DONDERDAG 4 MAART 1937
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 12
CORRESPONDENTIE.
Dora Kniest, Oegstgeest.
Dank je wel Dora! Je ziet, k heb er da
delijk van gebruik gemaakt. Los zelf eens
No. 6 op. Dat is een goeie Mijnheer! Hou
dien in eere! Zoo ben jij al vier maal ver
kouden geweest! En nu weer hersteld. Ik
hoop het voor je. We kunnen jou nog niet
missen. Dag Dora! Groet alle huisgenooten
van me! Voor jou en Mijnheer Se hand.
Rika Slmmerman, Alphen.
Nu weet ik het weer! Neen Rika! Zoo'n
versje plaats ik niet of het moet buiten
gewoon mooi zijn! Gelukkig dat het pot
lood weer heel is, is niet? Dag Rika! Groet
vader en moeder van me en ook broertje,
die alles zoo gauw weet te maken, wat
kapot is.
Zwartkopje, Den Haag. Dank
voor deze kiekjes! Leuk zeg! Jij staat er
buitengewoon goed op. Dat ze jou „Zwart
kopje" noemen, verwondert me niets! Zoo!
Nu al op de naaischool! Jongen, jongen, dat
belooft heel wat! Als ik eens een kiekje laat
maken krijgt jij d*r vast eentje. Maar
wanneer zal dat zijn? Dag Lies! Groet moe
en zus van me! De hand voor jou!
Mientje en Beppie Schrader,
Stompwijk. Zoo, zoo! Zouden jul
lie ook zoo graag in de verjaringslijst staan!
Wel, dan zal het gebeuren. Mijn lieve
Nichtjes uit Stompwijk kan ik niets wei
geren. Let nu maar eens goed op! Dag jon
gens! Veel groeten aan jullie ouders!
Wira v. Noort, Voorschoten.
Ik heb nu den naam geschrapt. Je briefje
kwam te laat in mijn bezit. Vandaar dat
ik altijd schrijf: „14 dagen vóór den ver
jaardag schrijven"! Dag Wim! Veel succes
in je latere leven!
Tony en Nelly Westgeest,
N o o r d w ij k. r*ls Nelly den lOen
Maart eens goed kijkt en jij op 12 Maart
dan staan daar de namen te prijken van
twee bekende kinderen uit Noordwijk!
Wedden? Dag Tony en Nelly!
Groet wederkeerig Pa en Moe en Arie
van me!
Corrie Wesselmah, R'veen.
Ik heb met veel aandacht jouw mooie ver
haaltje gelezen. Weet je wat we doen zul
len? We zullen het bewaren voor het num
mer, dat speciaal voor St. Nicolaas bestemd
is. Daar is het echt op z'n plaats! Dag Cor
rie! Maak veel groeten aan je ouders!
Betsie Menken, Hazerswoude.
Wel, wel! wat ben jij al een geleerde
meid! Kun jij al in de 2de klas „chauf
feur" schrijven en dan nog wel zonder
fout! Jouw verjaardag heb ik genoteerd.
Hoe oud wordt je broertje? Schrijf me dat
eens, en ook de leeftijd van zusje, want
weet wel, deze lijst is voor de schoolgaan
de kinderen Een leuk versje heb jij ge
leerd! Dag, Betsie! Veel groeten aan Pa en
Moe en broertjes en zusje! En ook Martien
niet vergeten!
Hierbij zullen we een punt zetten.
De volgende week gaan we door!
De hand voor u allen,
OOM WIM.
DE STILLE OMGANG
TE AMSTERDAM
door Diederïk.
Stille, schuifélvoetend,
Schrijden velen voort
In den nacht, een omgang
Makend, onverstoord.
Vroom en h and gev ouwen
Bidden zij tot God;
Tot Hem, ingetogen,
Hem zoo wreed bespot.
Schare, indrukwekkend
Door stilzwygenheid.
Die, devoot, Hem eerend.
Langzaam verder schrijdt.
God is groot, vol goedheid
Voor ons, menschenkind;
Brengen wij Hem eere,
Hem, Die ons bemint.
Kerken, overvolle;
Scharen daar bijeen.
Knielen voor Hem neder.
Voor Hem, God alleen.
Brengen eerherstelle
God, voor bitter leed;
Voor het groote onrecht,
Wat men Hem misdeed.
