ZATERDAG 30 JANUARI 1937 DE LEIDSCHE COURANT TIERDE BLAD - PAG. 16 CORRESPONDENTIE. Rika Simmerman, Alp he n Wel Rika, ik heb nog niet gehoord, of je zelf dat versje gemaakt hebt, dan we] er gens.... gevonden hebt. (Om het zoo maar eens te noemen? Schrijf me dat eens? Ik meen eens ergens zoo wat gelezen te heb ben! Dag Rika! Ik wacht nu af. Co v. d. Geest. Warmond.. Om dat ik jouw versje zoo geestig vind en jij de vergissing hier zoo alleraardigst mij weet aan het verstand te brengen, laat ik de andere nichtjes ook eens zien, hoe leuk jij dit deed. Daar is Co! BESTE OOM WOL Met verbazing zag ik heden Mijn verjaring in de krant. En ik dacht zoo bij mijn eigen: „Hoe ben ik daar nu aangeland!" Want geloof mij. lieve oompje: Jarig zijn, dat vind ik fijn, Maar tweemaal in 't iaar te tellen, Dat wil ik niet, al ben ik klein. Het was met 'n groote hittegolf, Dat d' ooievaar mij bracht in 't land. Dus wacht nu tot 22 Juni En zet mij dan weer in de krant! I Zoo zal ik doen en mij voortaan niet meer vergissen! Dag Cootje! Groet alle huisgenooten van me en speciaal voo jou en zusje de hand! Gerard Otto, Langeraar. De teekeningetjes waren heel aardig en de i versjes moet ik nog sorteeren. Ik vind het flink, jou altijd van de partij te zien. Dag Neefje! Groet ook Catrientje van me. Ik was ook over haar werk tevreden Elsje Berg, Leiden. Wat een keurig briefje vind ik me daar van ons goed Elsje! Je leest .toch zeker iederen Vrijdag ons Hoekje, is wel? In Uddel, aan het meer van dien naam, is het zeker in teressant de vacantie door te brengen. Was je niet bang voor die wilde zwijnen! Aan die bewuste put heb je zeker de echo ge hoord. En nu hoor ik zeker ook eens van je, hoe het op school gaat en hoe je de Kerstvacantie hebt doorgebracht. Dag Elsje Groet vader en moeder van me! David Me ij er, Haarlemmer meer. Ja David, zoo gaat het wel meer! Als ik weer prijsraadsels geef. moet je dadelijk op ons ..Hoekje" beslag leggen, en onmiddellijk beginnen. Dat is het middel, om mee te kunnen doen en niet te laat te komen. Veel succes op de U. U L. O.! Ik twijfel er niet aan, of je zult bet daar best kunnen bolwerken. Dag David! Groet vader en moeder van me en alle broertjes en zusjes! Marietje Droog h, Langeraar. Ik kan me zoo voorstellen, dat jullie nichtjes in Leimuiden reuze schik hebt ge had. En dan zoo saampjes geroeid en ge zeild op de Drecht! Nou maar! En toen weer samen naar Langeraar! Dat was ge wis weer even fijn! En dan helpen aan „de Korenbouw"! Kijk. dat lijkt mij ook nog wel een prettig tijdverdrijf, is niet? Dag Marietje! Zul je voor mij alle huisge nooten eens groeten? Betsy v. d. Geest, Oegstgeest. En de raadsels èn het sprookje waren best. Zoo Betsy, heb jij al vier jaar meegedaan en nog niets gewonnen! Laten we dan elkaar de hand geven; ik speel al 25 jaar in de loterij en ik heb ook nog niets ge wonnen. Is dat wat? Ik denk ook net als jij: de aanhouder wint. Wat zeg je me daar? Het briefje is heusch goed. Bever wijk is mooi. Daar ben ik ook wel eens ge weest, maar ik heb er niet gelogeerd. Wan neer ga je naar de M. U. L. O. of blijf je bij moeder thuis? Dag Betsy! Groet vader en moeder van me en al de broertjes en zusjes! Voor jou de hand! Voor vandaag is het welletjes. De volgende week gaan we door! Er ligt nog een heel stapeltje brieven, die op antwoord wachten. Tot Vrijdag. Met de hand voor U allen, Oom W i m. WIE ZIJN JARIG? Van 29 Januari tot en met 4 Februari. 30 Jan.: Adriaan Moorsel, Oosteinde 123, Warmond. 30 Jan.: Harri van Moorsel, idem. 30 Jan.: Dina van Mil, Hooge Rijndijk 163, Zoeterwoude. 31 Jan.: Theo Berendse, Rijndijkstr. 80. 31 Jan.: Bep Segaar Langebrug 39a. 31 Jan.: Jacob Haverkamp, Oranjestraat 64, Alphen. 1 Febr.: Rietje Zaal, Noordeinde 18. 1 Febr.: C.orrie Simons, Kolfmakerst. 28a. 2 Febr.: Jans van Mil, Hooge Rijndijk 163, Zoeterwoude. 