De Jan v. d. Heyden-tentoonstelling.^ J i*— 3)e £eicbclve (Bou^a/nt De .Kertosono", die bij de Portugeesche kust in aanvaring kwam met het Engelsche slagschip .Malaya*, wordt bij Wilton Feyenoord van een nieuwen neus voorzien In het Vondelpark te Amsterdam staan de crocussen in vollen bloei. In een der perken prijken de bekende initialen J. B. De Lilliputters, die deel uitmaken van de 56ste Beurs van de Dameskroniek in het R.A.I.-gebouw te Amsterdam, worden in den restauratie-wagen door den kok op soep vergast De kampioen der veetentoonstelling te Haywards Heath (Eng) welke deze week werd gehouden De eerste brandspuit van Jan van der Heyden op de brandweertentoonstel- ling, welke Vrijdag in de St Anthonieswaag op de Nieuwmarkt Ie Amsterdam geopend is ter herdenking van den geboortedag van dezen schilder en uitvinder De heer Maskens, Belgisch gezant, minister Colijn en de heer Raeder (boven) tijdens het diner, dat Vrijdag avond aan de deelnemers der Oslo- conferentie te den Haag werd aange boden. Onder: de heer Raeder en minister Deckers in gesprek FEUILLETON WAT HET SCHILDERIJ VERBORG Kaar liet Engelsch door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). W) „Wij zullen de claim als compagnons be merken", sprak Ronald na enkele oogen- blikken van stilte. „Kan ik geen stille vennoot worden?" cengde Sir Digby zich in het gesprek. „Zeker kan dat", verklaarde Ronald on- ttiddellijk. Er werd besloten, dat Chicago Charley den volgenden morgen aan de ontbijttafel zou verschijnen, als een surprise voor Ro salie. Toen het meisje, frisch als de jonge dag, beneden kwam, slaakte ze een kreet van vreugde en smorde den ouden mijnwer ker bijna in een onstuimige omhelzing. „O, lieve oom Charley, u ontbrak nog net aan mijn geluk, nu is het volmaakt", riep ze verrukt. „Werkelijk, schattebout?" De liefkoozing kwam als vanzelfspre kend en Sir Digby voelde een steek van ja loezie bij de gedachte, dat deze man zijn kleindochter, van klein kind af, met al de toewijding van zijn goed en'vriendelijk hart had groot gebracht. Nadat zij en Ronald alleen waren achter gebleven, kwam dezelfde gedachte tegelijk bij hen beiden op, en de jonge aanbidder fluisterde met een gelukkigen blik: „Zullen we, lieveling?" „Als je wilt, liefste", antwoordde de trots van Glenconnel, terwijl ze haar blo zend gezicht tegen den schouder van den knappen pelsjager verborg. „Wat zal Sir Digby zeggen, als ik het hem vertel?" vroeg Ronald, toen ze tot de werkelijkheid waren teruggekeerd. „O, grootvader heeft alleen mij, zouden we hem niet mee terug kunnen nemen, liefste?" pleitte Rosalie. „Jij schat, natuurlijk doen we dat, als je het zoo graag wilt", was het vriende lijke antwoord. „Ik begreep wel, dat jullie geen van bei den wilden wachten de jeugd zou geen jeugd zijn, als zij niet ongeduldig was", zuchtte de oude edelman, toen Ronald hem van hun plannen vertelde. En in antwoord op Ronald's verzoek of hij bij hen wilde komen wonen, verklaarde hij glimlachend: „Ja, als jullie denkt, dat jullie het met me kunt uithouden.Ik wil niet bij jul lie wonen, want een .oude man is maar een lastpost. O, ik weet wel, dat je zeggen wilt, maar het is toch de waarheid. Maar ik zal in jullie buurt wonen en misschien kan ik jullie ook wel van dienst zijn", eindigde hij hoopvol. „Zeker kunt u dat, want ik ben ook van plan een houtzaak te beginnen en zooveel arme stadskerels in dienst te nemen als er zin hebben gezondheid en geluk in de vrije natuur te gaan zoeken. Ze moeten hun vrouwen en