Dat dit Hem, Vertrooster,,
Welgevallig zij:
Mannen, brengt nu eere
Aam Hem, stemming, blij!
WIE ZIJN JARIG?
Van 5 Maart tot en met ri Maart.
5 Maart, Jannie v. d. Bosch, Meer laan 5,
Stompwijk.
5 Maart, J. van Kampen, 's-Gravend.weg
7, Voorhout.
5 Maart, Cor Meijer, Haarlemmermeer.
5 Maart, Kees v. d. Poel, Oud-Ade E59.
6 Maart, Riekie de Groen, Toussaintk. 11a.
6 Maart, Jan Hoppenbrouwers, Hoefstr. 18.
6 Maart, Ria Weers, Witte Singel 43.
6 Maart, Leen Bakker, Groenendijk 55,
Hazerswoude.
6 Maart, Floortje Koelewijn, Kerkstr. 40,
Noordwijk (B.).
7 Maart, Hanny v. d. Heijden, P. de la
Courtsrtaat 6.
7 Maart, Willy Berk, Kolfmakerssteeg 24.
7 Maart, Sientje Pouw, B. 187, R'veen.
7 Maart. Agatha Lestrade, Boerhaavestr.
2, Voorhout.
9 Maart, Jan van Heteren, Haarlstr. 242.
9 Maart, Piet van Rijn, Drechtdijk 29,
Kwakel.
9 Maart, Nap. v. d. Oord, Geversstraat,
Oegstgeest.
9 Maart, Sophie v. d. Slot, 's-Grav.weg 63,
Noord wij kerh out.
9 Maart, Sjaantje Verdel, R'veen 336.
9 Maart, Wim Atteveld, Roodenburgestr. 7
9 Maart, Wim Buil, Rijndijkstr. 21.
9 Maart, Toos Paardenkooper, Zoeter-
woude.
10 Maart, Theo van Ruiten, R'veen B203.
10 Maart, Andries Hilgersom, Voorstraat 45
Voorschoten.
10 Maart, Lucia de Gunst, Galgewater 11a.
10 Maart, Anna Hoogervorst A81, Lange-
raar.
10 Maart, Nellie Westgeest, Noordwijk.
11 Maart, F "ka v. d. Helm, Oosteinde 6,
Stompwijk.
11 Maart, Toosje Hooymans, Voorstr. 11,
Voorschoten.
11 Maart, Jan Boersma, Boommarkt la.
11 Maart, Jan Haverkorn, Bloemistenl. 45.
11 Maart, Rietje Buël. Witte Singel 100?
11 Maart, Sientje en Piet van Santen, Of-
wegen, Woubrugge.
11 Maart, Alida Chazina Vaneman, Rijp-
wetering D64.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst wil
opgenomen zien en hem nog niet heeft op
gegeven, schrijve me minstens 14 dagen
vóór den verjaardag en wie bij het ver
laten der school van deze lijst wil afge
voerd «worden, schrijve me ook minstens
14 dagen voor dien dag. OOM WIM.
NIEUWE RAADSELS
ingestuurd door Dora Kniest
Raadsel I:
Met h. ben ik niet stuk.
Met n. ben ik een meisjesnaam.
Met k. ben ik een lichaamsdeel.
Met v. ben ik niet weinig.
Wie ben ik?
Raadsel II:
Mijn geheel is iemand, aan wien ieder
een schrijft, die de kinderkrant leest.
3216 heeft iedereen.
789 is een jongensnaam.
456 is een bloedverwant.
Raadsel III:
Mijn geheel is een stad in Nederland van
7 letters.
x medeklinker,
xxx drank,
x x x x x meerv. van raam.
xxxxxxx de gevraagde stad.
x x x x x natuurverschijnseL
xxx schrijfbehoefte,
x medeklinker.
Raadsel IV:
Mijn geheel is een jongensnaam van 5
letters.
1 2 is verkorte meisjesnaam.
352 is boom.
455 is hert.
Raadsel V:
Mijn geheel is een jongensnaam van 6
letters.
213 is niet droog.
6543 is vrucht.
Raadsel VI:
Mijn geheel is een meisjesnaam en haar
familienaam, samen tien letters.
12 is een muzieknoot.
123 is het tegengestelde van frisch.
43 is een ander woord voor slee.
5678 is een lichaamsdeel.
67810 is een ontkennend bijwoord.