2 Febr.: Joop Segaar, Langebrug 39a. 2 Febr.: Jozef Meiman, P Kerkgr. 1. 2 Febr.: Geertje Kors, 3de Poellaan 73, Lisse. 2 Febr.: Joop Bokern, P. Kerkgr. 1. 3 Febr.: Jacobus v. d. Burg, Boerhaave- straat 13, Voorhout. 3 Febr.: Minie Poelijoe, de Genestetstr. 47 3 Febr.: Annie Groenendijk, Billitonstr. 2. 4 Febr.: Koos Post, Oude Singel 68. 5 Febr.: Eddi Vleerbos; Meidoornstr. 35. 4 Febr.: Marietje Rijsbergen, Houtm. 9. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien en wel te verstaan van schoolgaande kinderen schrijve me min stens 14 dagen vóór den verjaardag. Zoo ook, wie bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd worden. Oom Wim. U vraagt? 1. Hoe groot is de bevolking van Indië? 2. Wat wordt-in Indië, zooal uitgevoerd? 3. Hoeveel inwoners heeft het Groot Her togdom Luxemburg? 4. Heeft dit Hertogdom ook een staand leger? 5. Wanneer is Juliana en Prins Berhard jarig? 6. Wat is de titel voor een baron of ba rones? Wij antwoorden. 1. Ned. Indië heeft eer bevolking van 61.550.000 inw. Hiervan zijn 240.000 Euro peanen, 60 millioen Inlanders; 1.200.000 Chineezen en 40 duizend vreemde Ooster lingen. H. M. regeert in Indië dus over een bevolking die 7J4 x zoo groot is, als die van Nederland. Het bezit in Ned. Indië maakt Nederland tot een der grootste ko loniale mogendheden. 2. In Indië wordt uitgevoerd: o.m. suiker; rubber; koffie; thee; tabak; kina. 3. Nauwelijks 200.000 inwoners. 4. Als men het zoo noemen mag wel. De gewapende macht is pl.m. 180 mar vrijwil ligers en pl.m. 230 man rijksveldwachters. 5. Juliana 30 April. Prins Bernhard 29 Juli. 6. Jonkheer. Jonkvrouwe. Als het zoontje het vuurwerk, dat vader zorgvuldig heeft verstopt, vindt enin de kachel gooit! Een lied van dankbaarheid! door Diederik. De wintertijd, hij is weer daar Met vorst, en ijs en sneeuw; Voor vogels is 't een barre tijd, Zie boven gracht de meeuw, Hoe hij daar vliegt en cirkels maakt Trots scherpen Oostenwind; Omdat de gracht bevroren is, Niets van zijn gading vindt. Ook and're vogels, groot of klein, Verkeeren thans in nood; Door sneeuwlaag, daarbij harde grond En een bevroren sloot. Zij fladd'ren angstig heen en weer, Met hongerige maag; Wie helpt de vogels in deez' tijd, Dat is nu juist mijn vraag. Gij allen, die deez' regels leest, De vogels bijgestaan; 't Is bovendien een mooie daad, Helpt allen nu spontaan!? Strooit voor de vogels kruimels brood, Zij zijn er dankbaar voor, En komen, door uw hulp gewis, Den barren winter door. Als Lente dan weer komt in 't land, Zij zingen voor U dan Een lied, zoo heerlijk en zoo schoon, Daar kunt U van op an. Een lied, dat spreekt van dankbaarheid, Voor wat gij hebt gedaan; Omdat gij met hun voog'lenlot Ten zeerste was begaan. HOOG WATER door Anton Roels. De Noordwester woedde reeds eenige da gen onverminderd. Sombere, grauwe wol ken joegen dreigend door het luchtruim en aan de horizon kwamen steeds weer nieuwe koppen opzetten. De zee perste haar opgezweepte golven in de nauwe armen tusschen de opgeworpen basaltblokken van de machtige pieren, die nu overspoeld wer den, alsof ze hoogte noch breedte hadden en alsof ze nimmer meer zouden opstijgen uit de oneindige diepte van ziedende gol ven. Het was bar slecht weer! Angstige vis- schersvrouwen, gewend aan de angst en het onbestembare gevoel van niet te we ten, wat boven haar hoofden hing, liepen in diep gepeins naar het strand en staar den en tuurden daar in radelooze spanning naar de wild-schuimende zee. Daar ginds in de verte, onzichtbaar en onbereikbaar, zwierven haar mannen en vaders en worstelden tegen de geweldige kracht van den storm en de golven. Met zorg zagen de bewoners van het lage polderland het water wassen. De schuin op de zeegaten staande storm kon al het weg vloeiende water niet tijdig laten passeeren en hield het binnen de nauwere armen, waar het hoog tegen de oevers aan drukte. Als nu de vloed op zijn