Kroningsvoorbereiding
in Engeland.
De Oranje-aubade te Batavia door de Indische schoolkinderen van alle volks
aarden voor den Gouverneur-Generaal, die wegens het slechte weer op
7 Januari geen doorgang kon vinden, is alsnog op Woensdag 13 Januari ge
houden. waarvan hierboven een snapshot
Luitenant-generaal M. Boerstra, commandant van het Ned. Indische Leger,
bracht Donderdagmiddag een bezoek aan de Fokker-fabrieken te Amsterdam.
Een toto tijdens de bezichtiging
Twee pauwen, een geschenk van de Belgische vereeniging .Avicultura"
voor H. K. H Prinses Juliana en Z. K. H. Prins Bernhard, worden_ ge
keurd voor de 51ste pluimvee-tentoonstelling van „Avicultura" te
den Haag
Op den laatsten dag der kermis te Broekhuizenvorst bij Venlo word1
jaarlijks de .kermisman" in optocht rondgevoerd, om daarna verbrand
te worden. Een typische foto van dit folkloristisch gebruik
Vijf dames vervaardigen thans in de Engelsche koninklijke school
voor naaldwerk te Londen het baldakijn, dat gebruikt zal worden
bij de kroningsplechtigheid van Koning George VI. Een der
kunstenaressen aan den arbeid
FEUILLETON
WAT HET SCHILDERIJ
VERBORG
Naar het Engelsch
door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
12)
Doch plotseling verbrak een heldere, be
velende stem de drukkende stilte.
„Rosé, ik wil mijn schop."
Chicago Charley zat rechtop in bed, met
glinsterende oogen en een hooge kleur.
Een ervaren verpleegster zou hem wel
hebben weten te kalmeeren maar zijn stem
klonit zoo gewoon, dat Rosalie in de over
tuiging verkeerde, dat hij bij zijn volle
bewustzijn was.
„Waarvoor, oom? Nu je ziek bent, heb
je die toch niet noodig?"
„Maar ik moet die schop dadelijk hebben,
want het geluk van Glenconnel zit in die
schop en hij ligt bij de schacht, waar ik
hem vanmorgen heb laten liggen", vervolg
de Chicago Charley met booze stem.
„Ik zal Robbie wakker maken en hem
vragen om de schop te halen", zei Rosalie,
maar de zieke greep haar stevig bij den
arm en fluisterde: „Raak hem niet aan. Hij
is een dief ■=- hij wilde de mijn berooven.
ïk heb hem door dien gemeenen bedrie
ger. En hij liet zich in de kussens terugval
len, de koortsachtige oogen op Rosalie's
verbijsterd gezicht gevestigd.
„Hoe kan dat nu?" hernam 3e. „Hei is
Rob Cameron, oom Charley onze oude
Robbie. Die zou immers geen cent aanra
ken, die niet van hem was."
Maar de z'eke liet zich niet overtuigen,
„Rose, me'sjelief, wil je mijn schop niet
voor me halen? Al het geluk van Glencon-
le zit er in en hij ligt in de oude schacht
bij he+ Eenzame Water."
Charley's pleit klonk zoo dringend, dat
Rosalie ten slotte besloot om te gaan.
„Robbie, wil jij op oom Charley passen,
ter wij. ik zijn schop ga halen?" vroeg ze,
na een mantel te hebben omgeworpen. Ze
schudde den ouden Schot heftig aan den
schoudei en Rob Cameron gromde slaperig:
„Ja, ja" en zette zich aan het bed zonder
recht gehoord te hebben wat hem ge
vraagd was.
Hij besefte pas, dat hij alleen was, toen
de deur achter Rosalie dichtviel en hij
had geen flauw idee, waar ze heen was.
Wel had hij iets over een schop hooren zeg
gen en meende, dat ze wel direct terug
zou zijn.
Hoe donker en eenzaam was het bui»
ten.
Het bosch lag, eenzaam en zwijgend en
het pad naar de mijnen strekte zich smal
en wit uit, het einde in schaduw gehuld.
Het naargeestig gehuil van de wolven
weerklonk door den nacht en Rosalie hield
huiverend de brandende toorts hoog boven
haar hoofd.
liet was een tocht, die geen enkele meis
je, behalve een in de Yukon geboren en
gelogen, zou hebben' durven volbrengen.
„Ben ik nog niet bij de mijn? Ik moet
er nu toch haast zijn", mompelde Rosalie,
in de duisternis turend.
Op hetzelfde moment struikelde se ëh
de toorts ziel uit haar hand. Het geluid
van een zwaar lichaam, dat zich links van
haar door het kreupelhout bewoog, deed
haar van angst verstijven.
De toorts lag flikkerend op den grond, en
gaf maar weinig licht, maar bij het flauwe
schijnshel zag ze de woeste oogen van een
groote wolvin op haar gericht. Eén secon
de staarde ze in die oogen, maar ook niet
langer dan een seconde. Tegenwoordigheid
van geest is de eerste eisch, die de Yukon
stelt aan die zijn leven behouden wil.
