De conferentie der
Oslo-staten te den
Haag geopend.
In het park van het fraaie buiten .Marquette" te Heemskerk
wordt van 19 Maart tot 23 Mei een bloemententoonstelling ge=
houden, waarvoor de voorbereidingen thans in vollen gang zijn
Twee snapshots van de Oslo conterentie Je den Haag Boven: v.l n r. de
ministers: Gelissen. De GraeH en Deckers; onder: Sutens (België) en mr. dr.
A. A. van Rhijn
emongeiuk nabij Lang<ey (fcng eischte een doode en
schillende gewonden. Een toto op de plaats des onheils
FEUILLETON
WAT HET SCHILDERIJ
VERBORG
Na«r het Etigelsch
door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
m
„De bosschen zijn de tempels van God",
vertelde ze haar grootvader een keer en
na een oogenblik nagedacht te hebben, ant
woordde deze zacht: „Je hebt gelijk, klein
ding.'*
Toen werden zijn cogen zacht en voch
tig en Sir F'gby ging voort:
„Ik heb geaarzeld het je te zeggen, lie
veling, omdat ik dacht dat je Londen en
al zijn vroolijkheid zoo heerlijk zou vin
den, dat je er ongaarne vandaan zou gaan;
snaar sinds je mij de plek hebt beschreven,
waar je moeder ligt, heb ik er steeds naar
verlangd die zelf te gaan bezoeken."
En de oude man snoot hevig zijn neus,
•terwijl Rosalie zich bukte om een bloem
te plukken.
Toen keek ze op, met een vasten blik in
haar grijze oogen cn zei:
"Ik houd van Londen en al uw vrien
den en kennnissen zijn erg aardig voor
»e. maar ik kan de gedachte niet verdra
gen. dat moeder daarginds heel alleen ligt
ea bovendien pas ik niet in de stad Als je
een tijd in het Westen geleefd hebt, kun je
nergens anders meer wennen."
En toen het bekend werd, dat Sir Digby
Lame met Rosalia binnenkort naar den
Yukon zou gaan, zuchtten de moeders met
huwbare zoons zonder fortuin, diep.
Een paar maal vroeg Sir Digby Larne aan
Rosalie of de brieven van Chicago Charley
ook bericht over Ronald bevatten.
„Neen", moest het meisje telkens weer
antwoorden, en ten slotte ging een afschu
welijke gedachte haar kwellen, zonder dat
het haar lukte, die van zich af te zetten.
„Heeft hij me vergeten?" vroeg Rosalie
zich 's nachts af, als ze rondwoelde in haar
bed en den slaap niet kon vinden en ten
slotte werden haar weemoedige, gr ij ze
oogen zoo groot en haar wangen zoo smal,
dat Sir Digby zich ongerust begon te ma
ken.
„We zullen vanochtend een rit door de
stad gaan maken" kondigde hij op een keer
aan. „Het is prachtig weer en de drukte
op straat zal je afleiden", sprak hij vrien
delijk.
„Heel goed, grootvaderliefantwoordde
Rosalie, terwijl ze haar best deed opge
wekt te kijken.
Om elf uur verlieten ze het huis en spoe
dig bevond de auto zich in het gewoel van
Piccadilly.
Plotseling werd de auto tot stilstand ge
bracht. Ze konden niet verder, want de
weg was versperd door een menschenmas-
sa, mannen, vrouwen, kinderen, die het
trottoir vulden ea op den rijweg stonden.
„Maakt plaats, uit elkaar!" beval een lui
de stem en Rosalie "ag-een langen, forschen
politie-agent, die pogingen deed de men-
schea te verspreiden.
Maar zyn roep werd overstemd door de
schelle kreten van enkele vrouwen ea Ro
salie hoorde een meisje gillen:
«O, jij bruut, laat hem lcs!w
Toen baande de politieman zich een weg
door den menschendrom en in begrijpe
lijke nieuwsgierigheid 'roeg de baron den
chauffeur naar de oorzaak van die ver
warring.
„Een jonge kerel ranselt een heer af en
die heer verliest het, meneer", deelde de
chauffeur mee.
Plotseling deed een schorre schreeuw van
een der vechtenden, die werd weggevoerd,
Rosalie opspringen en ze beefde over al
haar leden.
„Jy vervloekte schurk, moordenaar, nu
ik met je heb afgerekend, zal de justitie
de rest wel doen.'