hoogst kwam, zou den de zomerdijken stellig overstroomen en wellicht zou ook de uiterwaard den ge weldigen stroom niet verzwelgen kunnen. En.dan moesten de dijken eraan geloo- vendan stroomden de polders onder en moest men maar zien, in allerijl met zijn have de zolders op te zoeken. En almaar loeide de vreeselijke storm vanaf de zee over het land. En langzaam steeg het water, de donkere vijand, die somber loerde achter den dijk. Tot opeensalom kreten klonken, ge roep om hulp en stemmen van angst en ontzetting. De dijk, de sterke, de schijn- baar-onverslaanbare, had het begeven en was gevallen en doorgebroken in den ver woeden strijd tegen den zwijgenden, maar des te sterkeren, vijand. Onhoudbaar da verde nu het water de vlakte in, sleepte steenen en planten mee, drong zich op te gen muren en hekwerken en steeg al hoo- ger en hooger. De ijlings gevluchten zagen vaak tot hun schrik, dat nog een stuk vee gered moest worden en nog niet geborgen was op de vlonders, die de dieren zouden dragen, tot het water zou zakken en de weiden weer zichtbaar werden. Vrouwen jammerden om het verlies van hun meubeltjes en huisraad, dat zij vaak onbeschermd in het vernielende vocht moesten achterlaten. Zij zagen in gedachte al de verwoesting, als ze weer beneden in de kamers zouden kunnen komen; zij zager, het uitgebeten hout van hun kastje, een erfstukje, waarop ze zoo echt trotsch wa ren; zij zagen een doorweekt tapijt, dat zoo duur was geweest en dat zij zich verleden jaar pas hadden aangeschaft van de op brengst van de melk De mannen, kalmer, stonden al te denken, wat zij moesten doen, zoo gauw het water ging zakken. Zij berekenden, zoo goed zij dat konden, wanneer het gat in den dijk gedicht zou zijn en wanneer het water uit den polder kan worden gemalen. Zij schud den bedenkelijk het hoofd, want het land deed zoo'n waterkuur geen goed. De dijk doorbraak zou hun veel geld kosten en er zou dit jaar slechts sprake kunnen zijn van ver hes. En de wind ging liggen en het werd weer zacht en kalm in de natuur. Maar het on heil was gesticht; het had velen onherstel bare schade berokkend. NIEUWE RAADSELS ingestuurd door Nellie van Zwieten. A. Verborgen plaatsnamen: Wij hebben acht kinderen. De tol staat stil. B. Verborgen jongensnamen. Februari is de tweede maand. Ik ben al een jaar op studie. Onze timmerman heet als ons pietje. C. Verborgen meisjesnamen: De roosjes in onze tuin bloeien al. In het Oosten komt de zon op. Wat gaan jullie spelen? De auto gaat snel vooruit. Wij hebben twee poesjes: Mimi en Piete. Die roode trui draag ik al twee weken. D. Verborgen namen van huisdieren. Onze straat telt honderd menschen. Opoe staat om elf uur pas op. E. Verborgen namen van steden. Jantje lei den hoed op de vensterbank. Haarlemse olie is bekend in de huishouding. Raven loopen zelden in onzen tuin. De oplossingen niet opsturen. Deze geeft Nellie de volgende week zelf. Oom Wim. Carnaval der dieren. door Anton Roels. VL Het gebeurt vaak, dat een dag, die men met popelend hart verbeidt, maar niet schijnt te willen komen. De uren kruipen trager, de klok lijkt stil te staan. Zoo ook naderde het oogenblik, dat de koning der wouden de vreedzame streken achter den boschvijver zou bezoeken, slechts heel langzaam. Maar eindelijk was het. dan toch zóó ver Het weer kon niet mooier zijn. Een heer lijk zonnetje boorde zich in de bladeren daken. Een heel zacht windje blies koelte. Overal zag men blijde gezichten en hoorde men vroolijke klanken. De versieringen droegen er niet weinig toe bij om aan het geheele bosch een feestelijk aanzien te geven. Klokslag negen uur begon de uittocht naar den vijver. Om tien uur immers zou Zijne Majesteit aankomen en dan moest de feestelijke stoet in elkaar zijn gezet en moest de ontvangst op rolletjes loopen. Aan den vijver werkten al uren lang de leden van de verschillende feestcommissies. Ze