910786 is een verkorte meisjes
naam.
v) De oplossingen niet opsturen. Deze
geeft Dora de volgende week zelf.
De oplossingen der raadsels van verleden
week waren:
A. 1. Leiden; 2. Wijhe; 3. Katwijk; 4. Om
men; 5. Hoorn.
B. 1. Om de benen; 2. Een geldstuk; 3.
Een kooltje vuur; 4. Hartedief; 5. Lucht-
kasteelen.
C. 1. haasmaaskaas.
2. Goudagoud.
3. Vissenoogen.
4. oester.
5. b.
Oom WIM.
THEA.
door Anny van Diest
IV (Slot)
't Was nog maal drie weken voor de
vacantie, toen Molly in Holland was aan
gekomen en mama Beukers vond dat ze nu
maar eerst van de groote reis moest uit
rusten en eerst na de vacantie pas naar
school zou gaan. Molly toonde zich al
spoedig een gezellig meisje en haar groot
ste pleizier was, als ze tante, zoo noemde
ze mevrouw maar voor 't gemak, ergens
mee kon helpen. Bloemen snijden in den
grooten tuin, ze in de vazen schikken was
wel haar liefste werk. Als Thea uit school
kwam, gingen ze meest eerst een wandeling
maken; waarbij steeds weer nieuwe merk
waardigheden of mooie plekjes gezien en
bewonderd werden. Meestal was ook Lou
van de partij. Na 't eten ging Thea dan
op haar kamertje haar huiswerk maken en
Molly hield haar dan gezelschap. In een
laag stoeltje genoot ze dan van een mooi
boek of maakte een fijn handwerkje. Den
laatsten dag voor de vacantie stond Mol
ly haar vriendin bij school al op te wach
ten. Nauwelijks had ze haar gezien, of ze
riep haar reeds toe: „Wel Thé, hoe is 't
gegaan? Ben je verhoogd?" „En of", jubel
de Thea; „nummer één van de klas en
Lou nummer 9. Er zijn er maar twee niet
verhoogd; één daarvan kan het niet hel
pen, die is lang ziek geweest". Molly
wenscht beide vriendinnen geluk met haar
succes en haastig liepen ze naar huis.
„Wat zal tante blij zijn, Thé", meende
Molly. „Je boft toch maar even, met zoo'n
mooi rapport". „Dat kon ook niet anders
bij haar", zei Lou. „Al leert ze nooit haar
les, dan kent ze hem nog!" „Kom, kom,
Lou", weerstreefde Thea haar, „zoo ge
makkelijk zou dat niet gaan; ik durf 't er
tenminste niet op te wagen hoor!" Zoo
druk babbelend waren ze thuis, eer ze 't
bemerkten. .Kom je ook nog even mee,
Lou?" vroeg Thea. ,,'n Oogenblikje", ant
woordde 't meisje; „je begrijpt: moeder
wacht ook in spanning". „Tante, u kunt
beiden feliciteeren; en vooral uw eigen
flinke dochter die nummer één van de klas
is. Vindt u 't niet heerlijk", juichte Molly,
die voor haar vriendinnetje zoo blij was,
alsof 't haar Molly's eigen succes gold. „Is
't heusch?" vroeg mevrouw Beukers. „Ja
mevrouw, die bolleboos is ons allen de
baas; ik ben nummer negen", nam Lou 't
woord. Beiden hadden gelukwenschen in
ontvangst te nemen, en vlug schonk me
vrouw 'n kopje thee in. ,,'n Koekje mag er
toch wel bij, mams!" vond Thea. Even la
ter ging 't drietal weer op weg Lou thLiis-
brengen.
Ze boften in de vacantie; 't was bijna
iederen dag mooi weer! Bijna iederen dag
waren ze op stap; menig tochtje werd er
ondernomen, meestal op de fiets. Ook me
vrouw Beukers ging zoo nu en dan eens
mee; en zelfs had ze de meisjes al een paar
keer getracteerd op een zeiltochtje. Dat
was heerlijk geweest zoo op 't water.
