De laatste reis van een Inlandsch vorst. 3)e £cidócltje (Sou/iawk Hoog water »e A<nhem Een snaoshot langs den Rijn, waar het laden en lossen door de o*e'S»rooming der lager gelegen gedeelten onmogelijk is ge worden Genei aai Que>po oe L-ano op oe ee*e- tnbune "tijdens het stier enge echt, dat te Seviila weid gehouden ten bate van dé .Auxiiio de lnvie>no Met Indrukwekkend Oostersch ceremonieel heelt nabij Kedoengang in het Regentschap Wates de teraa< debes'elling plaats gehad van het stoHehjk overschot van Z H. Pakoe Alam Vil, waarvan hierboven een opname Luitenant generaal Nuyten. ehet van den Belgischen Gene- ralen stat. heett namens den Koning een bezoek gebracht aan de bij de ontplottingsramp te Brasschaet gewond® militairen In het Haagsche gemeente a cmet «s neoen 'eniOuii»ie-nng geopena \an foto s en prenten, gemaakt tijdens de huwelijksplechtigheden van H. K. H. Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Öemhard Hr Ms mijnenveger .Ian van Biakel" Is Vrijdag Ie Amsterdam aangekomen voor een bezoek van eenige dagen aan de hoofdstad - Het schip nam ligplaats aan den steiger van Van Es Van Ommeren FEUILLETON WAT HET SCHILDERIJ VERBORG Nanr net Sn gelach d' or THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 43) Rosalie kreeg een schok. Zij had zich een voorstelling gemaakt van een bar- schen, ouden man met een streng gezicht en luide stem. die zyn omgeving tyranni- seerde. In plaats daarvan zag ze een lange gestalte met wit haar. een gezicht, zoo ge groefd en verzacht door "erdriet. dat on danks haarzelf, medelijden met hem op welde. Er lag een onmiskenbaar verlangen in de doordringende, donkere oogen. Als deze oude aristocraat, die er uit zag, alsof zijn hart voorgoed gebroken was. een vreemde was geweest, zou Rosalie hem al le warmte van haar liefhebbende, vrien delijke natuur zonder terughouding heb ben geschonken, maar haar medelijden verdween bijna direct, want ze zag in ge dachten plotseling haar moeder, even ouder dan zijzelf, hier in haar plaats staan, en bet gerimpelde oude gezicht, dat nu zoo smeekend op haar neerkeek, was in haar verbeelding zoo vreeselijk door woede ver anderd, dat Rosalie iets van den verstij- venden angst voelde, die haar moeder moest aangegrepen hebben bij het zien er van. „Als jullie hier weer komt, een van bei den, zal ik de honden op jullie loslaten", waren de onvergetelijke woorden geweest, die Rosalie thans in de ooren klonken; maar in werkelijkheid vroeg 'n kalme, ver moeide stem: „Wil je niet boven komen, mijn kind?" Als in een droom volgde Rosalie het dienstmeisje de breede, met dikke loopers bedekte trap op, naar de kamer, in de deur waarvan Sir Digby Larne stond om haar te begroeten. Rosalie had een kleur en haar oogen schitterden, en een krul, die was losge raakt uit dn band, die haar haren bijeen hield, hing weerspannig over haar schou der. De bedroefde oogen van den edelman wa ren vochtig, toen hij met uitgestrekte ar men naar haar toekwam, maar Rosalie zei langzaam en duidelijk, terwijl ze zijn om arming ontweek en haar grootvader recht in het gezicht keek: „Ik ben hierheen gekomen, alleen om dat mijn beste vriend. Chicago Charley, de man, die mij opgevoed en verzorgd heeft, graag wilde, dat ik het deed. Maar ik kan niet huichelen, dat het mijn wensch was, omdat ik natuurlijk een hekel aan u heb. Ik heb een erge hekel aan u'\ besloot ze kalm, zonder de eerlijke, grijze oogen van het oude zorgelijke gelaat af te wenden. Sir Digby Larne liet zijn armen zakken; h*j zette zich langzaam aan een klein ta feltje en bedekte een oogenblik zijn ge zicht met de hand. Aan den eenen kant wekte de gebogen gedaante voor haar zoo'n deernis bij haar op, dat de tranen haar bijna in de oogen schoten. Maar als protest daartegen klonk het in haar binnenste: Het is goed. dat je dien ouden man verdriet doet. Hij verdient al het ongeluk, dat hem nu ten deel valt. Na een poosje keek. Sir Digby Larne op; er was nu geen glans-meer in zijn oogen en zijn blik was zoo volslagen hopeloos, dat Rosalie huiverde. „Ja, huiver maar. voor me, kindje. Ik veronderstel, dat net me toekomt, maar ik heb genoeg geleden, al die lange, leege jaren; jaren, die omgekropen