DE LEIDSCHE COURANT CORRESPONDENTIE. Marietje Meskers, Lisse. Welkom Marietje! Ik hoop jou nog vaak te ontmoeten. Je hebt ook van de uitdruk kingen er .aardig wat gevonden. Er zal moeten geloot worden. Dag Marietje! Blij ven meedoen! Groeten thuis! Greet Krol, Leiden. De uit drukkingen waren zeker een beetje zwaar, tenminste je hebt er niet veel gevonden. Het huiswerk is nu eenmaal noodzakelijk Greetje. Geloof maar, dat iederen wou, dat het niet noodig was. Het is zooals je zegt: de vacantie vliegt om. Met hand en groet aan alle huisgenooten! Irène Bernard, Amsterdam. Ik heb precies gedaan als jij. Ik heb netjes aan de radio gezeten en op m'n ge mak en onder het genot van een sigaartje en een kopje koffie het heele grandiose feest in Den Haag gevolgd. Zoo, is het rapport niet meegevallen? Dat verwondert me! Enfin, we zullen maar zeggen, de vol gende keer beter. Wil je me de vriendin netjes van ons beidjes groeten! En nu de hand voor U allen en.... mijn beste wen- schen voor de studie in '37. Ton Staats, Leiden. Zeker ken ik je nog wel Ton! Zou ik mijn oud-leer lingen vergeten! Je „reisbeschrijvinkje" zal ik eens opzoeken en zien te plaatsen. Jammer dat de uitslag nietjou gun stig v/as, hé vriedje? En nu tot later! Groet alle huisgenooten van me en laat nog maar eens hooren, hoe het je gaat op de H. B. S. De hand voor jou! Tonia Droog h, Langeraar. Zoo, was het teekeningetje naar je zin aar dig gelukt? Nou, dan zal ik dit maar be vestigen. Het was voor jou doer ook niet slecht. Waren de raadsels zoo moeilijk, To nia? Ik dacht nog wel, dat ze integendeel erg makkelijk waren. Den volgenden keer zie ik je weer, is wel? Dag Tonia! Groet je ouders van me! Dag Lina! Voor jou spe ciaal de hand. Ook dank voor je briefje! Bep van Egmond, Alp he n. Welkom Bep! Jouw briefje is een antwoord waard. Nu je één keer bij ons binnengetre den bent, verwachten we je voortaan altijd. Heel vriendelijk van je te zeggen, dat ons Hoekje zoo mooi is en je blij bent, als de krant des Vrijdags komt. Wat heb jij in de vacantie toch genoten! Dag Nichtje! Wil je je ouders van me groeten en ook'je broertje en zusje! Rie Schouten. N o o r d w ij- kerhout. Ook welkom Rietje! En nu je eenmaal in onzen grooten familie kring bent opgenomen, hoop ik vaak je te zien, Zoo, vind jij het Kinderhoekje het mooiste van de krant! Dat is aangenaam te hooren! Hoe maken Ria en Leny het en moeder dan? Ja nu begrijp ik heel goed, waarom jij het zoo druk hebt. Goed moe der helpen, Rie! De verjaardag van Jo is ingeboekt. Veel groeten aan vader en moe der en alle broertjes en zusjes! Voor jou de hand! Marie de Jong, Reeuw ij k. Zoo Marietje, heb jij nog nooit meegedaan! Dat is zoo mooi nog niet, weet je! En de kansen zijn voor aller, gelijk. Er wordt ge loot en dan is het geluk voor de gelukki gen. Voortaan moeten alle schoolgaande broertjes en zusjes ook meedoen. Hoe fijn was dat uitstapje naar Bodegraven! Roeien valt niet mee, is wel? En dat jullie doodmoe thuis kwamen, laat zich hooren. Dag Marie! Groet alle huisgenooten van me! En nu tot later! Daag! Guus Gil e in, Leiden. Nu heb ik je naam zeker goed geschreven! Dom van me! Wat zul jij in Den Haag de oogen uitgegekeken hebben! En dan de prins en prinses gezien. Nou maar! Dat was een meevaller! En ook