VRIJDAG 8 JANUARI 1937 DE LEIDSCHE COURANT VIERDE BLAD - PAG. '1
Weer een tehuis op
Kerstdag
door Oom Wim.
III.
En zoo verloopen jaren en jaren. Janus
en Theo zijn vrienden gebleven. Ze steun
den elkaar; ze helpen elkaar door alle
moeilijkheden heen; ze zijn als twee broers,
die op elkaar aangewezen zijn en met en
voor elkaar leven. Hoe kan het anders?
Wat bindt hen nog aan 't leven, ware het
deze vriendschap niet!
Geloof je wel, Theo, dat het zwaar
te dragen is onrechtvaardig - veroordeeld
te zijn?
Of ik dat geloof, Janus! Wie zou dit
niet aanvoelen als het schrijnenste leed, dat
de mensch hier beneden treffen kan?
Nog een vraag Theo? Geloof jij aan
een goeden God, Die rechtvaardig is en niet
toelaat, dat een haar van ons hoofd ge
krenkt wordt?
Ja, Janus, ik geloof aan dien God. Ik
geloof, al begrijp ik niet altijd het waarom
van Zijn handelingen en Zijn raadsbeslui
ten. Ik geloof, dat wij moeten lyden, wat
wij leden en dat wij trots alles zullen moe
ten zeggen: Heer, Uw wil geschiede!
Gij spreekt naar de ingeving van je
goedig hart, maar kan Hij, de Almachtige
daar'boven, dan niet den schuldige vinden
en aanwijzen en mij in eere herstellen? Ik!
die onschuldig was aan het misdrijf, waar
van men mjj beschuldigde. Als ik daaraan
denk, dan komt mijn gemoed in opstand
en heb ik jouw steun noodig, om staande
te blijven.
Ik weet niet, wat het is. Het is mij
zoo vreemd te moede. Het is mij, alsof dit
jaar het Kerstkindje ons een verrassing
bereidt; Ik voel me, alsof ons dakkamertje
meer verwarmd is, dan anders; alsof onze
droge boterham smaakt als een flink ge
meubileerde; alsof onze dunne k leer en op
eens met bont gevoerd worden en we bei
den zoo maar pardoes ons in goeien doen
bevinden.
Schei uit idealist! Schei uit! Ik zou
kunnen lachen, als onze toestand niet zoo
in-droevig was.
Neen, ik schei niet uit! Ik heb dit al
les gedroomd en nog meer heb ik ge
droomd. Ik heb gedroomd, dat jij weer in
eer hersteld werd; dat de rechtbank haar
dwaling bekende en jij weer werd een man
van geld; van aanzien; van macht en ik.
ik bleef bij jou als je vertrouwde, als je
rechterhand en zoo vonden we beiden op
Kerstdag weer een tehuis!
Als dat eens zoo ware Theo! Als weer
de zon van geluk eens brak, door de dikke
nevelen van angst en ellende; als ik weer
eens gerehabiliteerd werd, dan was jij ze
ker de eerste, die deelen zou in mijn geluk
en maar ook de eerste, die deelen zou in
het finantiëel voordeel, dat mijn deel zou
zijn.
Wel, laat dan „droomen" geen bedrog
zijn! maar werkelijkheid. En nu. niet lan
ger geredeneerd! Gods wegen zijn wonder
baar. Ik geloof en hoop. Ik geloof in mijn
droom! Ik hoop op de werkelijkheid van
jouw geluk.
Janus lacht, steekt Theo de hand toe,
die warm aanvoelt van de innerlijke opwin
ding van daar even.
Komt Theo, vanavond gaan we een
lekkere kop koffie drinken en kunnen we
samen, in een hoek van gindsch cafétje on
ze toekomstdroomen uitwerken en al zal
dan ook nooit gebeuren, wat wij beiden
hopen en verwachten, toch hebben we dan
voor een wijle in den geest weer de plaats
ingenomen, die eigenlijk de onze was en
moest zijn.
Kom! wij gaan!
(Wordt vervolgd).
