DONDERDAG 31 DECEMBER 1936 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. S 1937? door Anton Roels. Alweer is 't oude jaar voorbij En gaat het nieuwe komen Hoe zal het zijn? We zagen het Al gaan in onze droomen.... We hopen, dat het goed mag zijn En dat het ons zal sparen! We hopen, dat de grauwe lucht Eens heerlijk op zal klaren! We hopen, dat de goed God Ons voorspoed moge schenken! Wij zullen, al wat Hij reeds gaf In dankbaarheid gedenken! We hopen, dat de menschheid tooh Gods naam in eer zal houden En dat Hij niet voor niemendal Het Rijk des hemels bouwde! ONS HOEKJE door Anton Roels. We kunnen zgggen, zonder trotsch Of blufferig te wezen: „Een ieder mag ons hoekje voor De jeugd van harte lezen!" Wij schamen ons er geenszins voor! Waarom dat niet te zeggen? Je kan met zoo'n rubriek voorwaar Een massa eer inleggen! Wij werken met vereende kracht Tezamen en., wij slagen! Wij schrijven groote vellen vol, Oom Wim heeft dan geen klagen! Zoolang reeds is hij Redacteur, Heeft hij ons vóórgeschreven, Nu zullen wij eens laten zien, Dat wij niet achterbleven! 1 JANUARI 1937! Het jaar 1936 is voorbij. Voorbij met zijn lief en leed; met zijn voor en tegenspoed; met zijn geluk en ongeluk; voorbij en op genomen in den maalstroom der tijden, die reeds henengingen om nooit meer terug te keeren. Voorbij! Alleen is ons gebleven de her innering. De herinnering aan het mooie, het schoo- ne, het aangename, het goede, dat wij on dervonden, maar ook, zooals wij in den aanhef zeiden, maar ook de herinnering aan het onaangename, het treurige, het trieste, dat wij ondervonden; zoo ook het goede en het slechte, dat we deden. Het goede, dat ons nog het bloed sneller doet stroomen in de aderen; het goede; dat nog het oog doet lichten en ons een blos op de wangen jaagt. En voor dit goe de brengen wij dank aan God, den Uitdee- ler van alle goeds. Het kwade, het slechte, het verkeerde, ook dat herinneren wij ons en wij slaan rouwmoedig op de borst en beloven den goeden God nu eens braver te worden. Braver in huis! Braver in school! Braver op straat! En nu komt '37! Daar liggen de 365 dagen voor ons! Wat 'n tijd lijkt het en wat zal het ons brengen? Welke wenschen zullen vervuld worden? Welke verwachtingen zullen niet den bodem worden ingeslagen? Wij weten het niet. De goede God alleen weet, wat Fortuna voor ons in haar schoot verborgen houdt, of welke rampen ons uit Pandora's door zullen treffen. Wij weten niets, wat komen kan of komen zal. Wij wenschen slechts en hopen. En wat zou ik nu wenschen voor U? Ik wensch U allen een „zalig nieuwjaar!" Ook voor uwe ouders en broeders en zusters en leven de grootouders nog, dan zou ik deze niet graag vergeten. Evenmin alle ooms en tantes en groote neven en groote nichten, die vroeger ook met ons meededen er. misschien ni nog ons Hoekje met liefde volgen. Ik hoop en vertrouw, dat we ook dit jaar weer elkaar vaak zullen ontmoeten; hetzij als meewerker of meewerkster van versjes en verhaaltjes, of opstelletjes, die ik een plaatsje kan inruimen; hetzij als deelnemer of deelneemster aan onze uit te schrijven wedstrijden; hetzij dat ik jullie kan feliciteeren op den grooten dag van Uw verjaring, zooals wij dat telken week in onze „verjaringslijst" schrijven. Tenslotte dank ik U allen, die in het af- geloopen jaar me ter zijde stonden en meehielpen ons Hoekje groot te maken, zoodat het zich kan en mag verheugen in de sympathie van groot en klein. In den geest druk ik U allen de hand en wensch U allen nog eens „Gods rijken en besten zegen voor 1937!" Oom Wim. WIE ZIJN JARIG? Van 1 Jan. tot en met 7 Jan. 1 Jan.: Piet v. d. Geer, Lammenschansw. 74 1 Jan.: Leo Ammerlaan, Heerenstraat 125. 