VRIJDAG 9 APRIL 1937 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. 15 Correspondentie. Veroni van Segge len, Den Haag. Wat een mooi kaartje heb jij me toegestuurd met Paschen! Daar had ik nu eens heelemaal niet op gerekend, te meer niet, waar ik sedert je eindexamen M. U. L. O. niets meer van je hoorde. Je studeert nu zeker verder! Of ben je bij mama in de huishouding! Ook mooi vrouwelijk werk! Dag Veronica! Hoor ik nog eens wat van je. Zooals voorheen in brieven, die je met de el kon uitmeten. Groeten aan de huisgenooten. Voor jou mijn beste wenschen en hand! Een bijdrage van jouw hand is altijd welkom en bij voor baat van een plaats verzekerd. Dora Kniest, Oegstgeest. Dat raadsel was een verrassing, is wel? Zoo had ik het ook gemeend. De verjaardag van Alie is doorgehaald. „De eerste jurk" meen ik nog gezien te hebben. Ik wil nog eens zoeken. Jullie koortje wou ik eens hoo- ren. Daar is het gezang van den nachte gaal zeker niets bij. Het opstel over „Win ter" is goed. Wie denkt echter nog aan sneeuw nu de maand Mei in zicht is. Maak eens een opstel over: „De Mei", dan laat ik dit dadelijk plaatsen. Zoo'n retraite is toch maar wat fijn hé! Ik weet het trou wens bij ondervinding. En nu wil ik om jou pleizier te doen je opstel hier laten volgen. Groet vooraf alle huisgenooten van me en voor jou speciaal de hand.... Nu komt Dora en vertelt jullie wat van: SNEEUW. Als je 's morgens uit je bed stapt en door het raam naar buitengluurt om te zien-wat voor weer het is, wat ben je dan verrast, als een reuze sneeuwbui alles en'prachtig schoon wit pak gegeven heeft. Heeft dan alles geen ander aanzien gekregen? En wanneer je dan de deur opent, dan vind je het jammer, door je bij eiken stap zoo veel moois vertrapt. Wanneer je zoudt probeeren te tellen, hoeveel kristalletjes op een klein boom takje lagen, dan zou je toch iets bovenmen- schelyks beginnen. Eén enkel diamantje is zoo schoon van vorm en regelmaat, dat we stom van verbazing staan. Een mensch is zoo dikwijls in de meening tot groote dingen in staat te zijn. Maar als je één sneeuwvlokje goed en grondig beziet door een vergrootglas, dan ga je pas begrijpen, tot hoe weinig wij in staat zijn. Doch Hij de alnlachtige God is alleen in staat deze vormen te scheppen en een sneeuw vlok om te tooveren tot een diamant. Neem het kristalletje van sneeuw op de hand, het smelt zienderoogen weg tot.... niets. Dat is het beeld van den nietigen menschwij zijn niets. Laten we dan tot Jezus zeggen: „Lieve Jezus, neemt U mijn nietigheid aan en doet U met mÜ. wat naar uw wil het beste is!" Dan zullen ook wij eenmaal schitteren als diamanten aap Zijn troon. Theo Fleur, Leiden. Zoo mijn klein vriendje, heb jij een versje gemaakt! En heeft moeder of groote zus ook een handje geholpen? Dat mocht wel, vent! Om je pleizier te doen, laat ik als slot van deze correspondentie jouw versje volgen, in de hoop eens een langen brief te krij gen van minstens twee kantjes, waarin je schrijft: hoe je de paaschvacantie hebt doorgebracht; hoe het op school gaat; over je vriendjes enz. enz. En dan maak je eens veel groeten aan vader en moedertje en broertje en vooral aan zusje! OMHOOG. Twee kleine kindertjes, Die speelden eens huzaar. Ze vingen elk een vogeltje En ieder paard was klaar. Een vloog naar 't torentje; 't Zat daar naast de haan Het verveelde zich daar vrees'lijk, En vloog er gauw vandaan. 't Ander vloog naar 't hemeltje En liet zijn paard hier staan. 