voor de Kleinen)
De Scheveningsche logger en de dief
door Jan van Britsum.
Een Scheveningsche logger met 12 man
aan boord, was uitgegaan op de haxüng-
vangst voor twee maanden. Ze hadden
voldoende eten mee genomen, zooals:
erwten, boonen, spek en een kleine voor
raad worst, waarvan alleen 's Zondags
werd uitgedeeld. Alle matrozen waren
eerlijk en trouw op één na. Die wist waar
de voorraad worst verborgen lag, 's Mid
dags, als de mannen aan het schepnetten
waren, nam hij een stuk worst weg en in
den nacht als de anderen sliepen ver
dween het in zijn maag. Toen de kapitein
merkte, dat de voorraad worst met den
dag minder werd, k\\;am het in hem op.
dat er een dief aan boord moest zijn. Het
onderzoek was al gauw ingesteld, maar
hoeveel moeite hij ook deed, hij kon den
dief niet vinden. Opeens kreeg de kapL
tein een inval. In den avond toen de man
nen weer aan het schepnetten waren, liet
(Voor de Grooten).
Een stuk bijbelsche geschiedenis
PALESTINA EN SYRIë.
door Anton Roels.
Het land, dat ééxxs volgens de getuigenis
der Joodsche verkenners, die door Mozes
waren vooruitgezonden, overvloeide van
melk en honing, is thans droog en schraal.
Tusschen het Libanon-gebergte en de Anti-
Libanon is een dal, dat in het Zuiden veel
lager ligt dan de zeespiegel. Dit dal is door
verzakkingen ontstaan.
De welbekende rivier de Jordaan mondt
uit in de Doode Zee. Dit meer heeft het
grootste zoutgehalte van alle steppenme-
ren. Een mensch blijft er zelfs drijven.
Meer Oostelijk achter de Libanon is het
klimaat nog veel droger; daar begint dan
de Syrische woestijn. De regen valt op de
hoogste plaatsen en aan de zee.
In de H. Schrift wordt wel eens gespro
ken van de cedei's van de Libanon; je weet,
dat de cedert groote naaldboomen zijn; wel
nu van die vermaarde boomen zijn er nog
slechts enkele. Verreweg de meeste grond
in Syrië en ook lager in het eigenlijke
Heilige Land is schraal en dor.
We zien daar dan onwillekeurig een vin
gerwijzing in van God, die ook het heerlijk
ste en schoonste vernietigen kan, als het
niet tot Zijn eeredienst is ingesteld.
De wereldooi'log heeft het land in drie
deelen verdeeld: 1. Palestina, 2. Transjor-
danië, het land ten Oosten van de Jordaan
en 3. Syrië. De beide eerste deelen staan
onder Britsch toezicht, Syrië met de stad
Damascus als hoofdplaats, behoort aan
Frankrijk.
Palestina en de omliggende landen zijn
al vaak in andere handen overgegaan. Je
weet, dat Christxxs eens voorspelde, dat
er geen steen van het trotsche, mooie Je
ruzalem op den anderen zou blijven. Deze
voorspelling is in vervulling gegaan in het
jaar 70, toen de Rorneiijsche veldheer Ti
tus de heerlijke stad veroverde en ver
woestte; de tempel werd verbrand, vele
Joden sneuvelden, anderen werden als ge
vangenen meegevoerd. Het is bekend, dat
reeds in Christus' tijd Palestina aan de
Romeineix toebehoorden. Welnu de Joden
beproefden een opstand, dien Titus met
succes den kop indrukte.
In de zevende eeuw verovex-den de Ara
bieren het land en brachten er den Mo-
hammedaanschen godsdienst. Zeer weinige
bewoners hebben het Christendom behou
den. Verreweg de meesten hebben de Ara
bische taal overgenomen en zoo noemt
men hen doorgaans Arabieren, hoewel het
feitelijk geen Arabieren zijn.