1 Jan.: Theo Rodenburg, Zijde 204, B'koop. 1 Jan.: Truus van Dam, O.-Havenstraat 5. 2 Jan.: Bernard Hunk, Gerrit Douwstr. 2a 2 Jan.: Schouten Abraham, Staalwijkstr. 29 3 Jan.: Koos van Leeuwen, Hazerswoude Dorp E 98. 3 Jan.: Corrie Bakker. Celebesstr. 21. 3 Jan.: Theo Noordman, Haagweg. 3 Jan.: Piet Peterman, Pioenstr. 14. 3 Jan. Willy Pley. Waalstraat 7. 4 Jan.: Piet Kors, 5e Poellaan 73. Lisse. 4 Jan.: Sjaan Bontje, R'veen. Zuideinde. 4 Jan.: Jan v. d. Stok, Doezastraat 21a. 4 Jan.: Marietje v. d. Vlugt, Ter Aar C151. 4 Jan.: Paul Verbrugge, v. Bemmelenstr. 2. 4 Jan.: Piet Rippe, Breestraat 106. 5 Jan.: Sjaantje Mank, Levendaal 48. 5 Jan.: Simon v. d. Willik D 32. R'wetering 5 Jan.: Corrie Zoet, Oude Wetering. 5 Jan.: Rika Pekelhof, Voorstr. 281, N'veen 5 Jan.: Jan Heetveld, Anna v. Saksenstr. 8. 5 Jan.: Ria Deckers, Dorpsstr. 84 D, Zoe- terwoude. 5 Jan.: Greta v. d. Voort. Morschweg 83. 6 Jan.: G. v. d. Akker, Mienig, Z'Woude. 6 Jan.: Gerardientje van Schooten, Noord- wijk-(B.), IJmuiderstraat 21. 6 Jan.: Hein Schrandt, Lammeschans- weg 7. 6 Jan.: Cor Simmerman, Pr. Hendrikstr. 74, Alphen. 6 Jan. Lien van Vooren, J. v. Houtkade E46 6 Jan.: Gerard de Rijk, Ter Aar C 165. 6 Jan.: Joke Walekamp, Rijnsb. weg 43. 7 Jan.: Hein Straver, Oud-Ade E 46. 7 Jan.: Pieter Koper, v. L. Strumstr. 7 Jan.: Petronella de Roo, Schoolstr. 6. 7 Jan.: Thea Wagenaar, Joh. de Witstraat 18, Wassenaar. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijst wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaard?? en wie bij het -verlaten der school afgevoerd wil worden, schrijve me ook minstens 14 dagen vóór dien dag. Oom Wim. Weer een tehuis op Kerstdag door Oom Wim. H. Janus heeft met gespannen aandacht ge luisterd. Geen woord is hem ontgaan en als Theo zooals we de boekhouder van weleer zullen noemen uitgesproken is, dan steekt Janus hem de hand toe en zegt met bewogen stem: „Kom. hier kerel! Jij hebt beter lot ver diend! Om den naam van je vader te red den, ben jij oneerlijk geworden, en hééft de wet je gestraft en ze had gelijk. Maar ik ik ben het slachtoffer geworden van een misverstand en heb moeten boeten zonder schuld. Onze wegen loopen niet paralel Theo! En toch staan we nu beiden buiten de maatschappij, die ons uitwierp en die ons niet meer opnemen zal, omdat we ge brandmerkt staan en toch? En toch zullen we door 't leven moe ten Janus? Wij zullen voor vandaag eten moeten en slaapgelegenheid opzoeken maar hoe? Laat dat aan mij over Theo! Ik heb nog wat en dat is voldoende om twee hon gerige magen te vullen en twee bedden te betalen. Zie je ik heb een karweitje gehad vandaag en dat heeft me zooveel geld in het laadje gebracht dat we beiden voor vandaag gered zijn en morgen spre ken we verder. Kom en volg mij! En Theo ging en volgde zijn nieuwen vriend en zwijgend zaten weldra de twee paria's te genieten van dat eenvoudig maal en veel plannen werden beraamd gedurende de uren, die volgden vóór ze hun vermoeide ledematen uitstrekten op het harde leger van het zolderkamertje, in één der achterbuurten, waar deze stad rijk aan was. „Werk zoeken", was het parool. En ze zochten maar vonden niets. Af en toe werd er een kleinigheid verdiend; hetzij als gids; hetzij als pakjesdrager, hetzij als bood schapper maar vast werk, een vaste be trekking, neen! hoe ze beiden ook zoch ten. dat vonden ze niet. En de winter kwam met zijn koude en gure dagen; met zijn sneeuw en hagelvla gen; met zijn snerpende, snijdende winden en nog altijd zien we de twee vrienden bijeen op jacht naar werk. De pet diep in de oogen gedrukt en de handen verborgen in de diepe zakken van de vale versleten jassen; de schoenen, doorweekt van het kille sneeuwwater en het geheel een troos teloos beeld van verval