zeker van den zomer veel pret gehad bij het kampeeren. Dan is een week letterlijk niets. Dag Guus! Groet ook Pa en Moe en Gretje! M i e p. Bep. Cor van V/ i e r i n- gen, Hazerswoude. Als Marie de oudste is van de elf, dan is zij zeker moeders rechterhand en moeten de klein tjes haar ook maar goed gehoorzaam zijn. Dat hoort zoo! Dat Wim eens een keertje is blijven zitten, is zoo erg niet. Eer hij zoo oud is als ik, kan hij nog genoeg lee- ren. zou ik zoo zeggen. Dag jongen! Willen jullie de groeten maken aan je ouders en ik hoop bij den volgenden wedstrijd U allen en de anderen ook te ontmoeten. Lena v. d. Hoorn, Langeraar.— Die brief was 6 cent port waard. Boonen en augurken plukken, is een prettig werk je. Het is gezond in de openlucht te zijn, zeg je en het is ook zoo. Zeker is het zonde, dat er zooveel te rotten lagen, die wij in de stad duur moeten betalen. En de toma ten? En het aardappelen rooien enz. Ja, ja! gij weet, wat je van den zomer hebt gedaan. Blijf vader en moeder maar goed helpen en meezorgen voor broer en zusjes, dan zal O. L. Heertje je later ook zegenen! De hand voor u allen! Hierbij zullen we een punt zetten. Het is welletjes voor vandaag? Ds volgende week ga ik door! Er liggen nog heel wat brieven te beantwoorden. Oom Wim. Weer een tehuis op Kerstdag door Oom Wim. V. (Slot). Zoo, is dit een trouw relaas van alles wat voorviel en hoe daarop de rechtbank reageerde? Ja. Mijnheer de Commissaris. Dan is het nu genoeg voor vandaag. Ik zal het gesprokene aan de rechtbank overleggen en kun je, eer deze week ten einde is, het antwoord van den Rechter commissaris afwachten. Ik voor mij ge loof, dat gij en de opgeroepene Janus Ver beek dezelfde is, en dat u dus weldra ten volle zult gerechtvaardigd worden. Dank u, Mijnheer de Commissaris. Nu nog even je adres en U kunt gaan. Het adres wordt opgegeven en meewa rig schudt de man der wet het hoofd we tend in welk armzalig krotje beide vrien den thans verblijf hielden, liever den nacht doorbrachten. Vijf dagen van spanning zijn voorbij en nog niets naders gehoord. Eindelijk tegen den avond van den zesden dag vinden Ja nus en Theo een schrijven, waarnn Janus door den rechter-commissaris ontboden wordt en nauwkeurig gevraagd, dag en da tum van geboorte en de naam van den kassier, waar hij. het laatst in betrekking was voordat de noodlottige vergissing had plaatsgegrepen. Oh, Janus, herinnert zich nog alles zoo goed, alsof de slag gisteren pas viel. Geen oogenblik is hem die dag uit het geheugen geweest en geen wonder! Dergelijke momenten met een nasleep van zooveel treurige gevolgen, vergeet men in het leven nooit. En zoo blijkt dan ook, als hij voor den rechter staat en antwoord geven zal op de vele vragen die gesteld worden. Dadelijk en met wonderlijke juistheid van dag en uur geeft hij een trouw relaas op alle vragen enhoe kan het anders? aan het slot wordt hij gelukgewenscht met zijn volledig eerherstel, terwijl hem tevens een groot bedrag aan geld wordt ter hand gesteld als schadevergoeding voor al de ja ren, die sedert zijn veroordeeling verloo- pen waren. Daarenboven wordt hij dadelijk weer in zijn vroegere functie hersteld en wordt de hoofdleider in de fabriek, zooals hij dat voorheen was. Ik zal dat bedrag en die functie on der één voorwaarde