zijn, Rosa lie". Na een oogenblik_ stond hij op en ging voort: o „Je zult wel erg moe zijn, kindlief Wacht, Iaat me je zelf je kamer aanwijzen ontzeg me dat kléine genoegen niet." Sir Digby Larnev, voerde de verbaasde Rosalie een wit marmeren trap op. die be legd was met een flüweelen looper, naar een groote kamer, mooier dan ze zich in haar stoutste droomen- had kunnen voor stellen. De muren waren-tnet kostbaar wit satijn behangen en in rijke plooien neervallende gordijnen waren van""bleekblauwe zijde. De meubels maakten den indruk pas nieuw te zijn en waren zoo fijn en elegant, dat Ro salie den haat voör' den man naast haar vergat en kinderlijk: euhtousiast in de han den klapte. v- „O. wat prachtig, wat schitterend!" barst te ze uit. terwij] ze haar blozend, opgewon den gezicht naar =haar grootvader toe keerde. jj.rs; „Vind je het mflok kindlief?" vroeg hij deemoedig, terwijl er even een glans in zijn oogen kwam. Maar dat viel Rosalie niet op. Ze had kleine, poöéleinen figuurtjes in het oog gekregen--Hedemaal wit, waar van elk haar e'gen naam in kransjes van rozeknopjes droeg. Niets, dat haar ook maar eenig genoe gen zou kunnen doen, was vergeten. Va zen met Engelsche viooltjes stonden in de kamer, en wat Rosalie het meeste trof, was een foto van Chicago Charley, die de ad vocaat gestuurd had en nu vergroot en keurig ingelijst op een klein tafeltje bij haar bed stond. „O, wat attent, wat vriendelijk om daar aan te denken", riep ze onwillekeurig. Maar toen haar blik door de weelderige kamer dwaaalde. dacht ze plotseling aan de kleine, ruwe hut met het zelfgemaakte meubilair, waarmee haar moeder tevreden had moe ten zien. Er kwam een brok in haar 1 sel en ze had moeite haar tranen te bedwin gen. „Nog één ding, Rosalie en dan zal ik je alleen laten", klonk de 'ermoeide stem aan haar oor, en Rosalie draaide zich om en volgde haar grootvader door de kamer naar een nis, die door een dik zijden gor dijn van de rest van de kamer was afge scheiden. Sir Digby zei niets, maar stak een slanke, gerimpelde hand uit en trok het gordijn terzijde. Een levensgroot schilderij van een jong meisje met glimlachende, gelukkige oogen werd zichtbaar. Zij was in het wit gekleed en had een krans van rose rozenknoppen in het zachte, donkere haar. „Het is een maand, voordat ze je vader leerde kennen, geschilderd en mijn eenige troost geweest gedurende meer jaren, dan niü lief was", zuchtte de oude man. „Hoe hebt u haar zoo kunnen behande len ze was toch zoo l'ef en goed?" vroeg ze, zich naar den ouden baron toewen dend. „Gedwarsboomde eerzucht en mislukte verwachtingen zijn wreede vijanden vaa goedheid en schoonheid", was het droeve antwoord. „Een kort jaar leerde me hoe waardeloos eerzucht is en sinds dien tyd heb ik een hel geleefd. Een vreeselyker hel kunnen de slechtste menschen elkaar met toewenschen". De oogen van den ouden man brandden en zijn magere hand greep Rosalie's hand zoo stevig vast. dat het haar pijn deeo. „Jij zult me niet straffen, wel Rosalie?" Het was een gefluisterde smeekbede. - Rosalie aarzelde tusschen een haars in ziens rechtvaardig verlangen n"ar wraak en een aandrang om zich in di armen van dezen armen, ouden en berouwvollen man te werpen en hem te liefkoozen, zooals ze het Chicago Charley deed, wanneer hij er behoefte aan had- In haar twijfel bleef ze onbeweeglijk staan en hield haar oogen mei zulk een strakken blik op haar moeders beeltenis gevestigd, dat de baron zij*- laatste sprank je hoop verloor. Hij draaide zich om en staarde met ruetsziende oogen een paar oogen blik ken uit het raam. Toen beheerschte hij zien, met een ruk van zijn schouders. En nij zei. op bijna vor melijk beleefden oon: „Ik denk, dat het dwaas was, maar ik kon niet nalaten je «>er. oon ijk je kamer te toonen. Ik zal juffrouw Blake. de huis houdster. nu by jou sturen. Zij zal voor je zorgen en je voor het diner helpen kiee- den. tot je een kamerïer hebt Ik wilde er geen nemen, voor ik jezelf geraadpleegd had. Ik hoop. dat je een p-ettigen tyd zult hebben, maar ik ben een oude man met weinig vrienden en die ik heb, zijn als ik zelf. het leven moe." Wordt vervolgd.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 9