Kinderen meenemen, want niets geeft een man zooveel kracht voor het werk als de Jiblik van zijn gezin. Het ernstige gezicht van Ronald gloeide en de edelman, die aandachtig geluisterd had, knikte goedkeurend. „Dat beteekent hulzen en winkels en scholen en weet ik wat al meer", merkte Sir Digby met een knipoogje op. Eer je het weet, zul je burgemeester zijn, mijn jongen!" „Dat baantje had ik u toegedacht...." schertste Ronald terug. HOOFDSTUK XXVIII. Drie weken later, maakten de kranten met vetgedrukte opschriften melding van het romantische huwelijk tussohen Rosalie Moran en den knappen pelsjager uit den Yukon. Het vormde „de" sensatie van den laat- sten tijd, want Ronald Kerslake, de jeugd vriend van Sir Digby's kleindochter, had de bijna koortsachtige belangstelling van het publiek gewei t door zijn plotselinge verschijning en zijn vernietigende getui genis tegen Dick Bryce, die zou worden uitgeleverd aan de autoriteiten der Ver- eenigde Staten, om daar zijn gerechte straf te ontvangen. Het was een stralende dag, toen de Roos van Glenconnel aan den arm van haar grootvader naar het altaar schreed. Half Londen schéén bü het huwelijk te genwoordig te zijn en menigeen kreeg de tranen in de oogen, toen de lange, witte sluier werd opgeslagen en het levendige, gelukkige gezichtje zichtbaar werd. „Wat heeft ze een snoezig gezicht", zei een vrouw tegen een andere. „Het is beter dan snoezig, het is goed en rein", was het zachtje antwoord. In voor- en tegenspoed beide, in ziekte en gezondheid, tot de. dood ons scheidt." De plechtige woorden klonken door de stilte en Ronald's oogen weerspiegelden het geluk van zijn ziel, toen zijn bruid hem werd toevertrouwd. Zij waren alleen en het eerste won derbaarlijke oogenblik, het oogenblik, dat in elk leven slechts één keer doorleefd wordt was aangebroken. Zij was bedeesd, het allerlijfste bruidje en een blozend gezicht werd tegen Ro nald's arm gedrukt. De jonge jager bukte zich met stralende oogen. „Zeg het eens, lieveling", fluisterde hij verrukt. „Wat, Ronald?" Haar stem trilde van geluk. „O, dat weet je wel, liefste", was het haast ongedudige antwoord. Toen zei Rosalie op een toon, waarin de volle, machtige liefde van haar jong hart klonk: „Mijn man....!" EINDE. Allerlei Het hondje met den stamboom. Toen de Chineesche staatsman Li Hung Tsjang eens Londen bezocht, besloot een aanzienlijk man van de Beurs den be roemden gast een waardevol geschenk aan te bieden. De bankier overwoog lan-1 gen tijd wat voor een soort geschenk hij zou uitkiezen, ten slotte bepaalde hij zijn keus op een paar schoothondjes. Voor veel geld kwam hij in bezit van twee exemplaren van het zuiverste ras met een stamboom, die de bewondering en den naijver van alle kenners wekte, en deze zond hij aan den Chineeschen gast. Na enkele dagen ontving de gulle Brit een dankbrief. Li Hung Tsang schreef: „Ik heb uw geschenk met veel vreugde ontvangen. Jammer, dwingen mijn leeftijd en gezondheid tot streng dieet. Ek heb daarom de twee hondjes laten toebereiden voor eenige heeren van mijn gevolg, die mij verzekeren dat 't hun voortreffelijk heeft gesmaakt". Verdacht teeken. Verdachte: De Officier van Justitie heeft maar één agent van politie als getui ge opgeroepen, maar ik zou graag zien, dat ook de tweede hier kwam. President: Maar er is slechts één agent by het ongeluk geweest. Verdachte: Ik heb er toch heel duide lijk twee gezien. President: Ja, daarvoor staat U nu juist terecht.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9