aannemen, zegt hij met bewogen stem, terwijl hij blikt in de richting waar zijn vriend Theo met de hand onder het hoofd in elkaar gedoken zit. En die voorwaarde is? Dat mijn vriend Theo van Gebusselke, i die daar ginds zit en sedert jaren mijn lot I deelt en haast dezelfde geschiedenis door- J maakte, dat hij met mij mee wordt aan gesteld en als boekhouder een plaats krijgt aan dezelfde fabriek, waar ik de hoofd leiding toevertrouwd krijg. Bravo! Mijnheer Verbeek! Dat voor stel verheugt ons zeer. Wij hebben er al over gedacht, maar wisten niet in welke afdeeling uw vriend en deelgenoot veler jaren, passen zou. Het zij dan zoo! i Met het herstel van uw naam, zal sa- menvallen, de terugkeer van uw vriend, in de maatschappij, die U beiden zal op- nemen als een zieke, die terugkeert na een j volledig herstel in het ouderlijk huis. En morgen, als de klokken der kathedraal jubelen en aankondigen den „Vredevorst" zult u beiden vinden een tehuis, waar vrede heerschen zal en liefde en geluk uw deel zal zijn!" En zoo zou het zijn! NIEUWE RAADSELS ingestuurd door Greet Krol, Leiden. A. Namen van dieren. I: De aap aardde niet in de dierentuin. II. Het gezelschap maakte veel pret. III. De boer riep: „hou je koest, Bello. IV. De katrol brak af. V. Honderden menschen riepen, hoera! Door Jan van Berkel, R'veen. B. Namen van plaatsen. I. Haal jij de kalk maar, dan wit ik de muur wel. II. Als je de waterput recht in kijkt, zie je je eigen beeltenis. III. Over de hei loopt een zwerver met een schuwe blik rondziende. IV. Hij is bang voor me Als ik hem een stomp wil geven, loopt ie hard weg. V. Wij moesten naar den timmerman om krullen te halen. De opl. niet opsturen. Deze geven Greet en Jan de volgende week zelf. Oom Wim. DE OPLOSSINGEN van verleden week waren: A. I. Heerlen h ren steeg Heerlen Filax hen n II. Die het grootste hoofd heeft. B. I. Katwijk Rolde Stiens Hen gelo Heilo. II. Jans Maartje Net An Leida. En toen kwam het door Diederik. Wat te zeggen van een varken? Ja, die vraag werd mij gesteld. Daarom wil ik maar beginnen, Dat zoo'n dier je kost veel geld. Het hangt af van groote. zwaarte, Of het mager is of vet, Daar wordt bij het koopen zeker, Door een slager op gelet. Varkens worden veel gehouden, Ied're boer heeft er een paar, Die ze vet mest, om te slachten Ongeveer aan 't eind van 't jaar. Want zoo'n beestje in de pekel Dat staat rijk en 't is een feit: Dat de ham en carbonade Zich laat smaken op zijn tijd. 't Varken dat heeft korte pooten, En een kop met groote snoet; Welke stomp is en waarmee het Altijd in de modder wroet. Het bezit een krullend staartje, Een met haar bezette huid; Ooren van een flinke groote. Als zij schreeuwen: „honderd uit!" Varkens worden ook vervaardigd, Met het feest van Sinterklaar, Van taai-taai en suikerwerken. Marsepein en speculaas. En dan is er wat wij weten 't Spaarpotvarken welbekend; Oo zijn rug heeft het een gleufje. Waar men in werpt menig cent. Vieze varkens, 't is een spreekwoord, Heusch zij worden vast niet vet; En de beeldspraak: „wat een varken!" Zegt men lang niet voor de pret. Ook van varkens kan men leeren Als je knort ben je niet groot! En geleerd te zijn als varken? Neen, dat nooit!wél vóór ons dood!! WIE ZIJN JARIG? Van 22 tot en met 28 Januari. 