De kiel van de „Plet Hein" gelegd. C-v Oe kleppe'jongens van Heei (L verkondigen in de week voor Paschen 'rad'tiegetrouw met hun kleppers het uur door het dorp Twee kleooe-lonqens op hun hoooe o'aats in den «oren de' kerk Het Comité .Practisch Werken te Amsterdam heeH ziin zorgen ook uitgestrekt tot Artis. De uitgebreide verzamelingen van hei Zoölogisch Museum worden schoongemaakt Op de werf van De Vries Lentsch te Amsterdam is Donderdag de kiel gelegd roor het jacht, dat hei Prinselijk echtpaar als nationaal huwelijksgeschenk zal ontvangen Voor Engelsche rekening is Donderdag van de wert De Vries Lentsch te Amsterdam het jacht .Ahsdair' tewatergelaten. Het schip glijdt in zijn element Voor de Paaschdagen De fabricatie *an chocolade eieren in velerlei grootte en verscheidenheid is in vollen gang De laatste hand wordt gelegd aan de zoete lekkernij Op de loog atdeeimg (zie pijl) van ae ammomaktabr iek behoorende bij de Staatsmijn Maunts te Lutterade heett een hevige ontploffing plaats gehad door het spnngen van een ketel FEUILLETON DE VIERDE MAN (Een geval uit de practijk van Inspecteui Sanders, lid der Centrale Recherche) •oor UDO VAM FWOUD. (Nadruk verboden). 17) „Zoodat de politie nu zeker pogingen in het werk stelt het jongmensch, dat het briefje bracht op te sporen", onderbrak hier een der verslaggevers het verhaal van den heer Dammering. „Juist" antwoordde deze, „en vermoede lijk zullen we daarbij weer eens een be roep moeten doen op de bereidwilligheid van de pers. De heer Adams heeft uiteraard slechts een vaag signalement van den be- wusten jongeling kunnen opgeven en waar deze geheel buiten het misdrijf kan staan, staat het zoeken voor ons gelijk met dal van den bekenden naald in den hooiberg Er bestaat alle reden om te verwachten, dat we met een oproep in de bladen snel ler ons doel zullen bereiken. In den loop van den dag zal u dus een dergelijke op roep met verzoek tot plaatsing worden toe gezonden." „Is Hellinger reeds van de ontdekking van het briefje in kennis gesteld?" wenschte een der journalisten nog te weten. „Nog niet, maar binnen een half uur gaat een van onze mannetjes er mee naar Rotterdam, zoodat verwacht mag worden, dat hij reeds een volledige bekentenis zal hebben afgelegd vóór uw bericht in de avondbladen verschenen is. En hiermede mijne heeren", besloot de hoofdinspetceur. kennelijk met het doel om verdere las tige vragen te vermijden, het gesprek, „meen ik u zoo volledig mogelijk te heb ben ingelicht. Ik spreek nogmaals de hoop uit, dat een en ander er toe zal bijdragen eenige uwer collega's van hun onjuiste vi sie op deze zaak te overtuigen, waarbij ik me dan verder geheel op hun gevoel voor rechtvaardigheid meen te mog°n verlaten. Mijne heeren, ik wensch u een spoedig en voor allen gunstig bericht uit Rotterdam!" Sanders' belangstelling wordt opgewekt. Merkwaardigerwijze ging de wensch van hoofdinspecteur Dammering niet in vervul ling. Nog dienzelfden middag, kort voor het ter perse gaan, ontvingen de redacties der hoofdstedelijke bladen van hun correspon denten telefonisch bericht, dat Hellinger na een hernieuwd verhoor, waarbij hem het briefje aan den heer Leuvensteyn als zeer bezwarend bewijsstuk was voorgelegd, in zijn ontkenning volhardde. Weliswaar herkende hjj de handteekening onder het epistel als echt, maar van den inhoud was hem niets bekend en met een verbazing, welke men voor ongeveinsd zou hebben kunnen houden, wanneer de bewyzen van zijn schuld niet zoo overstelpend waren ge weest, had hij zich afgevraagd, hoe het ter wereld mogelijk was. dat zijn handteeke- ning onder dit. hem totaal onbekende, com- promitteerende briefje kwam te staan. Dit bericht gaf den hoofdredacteur van „De Hoofdstad" aanleiding zijn, door de mededeelingen van den hoofdinspecteur noodzakelijk geworden démenti nog even in de pen te houden en tot groote woede van laatstgenoemde, bevatten de avond bladen dan ook niets meer dan een ge trouw verslag van het met hem plaats ge had hebbende onderhoud en het bericht uit Rotterdam over Hellinger's ontkenning. Eenige dagen lang vormde het nieuwtje het onderwerp van gesprek in alle krin gen der bevolking. De naam Hellinger was op aller lippen, de merkwaardigste geruch ten over zelfmoord, vrijlating, en arresta tie van nieuwe verdachten, geruchten wel ke allen grond van waarheid misten, de den de ronde tot