en van armoede en ellende. Zoo vinden we ze terug aan de stations: zoo op de markten, waar hulp gevraagd en noodig is, zoo als wachters bij fietsen en auto's; zoo zien we ze op hoeken van stra ten en pleinen, nauw speurend of iets te verdienen valt. En 's avonds vinden we samen ze terug in dat kleine, bedompte logementje, waar ze voor een paar centen een warme kop koffie krijgen en des nachts zich neerleg gen mogen op den harden grond in een benedenverdieping of, als er wat meer is opgehaald een kamertje onder de vliering met een deken tot dek en een harde peluw tot hoofdkussen. Hard is dit leven, te harder voor deze twee uitgestootenen, die het noodlot hier bracht en voorheen in een omgeving leef den, waar welvaart heerschte en waar men zelfs in de verste verte niet vermoeden zou, hoe het eenmaal worden zou' en wat de verre toekomst verborgen zou aan leed en zorg en nood. Af en toe wordt het beiden te machtig en zouden het oogenblik zegenen, als er een eind kwam aan dit leven, dat niet meer was een menscheliik bestaan. (Wordt vervolgd) KATHOLIEK IN DAAD!! door Diederik. Een handdruk in het nieuwe jaar, Dat weer een aanvang neemt; Een heilwensch aan U allen thans, Oprecht en welgemeend. Oom Wim dan in de eerste plaats, De lezers van den Hoek; De kind'ren wensch ik veel succes, In Raadwedstrijd een boek. Wij moeten zijn vol goeden moed, Al zijn de tijden slecht, Al komt door nijd en afgunst vaak Van liefde niets terecht. Maar laat dit ons geen voorbeeld zijn, Wij moeten zijn actief; Onz' leuz\ ondanks veel tegenslag, Heb steeds uw naaste lief! De wereld zoo vol ongeloof, Zoo vol van aardsche schijn, Zoo liefdeloos, vol haat en nijd, Wat kón zij anders zijn. Laat ons dan in dit nieuwe jaar, Een ieder in zijn staat, Beloven trouw aan God, en zijn Ook Katholiek in daad!! ZALIG NIEUWJAAR door Tante Marie. Zalig Nieuwjaar! zoo klinkt het alomme! Aan allen is, deze mijn wensch nu gericht; Lang zij uw leven, in gezondheid en vrede, In liefde en voorspoed, zoo luidt onze bede! Geliefd bovenal door het „Opperst Gericht." Nu juichen de klokken in blijde accoorden, In jub'lende klanken voor 't jaar dat straks gloort, En dat nog gehuld ligt, onzichtbaar verborgen, Uitsluitend bekend, Die regeert ongestoord. Wat zal het ons brengen op vragen en wenschen, verlangens? Ja, wat zal 't wezen, als voor ons de waarheid ligt helder en klaar? Als het antwoord er is, op de vraag, die wij stelden? Als de wensch van uw harte vervulling kan melden, Roemt dan en dankt allen Uw Jezus, den Gever van 't goede voorwaar! KERSTMIS HET FEEST VAN DEN VREDE door Anton Roels. Als wij aan December denken, dan den ken wij allereerst aan het Kerstfeest en als de heerlijke gebeurtenis, die wij dan vieren, ons door de gedachten gaat, komt in ons een zacht gevoel van vrede. Het Kindje dat arm en nietig in een stal-voor-beesten werd geboren, was de Almachtige God, dien in Zijn Wijsheid niet op aarde wilde komen, door een geweldig gevolg omgeven en met groote rijkdommen (omkleed. Hij wilde ons een voorbeeld tot nederigheid geven en liet zich op aarde een heel klein, ja belache- lyk-gering plaatsje indeelen. Hij liet zich op aarde bespotten en martelen door men- schen, die hy met één oogopslag had kun nen neerslaan en vernietigen. Hij liet zich leiden door menschen, Hij liet zich dingen gezeggen, die onbetamelijk, die godslas terend waren, enkel en alleen om ons tot voorbeeld te strekken Als een ongekroon de Vredevorst trok hij door de velden van Palestina en predikte het evangelie der naastenliefde. „Bemint Uw naasten gelijk U zeiven! Hebt Uw broeder lief! Wél ziet ge de splinter in het oog van Uw broeder, maar de oalk in Uw eigen oog ziet ge niet!" Een prachtig voorbeeld gaf