Van groote mannen.
door Anton Roels.
Johannes Brahms, hofkapelmeester in
LippeDetmold.
Het is een aardige herinnering, in de
geschiedenisboeken over muziek te lezen,
dat de groote componist Johannes Brahms
aan het hof van LippeDetmold muziek
directeur is geweest.
Nog herinnert een borstbeeld in het stad
je van het vorstendom aan de jaren 1857
tot en met 59, toen de kunstenaar er ver
toefde.
Nu wilde ik jullie in het kort vertellen,
hoe Brahms feitelijk in Lippe gekomen is.
Nu een afstammeling van het oude ge
slacht Prins der Nederlanden is geworden,
interesseert het jullie natuurlijk meer dan
ooit, bijzonderheden omtrent de geschiede
nis van LippeDetmold te vernemen.
Prinses Friederike von Lippe was piano
leerlingen van Clara Schumann, die in haar
tijd een der allergrootste pianisten was.
Volledigheidshalve kan ik hieraan toevoe
gen, dat deze Clara Schumann de echtge-
noote was van den grooten componist Ro-
bert Schumann. Deze laatste had reeds in
een artikel de aandacht der muzikale we
reld opgevraagd voor den in 1933 geboren
Brahms.
Tijdens een muziekfeest in 1855 leerde
Prinses Friederike den kunstenaar kennen
en ook al door het feit, dat hij hoe langer
hoe bekender werd, sprak men aan het hof
van LippeDetmold veel over den musi
cus. Vorst Leopold III was een groot min
naar van muziek. Zijn hof bezat een orchest
en zeer begrijpelijk zag de vorst een be
kwaam kapelmeester aan het hoofd. Een
dirigent immers heeft grooten invloed op
de hoedanigheden van een orchest; hem is
het gegeven, van een uitvoering een grool
succes te maken.
Nu had men in Lippe een kapelmeester
en daarom was Brahms niet de officieele
leider van het orchest. Men wilde immers
den ander niet kwetsen, door hem naar
het tweede plan terug te brengen.
Daar het muziekseizoen zeer kort was en
Brahms overigens ook niet zeer druk bezet
was, had hij schitterend de gelegenheid,
composities te maken.
Met den kapelmeester schijnt Brahms
het niet goed te hebben kunnen vinden;
feit is, dat hij spoedig LippeDetmold ver
laten heeft. Toen men hem in 1860 terug-
verzocht, weigerde hij.
Maar het borstbeeld in het slotpark is
een teeken van het feit, dat Lippe zijn
grooten kapelmeester niet vergat.
(Voor de grooteren en grooten).
WIE WIL EENS PROBEEREN?
Wie van u wil eens probeeren om een
passende of typeerende uitdrukking te zoe
ken bij een der volgende personen, als ze
doodgaan, b.v.:
Van een barbier (kapper) zou men kun
nen zeggen „hij is om zeep".
Ik verloot een boek, onder de goede in-
zenders.
Hier
is de lijst der bedoelde personen.
Van
een
zeeman zegt men:
Van
een
visscher
Van
een
metselaar
Van
een
spinner
Van
een
soldaat
Van
een
tuinman
Van
een
banneling
Van
een
sul
Van
een
kellner
Van
een
douanier
Van
een
edelman
Van
een
jager
Van
een
vuilnisman
Van
een
slager
Van
een
timmerman
Van
een
gevangene
Van
een
torenwachter
Van
een
twiststoker
Van
een
lastig mensch
Van
een
rooker
Van
een
tooneelspeler
Van
een
braaf mensch
Van
een
slecht mensch
Zietdaar
de personen! Ik ben eens be-
nieuwd, wie van u er iets van terecht
brengt. Wat goed is, laat ik plaatsen. Het
spreekt van zelf, dat meer dan één typee
rende uitdrukking mogelijk is te vinden.
Insturen vóór 25 Januari.
Oom WIM.
U vraagt?
1. Welke vogel zou men wel het verst
kunnen hooren?