't Speelde met de engeltjes, En ging er nooit vandaan! ATTENTIE. Voor de vele mooie kaarten in de Paasch vacantie ontvangen, breng ik U allen mijn hartelijken dank. Oom W i m. (Voor de Grooten) IETS OVER FILMEN. Ik kan me zoo voorstellen, dat het jullie precies ging als mij bij het zien van een film die 's avonds vertoond werd en die 's morgens pas als foto's opgenomen werd. Hoe is dat mogelijk? Een opname van een gebeurtenis en eenige uren erna te vertoonen op het doek als „film". Jullie hebt het meegemaakt? Denk eens aan den stoet op 3 October! 's Avonds vertoond in de bioscoop. Denk eens aan de Bruidsstoet van Ju liana en Bernhardt 's Middags van 11 tot 2 uur genomen en 's aVonds vertoond in de bioscoop. Hoe is dat mogelijk? Ik wil jullie eens vertellen, hoe dat gegaan is op 7 Januari op den trouwdag van Prinses Juliana en Prins Bernhard. Er hadden zich op geschikte punten, waar de stoet voorbij trok, operateurs op gesteld. Ieder operateur was vergezeld van een koerier, die de opgenomen film, zoo snel mogelijk overnam en naar de studio's bracht voor verdere afwerking. Om nu een idéé te krijgen hoe vlug co- pieën worden gemaakt van zoo'n opgeno men negatief, wil ik alléén zeggen, dat zoo'n ontwikkelingsproces slechts 4 a 5 min. duurt; voor het fixeeren is 5 min. noodig; voor het spoelen 10 min.; voor het drogen ongeveer 6 min. Het negatief wordt direct beoordeeld en gemonteerd. Dan volgt nog een bewerking, die men nasynchroniseeren noemt. Ten slotte vervaardigt een copiëermachine met automatische lichtbepaling het positief, waarna de copie voor projectie gereed is. Per uur kunnen 10 a 12 copieën worden gemaakt. En zoo werd het mogelijk dat 's avonds dienzelfden dag van dit huwe lijk een film vertoond werd ook buiten Den Haag, o. a. in Amsterdam; in Rotter dam en zelfs in Groningen, Maastricht en Heerlen, om nu alleen de meest verwij derde plaatsen in ons land te noemen. Zoo zien we dat naast pers en radio het filmjournaal met eere mag genoemd wor den. Oom W i m. NIEUWE RAADSELS van Diny Dekkers. Raadsel I: Verborgen plaatsnamen: Men verkocht 't goud aan den koopman. Ed en Frans zochten bloemen. Door naaide een jurk. Els temperde de kachel. De man, die men zag, was oud. Raadsel II: Verborgen meisjesnamen: De man woonde in Anloo. Hij verliest zijn zakdoek. Amerika is door Columbus ontdekt. Die naaister is een weduwe. Begin en eindig alles goed. Raadsel III: Verborgen jongensnamen: Han sliep nog, toen we weggingen. An toonde haar 't beursje. De hen kakelde luid. Men koos twee partijen. Pauline is een meisjesnaam. Raadsel IV.: Verborgen diernamen. Jaap bracht z'n vriend naar huis. Riek at maar één boterham. Vroeger ratelde de klepperman elk uur. Men betaalde hoog losgeld voor hem. De photograaf woonde in een klein huisje. Raadsel V: Vul in en men krijgt een bekend spreek* woord: 1 e .e.i. i. m.e.l.k. De oplossingen niet opsturen. Deze geeft Diny de volgende week zelf. DE OPLOSSINGEN DER RAADSELS van verleden week waren: 1. Wie boter op zijn hoofd heeft, moet uit de zon blijven. (Het geheim van dit raadsel zat in het lezen van rechts naar links). Opl. 2. Eendracht maakt macht, Tweedracht breekt kracht. Opl. 3. 71. Opl. 4. Groningen. Opl. 5. I noot. II. peer, III. pruim, IV. kers, V. amandel. Oom W i m. U vraagt? 1. Hoeveel Priesters zouden er in ons bis dom wel zijn? 2. Een .hoeveel katholieken zouden in ons bisdom wonen? 3. Wat beteekent eigenlijk „encycliek"? 