Gods eenigen Zoon ons door Zijn drie-en-dertig-jarig leven op aard, temidden van gevoellooze, hatende menschen, die Hem voor een land- looper en oproermaker hielden en in hun stijfhoofdigheid niet bekennen wilden, dat een groote kracht en een heilzame werking uitging van dien donkeren man met die prachtige open oogen, die je zoo door dringend wisten aan te kijken. Maar boven dit alles uit, staat nog de ongerepte innige gebeurtenis van het Kerst- feest, van dien kouden nacht, met trillende sterren en bevende herders en onrustige kudden Van dien helderen winternacht met Engelenzang en verblinde lichten. Doch hoevele menschen denken aan dien nacht? Hoevele menschen vragen zich in gemoede af, waaraan zij die wondergroote goedheid van Christus verdiend hebben? Het zijn er zoo bitterweinig. Het is zoo'h heel klein deel van de millioenen men schen, die op onze aarde leven. Laten wij dan bidcen tot Jezus in de kribbe om van het Kerstfeest ééns een Vredefeest voor alle menschen te maken! Laten wij bidden en beloven dat wij ons dapper zullen houden en zullen toonen, dat wij Zijn groote, oneindige liefde wel degelijk waard zijn. A. VERBORGEN PLAATSNAMEN. Ingestuurd door Nellie Bergers. Raadsels: 1. Zeven aardige kinderen liepen op een rij. 2. Ik eet graag oesters. 3. Ja, ze is tien jaar. 4. Gaan Max Ellie en Jo mee. 5. Ik geef aan jou rekenles. 6. Rol de bal maar niet ver weg. 7. Heb je voor Kerstmis hulst gekocht. 8. Je best doen hoor, niet te zenuw achtig zijn. 9. Heb je zand voor Tootjes zandbak. 10. Ik ga naar den man toen. B. VERBORGEN MEISJESNAMEN. Ingestuurd door Truus v. d. Geest 1. Moet ik alleen even de boodschap gaan-doen? 2. Wij gaan morgen naar Katwijk. 3. Waar is Joost? 4. Otto is op jacht. 5. De dagen vliegen voorbij. De oplossingen niet opsturen. Deze geven Nellie en Truus de volgende week zelf. OOM WIM. We hopen, dat men weten zal, Dat niets gaat boven vrede, Dan komt het jaar goed tot zijn end En valt het ons vast mede! We wenschen eiken medemensch Een jaar, vol blijde dagen, Dat nog heel lang een blijden glans Van puur geluk zal dragen! BEGREPEN ALLE MENSCHEN TOCH!? door Diederik. In wereld vol onzekerheid. Werd Kerstfeest weer gevierd; In menig woon van arm en rijk, Stond kerstboom opgesierd. Dit is een oud, zeer oud gebruik, Zoo'n boom vol pracht en praal; Maar ach, begrepen menschen toch, Hét Kerstfeest allemaal. Het is een feest van vrêe op aard En zij van goeden wil, Zij knielen voor de Godheid neer, Voor Hem, devoot en stil. Zij vouwen dan hun handen saam, En bidden, lisp'len zacht Tot Hem, die voor de menschen kwam, Het Licht voor hen toen bracht. Want heusch zoo'n boom, zoo vol van licht Hij zegt ons toch zoo veel; Niet slechts de uiterlijke schijn Der kaarsen, rood en geel. Het licht dat van zoo'n kaars uitstraalt, Laat dit symbool U zijn, Dat Hij, geboren in een stal. Uw Licht, uw God moet zijn. O Kerstboom, wilt dan toch niet zijn: Een boom vol ijdelheid; Denk allen hier eens over na, O mensch, begrijp uw tijd! In dezen tijd, zoo moeilijk, zwaar, Het oog op Hem gericht, Hij kan slechts schenken ons de vrêe, Gods Zoon, het Eeuwig Licht! U vraagt? 1. Hoeveel katholieken wonen in Enge land? 2. Hoeveel inwoners heeft Amerika? en Japan? 3. Wat beteekent „grootscheepsch"? 4. Wat is een haarkloover? 5. Wat beteekent „hij is het zwarte schaap" van de familie. 6. Wat is een: .krates"? 7. Wat is een „labyrinth"? Wij antwoorden. 1. Nog geen 3 millioen op de 40 millioen Engelschen. 2. Thans 128.429 000^ Japan ruim 70 mil lioen. Onthoud ook de inw. van de twee grootste steden in Japan. Tokio telt ruim 6 millioen inwoners en Osaka ruim drie millioen. 