De Engelsche vlootmanoeuvres. De Britsche vlootmanoeuvres in de Middellandsche Zee. Inspectie aan boord van H M.S. .Rodney* op de reede van Algiers De nieuwe baggermolen, bestemd voor het Ned. Indisch Gouvernement, die door den Sultan van Djocja bij de Droogdok Mij. .Tandjong Priok" te Batavia te water is gelaten De bekende dirigent Bruno Walter is te Amsterdam aangekomen, om verschillende uitvoeringen van het Concertgebouworkest te leiden. Een toto tijdens een der orkestrepetities Ter gelegenheid van het feit, dat het 70 jaar geleden is, dat de wals van Johann Strauss, .An der schonen blauen Donau voor het eerst werd uitgevoerd, is bij het Johann Strauss-monument te Weenen een krans gelegd De Sultan van Djocja heeft tijdens zijn bezoek aan Batavia bij de Droog dok Mij. .Tandjong Priok" een nieuwen baggermolen te water gelaten. De Sultan op weg naar de plechtigheid Terwijl in iedere andere stad des winters sneeuwruimers aan het werk gezet moeten worden, heeft St Moritz een ploeg .sneeuwbezorgers in dienst, om de op straat ontstane oneffenheden met sneeuw aan te vullen FEUILLETON WAT HET SCHILDERIJ VERBORG Narr het Engelsch door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 34) Maar deze woorden striemden Rosalie als zweepslagen. Zij had zich uit medelijden het lot van haar vroegere schoolkameraad aangetrokken, maar thans was er een einde gekomen aan haar geduldige zachtmoedig heid. D i t was te veel. Ze veerde overeind met fonkelende oogen en brandende wangen. „Ten eerste ben je niet in een positie, Sadie, om op die manier over mij en tegen mij te spreken, en verder verzoek ik je er rekening mee te houden, dat Ronald Kers- lake en ik zoo goed als verloofd zijn." De waardigheid in Rosalie's stem en hou ding lieten niet na indruk op Sadie te ma ken en opnieuw realiseerde zij, dat het „goudgraverskind" wel eens van betere af komst kon zijn dan zij geliefde te veron derstelen. Maar Rosalie's nieuws deed haar woede nog toenemen. „Ja, zonder jou zou ik nu ook al ver loofd en getrouwd zijn", beet ze haar bit ter toe. Rosalie's kwaadheid zakte plotseling en ze antwoordde met een vermoeide stem: „Hoe vaak moet ik je nog vertellen, dat Dick Bryce nooit met je getrouwd zou zijn» en ook met niemand kan trouwen zelfs al zou hfj dat willen. Toen voegde ze er aan toe: „Ronald Kerslake is hem gaan zoeken om met hem af te rekenen en hem daarna aan de politie over te leveren, waar hij verantwoording zal moeten afleggen voor den moord, dien hij op zijn geweten heeft." Bij het hooren van Rosalie's woorden werd Sadie's gezicht strak als een masker. „Jij jij stuurde hem den man, dien ik liefheb, achterna?" bracht ze er ten slotte met moeite uit. „Sadie, Sadie, als je je best doet om te vergeten, kom je langzamerhand wel over die dwaasheid heen, werkelijk. Je zou toch niet met een moordenaar willen trouwen", pieitte Rosalie. „Ik zal tot aan zijn dood van hem blij ven houden, wat voor misdaad hij ook op z"n geweten heeft", snikte Sadie wild. Zij stormde de blokhut uit en het bosch in, dat rustig en majestueus lag in het gou den licht. „Wat scheelt er aan, meisje?" vroeg me vrouw Kerslake vriendelijk, toen ze Rosalie na een hevige huilbui uitgeput op de sofa vond. „Het is om Sadie. Ik zal het u vertel len." De verstandige vrouw keek bezorgd, toen ze Rosalie's verhaal gehoord had. „Het is moeilijk met zoo'n verwend en trotsch meisje om te springen", zei ze. „Het zou mfjn hart breken als ze mijn dochter was." „Stil, laat haar niet merken, dat we over haar gepraat hebben, daar kom+ ze aan", vervolgde Rosalie haastig, toen Sadie op den weg verscheen, in energieker tempo loopend dan gewoonlijk, „Een brief voor jou, Rosalie", kondigde ze aan, merkwaardig opgewekt. „O, van juffrouw Clevedale", riep Rosa lie, die zelden een briei kreeg en er kin derlijk blij mee was. „Ik heb er ook een gekregen", vertelde Sadie en Rosalie dacht dat haar plotselin ge opgewektheid veroorzaakt was door juf frouw Cleveland's brief „Ik ga voor het eten nog een wandeling maken", sprak Sadie en ze verdween weer, terwijl Rosalie zich in aen brief van haar vroegere directrice verdiepte. Toen ze in het bosch was, wierp Sadie