4. Hoeveel inwoners zijn in Rome? 5. „Je moet me niet tempteren" zegt moeder; wat is dat? 6. Hue vinden de zwaluwen den weg naar ';r -nere landen? Wij antwoorden. 1. Ruim 1000. In 1936 reeds 1040 wel te verstaan priesters in bediening. 2. Bijna 100000. 3. Encycliek beteekent pauselijke zend brief. Een officieel stuk aan alle geloovigen van de heele wereld gericht. 4. Rome heeft ruim 1.200.000 inwoners; is alzoo 2x zoo groot als Rotterdam en ruim 18X zoo groot als Leiden. 5. Tempteeren is plagen, kwellen. Moe der wil dus zeggen, dat je moet ophouden met het plagen, zeuren, zaniken. Begrepen? 6. De zwaluwen en de andere trekvogels vinden den oerwouden weg, die eeuwen terug de zwaluwen van toen aflegden met volle zekerheid en in gelijk tempo terug. Hoe dat komt? Daar zijn het de geleerden nog niet eens over. Wij zullen aannemen, dat O-L.H. dat zóó gewild heeft en het in- stict van de trekvogels bracht ze daar, waar ze eten vinden, wat ze hier in het koude jaargetijde tevergeefs zouden zoeken. (Hieis op kom ik later terug!) WIE ZIJN JARIG? Van 9 tot en met 15 April. 9 April: Jan Bernsen, Breestraat 157. 9 April: Johan Vorst, van het Hoffstraat. 9 April: Wout van Schouten, IJmuider- straat 21. 9 April: Herman Habraken, Molenstr. 27 9 Apx-il: Gerard Otto, Langeraar A 154. 10 April: Annie Kluivers, Schoolstr. 8. 10 April: Piet de Jong, Benthuizen B 234. 11 April: Janny Brugman, v. d. Werfstr. 27a 11 April: Corrie Berg, Dorpsstr. 65, Zoe- terwoude. 11 April: Conny Bisschop, Langebrug 40. 11 April: Piet v. d. Burg, Geeregr. 19. 11 April: Pietje v. d. Salm, Noord A 29, Zoeterwoude. 11 April: Agnes Augxxstinus, Engelschel. 15, Voorhout. 12 April: Pleuni Bunnig, Maredijk 8. 12 April: Leen v. d. Voort, Rusthoflaan 40, Sassenheim. 12 April: Arthur van Valderen, Leven daal 178a. 12 April: Alie van Velzen, Kort Galgen water 19. 12 April: Theo van Straalen, Langeraar. 12 April: Toosje van Es, Clarasteeg 20. 13 April: Bep van Hamersveld, Papengr. 30 13 April Ant. de Kroon, Hooge Rijndijk F 8 Zoeterwoude. 13 April: Rietje Tol, Binnenvestgr. 31. 13 April: Joost van Dijk, Plantsoen 99. 13 April: Lena Straathof, Weipoort B 72, Zoeterwoude. 13 April: Martien van Wel, Leeuwerikstr. no. 35. 13 April: Adri Witsenburg. Langegr. 93. 14 April: Willy Pley, L. Rijndijk 106. 14 April: Chris Walenkamp, Rijnb.weg 43. 14 April: Mientje Hoogeveen, Wolsteeg 4. 14 April: Gretha v. Vegten, Alexander- sti'aat 66a. 14 April: Antoon Spruyt, Zeeweg 18a, Noordwijkerhout. 14 April Bep Kruyf, Noorden E 97a. 14 April: Jan van Kampen, 's Gravend." weg 20, Noordwijkerhout. li April: Marie Beuk, Dorpsstr. 213, Lei- muiden. 15 April: Margaretha Tetteroo, Mgr. Broe restraat, Noordwijkerhout. 15 April: Leni Trossel, Hoogewoex-d 109. 15 April: Marie Angevaere, Zevenh. 104. 15 April: Jac. Bos, Hanzestraat 45. 15 April: Wim v. d. Broek, Trompetstraat 32 15 April: Willie Hockx, Oranjegracht 93. 15 April: Betsie Zonneveld, H'made B 362. Ik feliciteer de jarigen. Wie van schoolgaande kinderen zyn of haar naam, in deze lijst wil opgeno men zien of afgevoei-d bij het verlaten der school schrijve me d;t minstens 14 dagen voor den verjaardag. Oom Wim. (Voor de Kleinen). EEN RIJMPJE VAN GONDA. Naar bed. Als 's avonds de klok acht slagen slaat En Mientje niet meer komt op straat, Dan brengt Moe haar vlug naar bed, Uit is het dan met spel en pret! Ons Mientje is dan ook wel moe, En moesje dekt haar warmpjes toe, Kust haar dochter goeden nacht; En vraagt: „kindje lig je