Dus deed Rosalie behoedzaam een schre
de in de richting van de toorts; het was het
werk van een oogenblik om deze weer hel
te doen opvlammen, en op het gezicht van
het schijnsel sprong het hongerige dier weg,
het bosch in.
„Aha. hier is het Eenzame Water nu
ben ik er", dacht Rosalie met een zucht van
verlichting, toen het slijmeriggroene moe
rasdal in het gezicht kwam. Ze sloeg den
hoek om en ging naar de mijnen.
Bij Chicago Charley's gang, die naar
haar genoemd was, bleef ze staan. „De Ro
salie" stond er in ongelijke witte letters
op een zwart bord.
Haai' toorts opheffend keek ze om zich
heen naar de schop.
„Ha. daar is hij". Ze bukte zich om de
zware spade op te rapen en bij die bewe
ging viel de kostbare enveloppe, die ze
bij zich had gestoken, op den grond. Met
een kreet van schrik liet Rosalie de schop
weer vallen en greep naar de papieren. En
op dat oogenblik sprong een donkere ge
daante, die bij .haar nadering was terug
geweken in de schaduw van een hijsch-
kraan naar haar toe-.
Rosalie's arm w^rd ir? een stalen om
klemming gepakt en zijzelf met geweld
overeind getrokken. Meteen kwam de maan
van achter de wolken te voorschijn en
haar zilveren glans deed het toortslicht
verbleeken.
Met een kreet van ontzetting herkende
Rosalie het knappe gezicht van Dick Bryce.
In zijn roodgerande oogen schitterde fel
le haat tegen het meisje, dat zijn plannen
zoo had gedwarsboomd
HOOFDSTUK VIII.
Vier lange koude, martelende uren wa
ren langzaam voorbijgekropen en het ge
luid der wilde wolven in de verte had zijn
moordende angst doen toenemen. Nu en
dan was hij in een toestand van verdoo-
ving geraakt, waaruit hij echter telkens
weer met een schok ontwaakt was.
In die vreeselyke uren was de dorst naar
wraak geboren.
„Vloek over haaren hem.... ik
sterf. Zijn gezicht werd lijkbleek en zijn
ademhaling ging zwaar, maar de vrien
den van den jongen pelsjager waren al on
derweg om hem te bevrijden en op dat mo
ment bonden drie forsche kerels, uit Alas
ka afkomstig, hun paarden aan een boom
en volgden het pad, dat naar de Blauwe
Vallei voert.
„Nou, dat mannetje sohjjnt zich niet op
zijn gemak te voelen".
De jongste van de drie bleef even staan,
toen Dyck Bryce's sten. tot hen doordrong.
Op het geluid afgaand bereikten ze de
plek, waar Dick iog steeds vruchteloos
worstelde om los te komen.
JJjkt een bijdehand ventje", merkte de
oudste van het drietal op, terwijl hjj kalm
een sigaret aanstak,
„Ik sterf van honger en kou, ik heb
hier den heelen nacht gestaan vastgebon
den door 'n ellendigen schooier", raasde
Dick Bryce, zichzelf niet meer meester van
angst en woede.
„Hoe je toch stil, man, je hebt nog niet
de helft gehad van wat je verdient. Hoor
is, toon nou je moed. Blijft onbeweeglijk
staan, dan zal ik die knoopen doorschie
ten". En met een spottend lachje trok de
jager een geladen revolver uit zijn gordel.
„Niet doen, niet doen. Het is moord,
man", brulde het ongelukkige slachtoffer.
De beide broers traden zwjjge.nd ter
zijde. Ze wisten, dat het vruchteloos was
om zich tegen Mark te verzetten en ook, dat
Dick Bryce veilig genoeg was, als hij deed
wat hem gezegd werd, want Mark was een
scherpschutter, wiens schot nooit miste.
Een van hen ging naar den boom toe en
fluisterde tegen Dick:
„Blijf doodstil staan en doe desnoods je
oogen dicht. Mark is de beste schutter van
de Yukon en er gebeurt je niets, ais je je
maar niet verroert."
„Ga opzij, Jake", beval de heldere, jon
ge stem en Dick Bryce kneep zijn oogen
dicht, terwijl een kogel door de lucht floot
en tot zijn onuitsprekelijke verbazing het
touw, dat zijn linkerbeen omsnoerde, in
tweeën sneed, zonder zelfs zijn kleeren te
raken.
„Jy misselijke spelbederver, als je het
waagt je nog eens te bewegen, jaag ik je
een kogel door je kop", dreigde Mark. maar
hij lachte er bij, want hij begon pret te
krijgen in het geval.
Een voor een werden de knoopen door
geschoten tot eindelijk alleen Dick's lin
kerarm nog vastzat.
("Wordt vwwoiad).