eindelijk andere wereld schokkende gebeurtenissen de aandacht opeischten en de moordzaak-Leuvensteyn langzamerhand op den achtergrond ver drongen. Had men echter slechts vermoed, wat zich intusschen achter de schermen af speelde en welke krachten bezig waren te trachten de zaak van een andere zijde te belichten, ongetwijfeld zou dan de belang stelling even spoedig zijn teruggekeerd. Op hetzelfde tijdstip, waarop hoofdin specteur Dammering de pers inlichtte over den vondst van het aan bankier Leuven steyn gerichte briefje, had Emiel Wils een onderhoud met inspeceur Sanders, dien hij in diens woning had opgezocht. De gedachte, dat ook de verpleegster wel eens iets met de zaak te maken kon heb ben, had hem niet meer losgelaten. Na het gesprek, dat hij met Adames bij Co- mans had gehad, was hij naar Amsterdam teruggereisd met het vaste voornemen in deze richting een onderzoek te beginnen en nog dienzelfden avond had hij. alleen op zijn kamer gezeten, een plan de cam pagne opgemaakt, waaraan den volgenden mnroar, intvnprine zou worden gpepvpn. De ontdekking /an het briefje, waarmee hij, reeds voor dat zijn collega's hiervan nog iets wisten, telefonisch daar Adams in kennis was gesteld, vermocht in zijn zienswijze geen verandering te brengen. Integendeel; het versterkte hem slechts in zijn meening, dat iemand, die tot een der gelijke misdaad in staat was, bij de voorbe reiding daarvan zeker heel wat geraffi neerder te werk zou gaan dan deze Hel linger, die als het ware zijn visitekaartje overal had achtergelaten. Zoo dom was deze man toch niet, of hij zou wel heb ben ingezien, dat bij de ontdekking van het misdrijf de verdenking in de eerste plaats op hem zou vallen en onder die omstandig heden beteekende de schriftelijke en on- derteekende invitatie aan den bankier dan ook niet veel minder dan een poging om de aandacht nog wat meer op hem te ves tigen. Neen, Wils voelde wel, dat de politie zich op een verkeerd spoor bevond en wanneer hij bedacht hoe weinig Hellinger ten slotte ten laste kon worden gelegd, dan was hij het volkomen eens met zijn collega van „De Hoofdstad", die de arrestatie van dezen man als een staaltje van gevaarlijk justitioneel en politioneel beleid had gekwalificeerd. Wel ook vroeg hij zich met bijna pijn lijke nauwkeurigheid af waarop zijn wan trouwen jegens de verpleegster gebaseerd was. Goed beschouwd bestond er alle re den om naar den vierden man te zoeken, die toch. volgens de getuigenverklaringen, in den coupé moest zijn geweest en van dal standpunt beschouwd, leek het haast ab surd de verpleegster van medeplichtigheid te verdenken. En toch en tochde vraag, waar om dpze verpleeps+er zi<"'i de Iiixp veroor loofde le klas te reizen, liet hem niet los, evenmin als de ontdekking, welke hij in de wachtkamer van het politiebureau te Rotterdam gedaan had, toen hij in gezel schap van de getuigen in deze zaak het re sultaat van het verhoor van Hellinger had afgewacht. Adams had hij van deze ont dekking nog geen deelgenoot willen ma ken. Hij twijfelde er niet aan, of ook deze zou de beleekenis er van hebben erkend, maar juist daarom vreesde hij bij zijn ver der onderzoek in die riching te zullen wor den beinvloed en dat wenschte hij tot el- ken prijs te voorkomen. Zelf combinee ren en handelen slechts indien het niet an ders mogelijk was met behulp van de po litie, maar geen inmenging van derden, zelfs al was die derde Han Adams, die reeds meermalen bij andere gelegenheden, waarbij hü. Wils, als speurder was opgetre den, van zijn buitengewone scherpzinnig heid en helder inzicht in crimineele zaken had blijk gegeven. Slechts met Sanders, met wien hij reeds jaren bevriend was en die zijn, louter uit beroepsijvers voortkomende medewerking steeds gaarne had geaccepteerd, wilde hij een en «>.nder bespreken, ook al, omdat hy bij een voortgezet onderzoek den steun der politie niet zou kunnen ontberen. Hij vond den inspecteur alleen aan de ontbijttafel. Een late dienst-had hem van een deel van zijn nachtrust beroofd, zoodat hy wat later dan jewoon'ijk was opge staan. Een kop thee in de rechterhand hou den scheen hij zoo verdiept in het ochtend blad van ,De Hoofdstad", hetwelk naast zijü bord op tafel lag. dat hij Wils eerst be merkte, toen deze met een korten groet te genover hem plaats nam. (Wi»rdt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12