Het vorstelijk verblijf te Krynica Het vroegere vorstendom Goa, nabij Makassar in Ned. Indië, heeft thans na dertig jaar weer zelf bestuur gekregen onder ons oppergezag. De nieuwe Radja. Mangi-Mangi Kraeng Bontonompo, betuigt in een rede zijn trouw aan het gouvernement Z. K. H. Prins Bernhard op de ski's tijdens een tocht, dien de Prins dezer dagen te Krynica, het verblijf van het leugdig vorstelijk echtpaar, ondernam Een gewichtig man ie Patrfa Palace te Krynica. D® ehef-kok, wiens culinaire bekwaamheid ten dienste der vorstelijke gasten is gesteld De haven van Tanger staat thans in het middelpunt der internationale belangstelling door de berichten over troepenverscheping naar Marokko. Een overzicht van de haven. Oorlogs bodems van verschillende nationaliteit liggen er voor anker Z. H. Pangeran Adipati Ario Mangkoe Negoro Vil bracht Maandag met zijn echtgenoot© en dochter een bezoek aan de Ned. Handelmaatschappij te Amsterdam. De aankomst van het gezelschap De eerste Amsterdamsche deelnemer aan den Sterrit naar Monte Carlo, de heer W. J. T. van der Hoek, is Maandag uit de hoofdstad vertrokken naar zijn startplaats Palermo. Een snapshot even voor het vertrek FEUILLITOW WAT HET SCHILDERIJ VERBORG Naar het Engelsch door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 9) „Wat scheelt er dan aan, Rosalie?" sprak Bryce, ternauwernood zijn ongeduld en er gernis bedwingend. „Je bent toch zeker in één week niet van gedachten veranderd? Ik heb de dagen, de uren, de minuten ge teld. Och, Rosalie, Rosalie, je weet niet hoeveel verdriet je me doet. En in het vuur van zijn rede liet hij zich op één knie neer en nam Rosalie's koude hand in de zijne. „Ik ga terug naar Glenconnel om oom Charley vergiffenis te vragen dat ik ben weggeloopen en ik geloof niet, Dick, dat ik genoeg van je houd om met je te trou wen. Wil je me alsjeblieft naar oom Charley terugbrengen?" „Rosalie, ik kan geen afstand van je doen ik kan niet. Ik heb alles voor ons huwelijk geregeld an over twee uren kun je mijn vrouw zijn en dan breng ik je meteen naar Glenconnel", drong hij aan en zocht vergeefs op het jonge gezicht, dat bijna streng leek in het koude maanlicht, naar een teek en van instemming. Rosalie's milde stemming sloeg over in koortsachtig ongeduld. „Waarom blijf je me lastig vallen als ik al zoo vaak „neen" gezegd heb? Ik wil niet met je trouwen, dus dring alsjeblieft niet langer aan", riep ze geprikkeld. Dick Bryce antwoordde niet dadelijk. Zijn donkere oogen bleven strak op Rosalie's gezicht gevestigd. Haar woorden ergerden hem en toen de beteekenis er van goed tol hem doordrong, werd hij woedend. „Jij leelijke kat, hier!" snauwde hij en hief zijn hand. op om haar een slag in het gezicht te geven, oen Ronald Kerslake zich bleek van verontwaardiging, tusschen hen plaatste. „Wil je vechten als een man of je laten afranselen als de ellendeling, die je bent?" vroeg hij Bruce cp snijdenden toon. „Misschien krijg jij de afranseling wel, mooie jongen", spotte Rosalie's aanbidder en vóór zij of Ronald er op verdacht wa ren, haalde hij een vervolver te voorschijn en schoot op den man, die hem met min achtende oogen aankeek. De jonge pelsjager bukte zich instinc-. tief, zoodat de kogel over zijn hoofd vloog en een troep ganzen luid snaterend deed opvliegen. Doch Dick Bryce, die in zijn benevelden toestand dacht, dat zijn schot doel getrof fen had, wierp ontsteld zijn revolver ver weg en vluchtte naar zijn paard. „Blijf hier, lafaard" Ronald sleurde den jongeman bij zijn kraag terug naar de plek, waar Rosalie bleek en ontsteld het tafereel gadesloeg. Bij het zien van haar verschrikt gezicht bedwong Ronald zich, zij het met moeite. „We zullen morgen de konijntjes eens aan 't schrikken makén", en lachend haal de Ronald een touw voor den dag, waar hij Bryce mee bond. „Je laat me hier toch niet sterven. Schiet me liever direct dood een hond zou je zoo niet behandelen", bracht Bryce er hij gend uit. „Ja, een hond, dat is wat anders. Voor die verstandige dieren heb ik allen eer bied, en dat kan ik van jou niet bepaald zeggen." Ronald keek