zacht"? „Ja, heerlijk zoo, hoor, moesjelief.. Maar blijft even astublief, En kom hier naast mijn bedje staan.. Ik moet u wat vertellen gaan." Dan fluistert zacht ons Mientje: „Ik Heb zoo fijn gespeeld met Lientje, En ook met Castor en de kat!" „Ga nu slapen", lieve schat, Zegt Moedertje met een lach, Morgen is er weer een dag!.. Zie het maantje staat te gluren En 't zal niet lang meer duren, Of Klaas vaak komt en strooit er zand! En ga jij naar het droomenland." Moe gaat heen, en Mientje rust, Totdat de zon haar wakker kust! En met 'n vroolijk blijde lach, Begroet mijn zus den nieuwen dag! (Voor de Kleinen) De Scheveningsche logger en de dief door Jan van Britsum. Een Scheveningsche logger met 12 man aan boord, was uitgegaan op de haxüng- vangst voor twee maanden. Ze hadden voldoende eten mee genomen, zooals: erwten, boonen, spek en een kleine voor raad worst, waarvan alleen 's Zondags werd uitgedeeld. Alle matrozen waren eerlijk en trouw op één na. Die wist waar de voorraad worst verborgen lag, 's Mid dags, als de mannen aan het schepnetten waren, nam hij een stuk worst weg en in den nacht als de anderen sliepen ver dween het in zijn maag. Toen de kapitein merkte, dat de voorraad worst met den dag minder werd, k\\;am het in hem op. dat er een dief aan boord moest zijn. Het onderzoek was al gauw ingesteld, maar hoeveel moeite hij ook deed, hij kon den dief niet vinden. Opeens kreeg de kapL tein een inval. In den avond toen de man nen weer aan het schepnetten waren, liet (Voor de Grooten). Een stuk bijbelsche geschiedenis PALESTINA EN SYRIë. door Anton Roels. Het land, dat ééxxs volgens de getuigenis der Joodsche verkenners, die door Mozes waren vooruitgezonden, overvloeide van melk en honing, is thans droog en schraal. Tusschen het Libanon-gebergte en de Anti- Libanon is een dal, dat in het Zuiden veel lager ligt dan de zeespiegel. Dit dal is door verzakkingen ontstaan. De welbekende rivier de Jordaan mondt uit in de Doode Zee. Dit meer heeft het grootste zoutgehalte van alle steppenme- ren. Een mensch blijft er zelfs drijven. Meer Oostelijk achter de Libanon is het klimaat nog veel droger; daar begint dan de Syrische woestijn. De regen valt op de hoogste plaatsen en aan de zee. In de H. Schrift wordt wel eens gespro ken van de cedei's van de Libanon; je weet, dat de cedert groote naaldboomen zijn; wel nu van die vermaarde boomen zijn er nog slechts enkele. Verreweg de meeste grond in Syrië en ook lager in het eigenlijke Heilige Land is schraal en dor. We zien daar dan onwillekeurig een vin gerwijzing in van God, die ook het heerlijk ste en schoonste vernietigen kan, als het niet tot Zijn eeredienst is ingesteld. De wereldooi'log heeft het land in drie deelen verdeeld: 1. Palestina, 2. Transjor- danië, het land ten Oosten van de Jordaan en 3. Syrië. De beide eerste deelen staan onder Britsch toezicht, Syrië met de stad Damascus als hoofdplaats, behoort aan Frankrijk. Palestina en de omliggende landen zijn al vaak in andere handen overgegaan. Je weet, dat Christxxs eens voorspelde, dat er geen steen van het trotsche, mooie Je ruzalem op den anderen zou blijven. Deze voorspelling is in vervulling gegaan in het jaar 70, toen de Rorneiijsche veldheer Ti tus de heerlijke stad veroverde en ver woestte; de tempel werd verbrand, vele Joden sneuvelden, anderen werden als ge vangenen meegevoerd. Het is bekend, dat reeds in Christus' tijd Palestina aan de Romeineix toebehoorden. Welnu de Joden