hadden een slechten nacht gehad, wei nig geslapen en veel gepiekerd, of alles wel in orde was. Nu hadden zij zich keurig opgeprikt en zagen er deftig en voornaam uit. Ze begonnen nu met de schoolkinderen hun plaatsje te geven. De kleinere moes ten heel vooraan staan, dan kon de koning goed hun liedjes hooren, die zij onder lei ding van hun geleerden onderwijzer had: den ingestudeerd. Hoog in de boomen schoten heerlijke klanken weg. Daar werd het koor van honderden zangvogels opgesteld, die straks een groot welkomstlied ten gehoore zouden brengen, dat door een ouden, wij zen nachtegaal op muziex was gezet. De pont, die den koning over den vijver zou varen, lag sierlijk gemeerd aan een steiger. Van onder tot boven was ze met kleurige vlaggetjes opgetuigd. Rustig dein de ze op den zachten slag van kleine, dwarrelende golfjes, die door den wind werden weggeblazen. In den hoogsten eik waren merels aan het U'tHiken naar de komst van hun vorst. Eindelijk floten zij het lied waarnaar ieder verlangde en dat ieder met ongeduld wachtte; de koning was in aantocht. Ineens werd de bedrijvigheid nog ver dubbeld. De heeren. die den hoogen gast moesten welkom heeten. renden zenuwach tig heen en weer. De meesten kregen het met zichzelf te kwaad, want allen wilden een zoo goed mogelijken indruk maken en daar is heel veel voor noodig bij zulke hooge gasten! Spoedig was nu de koning aan den vij ver gekomen. Gezeten in een gouden koets, die door zes jonge tijgers werd voortge trokken, wuifde hij naar zijn onderdanen, die niet durfden opzien en eerbiedig in het stof neerbogen. De vorst glimlachte tevreden en geluk kig en toen de heeren van de commissie toesnelden om hem uit zijn koets te hel pen, sDrak hij terstond vriendelijke woor den en zeide, blij te zijn. deze heerlijke streken te mogen bezoeken, „want", zoo sprak de koning, „wanklanken heb ik uit dit gebied nooit vernomen Alles wat ik van u hoor is goed en ma? beluisterd wor den. U bent tevreden en, naar ik hoop, gelukkig. U bent goede onderdanen, waar ik met recht trotsch op mag zijn! Ik van mijn kant zal trachten, een goed vorst voor U te zijn. Ik wil u sterke troepen zen den om u te beveiligen tegen de steeds toe nemende macht der menschen, die niets goeds met ons voor hebben en enkel ko men om ons voorgoed ten val te bren gen." Na deze woorden wenkte hij de herten, die vandaag gondeliers waren en liet zich over den vijver zetten. Juichend en bui gend trokken de opgewekte dieren rond het rustige water en ze zorgden weer bij dc hand te zijn, toen de pont aan den an deren oever meerde. En nu begon de rondtocht door het rijk- sierde gebied. Onder het schitterend ge zang van de groote koren werd de stoet opgesteld. Geheel achteraan zou de draag koets komen, waarin de vorst had plaats genomen, maar de geestdriftige menigte wilde zóó gaarne den geliefden koning be groeten, dat de dragers geen ruimte had den en de koets kon slechts heel langzaam vooruit gaan. (Wordt vervolgd), EEN REKENKUNSTJE. Om te zeggen, welk getal iemand ge dacht heeft, gaan we samen eens leeren. Bedenk een getal. Neem dit 2 keer. Tel er 7 bij op. Vermenigvuldig dit met 5. Tel er 5 bij op. Vermenigvuldig het gevondene met 10. Tel er 400 van af. Vraag nu, hoeveel er over blijft. Dit getal wordt door je zelf gedeeld door 100 en dan hebt ge het getal, dat men be dacht heeft. Probeeren! Onthoud goed de volgorde! VAN TWEE BROEDERS door Oom Wim. XVI. Mijn werk is volbracht. Ik heb naar een plicht gehandeld. Graag bleef ik nog wat hier, om jou tot stut en steun te zijn. Maarik voel het, dait mijn dagen zijn geteld. En daarom wil ik eens ernstig met je spreken. Ik luister vader, ik luister. Maar u vergeet iets en dat is wat dokters kunst vermogen zal. Ik vergeet niets, mijn jongen. Het kan zijn, dat zijn geneesmiddelen goed zijn voor de kwaal van mijn gestel en dat hij met