22 Jan.: Jacques PJey, v. d. Waalstr. 17. 23 Jan.: Ali Slingerland, Zuidbuurt C 10, Zoeterwoude. 23 Jan.: Veronie den Elzen, Kniplaan, te Voorschoten. 23 Jan.: Henk Wolters. St. Jacobsgesticht. 24 Jan.: Corrie Verschoor. Alexanderst. 35 24 Jan.: Ada v. d. Berg. Kemperstr. 5. 25 Jan.: Marietje Bolting, Berkheistraat 1, Wassenaar. 25 Jan.: Jan Kelder. Zevenhoven 44. 25 Jan.: Willem v d. Veer. Riindijkstr. 28. 25 Jaar: Lena Loomans, D 244, Hazers woude (Dorp). 25 Jan.: Kees van Velzen, Hoogewoerd 128a. 25 Jan.: Alex Friesema, Levendaal 26a. 25 Jan.: Rika Duindam, Groenendijk A 6r„ Hazerswoude. 26 Jan.: Annie Kroon. Langegracht 184. 28 Jan.: Ton Bokern. P. Kerkgr. 1. 28 Jan.: Nelie v. d. Bosch, Meerlaan 1, te StomDwijk. 28 Jan Gretha Levahrt, Schoolstr. 2. 28 Jan.: Koos v. d. Vooren, Dorpsstraat 250 B., Warmond. 28 Jan.: Jan v. d. Hoeven, D 20, Watertje, Zoeterwoude. 28 Jan Dira Loomans, Hazerswoude, Dorp D 244. 28 Jan.: Annie en Thea van Diemen, Wei poort B 98. Zoeterwoude. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen voor den verjaardag. Zoo ook, wie bij het verlaten der school van deze lijst wil afgevoerd worden, ook hij of zij schrij ve me 14 dagen vóór den verjaardag. Oom Wim. U vraagt? 1. Hoe groot is Duitschland in verband met ons -land? Indië niet meegerekend. 2. En Rusland dan? Het Europeesch ge deelte bedoel ik! 3. En hoe groot is Nederland in ver band met heel Europa? 4. Wat was in de ark van Mozes? (Ver bondsark!) 5. Ik las onder een brief „Vale"! Wat is dat? 6. Wat beteekent P. S. ondei een brief? Wij antwoorden. 1. Duitschland is ruim 16 x zoo groot als ons land. 2. Rusland is ruim 166 x zoo groot als Nederland. 3. Nederland is 1/300 van heel Europa. 4. Die ark bevatte de twee steenen tafe len met de wet der tien geboden; den hoo- genpriesterlij ken staf van Aaron en de gewijde geschriften. 5. Dat is hetzelfdeals adieu: vaarwel; leef gezond! „Vale" is Latijn. 6. P.S. is post serjptum is naschrift. DITJES EN DATJES. door Anton Roels. De groote componist Richard Strauss stelt aan zijn muziek de hoogste eischen. Als hij iets wenscht weer te geven, moet dit op bijzonder natuurlijke wijze gebeuren. Zoo moet hij eens tijdens een souper zachtje een mes en vork op tafel hebben laten val len en hierna gezegd hebben, dat hij het zóóver wilde brengen in het weergeven van een dergelijk geluid in muziek, dat geen énkel toehoorder ook maai één oogen blik aan de bedoelingen van den componist zou twijfelen. Nog sterker is hetgeen ons de vermaar de dirigent Felix Muttl verhaalt. De com ponist had hem gevraagd, of hij wel had opgemerkt, dat een der vrouwen in zijn werk Don Juan rood naar had. De dirigent zeide, zulks nooit gezien te hebben, waar op de kunstenaar uitriep dat hij dan in die passage had gefaald; hij had gedacht, dat iedereen direct de roode haren ontdekken Dr. Eu we, die sinds hij in December 1935 het wereldkampioenschap schaken ver overde, een onzer meest bekende landge- nooten werd, gaf eens een simultaanpartij aan zestig borden (simultaan wil zeggen: gelijktijdig, dus is een simultaanpartij een wedstrijd waarin één speler tegen verschil lende tegenstanders tegelijk kampt). Aan een der borden zat iemand, die het blijk baar niet goed kon hebben, dat de groot meester rpeds eenige stukken had wegge