Ik wilde jullie nu nog iets vertellen van
het zoogenaamde Zionisme. Zoo wordt het
streven genoemd om in Palestina een
Joodseh rijk te stichten. Er is bijna geen
land op de wereld waar geen Joden wo
nen. Overal zijn ze verspreid, maar er zijn
juist maar betrekkelijk weinig Joden in
het land waar ze eigenlijk thuishooren in
Palestina. Velen hopen, dat het oude, be
roemde volk zich nog eens tot eenheid zal
hereenigen. Maar er zijn enkele groote
„maar-en" aan verbonden. Palpstina is veel
te klein om zooveel menschen te herber
gen, terwijl er bovendien Arabieren zijn
gehuisvest. Vele Joden voelen zich meer
een met het volk, waarbij ze wonen, dan
met vreemde Joden uit een ander land, die
ze wellicht zelfs niet verstaan. Bovendien
hebben talrijke Joden een goede positie
verovex-d in hun tegenwoordige woon
plaats, die ze niet graag zullen inruimen
om dan maar af te moeten wachten, wat
df. toekomst hun brenger, zal.
Maar de Engelsche regeering stexxnt wel
dit streven, waarbij natuurlijk 'gelet moet
worden op óf rechten ''an de andere in-
De Zonisten zijn voor 't gx'ootste deel af
komstig uit het Oosten van ons werelddeel.
Het land in Palestina is echter duur en
veel koloniste n zijn stedelingen, terwijl
er alleen door de landbouw redenen van
bestaan zijn te vinden.
Met dat al waren er x'ond 1929 op een
bevolking v&n 800 OöC menschen niet meer
dan 100.000 Joden. Het aax tal Christenen is
niet .veel minder. 100.000 Joden is niet veel
in vergelijking —at de 15 millioen Joden,
die op de wereld verspreid wonen.
hij de lantaarn wegnemen en moesten de
matrozen allen op een rij gaan staan.
„Hier heb ik 12 stokjes", zei de kapitein,
„jullie mogen er allemaal een trekken en
wie de laagste trekt is de dief. Maar de
stokjes waren allen even lang of even kort
zooals dat heet. De matrozen tx'okken een
stokje. Ook de dief trok met een benau
wend hart. Die dacht natuurlijk, dat hij
de langste had, daarom brak hij er een
stuk af. waardoor zijn stokje kleiner werd
dan het stokje van de anderen. Toen wer
den de stokjes één voor één nagekeken.
Toen de kapitein merkte, dat het stokje
van de schuldige kleiner was, dan van de
overige, wist hij wie de dief was. Zijn
slecht geweten had hem verraden. En de
dief? Hij kreeg, wat er op stond en vast
geen eindje van die worst.
WIJ ZIJN ZOO JONG, WIJ ZIJN
ZOO BLIJ.
door Dora.
Rie wierp haar regenmantel op haar bed
en ging aan tafel zitten.
„Bah, tante weer niet thuis, zat ze weer
hier in d'r eentjeWjj zijn zoo jong,
we zyn zoo blij". Rie lachte schamper.
'n Leuke wijs,-dat moest ze zeggen, maar
't paste niet bij haar, vooral niet diè woor
den.
Lies, ja die kon er enthousiast genoeg
over zijn, zij met haar blije natuur, zij kon
die woorden zingen, zonder erbij te denken.
Maar ik, ben ik dan niet jong meer, dat
ik niet blij kan zijn?"
O, die Lies, ze was om jaloersch op te
worden. Die kan wel echt blij zijn en toch
had ze zorgen. Nu vanmiddag b.v. zou je
aan haar gezien hebben, dat ze den heelen
morgen druk bezig was geweest, om van
middag één uurtje naar de zangles te kun
nen gaan? Nu ze had gezongen als geen an
der, dat lied „Wij zijn zoo jong. wij zijn
zoo blü".
Rijk hadden ze 't bij Lies thuis toch niet
en Lies moest toch bijna 't heele huishouden
doen, al was haar moeder bijna weer ge
heel beter.
Plotseling stond Rie op en trok haar re
genjas weer aan. Tante was nog niet thuis
gekomen, dus ging ze recht de gang door.