2. Wie is de uitvinder van de paraplu?
3. Ik las van „alibi". Wat is dat?
4. Wat beteekent eigenlijk adieu?
5. Hoe komt men erbij te zeggen: „voor
zichtig er schuilt een adder onder 't gras!"
6. Wat is balé-balé?
Wij antwoorden.
1. Een pauw kan men kilometers ver
hooren. Het geluid van de kakatoe is nog
sterker en dat van de zoogenaamde klok
ken vogel, die in de oerwouden van Bra
zilië leeft, is nog sterker. Dit geluid gelijkt
op het slaan van een hamer op een aam
beeld en toch is die vogel niet grooter dan
een duif.
2. Niet precies te zeggen. De Chinéezen
waren de eerste menschen, die hem ge
bruikten. Hierop kom ik later terug.
3. Dat is latijn, bet. aanwezigheid er
gens elders, dan op de plaats, waar men
verdacht wordt zich bevonden te hebben.
Een gevangene zal zijn „alibi" moeten be
wijzen, als hij op een bepaald uur van een
misdaad beticht wordt.
4. „Adieu" is Fransch bet. vaarwel.
5. Beteekent: er is gevaar onder fraaien
schijn; er is bedrog in het spel.
6. Schrijfbaleh-baleh! Dit is een Indi
sche rustbank van bamboe.
Wie wat te vragen heeft, vrage!
Oom WIM.
WIE ZIJN JARIG?
Van 8 tot en met 14 Januari.
8 Jan. Cornelis Karreman, Leidsche weg
22, Voorschoten.
9 Jan. Rika Straver, Oud-Ade E 46.
9 Jan. Jan Jansen, Kastanjelaan 10, Sas-
senheim.
9. Jan. Bep de Rijk, Ter Aar C 115.
9 Jan. Jopie Heemskerk, Noordiwijker-
hout, Haven 14.
10 Jan. Gerarda Castelein, Oude Rijn 30.
10 Jan. Piet Mulder, Timorstraat 4, Kooi.
10 Jan. Walter v. d. Oord, H. Rijndijk 106.
10 Jan. Cornelia vVeijers, Heerenweg 156,
Noord wij kerhout.
11 Jan. Lina Straathof D10, Rijp wetering.
11 Jan. Henk v. d. Boog, Frans van Mieris
straat.
11 Jan. Tona de Rijk, Tér Aar C 165.
11 Jan. Corrie Kniest, Abspoelweg 5,
Oegstgeest.
11 Jan. Kees van Haastërt, Stompwijk.
11 Jan. Ida Kortman, Kortsteekterweg 46,
Alphen.
12 Jan. Henk Akerboom, Grachtweg 29,
Molenstr. Lisse.
12 Jan. Sofia Straver, Oud-Ade E46.
12 Jan. Jacobus de Jeu, Oude Wetering
AIO.
12 Jan. Antoon de Rijk, Ter Aar C 165.
12 Jan. Bep van Dam, Dillenburgstr. 2.
12 Jan. Keetje Hoogduin, Dr. v. Noortstr.
136, Noordwijk.
12 Jan. Petrus Vester, Voorhout.
1? Jan. Leentje Pouw B 187, R'Veen.
13 Jan. Annie Devilée, Dwarshavenstr. 3.
13 Jan. Annie v. d. Geest, Lageland D-14,
Warmond.
13 Jan. Ploos Otten B-504, R'Veen.
13 Jan. Piet Heemskerk, Havenstr. 14,
Noordwijkerhout.
13 Jan. Annie v. d. Poel, B 92, Weipoort.
14 Jan. Annie Berenfinger, Middelste
gracht 25.
14 Jan. Nel van Berge Henegouwen, Wal
deck Pyrmontstr. 46.
14 Jan. Jannie Slegtenhorst, Reinevestst. 3.
14 Jan. Coba Verhaar, Oud-Ade E 34.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijst
wenscht opgenomen te zien, schrijve me
minstens 14 dagen vóór den verjaardag.
Zoo ook, wie van deze lijst bij het verla
ten der school wenscht afgevoerd te wob
den.