nomen, terwijl hijzelf er slechts" weinig voor in de plaats had gekregen. De man dacht zoo bij zichzelf: „Als die Dr. Euwe aan zestig borden moet spelen, dan zal hij toch zeker al die stellingen niet in zijn hoofd hebben!" en ondertusschen smeedde hij een snood plan. Hij zocht een geroofd paard op en plaatste het stiekum, „toen Euwe niet keek" weer op het bord. Langzaam naderde de meester weer het fatale bord, waar het versche paard gereed stond voor een sprong. Even overzag Euwe het bord, toennam hij kalm het stoute paard weg, deed zijn zet enliep kalm verderEenvoudiger kon het niet! Onder „Ditjes en Datjes" zal onze medewerker Anton Roels in het kort we tenswaardigheden vertellen, die zeker de moeite loonen, ze met aandacht en toewij ding te lezen. Oom Wim. LOSSE BLADEN UIT MIJN DAGBOEK. door Cor van Diest. Dinsdag, 1 December. Ik word wakker met een gevoel alsof er iets bijzonders te gebeuren staat. Ik wrijf nog even mijn oogen uit en ja hoor, ik ben er volkomen achter; ik ga immers vandaag op reis naar mijn buitenverblijf! Een vergeten zomer- uitstapje in 't hartje van den winter! Het stormt en regent geweldig; de engeltjes houden groote schoonmaak in de hemel zalen. Nu er wordt flink aangepakt hoor! 't Water wordt bij emmers gelijk uitge stort en stroomt vanzelf over de aarde, omdat 't niet lager kan! Zoo af en toe valt blijkbaar de sodabus onderste boven en valt in hagelsteenen naar beneden, klet terend tegen de ruiten. Terwijl ik zoo lig te fantaseeren (wat moet ik anders doen?) komt Moe met een kopje thee; 't wordt tijd om me te gaan kleeden. Als ik klaar ben met me mooi te maken staat 'n boterham klaar. Maar lieve help, wie denkt er nu zoo prozaisch aan eten terwijl ik me daar pas zoo poëtisch met de reuze schoonmaak der hemelzalen bezig hield? Een beker melk, nu dat gaat nog. 't Helderwitte, of liever ivoorkleurig vocht past zich aan bij de blankheid der vleugelen der engelen. En als Moe me aanmaant wat voort te ma ken ben ik nog niet eens begonnen! Half negende auto rijdt voor. Mijn koffers worden ingeladen, dan volg ik zelf. O, wee, de poes is naar de slaapkamer ge vlucht, wat niet mag. Nadat ze op haar plaats van bestemming gedeponeerd is, sluit Moe de deur en stapt in de auto. Ans en haar vriendin doen ons uitgeleide, de regen moedig trotseer end! Nagewuifd door buren (ja is 't nu eigenlijk burinnen of buressen) rijden we weg. De ruiten- wisscher is druk in actie om 't beslaan der voorruit tegen te gaan. VAN TWEE BROEDERS door Oom Wim. XV. Dan belt hij zijn kamerdienaar. Waarmee kan ik u van dienst zijn, heer Graaf? Ontbied Carolus, en zeg dat hij dade lijk hier komt! Voelt u zich niet wel, heer Graaf, u ziet zoo bleek? Dat zal wel over gaan, Jan, ik ben vermoeid en rust alleen is wat ik noodig heb. Haal Carolus! Hij gaat, de trouwe knecht en brengt de boodschap over, maar vergeet niet het overige personeel te zeggen, hoe bleek de graaf daar nedrzat en hoe vreemd zijn stem straks klonk, bij het geven der be velen. Carolus haast zich aan het verzoek van zijn vader te voldoen. Sluit zijn boeken dicht en zit weldra naast vaders zetel neder! Kijk mij eens goed aan Carolus en zeg mij eens, spreekt, of ik bleek zie en ontdaan! Ja vader! De waarheid dient gezegd. U zijt angstwekkend bleek. U voelt zich wis niet goed. Zal ik den geneesheer ont bieden? Ja mijn zoon, mijn oudste, mijn Ca rolus. Ik voel mij heel niet goed. Graaf v. Helmond vond het noodig zelfs, om mij zijn rijtuig af te staan en mij te brengen hier en ons rijpaard daar te laten, dat de stalknecht halen zal, waar jij voor zorgen zult.