Godes hulp mijn leven rekken zal en de dagen maanden worden en de maanden jaren nog, dat ik bij je blijven zal, maar bouw daar niet te veel op voort en blijf bij de werkelijkheid en.... luister nu Carol us! Veel heb ik nog te zeggen. Veel, te veel haast voor jouw jonge jaren. Maar het moet nu eenmaal zijnDe graaf rust even, als om zijn gedachten zóó te formu leeren, dat ze voor den jongen leeftijd van zijn zoon, het best geschikt nu zijn. Zal ik het glas eens vullen vader! Het spreken vermoeit u zoo! Doe dat mijn jongen! Dan zal ik ver der gaan! De graaf drinkt en vervolgt den loop zijner gedachten, terwijl Carolus stil daar neder zit en de draagwijdte maar al te goed beseft, van vaders woorden, die zijn voor hem, als een testament, dat bevatten zal den schat van hart en geest van een waren edelman. Dra zal je mijn plaats innemen. Met mijn plaats ook ie rechten. Maar met de rechten ook de plichten. De plichten van den staat en stand, waarin je leeft. Plichten met betrekking tot je zelf; tot Antonio; tot je onderhoo- rigen; tot je vrienden en gelijken. Over rechten wil ik niet spreken. Die rechten zijn bekend; komen voort uit het graaf-zijn. Maar de plichten? Wees zelf edel in all opzichten, dan slechts is een edelman, een edelman. Wees een edelman in betrekking tot je broer. Vermaan hem met zachtheid, met liefde. Leid hem en steun hem, met broe derlijke waardigheid. Wee? voor hem een vader en een broeder beiden; een vader, die leert en bestuurt en hem gastvrij op neemt in zijn huis, en een broeder, die door voorbeeld en woord in toepassing brengt, wat van Antonio verwacht wordt. Ik ken Antonio en.jij kent hem. Mijn scheiden uit de wereld, zal alleen zwaar vallen om hem. Voor jou, mijn Ca rolus vrees ik niet. De woorden, die ik tot je spreek, zullen niet verloren gaan; het goede zaad, dat ik strooide in jouw hart, zal opschieten en duizendvoudige vruchten voortbrengen; mijn voorbeeld zal jou ten voorbeeld zijn; in jouw handen geef ik dan ook met volle gerustheid en volle ze kerheid het graafschap over. Maar over hemmet zijn wilc.e natuur; met zijn zucht naar het vreemde; het avontuurlijke; met zijn hang naar het nieuwe, dat in zich sluit ideeën van opstand en revolutie en laag neer doet zien op het oude, dat zich kenmerkte door eenvoud en waarheid; over hemmaak ik me beangst. God geve, dat ik mis zie èn voor hem, èn voor jou, mijn teerbeminden Antonio!, die nooit j stof tot klagen gaf en het volle vertrou wen genoot van mij en je dierbare moe der. die jou zegenend uit dit leven trad. Wees ook een edelman voor je onder- hoorigen! Behandel ook dezen met zacht heid en liefde. De kracht en de roem; de eer en de naam van ons geslacht en ons voorge slacht, heef altijd gelegen in onze verhou ding, tot hen, die „de onzen" waren, tot onze dienstbaren. Laat die verhouding blijven goed en passend, zooals dit een edelman betaamt. I En tenslotte wees edelman ook waar het vrienden en buren betreft. Weet en ont- houd dit, mijn waarde zoon en opvolger, dat elk de maker is van zijn eigen geluk en dat al onze daden zullen geoordeeld worden door den grooten Almachtigen God, Die ons aller lot in handen heeft en ons geplaatst heeft aan het hoofd van dit Graafschap, dat even uitgestrekt is, als in aanzien hoog verhever En nu heb ik voorloopig niets meer te zeggen. Het rijtuig rijdt het voorplein op; de dokter zal zoo hie" zijr.. Ga Carolus, en wacht mijn nadere be velen af en dokters voorschriften! Ik ga mijn vader exi zal niet alleen uw woorden in mijn hart bewaren, maar er naar handelen ook, en nu hoop ik maar, dat uw meening omtrent u zelf, niet is, zooals u zegt Carolus gaat. Zijn oog staat droevig thans; zijn knie6n knikken en., sombre gedachten doemen op in zijn hoofd, dat nog niet alles verwerken kan wat daar uit va ders mond vernomen werd. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 16