haar strak aan. „Als ik hem vrij laat, ga je dan met hem mee en houd je de belofte om met hem te trouwen?" „Neen", antwoordde Rosalie zonder een oogenblik te aarzelen. „Wil je liever met hem of met mij mee naar Glenconnel terugkeeren?" vroeg Ro nald verder, zonder dat zijn stem iets van zijn gevoelensverried. „Veel en veel liever met jou." „Mooi zoo. Stap dan maar op, en zonder om te zien naar het zich in bachten wrin gende slachtoffer, besteeg Ronald Kerslake het ongeduldig snuivende paard en galop peerde weg in de .ichting van Glenville. Rosalie had den steun van den sterken arm, die haar zoo stevig vasthield niet noodig, maar het gaf haar een onverklaar baar gevoel van geborgenheid, dat haar wonderlijk genoeg tot tranen bewoog. Een paar maal onderduikt© ze eer snik, maar de jager reed voort, mijlen ver, zonder maar een woord te zeggen; enke1 de schril le kreet van een prairiehoen onderbrak nu en dan de stilte. Maar eindelijk zag Ro nald, dat de roode lippen beefden en zij op het punt stond in tranen uit te bar sten. „Wat scheeldt er aan, meisje? Je bent toch niet bang voor me?" vroeg hij be zorgd. Onwillekeurig nestelde Rosalie zich dich ter tegen hem aan, toen zij antwoordde: „Oe neen ik ben niet bang voor je maar ik heb zoo'n medelijden met dien armen Dick Bryce. Hij is toch zoo dap per, want hij heeft me het leven gered, toen die slang me beet, dicht bij jullie huis." „Wie heeft je dat gezegd?" vroeg Ronald snel, haar scherp aanziend. „Hij zelf", antwoordde Rosalie, diepbe droefd. „Och, zoo", was alles wat de jonge pels jager zei, maar hij wist nu, dat hij nog iets met Dick Bryce te vereffenen had. „Misschien zullen de wolven hem ver scheuren". Rosalie huiverde. Zij kende het woud. „Kan zijn", stemde hij onbekommerd toe. Op dat moment brak de dageraad aan en het prairiegras, nog zilverig van de dauw, begon te trillen toen de morgenwind er door heen streek. Om vier uur bereikten ze het dorpje Glenville. Enkele houthakkers waren al op de been en staarden den jager verbaasd na, toen deze voorbij kwam met Rosalie voor zich in het '.adel. „Wil de jongedame misschien een beetje thee?" opperde een gebruinde, jonge reus, die juist bezig was een kroes vol te schen ken. „Graag. Dat is geen kwaad idee", ant woordde Ronald. „Wie is het Ronnie?" fluisterde e?n der mannen. Ze kenden allen den bewoner van „De Houten Hoeve" en zijn moeder; en de ruwe, maar goedhartige houthakkers koes terden een groote vereering voor de oude dame. „Dat weet ik niet precies, maar ze komt uit Glenconnel en de een of andere ellen deling probeerde haar over te halen om met hem te trouwen. Ik heb hem vastge bonden aan een boom in de Blauwe Vallei en zou wel willen, dat een van jullie er even heenreed om hem los te maken. Hij ligt er al drie uur en dat is, dunkt mij, wel genoeg- Als ik goed begrijp, is het meisje weggeloopen van huis en ik breng haar terug, dat is alles. Nu goeden dag, en denk om dien vent in de Blauwe Vallei", riep Ronald, toen de trein wegstoomde van het station, dat maar vijf mijlen van Glencon nel verwijderd is. „In orde. Goede reis", riepen de mannen terug en Rosalie's gezicht ontspande zich, toen ze begreep, dat Dick Bryce zou worden bevrijd. „Je dacht toch zeker niet, dat ik iemand zou dooden, zonder hem zelfs de kans te geven om zich te verdedigen?" zei Ro nald op Rosalie's vraag. „Neen", antwoordde ze dadelijk. „Niemand heeft het recht te nemen, wat geen aardsche macht terug kan geven", vervolgde hij. „Dat heb ik van mijn moe der geleerd". En ij lachte. HOOFDSTUK VII. Chicago Charley lag onrustig te woelen op zijn veldbed en prevelde den naam van het meisje, dat hem dierbaarder was ge worden dan zijn leven. Zijn tanig, bruin gezicht was tot een vaalgrijs verbleekt en de vroolijke, vrien delijke oogen waren weggezonken en gloei den van de koorts. „Ga den dokter haten en vlug een beetje" werd er tegen een der gouddelvers gezegd en hij volgde dit bevel op met een spoed die den ouden man geroerd zou hebben, al: hij bij kennis was geweest. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1937 | | pagina 5