-Ik voel mij ziek en daarom moet ik eens ernstig met je spreken. Maar vader, laat ik dan eerst den dokter halen of een bode sturen. Ik ben zoo bang, ontstellend bang. Mag ik dat eerst niet doen? Nu ga dan! Geef je bevelen en laat den kamerdienaar gaan met het rijtuig, opdat hij komen kan met hem, wat moei te spaart en tijd. Zoo zal ik doen, vader en ben on middellijk tot uw dienst. Carolus brengt de bevelen zijns vaders over en zet aan tot spoed. Alle kasteelbe woners zijn het er over eens, dat 's Gra ven toestand ernstig is: „want hij zag al lang zoo bleek en zijn houding werd al meer gebogen". Sedert een half jaar terug de gravin hem ontviel en hem alleen de lasten torsen liet, die het bestuur over het graagschap medebrengt, sedert verergerde de kwaal, waaraan hij leed; werd zijn gang minder vast; zijn houding meer gebogen; zijn oog minder helder, in één woord sedert dien was hij een gebroken man. En dat wist Carolus ook. En dat wisten ten zijn vrienden ook. Dat wist alleen An tonio niet, die voortleefde zijn leven thans, dat zooals het leek beloften inhield voor later. Zoo Carolus, zijn de bevelen gege ven? Ja vader, ik gaf uw bevelen over en spoorde aan tot spoed. Ik zal niet gerust meer zijn, vóór ik uit geneesheers mond verneem, hoe uw toestand werkelijk is. Hoe mijn toestand is, weet ik Caro lus. En omdat ik dat weet, wil ik ernstig met je spreken. De gravin, jouw moeder, is mij voorgegaan naar het rijk, waar ko ning en onderdaan, heer en meester, rijk en arm, gelijk zullen staan voor den Schep per aller dingen. Ik zal volgen, mijn Carolus, ik zal je moeder volgen, al is het juiste uur nog niet bekend. Bepaald is het reeds vast. De Heer van staat en stand, Hij weet het einduur van mijn leven. Hij weet ons aller uur. De dood verrast mij niet. Ik verbeid hem telken ure. Mijn hart slaat sneller thans en 't bloed jaagt onstuimig door mijn aderen. En toch is bleek mijn kleur. Dat is heel vreemd Caro lus! Maar vader, U spreek zoo ernstig en zoo kalm en 't is alsof 't gewone dingen zijn, waarover uwe gedachten gaan op deze oogenblikken. Een edelman Carolus treedt zijn vijand onverschrokken tegemoet en zijn grootsten vijand den vijand van ons allen den dood ziet hij vrijmoedig in 't oog. Ik vrees hem niet. Ik wacht hem af. Mijn werk is hier volbracht. Ik heb behoefte aan rust en verlang naar betere streken, waar ik hopen zal je lieve moeder weer te vinden, die edelvrouwe was, tot haar laatsten snik. Zoo hoop ik ook te blijven, als voorbeeld voor die achterblijven, en onze plaatsen vullen gaan. Onmisbaar hier is niemand. Wij zijn pelgrims slechts, meer niet. Wij zijn rent meesters slechts van de goederen van den Heer, Die mij maakte tot gebieder van deze streek, zooals jij straks volgen zult. En nu zie ik dit alles zoo juist in zijn lengte en breedte en diepte en hoogte, om dat ik sta op het vertrek er. achterlaten zal alles, wat eenmaal het mijne was. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 12