't huis uit en sloeg de richting in van Lies'
huis. Toen ze aangebeld had, schrok ze,
wat ging ze doen? Wat moest ze zeggen?
„Hallo, Rie, leuk dat je eens komt. Kom
gauw binnen zeg. 't Is zoo vies in de regen.
Je doet je regenjas toch wel uit hè? Je
treft 't, Moe is juist beneden gekomen".
Rie ging de huiskamer binnen, waar me
vrouw zat te handwerken en 'n stel klein
tjes op de grond zaten te bouwen.
„Zoo Rie, 'n tweede verrassing is dat van
middag. Eerst al komt Lies uit de zangles
met 'n bos fijne hei-fstasters en nu jij op
bezoek. Alles komt ineens! Hoe maak je het
en tante?"
„Dag mevrouw, gelukkig weer beneden?
Tante maakt 't wel goed, die is altijd op
stap",
„Nu zegt dat wel. In welke vereeniging
is ze zoo al ixiet. De Pastoor heeft 'n goede
hulp aan haar hoor. Ze is zeker wei moe
hé, als ze 's avonds van de vergaderingen
thuis kpmt?"
„O, ik weet 't niet", stamelde Rie, daar
had ze nog nooit op gelet.
Lies kwam nu bixinen met 'n fijne vaas
asters.
„Fijne bloemen, vind je niet, Rie? Ze
maken de kamer één en al gezelligheid. Ik
zag ze staan bij Van Roet hier op den hoek.
'n Kwartje maar, dat kon er nog wel af.
'n Kopje thee, Rie, en u ook al, Moe?"
En bedrijvig ging Lies weer verder, ter
wijl ze Moe alles van de zangles in geuren
en kleux*en vertelde en ook de kleintjes, die
telkens zeurden om hen te helpen, ant
woord gaf.
Rie kon niet uitgekeken komen. Hoe ge
heel anders dan bij haar thuis. Zij zat op
haar kamer tot Tante riep, dat 't eten klaar
stond.
„Kan u óók vertellen als Lies?" schrikte
'n dreumes haar uit haar gedachten op.
„Lies kan 't zoo mooi, maar ze doet 't niet
veel", zuchtte hij.
„Lies heeft wel wat anders te doen, dan
jullie den heelen dag maar van plaatjes
te vertellen en 's avonds doet ze het toch?"
zei mevrouw.
„O ja, 's avonds, maar dan brengt ze ons
meteen weer naar bed". En de dreumes
keek zoo beteuterd, dat Riet er onwillekeu
rig om moest lachen.
„Weet je wat, ik kom je nxorgenmiddag
halen en dan mag je met me mee. Ik heb
thuis héél veel plaatjes en dan zal ik je
héél mooi vertellen, is dat goed?"
„Mag ik ook mee?" Rietje en Jan waren
opgesprongen en hadden hun hooge toren
erdoor om vex'ge worpen. Nu stonden ze met
z'n drieën om Rie.
„Natuurlijk, als Moe 't goed vindt", zei ze.
.Zullen jullie dan zoet zijn?" vroeg Moe
ernstig.
„Ja moe", knikten ze alle drie.
„Nu tot morgen dan" en Rie werd uitge
laten door de lachende Lies en drie blijde
kinderen.
Ondanks de regen bleef ze evexx voor den
bloemenwinkel staan en stapte resoluut
naar binnen.
Gewapend met 'n groote bos herfstasters
toog ze verder. Ze draaide de sleutel om en
keek meteen toen ze binnen stapte naar de
kapstok.
Gelukkig tante was er nog niet.
„Ze zal zeker wel moet zijn, als ze
's avonds thuis komt". Kom ze moest vlug
opschieten. De jas aan de kapstok en vlug
naar de keuken. Hé wat 'n leuk werk, die
bloemen rangschikken. En wat stonden ze
daar leuk op 't buffet en dat tafeltje.
Dan begon ze de broodtafel klaar te ma
ken en toen ze de sleutel in 't slot hoox'de
schrok ze.
Ze was ongemerkt gaan zingen:
„Wij zijn zoo jong. wij zijn zoo blij".