beproefden een opstand, dien Titus met succes den kop indrukte. In de zevende eeuw verovex-den de Ara bieren het land en brachten er den Mo- hammedaanschen godsdienst. Zeer weinige bewoners hebben het Christendom behou den. Verreweg de meesten hebben de Ara bische taal overgenomen en zoo noemt men hen doorgaans Arabieren, hoewel het feitelijk geen Arabieren zijn. Ik wilde jullie nu nog iets vertellen van het zoogenaamde Zionisme. Zoo wordt het streven genoemd om in Palestina een Joodseh rijk te stichten. Er is bijna geen land op de wereld waar geen Joden wo nen. Overal zijn ze verspreid, maar er zijn juist maar betrekkelijk weinig Joden in het land waar ze eigenlijk thuishooren in Palestina. Velen hopen, dat het oude, be roemde volk zich nog eens tot eenheid zal hereenigen. Maar er zijn enkele groote „maar-en" aan verbonden. Palpstina is veel te klein om zooveel menschen te herber gen, terwijl er bovendien Arabieren zijn gehuisvest. Vele Joden voelen zich meer een met het volk, waarbij ze wonen, dan met vreemde Joden uit een ander land, die ze wellicht zelfs niet verstaan. Bovendien hebben talrijke Joden een goede positie verovex-d in hun tegenwoordige woon plaats, die ze niet graag zullen inruimen om dan maar af te moeten wachten, wat df. toekomst hun brenger, zal. Maar de Engelsche regeering stexxnt wel dit streven, waarbij natuurlijk 'gelet moet worden op óf rechten ''an de andere in- De Zonisten zijn voor 't gx'ootste deel af komstig uit het Oosten van ons werelddeel. Het land in Palestina is echter duur en veel koloniste n zijn stedelingen, terwijl er alleen door de landbouw redenen van bestaan zijn te vinden. Met dat al waren er x'ond 1929 op een bevolking v&n 800 OöC menschen niet meer dan 100.000 Joden. Het aax tal Christenen is niet .veel minder. 100.000 Joden is niet veel in vergelijking —at de 15 millioen Joden, die op de wereld verspreid wonen. hij de lantaarn wegnemen en moesten de matrozen allen op een rij gaan staan. „Hier heb ik 12 stokjes", zei de kapitein, „jullie mogen er allemaal een trekken en wie de laagste trekt is de dief. Maar de stokjes waren allen even lang of even kort zooals dat heet. De matrozen tx'okken een stokje. Ook de dief trok met een benau wend hart. Die dacht natuurlijk, dat hij de langste had, daarom brak hij er een stuk af. waardoor zijn stokje kleiner werd dan het stokje van de anderen. Toen wer den de stokjes één voor één nagekeken. Toen de kapitein merkte, dat het stokje van de schuldige kleiner was, dan van de overige, wist hij wie de dief was. Zijn slecht geweten had hem verraden. En de dief? Hij kreeg, wat er op stond en vast geen eindje van die worst. WIJ ZIJN ZOO JONG, WIJ ZIJN ZOO BLIJ. door Dora. Rie wierp haar regenmantel op haar bed en ging aan tafel zitten. „Bah, tante weer niet thuis, zat ze weer hier in d'r eentjeWjj zijn zoo jong, we zyn zoo blij". Rie lachte schamper. 'n Leuke wijs,-dat moest ze zeggen, maar 't paste niet bij haar, vooral niet diè woor den. Lies, ja die kon er enthousiast genoeg over zijn, zij met haar blije natuur, zij kon die woorden zingen, zonder erbij te denken. Maar ik, ben ik dan niet jong meer, dat ik niet blij kan zijn?" O, die Lies, ze was om jaloersch op te worden. Die kan wel echt blij zijn en toch had ze zorgen. Nu vanmiddag b.v. zou je aan haar gezien hebben, dat ze den heelen morgen druk bezig was geweest, om van middag één uurtje naar de zangles te kun nen gaan? Nu ze had gezongen als geen an der, dat lied „Wij zijn zoo jong. wij zijn zoo blü". Rijk hadden ze 't bij Lies thuis toch niet en Lies moest toch bijna 't heele huishouden doen, al was haar moeder bijna weer ge heel beter. Plotseling stond Rie op en trok haar re genjas weer aan. Tante was nog niet thuis gekomen, dus ging ze recht de gang door. 