Maar op een morgen regende 't zoo erg,
dat ze, beslist niet naar buiten konden
gaan. 't Lijkt wel of er in de wolken een
reuzen overstrooming plaats heeft, vond
Thea. Na 't ontbijt waschten ze vlug even
af en togen naar haar eigen kamertje. Eerst
nam Thea een mooi boek van 't rekje;
maar 't lezen vlotte niet erg. Vervelend
klapte ze 't boek weer dicht, 'n Hand
werkje werd nu voor den dag gehaald;
maar o, dat lukte nog minder. „Wacht",
zei Molly, „ik zal je mijn album met foto's
eens laten zien!" „Heb je een album mee
gebracht? Kind, wat zalig; waarom heb
je dat niet eerder gezegd?" en met een
sprong kwam Thea van haar stoel af.
„Wat zijn 't voor foto's? Van thuis? Of
van de omgeving? Kind, zeg dan wat; ik
ben zoo razend nieuwsgierig". Onderwijl
had Molly haar album opgezocht; allerlei
leuke foto's waren erin, ook nog van Molly
als baby en als kleuter met haar poppen.
Menige foto deed hun uitschateren van
pret en ook menige herinnering wist Molly
ervan te vertellen. De album boeide haar
beiden zóó, dat ze niet eens hoorden, dat
mevrouw Beukers hun kamertje binnen
trad. „Zoo meisjes, zoo druk bezig, dat je
niet eens hoorde roepen? O, Molly, wat
heb je daar een een mooi album; die moet
je eens mee naar beneden brengen, wil
je? Ik mag die foto's toch ook wel eens
zien, niet?" „O, natuurlijk, tante", ant
woordde Molly vriendelijk. „En laten we
nu maar vlug koffiedrinken, 't is droog ge
worden, dan kunnen we vanmiddag nog
wat gaan „winkelen" en wat inkoopen
doen", hernam mevrouw 't woord en ging
de kamer weer uit, gevolgd door beide
meisjes.
't Weer bleef niet van streek, zooals
men dat noemt. Den volgenden dag was
't weer volop zomer, maar de regen had
goedgedaan. 't Scheen wel of alles er weer
veel frisscher door geworden was. Ze ge
noten een heerlijke vacantie en Lou was
steeds van de partij. De laatste week be
steedden ze om toebereidselen te maken
voor de komende, nieuwe schoolperiode.
Moeken moesten ingekaft worden, nieuwe
cahiers gekocht; de étui's opnieuw voor
zien van penhouders en potlooden en zoo
DE PILOOT.
door Anton Roels.
Hij deed zijn werk plichtsgetrouw en
goed en de directie was bijzonder goed
over hem te spreken. Nog nooit had hij
ook maar de minste averij gehad en de
passagiers waanden zich altijd veilig, als
ze zijn breede rug zagen vóór hen in de
cockpit en het scheen hun toe of de ma-
cinhe beter luisterde, als zijn sterke hand
de stuurknuppel beroerde. Zijn collega's
mochten hem zonder uitzondering gaarne
lijden: hij was joviaal en altijd opgeruimd;
voor ieder had hij een aardig woord en
geen der vliegers kon zich een oogenblik
herinneren, dat hij eens nijdig gekeken
had en er een minder vriendelijk woord uit
zijn mond was gekomen.
Algemeene ontsteltenis gaf het dan ook
in de vlieghaven, toen zijn toestel maar
niet kwam opdagen. Het was al twee uur
over tijd en er was geen enkel bericht bin
nen gekomen over redenen tot vertraging,
over slecht weer of tegenwind, over een
motordefect of een doorgezakt landings
gestel.
Zenuwachtig deden c'.e menschen op het
vliegveld hun werk. Mecano's keken de
motoren na van een groot, driemotorig toe
stel, dat aanstonds de lucht in moest. Bij
het houten stationsgebouwtje liepen een
paar piloten wat te ijsberen, de' handen
diep in de zakken, het hoofd in d. opstaan
de jaskraag gedoken.
Eenige passagiers verschenen by de
klaarstaande machine. De bemanning stap
te in., even later ronkte het vliegtuig weg
over het veld, nam een bocht en schoot in
de hoogte.
Nog steeds niets gehoord van het ver
miste lijntoestelDe schemer gaat al
vallen, grauwe wolken jagens langs de
lucht, een fijne motregen dreint over hat
groene veld. De telefoon rinkelt zonder
ophouden, de directeur fronst zorgelijk zijn
wenkbrauwen en tikt nerveus met zijn pot
lood op tafel. Een toestel landt metr luid
geraas van motoren, de gewone drukte
volgtpassagiers die zich verheugen
oude bekenden te zien.... een bemanning
die vermoeid is van de zware tocht met
zulk slecht weer.