Voor de Correspondentie alsmede voor
het vervolgnummer van het Sprookje was
in dit nummer geen plaats. De volgende
week gaan we hier vast mee door.
Voor de vele gelukwenschen, die ik 1
Jan. van mijn vele neefjes en nichtjes
mocht ontvangen, in den vorm van een
brief, briefkaart of vers, breng ik langs de
zen weg allen mijn hartelijken dank.
Ook de ouders, die bij den wensch der
kinderen, hun wenschen insloten.
OOM#WIM.
TOCH IS HET WINTER?
door Diederik.
Geen sneeuw, geen ijs, toch is het winter,
Alleen een koude gure wind,
Die, huilend door de kale boomen,
Met takken speelt en prooi daar vindt.
Het regenwater valt bij stroomen,
Gestadig op de aarde neer;
En wij doornat en zwaar verkouden,
Noem dat nu maar: „Mooi winterweer!"
Waar is de ijsbaan met vermaken,
Waarop men zwiertiraar hartelust;
Op baan van ijs, zoo glad zoo heerlijk,
Dan worit men zich pas goed bewust:
Dat 't winter is, zooals wij wenschen,
Waar men steeds ieder jaar op wacht,
En is het water hard bevroren,
Dan is er feest op singel, gracht!
En is de sneeuw heel dik gevallen,
Dit staat de schooljeugd altijd aan;
Pas dan maar op," wahF~dan zal 't hoedje
Heel gauw een buit'ling maken gaan!
O wel een sneeuwpop zal verrijzen,
Met hoedje op en pijp in mond,
Dan straalt de vreugd' uit kinderoogen,
De sneeuwpret maakt hen kerngezond!
Dus weg met al die kwakkelwinters,
Waar niemand onzer iets aan heeft;
We wachten en we blijven hopen,
Dat winter sneeuw en ijs ons geeft.
Want winter zou dan winter wezen
Zooals dit hoort, zooals het moet;
Het ijs, de speeuw zal ons weer geven:
Veel vreugd' en nieuwe levensmoed!
DE OPLOSSINGEN
der raadsels van Nellie Bergers waren:
1. Zevenaar. 2. Goes. 3. Zeist. 4. Axel. 5.
Jour. 6.'Rolde. 7. Hulst. 8. Hoorn. 9. Zand-
voort. 10. Naarden;
Van Truus v. d. Geest.
1. Leen. 2. An. 3. Jo. 4. To. 5. Da.
NIEUWE RAADSELS.
Ingestuurd door Corrie van Diemen.
a. Verborgen namen van beesten en
b. Verborgen namen van plaatsen.
Groep G.
Verborgen namen van beesten:
1. Moeder krijg ik astublieft een paar
dikke wollen wanten.
2. Ik heb een dominospel.
3. Op ons huis staat een koepel.
4. De vacantie gaat snel voorbij.
5. Wat is 't hier. gezellig zei grootmoe
der.
Verborgen namen van plaatsen.
1. In den zomer is 't warm onder de
dekens.
2. Een kat wijkt meestal voor een hond.
3. Ik leer dammen dezen winter.
4. Wees precies op tijd.
5. Ik vroeg een voorschot en kreeg 't
ook.
De oplossingen niet opsturen. Deze
geeft Corrie de volgende week zelf.
Oom WIM.
Carnaval der dieren.
Een sprookje door Anton Roels.
IV.
Nog steeds werd de bedrijvigheid der
dieren grooter. Het kwam nu geregeld
voor, dat er 's avonds langer doorgewerkt
werd en ze later rusten gingen, 's Morgens
vóór de komst van he teerste daglicht was
men allang weer aan den gang.
Er kwam nu toch ook wat meer teeke-
ning in de werkzaamheden en de aardman
netjes, die na hun mislukte poging om het
geheim van de dieren te weten te komen,
amper meer uit hun boomstam kropen, be
grepen nu toch ook, dat er gewerkt werd
voor het bezoek van een hooge persoonlijk
heid.