't huis uit en sloeg de richting in van Lies' huis. Toen ze aangebeld had, schrok ze, wat ging ze doen? Wat moest ze zeggen? „Hallo, Rie, leuk dat je eens komt. Kom gauw binnen zeg. 't Is zoo vies in de regen. Je doet je regenjas toch wel uit hè? Je treft 't, Moe is juist beneden gekomen". Rie ging de huiskamer binnen, waar me vrouw zat te handwerken en 'n stel klein tjes op de grond zaten te bouwen. „Zoo Rie, 'n tweede verrassing is dat van middag. Eerst al komt Lies uit de zangles met 'n bos fijne hei-fstasters en nu jij op bezoek. Alles komt ineens! Hoe maak je het en tante?" „Dag mevrouw, gelukkig weer beneden? Tante maakt 't wel goed, die is altijd op stap", „Nu zegt dat wel. In welke vereeniging is ze zoo al ixiet. De Pastoor heeft 'n goede hulp aan haar hoor. Ze is zeker wei moe hé, als ze 's avonds van de vergaderingen thuis kpmt?" „O, ik weet 't niet", stamelde Rie, daar had ze nog nooit op gelet. Lies kwam nu bixinen met 'n fijne vaas asters. „Fijne bloemen, vind je niet, Rie? Ze maken de kamer één en al gezelligheid. Ik zag ze staan bij Van Roet hier op den hoek. 'n Kwartje maar, dat kon er nog wel af. 'n Kopje thee, Rie, en u ook al, Moe?" En bedrijvig ging Lies weer verder, ter wijl ze Moe alles van de zangles in geuren en kleux*en vertelde en ook de kleintjes, die telkens zeurden om hen te helpen, ant woord gaf. Rie kon niet uitgekeken komen. Hoe ge heel anders dan bij haar thuis. Zij zat op haar kamer tot Tante riep, dat 't eten klaar stond. „Kan u óók vertellen als Lies?" schrikte 'n dreumes haar uit haar gedachten op. „Lies kan 't zoo mooi, maar ze doet 't niet veel", zuchtte hij. „Lies heeft wel wat anders te doen, dan jullie den heelen dag maar van plaatjes te vertellen en 's avonds doet ze het toch?" zei mevrouw. „O ja, 's avonds, maar dan brengt ze ons meteen weer naar bed". En de dreumes keek zoo beteuterd, dat Riet er onwillekeu rig om moest lachen. „Weet je wat, ik kom je nxorgenmiddag halen en dan mag je met me mee. Ik heb thuis héél veel plaatjes en dan zal ik je héél mooi vertellen, is dat goed?" „Mag ik ook mee?" Rietje en Jan waren opgesprongen en hadden hun hooge toren erdoor om vex'ge worpen. Nu stonden ze met z'n drieën om Rie. „Natuurlijk, als Moe 't goed vindt", zei ze. .Zullen jullie dan zoet zijn?" vroeg Moe ernstig. „Ja moe", knikten ze alle drie. „Nu tot morgen dan" en Rie werd uitge laten door de lachende Lies en drie blijde kinderen. Ondanks de regen bleef ze evexx voor den bloemenwinkel staan en stapte resoluut naar binnen. Gewapend met 'n groote bos herfstasters toog ze verder. Ze draaide de sleutel om en keek meteen toen ze binnen stapte naar de kapstok. Gelukkig tante was er nog niet. „Ze zal zeker wel moet zijn, als ze 's avonds thuis komt". Kom ze moest vlug opschieten. De jas aan de kapstok en vlug naar de keuken. Hé wat 'n leuk werk, die bloemen rangschikken. En wat stonden ze daar leuk op 't buffet en dat tafeltje. Dan begon ze de broodtafel klaar te ma ken en toen ze de sleutel in 't slot hoox'de schrok ze. Ze was ongemerkt gaan zingen: „Wij zijn zoo jong. wij zijn zoo blij".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 15