Ingevroren schepen bevrijd. 3)e Êetebdie Goti/fcomt Schermutseling voor het Hollandsche doel tijdens den IsndenwedstrijdDuitsch- land Nederland in in het Rhein-stadion te Düsseldort Een seizoenambacht, dat, door het Invallen der dooi, van korten duur bleek te zijn Het Belgische koppel Billiet-De Kuischer, dat den wieler wedstrijd, de .Nacht van Rotterdam" in de Nenytohallen won, na zijn zege gereed voor het rijden van de eere ronde Het ongeluk van het Belgisch vliegtuig nabij Oran kostte de ell inzittenden De zitting van den Duitschen Rijksdag te Berlijn. Een snapshot tijdens het leven. De wrakstukken van het toestel op de plaats des onheils de rede van Adolt Hitier Drie booten, welke in het IJsselmeer waren ingevroren, zijn Zaterdag door de .Daniël Goedkoop" uit haar benarde positie bevrijd - FEUILLETON WAT HET SCHILDERIJ VERBORG Naar het Engelsch door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 20) Sadie baalde de schouders op en wilde heengaan, toen Rosalie, plotseling vertee- derd, haar de nand toestak. „Denk alsjeblieft niet, dat ik onhebbe lijk tegen je wilde zijn, dat was heusch mijn bedoeling niet", zei ze rustig. En op denzelfden toon vertelde «.e verder: „Maar ik ben nog nooit op school ge weest en heb nog nooit met andere meis jes omgegaan. Ik heb geen vader of moe der en heb nooit een broertje of zusje ge hadik kom uit een goudgravers- en houthakkerskamp, honderden mijlen den Yukon af. Daardoor ben ik heel anders dan jullie stadsmeisjes. Je lacht om mijn klee- ren, die niet naar jullie smaal schijnen te zijn. maar als je wist met hoeveel trots een lieve, oude man ze voor mij heeft uit gezocht, zou je er anders over denken." Rosalie's oprechte, uit het hart opwel lende woorden, zouden haar toehoordsters zeker ontwapend hebben als ze „den leef tijd, die geen medelijden kent" te boven waren geweest, maar nu keken Sadie en haar vriendinnen het meisje enkel maar aan, alsof ze met een wezen uit een andere wereld te doen hadden haalden de schou ders op en liepen naar den anderen kant van het- gymnastieklokaaL „O, ik haat haar! Ik haat ze allemaal", mompelde Rosalie, weer rit het venster sta rend. Haar hart leed pijn en met moeite hield ze de tranen in. Toen hoorde ze iemand zwaar ademha len. Omkijkend zag ze een klein, blond meisje, dat probeerde in een touw te klim men, dat van de zolderint naar beneden hing. Haar gezicht was rood en haar oogen glinsterden van vastberadenheid, maar het wilde maar niet lukken. „Je bent te dik, Lu^y, geeft het maar op", riep een der anderen en verschillen de meisjes lachten. „Niet opgeven, hoor! Probeer het nog eens, je moet het zóó doen." En voor een der verbaasde meisjes iets kon zeggen, was Rosalie toegeschoten en klauterde, vlug als een eekhoorn, langs het touw omhoog. „O, was fijn kan jij dat. Wijs me dat alsjeblieft nog eens." Het kind keek Rosalie smeckend aan. Tot vreugde van Lucy en een troepje andere kleinen herhaalde Rosalie het kunst stukje telkens weer. Zij klapten in de han den en toen Rosalie, warm en opgewonden vroeg: „Hebben jullie wel eens een beer in een boom zien klimmen?", riepen ze in koor, hopend op ten verhaal: „Neen, jij wel?" „O, ja, vaak. Waar ik woon zijn veel wolven en beren", /erzekerde Rosalie en onmiddellijk begon ze gebeurtenissen uit Glenconnel te vertellen, die de kleine luis- teraads geboeid hielden *it de bel ging. „O. je bent een schat, Rosalie. Vertel je ons een andere keer nog meer verha len?" riepen de geestdriftige meisjes. Ze gingen nu naar de verschillende klas sen en Rosalie moest met Sadie Brown en nog een paar meisjes naar de Natuurlijke Historieles. „Ik zal het aan vader schrijven", fluis terde Sadie en zoo luid, dat Rosalie het moest verstaan. Ze begreep best, wat er bedoeld werd en vroeg zich verdrietig af, hoe iemand een ander zoo opzettelijk kon kwetsen. Ze ging in eei bank zitten, zoo ver mogelijk van Sadie en haar vriendin nen. „Opgelet, meisjes!" Alle oogen richtten zich op juffrouw Fawcett, dif de eer