3. Grootscheeps(ch) beteekent naar de wijze of naar het gebruik van groote sche pen en wil dan zeggen met praal, met sta tie, op grooten voet en vervolgens deftig, statig, zwierig. 4. Iemand, die beuzelachtige onderschei dingen maakt; een muggezifter, een vitter. 5. Hij is een onwaardig lid; iemand die uitgestooten moet worden; een verschop peling. In 't Fransch la béte noire; en het Duitsch dat schwarze schaf von der Familie 6. Een klein, krom gedrocht, wanschep sel, misbak. 7. Een doolhof. In fig. zin, al wat ver ward en zeer ingewikkeld is. Ook een tuin of 'n hof met slingerplanten en kruis wegen aangelegd in den trant van het la byrinth: een onderaardsch gebouw op het eiland Creta, met tallooze gangen en bochten en wendingen, waar men in ver dwalen kon. ER WAS EENS! door Dora Schakenbos. Er was eens.... 'n herfstdag. De zon kwam en liet haar stralen glijden door het bladerdek. De tooverstralen raakten de blaadjes aan en deze werden van goud. Toen kwam er 'n windje en 't ritselde in 't bosch en 't regende goud. 'n Lief klein meisje kwam huppelend 't bos in. Ze zag de zon in de boomen en lachte. Ze zag 't goud, dat regende en breidde haar armpjes uit om 't op te van gen in haar schortje. Weer verder hup pelde het kind, beladen met haar schat, al zingend, want de zon scheen en ze had goud in haar schortje. Toen kwam ze thuis en ging stil zitten in de schaduw binnen het huis. Ze deed haar schortje openvuile, dorre blade ren. 't Meisje haalde haar neusje op en bang dat haar schortje vuil werd, liep het naar het bleekveld. Ze wipte haar schortje om en in de wijde ruimte dwarrelde haar schat.... goud! Bedroefd ging 't meisje weg. Daar begreep ze niets van. Er was eens jaren later 'n herfstdag. Nog stond het huisje daar aan 't begin van 't bosch. De wind waaide weer door de boomen en strooide de bladeren tot 'n tapijt voor 't bosch. De zonnestralen, die zomers 't huisje niet konden bereiken wegens 't dichte blader dek van de omringende boomen, kwamen nu door de ruiten de kamer binnen en gaf alles 'n tint van gezelligheid. Opgewekt werkte Els door. „Wat heerlijk toch die zon, die blauwe lucht. Die witte wolken, die voortjoegen in de wijde ruimte. Waarheen? Je werkte nu voor je plezier". Ze deed 't raam open en klopte d'r stof doek uit. „Hé, wat 'n leuk liedje hoorde ze daar!" Nu drong het luider tot haar door. „Hoe frisch klonk dat op deze herfstmor gen". Ze wachtte even. Pittig marcheerend op 'n vroolijk wijsje kwam 'n troepje wandelaarsters voorbij. Stralende gezichten van blije jeugd die de schitterende herfstnatuur en de zon op zochten. „Hoe heerlijk toch", dacht Els, „nu zoo buiten in de frissche natuur". Ze sloot 't raam weer en keerde zich om. „Wat was dat toch naar. Je had nu nooit eens tijd om te wandelen of om uit te gaan. De heele dag maar werken en dan maken de kinderen 't toch zoo wéér vuil". 'n Laatste veeg over de lampenkap en ze ging naar de keuken. „Nu kon je weer met koken beginnen. Elke dag zoo 't zelfde liedje". „O ja, ze had Joop pannekoeken be loofd". Druk bezig, was 't zoo twaalf uur. Els dekte de tafel. „Dag Els", vier heldere kinderstemmen klonken door elkaar en vulde de kamer weer met jong leven. „Eten we pannekoeken Els", vroeg Joop vol verwachting. „Ja, gaan jullie alvast maar zitten, Pa zal zoo wel komen". „Heerlijk" juichten de kinderen. Toen Els even later met de pannekoe ken binnen kwam, zag ze vier stralende kindergezichten en 'n glimlachende vader. „Toch fijn om voor al die schatten te werken", dacht ze. Eindelijk begreep ze het geheim van de dorre, vuile en toch gouden bladeren. Door verschillende omstandigheden is dit stuk, dat ik al vijf weken in mijn be zit heb en te dien tijde actueel was, nu pas geplaatst. Oom WIM.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 8