Waarvoor dienden anders de slingers van
groen rond het pad, dat langs den bosch
vijver naar het donkere gedeelte van het
woud leidde, waar de roofdieren uit ver
scholen plekjes op hun buit loerden en van
waar. zij uittrokken om de runderen in de
velden schrik aan te jagen en mee te sle
pen naar hun sombere verblijven?
Waarvoor dienden anders de eerepoorten
van takken, die met bloemen omstrengeld
waren? Kunstig waren ze gestoffeerd met
de vreemdste lentebloemen. Groene varens
en onbekende kruiden vulden de leege
plekken tusschen het geschitter der ge
kleurde bloemen prachtig op.
Met meesterlijk vlechtwerk hadden de
vogels een groot welkomstlied opgesteld,
dat onder een der poorten prijkte en dat
vertelde van de vreugde, die alle bew >ners
van dit bosch gevoelden, nu Zijne Majesteit
de Koning in hoogst eigen persoon zich
verwaardigde naar deze nietige, vergeten
streken af te dalen om te zien, of zijn on
derdanen het wel goed hadden en tevre
den waren met hetgeen ze bezaten.
Ha, ha! dachten de kabouters. Dus Koning
Leeuw zou binnenkort naar deze streken
komen. De ouderen onder hen herinnerden
zich nog goed, hoe de geweldige reus tot
koning gekroond was, toen zijn oude vader
gestorven was.
Er was toen lang gerouwd over het ver
lies van den goeden koning en ieder wist,
dat hij niet gemakkelijk vervangen zou
kunnen worden. Vol haat dacht men aan
den wreeden mensch, die het oude dier
overrompeld en neergeschoten was m men
had zich heilig voorgenomen, den vreem
den indringers die menschen heeten, mores
te leeren.
Maar toen de oude leeuw met statie en
tallooze eerbewijzen begraven was, moest
men toch een nieuwen koning kiezen.
In het land der menschen volgt de zoon
of dochter op, maar de dieren wilden hier
aanvankelijk niets van weten. Alles wat
van de menschen komt, is slecht vonden
ze en daarom wilden ze eerst zien, of er
geen betere oplossing kon worden gevon
den.
De vermoorde koning had echter een
zoon, die de knapste, grootste en sterkste
leeuw van het geheele land was. Hij had
zich vele vrienden gemaakt, want hij was
vriendelijk en vergevingsgezind. De minis
ters liepen al lang met het plan rond om
hem tot koning uit te roepen, maar ze wil
den toch eerst weten, wat het volk hier
van denken zou.
Toen men maar niet besluiten kon, be
sloten de ministers in te grijpen..
Neen, het was geen wonder, dat iedereen
zenuwachtig was en nachten niet slapen
kon, uit angst dat het feest in de war zou
loopen.
De zangmeester vond hier en daar nog
kleine foutjes, de burgemeesters zagen
overal nog minder mooie plekken in de ver
siering, die noodig weggewerkt moesten
worden, de ingenieurs zetten hun arbeiders
tot nóg grooteren spoed aan.
En bij al dezen ijver waren het alleen
de kabouters, die stil zaten te kijken en
(Voor de grooteren).
VAN TWEE BROEDER;
Een oorspronkelijk verhaal
door Oom Wim
xin.
Af en toe schreef hij naar huis en ont
ving geregeld van Carolus brieven ter aan
moediging en ter volharding en van zijn
vader hoorde hij niet anders dan woorden
van voldoening over zijn gedrag en studie.
Schreef hij niet nog gisteren onder meer:
„Flink zoo, mijn jongen! Ik wist het wel!
Een zoon van den Graaf van Weebrich zal
geen zijpaden betreden waar den rechten
weg voor hem ligt. Mijn Antonio zal eens
de plaats innemen aan het hof der Konings,
die hem rechtens zijn stand en staat toe
komt! Leer mijn zoon! Leer! Eenmaal zal
ik niet meer zijn! Dan zal Carolus de
oudste mijn plaats rechtens hebben inge
nomen en dan?moet mijn tweede, mijn
beminde Antonio zijn plaats ook hebben
ingenomen, een gravenzoon waardig!