Het gezicht van den spreker was ge
wond en bloedde, waar de man dien hij een
pak slaag had gegeven, hem r. et een stok
of een ander zwaar voorwerp getroffen
had, zoodat het loed vloeide over een
ruige, bruine jas, maar Rosalie herkende
hem oogenblikkelijk en het was of haar
hart zou barsten.
„Ronald, Ronald", riep ze zoo luid ze
kon, zonder zich té bekommeren om de
deinende menigte, _die zich nu om haar
grootvaders auto verzamelde en zonder acht
te slaan op zijn vermaning, om toch te gaan
zitten.
„Rijd naar huis, .Thomas", beval hij den
chauffeur.
„Grootvader, geef; Dick Bryce toch geen
gelegenheid can - ontsnappen Daar is hij.
Hij praat tegen den .agent, zie maar, hij
mist de pink van zijn linkerhand, juist zoo-
als ik u verteld heb. Zeg aan Ronald, dat
hij dadelijk hier moet komen."
Sir Digby duwde haar zacht op baar
plaats.
„Wacht even, lieve," zei hij kalmeerend
en begaf zich toen ia bet gedrang.
Ronald Kerslake stond bisschen twee
agenten om naar het bureau gebracht te
worden.
„Mag ik even met den arrestant spreken,
agent?" vroeg de baron, terwijl hij zijn
kaartje overhandigde.
„Zeker, meneer, zoolang wij kunnen hoo-
ren, wat u zegt", antwoordde een der po
litiemannen eerbiedig.
De baron keek den jongen pelsjager uit-
vorschertd aan.
„Bent u Ronald Kerslake, en komt u uit
de Slangenkreek aan den Yukon?" vrceg
hij snel.
„Ja zeker. Hoe weet u dat?" was de ver
baasde wedervraag.
Dick Bryce, die voorzichtig op een bran
card was gelegd, om naar het dichtstbij
zijnde ziekenhuis vervoerd te worden,
wenkte plotseling een politie-agent.
„Ik wensch dien man niet te vervolgen,
laat hem gaan", fluisterde hij, voor hij het
bewustzijn verloor.
De politieman krabde zich achter hert
oor.
„Hij zegt, dat hij den arrestant niet wil
vervolgen", wendde hij zich tot zijn col
lega.
Sir Digby Larne onderbrak hem met de
woorden:
„Je zult bij onderzoek ontdekken, agent,
dat de man, die soo'n welverdiend pak ram
mel gekregen heeft, ren moordenaar is, die
al maanden wordt gezocht Sla de beschrij
ving van Dick Bryce, alias Gerald Gra
ham op, dan zul je tot de conclusie komen,
dat ik de waarheid spreek."
De politiemannen keken elkaar aan. Ten
slotte besliste de jongste kortaf:
„We deden maar het beste ons manne
tje mee te nemen naar het bureau en te
hooren, wat de inspecteur zegt. Die andere
ontloopt ons toch niet."
„Heel goed neem hem in een taxi mee",
verzocht de baron en Rosalie barstte bijna
in schreien uit, toen zij naar liefste, die
ze eindelijk teruggevonden had, bebloed en
besmeurd, door twee agenten zag wegvoe
ren.
„Thomas, naar het politiebureau", beval
haar grootvader, m ze kwamen bijna te
gelijk met de taxi aan.
„Jij moest maar niet mee naar binnen
gaan, meisjelief. Ik zal als het kan Ronald
meebrengen en anders beloof ik je, dat je
hem morgen zult zien", zei Sir Digby op
een toon die geen tegenspraak duldde.
„Rijd zoo hard als je kunt naar huis,
Thomas en stuur juffrouw Blake dan bij
juffrouw Rosalie", vervolgde hij daarop,
zich tot den chauffeur wendend.
HOOFDSTUK XXVII.
Een bleek, angstig gezicht, waarin twee
heldere, groote oogen haast koortsachtig
schitterden werd tegen de vensterruiten
gedrukt en Rosalie spitste haar ooren, om
het geluid van een naderende auto op te
vangen.
„O, Ronald, te bedenken, dat je al dier
tijd in de buurt was", fluisterde ze, half
lachend, half schreiend.
Een auto, die het plein opreed, gaf plot
seling een luid signaal
Rosalie verliet het venster en ging op
den rand van de divan zitten, want ze
durfde nu ineens niet uit het raam te kij-
Wordt vervolgd,