genoot, de meest ge hate leerares van de school te zijn. „Heb je Natuurlijke Historie geleerd, Rosalie Mora?" vroeg ze. Met een blos van schaamte schudde Ro salie het hoofd. Juffrouw Facette keek haar aan, als of ze haar op een misdaad betrapte. „O ja, *e bent dat meisje uit het goud graverskamp, niet?" zei ze uit de hoogte. Zij was woedend geweest toen ze hoorde, dat de directrice besloten had om Rosa lie tot de school toe te laten. „Een beleed iging voor den staf", noem de ze het en Rosalie's schoonheid en aan geboren charme roerden haar niet in het minst. „Neemt u me niet kwalijk, juffrouw, maar als u wist hoe nobel en oprecht goud gravers en houthakkers zijn, en hoe ge vaarlijk hun werk is, dan zoudt u wel an ders praten." l.jsalie sprak de woorden met den stra- lenden glimlach, die steeds alle harten ge wonnen had. Het magE gezicht van de juffrouw werd vaalrood van boosheid. „Probeer het niet, nog eens op die ma- nièr tegen me te spreken, Rosalie Mo- ran", klonk het bits. „Ditmaal zal ik het nog door de vingers zien, omdat je een nieuwelinge bent, maar de volgende keer zal ik de directrice er van in kennis stel len." „O, neemt u me niet kwalijk als ik on beleefd geweest ben, maar ik kon niet heb ben dat er onaardig over de jongens gespro ken wordt en ik dacht, dat het kwam, om dat u ze niet kende", verontschuldigde Ro salie zich. De klas was juist bezig met de flora en fauna van het Noord-Westen en terwijl de andere meisjes aarzelden, schreef Rosalie gestadig door, puttend uit haar ruime ken nis van dit onderwerp. Ze vond het werk prettig en erg gemakkelijk en begreep niet, dat de stadsmeisjes die doodgewone dingen niet wisten. Ze was net klaar toen de bel ging. „Schriftelijk werk doorgeven, meisjes", klonk juffrouw Fawcet's harde stem en Ro salie keek haar eerste proefstuk met lief devolle oogen na. Eensklaps hield ze den adem in en haar oogen fonkelden, want toen Sadie Brown het papier in handen kreeg, duwde ze het even onder haar werk en maakte er inktvlekken op, die ze ten overvloede met vloei uitwreeft Het duurde maar enkele seconden en Ro salie wachtte gespannen wat er volgen zou. Ze sloeg juffrouw Fawcett's gelaatsuit drukking gade toen deze snel de papieren nakeek. „Rosalie Moran, hoe komt het, dat je werk er zoo schandelijk uitziet?" „Het was heelemaal schoon, toen ik het aan het meisje naast me doorgaf", ant woordde Rosalie onbevreesd, „Hm, is dat zoo, Trude?" „Ik eh ik heb er eigenlijk niet op gelet", was het bescheid en hetzelfde zei den ze allemaal, Sadie incluis. „Je hoort, Rosalie, dat geen van de meis jes een ongeluk heeft gehad met je werk." Rosalie stond op, ziedend van minachten de woede en over Sadie's lafheid. „Ik weet, dat iemand er een ongeuk mee heeft gehad, juffrouw. Ik zag haar het pa pier bekladden." „Zeg me dan direct wie de schuldige is", snauwde leerares. „Als ze zelf niet bekent, zal ik het niet verklappen." „De heler is even erg als de steler. Zeg het alsjeblieft direct", drong de leerares. „Ik zeg het toch niet", hield Rosalie kop pig vol. Sadie begon het benauwd te krij gen; ze had niet verwacht dat het zoo'n vaart zou loopen. De heele klas wachtte in ademloze spanning, wat juffrouw Fawcett zou doen. „Wat is hier aan de hand?" Achter de leerares klnok juffrouw Cleve- dale's rustige stem; ze was ongemerkt de klas binnengekomen. De leerares zette het geval uiteen. De directrice riep Rosalie bij zich, legde vriendelijk de hand op haar schouder en zei, met iets van genegenheid in haar oogen: „Je hebt nog veel te leeren, beste kind, en een van de belangrijkste dingen is ge hoorzaamheid en beleefdheid tegenover je leraressen. Het is heel verkeerd een schul dige te willen beschermen, maar dat neemt niet weg, dat je gedrag van groote edel moedigheid getuigt, Rosale. Je bent een flink en dapper meisje, maar je ziet het ge beurde verkeerd in, dat is de zaak. Wil je me alsjeblieft zeggen, wie je proefwerk bedorven heeft?" (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12