eén schichtige blik om zich heen, om te zien of ze geheel alleen was en toen haalde ze een brief uit haar japon.niet den brief van juffrouw Clevedale. Er kwam een op gewonden uitdrukking in baar oogen, ter wijl ze het zwierige schriftlas, en toen ze het papier op haar knie uitspreidde, ont snapte haar een snik van vreugde. „Ik wist wel, dat je me niet zoudt verge ten, lieve Gerald", f'Jsterde ze schor, en ze herlas de enkele regels van den brief. „Kleine lieveling,', ving deze aan, en Sa- die herhaalde zachtjes ie streelende woor den, telkens en telkens weer. „Het is me juist geluk* je verblijfplaats te weten te komen. Ik ben dichter bij je dan je denkt, want omstandigheden heb ben me gedwongen de stad te verlaten en me te verschiulen. Ik heb me al vier dagen verborgen g .houden en ik ris keer een heeleboel om je te zien te krijgen. Ontmoet me vanavond om elf uur bij de bocht van het pad, breng zooveel mogelijk geld me en dan zal ik je mijn plannen mededeelen. Voor eeuwig ban ik de jouwe, Gerald". Dien avond wendde Sadie hoofdpijn voor als een excuse om vroeg naar bed te kun nen gaan. Ze poederde haar gezicht, vond een aardig kanten kraagje en een keuri- gen strik, die haar eenvoudig japonnetje wonderbaarlijk opknapten. De bleeke wangen leken voller en ze had een hooge kleur "an opwinding en ge luk; de anders zoo onvriendelijke oogen glansden helder bij het flauwe schijnsel van de kaars. Sa "ie stak nog een kaars aan en hield die dicht ij den kleinen spie gel, die boven der. haard hing. „Ik vraag me af, 01 hij me nog knap zal vinden. Zou hij? Die oude, zwarte jurk wat heb ik daar een hekel aan. Ik zie er zoo vaal en oud in uit."' Het meisje bewoog zich zachtjes e:i voor zichtig, uit angst, dat Rosalie of mevrouw Kerslake wakker zou worden, en alles, wat ze maar eenigszins bruikbaar achtte, pak te ze in een kleine, zwarte tasch. Want ze twijfelde er niet aan, dat het Gerald's be doeling was, dat ze samen zouden vluch ten. „O, wat heerlijk om hier vandaan te ko men. Om te trouwen en weer rijk te wezen. Ik ben niet voorbestemd om arm te zijn, dat weet ik. Ik kan niet arm zijn, ik moet geld hebben en alles, wat je aarvoor kunt koopen, het doet er niet toe op welke ma nier. Zonder geld is het leven een hel!" Hartstochtelijke gedachten woelden door den geest van het meisje, terwijl ze haar beeld in den spiegel bekeek, haar vuisten ballend onder het spreken. De kaars brandde laag en ging sputterend uit. De kamer zou thans p:kdonker zijn ge weest, indien het heldere licht van de maan, die het geheele bosch in zilver deed baden, wanneer ze voor enkele oogenblik- ken van achter de wolken te voorschijn kwam, niet juist door het venster had ge schenen. Maar het volgende oogenblik schoof het wolkengordijn weer dicht. „O, wat is het donker, ik ben bang. Ik moet straks door het bosch en dat durf ik niet, ik kan het niet." Sadie liet zich kleintjes en hulpeloos op het kampbed vallen. Eenmaal strekte ze de hand uit om het electrische licht aan te knippen, maar ze bedacht zich onmiddel lijk en liet de hand weer zakken. Eindelijk sprong ze overeind en sloop, haar taschje in de hand, door de huiskamer naar buiten, de duisternis in. Ze huiverde van koude en angst en de schrille kreten van de nachtvogels en het naargeestig gehuil van de dieren in het woud deden haar bijna terugkeeren naar de veilige bescherming van Rosalie's blok hut. Maar als in een visioen daagde het ge zicht van Gerald, die bij de bocht van den weg wachtte. Ze glimlachte plotseling zachtjes, klemde de tanden op elkaar en stapte het struikgewas in. En toen ze zich eenmaal vermand had, liep Sadie stevig door alleen af en toe even stilstaand om even op adem te komen. Het scheen haar toe, alsof ze uren had geloopen, maar in werkelijkheid had ze slechts tien minuten noodig om de plek te bereiken waar het pad met een bocht in de rivier meeboog. Zou hij daar wachten, zooals hij geschre ven had? Sadie spande haar oogen in om een glimp van den man, die voor haar de verpersoonlijking van ?lle aardsche geluk was, op te vangen, maar ze stond naast Dick Bryce, nog bijna vóór ze hem zag. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5