Het zicht is slecht, laag hangen de wol
ken over het veld. Nuchter glanzen licht
torens op ergens in verwijderde hoeken.
Nog steeds geen bericht van het vermiste
vliegtuig. In het stationsgebouwtje hangt
een gedrukte stilte. Hier en daar slechts
fluistert een stem. Ieder denkt aan dat eene,
ieder voelt, dat langzaam maar zeker nog
slechts één mogelijkheid blijft bestaan:
verongelukt.
Een nerveuze vrouw komt het gebouw
binnen, vraagt met schreiende stem om den
directeur. Het is de vrouw van hém, die
wie weet waar is, over wien zich iedereen
hier bezorgd maakt, maar zij toch stellig
het meest
De directeur spreekt kalmeerende woor
den; je moet niet dadelijk het ergste ver
wachten; misschien een noodlanding in een
onbewoond terein, misschienHij ge
looft zelf niet, wat hij zjgt, iraar hij praat
door over de vele mbogelijkheden, die hier
nog opgesloten zijn.
Weer gaat een vliegtuig de lucht in en
komt een toestel oinnen. De aankomenden
vernemen het nieuws, dat geen nieuws is,
want niemand weet en durft zeggen, wat hij
vreest.
Een enkeling houdt er den moed in:
„Zoo'n geluksvent overkomt geen ramp!
Ben je raar, wie kan beter door het zwaar
ste weer ploeteren dan hij?" Maar hij voelt
dat zijn stem hol klinkt, dat hij niet goed
gelooft, wat hij daar zoo vast overtuigd
aan het beweren is.
Eindelijk een berichteen kort, zake
lijk, haast nuchter bericht: „Het toestel,
dat omvanvertrok, is wegens een
nog onbekende oorzaak naar beneden ge
stort en in brand gevolgen. Alle inzittenden
kwamen om het leven".
meer. Molly moest nieuwe boeken hebben
en zoo vloog deze week ook voorbij.
„En morgen gaan we weer zoet naar
school", zong Thea.
,.We zullen ons maar vast gaan oefenen
in stil zitten", meende Lou en sprong met
haar lange beenen over Molly's lage stoel
tje heen. „Ik bemerk het al, dat je wel
goed stil kunt zitten", meende deze.
„Hoe zal 't gaan op school, tusschen al
die vreemde kinderen? Ik vind 't toch wel
een beetje ijzig, den eersten dag op 'n
nieuwe school!" meende Molly.
„O, je bent de eenigste niet, hoor",
troostte Thea; „moet je in de eerste klas
zien, daar komen een bende nieuwelinge-
tjes. En ze huilen heusch' niet allemaal,
hoor. Echter vind ik zoo'n kleuterconcert
wel fijn; 't is weer eens een afwisseling!"
„Zeg, dat is waar ook", vroeg Lou pein
zend, „je bent zeker thuis de leukste, is 't
niet, Thea?" „Op onze Louke na", zong
Thea weer, en haar beide vriendinnen
beetpakkend, danste ze de kamer door,
zingend: „En morgen gaan we weer naar
school; uit is de pret!"
VERGEVING
door Gerardus Keizer
I
Daar zat zij, de eenzame vrouw, in haar
weelderig ingericht huis voor de prachtig
uitgewerkte haard, waarop eenige blok
ken hout knapten en met hun vurig lek
kende vlammetje het gelaat verlichtten
van mevrouw Lansen. Ja, ryk was de
schouw en prachtig die kamer, maar arm
en ongelukkig was zij, die haar bewoonde,
haar bewoonde.
Peinzend keek zij neer op een portret,
die zij in de handen had. De beeltenis op
die foto deed haar verdriet, dat kon ieder
oningewijde wel zien, die haar op dit
oogenblik zag. En toch was die persoon
op de foto met den eersten opslag een
knappen man. Een prachtige kuif en
daaronder een prachtig gewelfde voor
hoofd. Een paar heldare mooie oog en
keken blij de wereld in. Een aankomend
snorretje versierde de bovenlip. De mond
iets geopend, waardoor men een mooi ge
zicht kreeg op twee rijen hagelwitte en
goed onderhouden tanden. Ziehier een
korte beschrijving van diegene die zich in
de belangstelling van mevrouw Lansen
mocht verheugen. Droevig bekeek zij het
portret, tranen biggelden over haar wan
gen en vielen op de beeltenis. Ja, mevrouw
Lansen was diep ongelukkig, dat wist
iedereen in de villawijk, waar ze woon
de, alleen in gezelschap van een dienst
meisje, die 's avonds het huis weer verliet.