Slechts dan, zal ik mijn hoofd rustig kun
nen neerleggen in het volle besef mijn
zoons achter te laten in een staat van geluk
en welstand!
Leer daarom mijn zoon! Leer veel en
grondig! Niemand kan de geheimen der
toekomst ontsluieren en evenmin weet
iemand, wanneer hij staan zal op den
drempel der eeuwigheid".
Juist, onze daden zijn de toetssteenen,
waarop de adel van ons geslacht gemeten
wordt. We leven niet meer in de Middel
eeuwen; het denken der onzen is in meer
democratischen geest gevoerd en het oor
deel der onderdanen luidt thans scherper,
maar toch zal ook het volk ons blijven
eerbiedigefi, als het volk ziet dat ook hun
wel en wee door ons behartigd wordt. Maar
genoeg gefilosopheerd! Niemand onzer kan
den stroom der meeningen in andere banen
leiden. Oorlogen en revolutie; ongeloof en
zedenbedrijf, hebben het gezag ondermijnd
en ontevredenheid en opstand gezaaid in
de harten zelfs van den voorheen tevreden
landsman. Waar dat heen moet?
Dat weet de goede God, heer Graaf
van Weebrick, doen wij onzen plicht, dan
kan ons de tijdgeest niet deren.
Ln hoe'ang denict Antonius nog op de
Ridderschool te blijven?
Dat hangt ervan af heer Graaf; ik
dacht hem te laten doorstudeeren tot zijn
twintig? ten jaar en dan zien hem bij de
een of andere Ambassade geplaatst te krij
gen: zijn levensdoel zal moeten liggen in
de politiek of de diplomatie.
Met uw naam en zijn kennis en ge
drag, ligt de heele wereld voor hem open
en hoeft men den Erfgraaf niet te zijn, om
een waardige plaats in de maatschappij te
vinden.
Daar twijfel ik geen oogenblik aan,
edele vriend, maar ik kan me soms zoo be
angst maken om hem. Hij is zoo meegaand
en tot zooveel domme dingen is staat,
vooral als hij op eigen beenen zou moeten
staan vóór hij afgestudeerd is en een plaats
heeft gevonden. Dat jeugdig vuur, dat
door zijn aderen gloeit, zou hem meevoeren
in den stroom der moderne beschaving en
danware hij verdronken, voor hij
haast water gezien had. Ik ken hem maar
al te goed en daarom ben ik bang voor
hem. Ware hij van een karakter als Caro
lus, dan had ik niets te vreezen, maar nu
is het me vaak, alsof er een onweer
drijft boven het oude slot der Graven van
Weebrich en zie ik soms in den droom An
tonio, als een verloopen sujet zwalkend
langs 'sHeeren straten en gearmd voort-
hossen met het volk uit de achterbuurt van
vreemde steden.
Dan schrik ik wakker, heer Graaf, en...
is het me te moede, alsof die droom me
door God is ingegeven om dubbel waak
zaam te zijn en me niet te laten verleiden
door den schijn. Zoolang uw zoon zijn
vriend is en zij samen de ridderschool be
zoeken, zoolang kan ik alle vrees opzij zet
ten, maar dan? dan vrees ik voor de
waarheid van den droom en die gedachte
jaagt me angst aan en.ik kan haar niet
van me afzetten.
(Wordt vervolg).
diep verontwaardigd waren, dat ook zij niet
waren uitgenoodigd om bij de feestelijk
heden mede te helpen.
„Ze denken zeker, dat wij meer bij de
menschen dan bij hen behoorend!" zei „So
lon" en hij plukte nijdig aan zijn punt
baard.
„Enfin, ik hoop, dat ze nog eens zullen
bemerken, hoe onmisbaar we zijn!" vond
een ander. Maar daar moesten verschillen
den tegen protesteeren.
„Foei", zei „Solon", „hoe slecht je ook
behandeld wordt, je mag nooit kwaad met
kwaad vergelden en je mag zeker je naas
ten geen slechte dingen toewenschen!"
(Wordt vervolgd