Dezen middag had ze het meisje vroe
ger laten gaan dan gewoonlijk. Immers
het was daags vóór Kestmis, de blijde dag
van 'sHeeren geboorte. Feest was het nu
overal in' de armste hut tot in de mooiste
vila. Alleen hier bij mevrouw Lansen geen.
feest, geen pleizier; slechts verdriet had
hier zijn intrede gedaan. En toch had me
vrouw Lansen ook geluk gekend. Ook hier
had héél vroeger een kerstboom gestaan
vol schitterende versieringen en lichtjes.
Ook hier waren stralende kinderoogen ge
weest die de kerstboom als het ware ver
slonden. Nu echter was het stil, heel stil
in het groote huis. En het eentonig getik
van de groote ouderwetsche staande klok
verried dat hier nog menschen woonden.
Mevrouw Lansen, haar man was eenige
jaren geleden gestorven. Hy was een
achtendswaardig man geweest, leefde en
kel en alleen om het lot van zijn even-
mensch te verzachten. Dokter, met een,
drukke praktijk, had een genoeglijk le
ven kunnen hebben met zijn vrouw en
hun eenigen zoon August.
O, het was zijn grootste geluk, als hij
na volbrachten arbeid, met zijn zoontje
op de knieëen, bij zijn vrouw te kunnen
babbelen. Genoeglijke uurtjes had hij dan
doorgebracht en menigen keer zijn vrouw
en zoontje doen lachen door zijn geestige
gezegden en opmerkingen.
Maar het geluk was te mooi geweest.
Hij, de dokter, was door een ziekte
op bed geworpen en veel had hij
moeten lijden vóór de dood hem door zijn
komst verloste. Moeder herstelde langza
merhand van de harde klap, die haar had
getroffen. En hun zoon, klein en onbehol
pen, als hij nog was, telde pas zes jaar en
was het veel eerder vergeten als zijn moe
der, dat hen nu vaderloos was. Zoo leefden
de twee menschen: moeder en zoon, jaar
in jaar uit in gezelschap van hun be
dienden en meiden. Maar de zoon, mi
reeds volwassen geworden, vond ten lange
laatste het leven bij zijn moeder thuis niet
wat hij wenschte. Als hij na volbrachten
arbeid op het kantoor thuis kwam, werk
te hij gauw zijn avondeten naar binnen,
kleedde zich en ging de straat op. Slechte
kameraden maakten hem ten laatste zóó,
dat hij zich niet meer schaamde een
speelhuis te bezoeken. Eerst was het lou
ter tijdverdrijf, dat hij speelde; later werd
het een drang om geld te winnen. Meer en
meer raakte hij er aan verslaafd en zijn
goede moeder had menigen keer, om haar
zoon voor schande te behoeden, zijn speel
schulden betaald.
Gesmeekt had zij hem dan het spelen te
laten; soms luisterde hij dan wel naar de
vermanende stem van zijn moeder en deed
hij schoone belotfen, dat hy zich zou be
teren. Maar ach, hij was zoo gauw weer
over te halen door zijn kameraden; zoo
spoedig zweeg de stem van zijn geweten
weer voor de verleidende woorden van zijn
makkers.
En eindelijk was de slag gekomen. On
verwacht voor de arme moeder. Lang te
voren was haar zoon op een avond thuis
gekomen met een hoog-roode kleur en
diepliggend van koorts schitterende oogen.
Hortend en stootend had hij haar verteld,
dat hij, om zijn speelschuld te betalen, niet
geaarzeld had bij zijn patroon zich het
geld toe te eigenen. Hij had het geld uit
de brandkast genomen met het stelige
voornemen het den anderen morgen weder
bij te passen. Hoopvol had hij zich aan
de speeltafel gezet, gebroken en vernietigd
was hij er van opgestaan. Alles had hij
verspeeld: het geld van zijn patroon was
ook verteerd door den speelduivel. Met
groote angstige vraagoogen had moeder
naar hem geluisterd. En toen?
Slot voi^