Geschenken voor het Vorstelijk Bruidspaar. Het schilderij van het défilé van den Vrijwilligen Landstorm te Barneveld voor H. M. de Koningin op 7 Juni 1935, welk schilderij namens het comité van den Vrijwilligen Landstorm aan het Vorstelijk Bruidspaar is aangeboden Een delegatie van het Ned. Roode Kruis, vergezeld door een aantal verpleegsters, heeft Woensdag aan het Vorstelijk Paar in het paleis Kneuterdijk te den Haag een huwelijksgeschenk aangeboden Het gezelschap voor het paleis Dr. Aljechin tijdens een zijner partijen in het internationaal schaaktournooi te Hastings Het gemeentebestuur van den Haag heeft Woensdag aan het Vorstelijk Paar een huwelijksgeschenk aangeboden. - Burgemeester De Monchy met wethouder Feber en daarachter wethouder Buurman met prof. v. d. Bilt (rechts) bij het verlaten van het paleis Kneuterdijk !?2!?i?'LLaike "lde£ l£'ViiV°: H«fl Is aangelegd in verband met de feestelijkheden, heeft Woensdagavond proefgespoten. - De 20 meter hooge door floodlight belichte fontein in actie Een deputatie van zes Friesche da mes heeft Woens dag aan H. K. H. Prinses Juliana het geschenk der Frie sche vrouwen aan geboden FEUILLETON HELGA'S WEDDENSCHAP Uit het Noorsch door SIGRID BOO (Nadruk verboden). 139) Astrid kénde als gewoonlijk geen mede lijden en begon over Jorgen Krogh. Hans zat naar buiten te kijken of hij niets zag of hoorde. Maar natuurlijk hoor hij alles, en dit was de eerste keer, dat hjj den naam van Jorgen Krogh vernam. Niet dat Astrid of Lotten met op eenigerlei wijze onaan genaam wilde zijn. In tegendeeL Maar onze omgangstoon is langzamerhand zoo vrij en plagerij geworden, dat hij bijna onbeschaamd is. Ik zat danig in de rats. Zwijgend atein we. Daarna nam ik ze allen afzonderlijk onder handen. Ze moes ten asjeblieft even aardig tegen me blij ven ais ze tot nog toe geweest waren. Lau- rense draaide gauw genoeg bij. *t Heb wel altijd gedacht, dat er iets was, zei ze, de handen in de zijde, je bent al tijd zoo heel erg apart geweest. „Heel erg apart** is een mooi ding. Hans was den heelen middag nergens te bek ennen. Na het avondeten wachtte ik hem op. Hij probeerde langs me heen te gaan, maar dat lukte hem niet. Dus berustte hij er in, naar me te luisteren, maar met een ha telijk spottenden glimlach. Ik hield een redenatie, zoo lang als van hier tot den ZuidpooL Ze was zoowel na drukkelijk als overtuigend, kwam vanuit m'n hart; ik praatte zoo goed ik kon, maar te oordeelen naar de uitwerken, was het niet veeL Ik voel de behoefte, je ons ge sprek gedeeltelijk te vertellen. U bent zeker van plain, een boek te schrijven over dit kleine avontuur, zei hij sarcastisch, toen ik uitgesproken was. Welken titel had u gedacht? „Een jaar te midden der volksklasse", of „De dienende geesten" of „Het meidekamertje", of „Hel- ga's Weddenschap?" Misschien doet u mij de eer aan, me een hoofdstuk te wijden? Opschrift: Chauffeurs en dat soort men- schen zijn zeer goedgeloovig. Het lijkt me toe, dat het een epidemie zal worden onder de jonge dames, een betrekking te zoeken als kamermeisje; maar het is niet gezegd, dat ze altijd een zoo belachelijk lichtgeloo- vig indivu zullen ontmoeten als onder- geteekende. Hou op, zei ik. Praa.t me niet van goedgeloovig, jij die altijd overal wat achter zoekt. Komisch, komisch, ging hij voort. Sa men met je heb ik geglimlacht over An dreas en Opstad; ik vond ze tamelijk on- noozel en lichtgeloovig, en nu bega ik de zelfde domheid. Jij, die het spel in handen had, hebt zeker menig keer hartelijk ge lachen in stilte. En je vrienden en vrien dinnen zullen zich ziek lachen. Die me neer Krogh zal zeker je verhalen naar waarde weten te schatten. Vergeet niet te vertellen van de twee kamers en het keu kentje, waarin wij zouden beginnen, dat zal je bijval doen oogsten, evenals onze andere toekomstplannen. Maar probeer niet, de grap te ver door te drijven. Laat het nu uit zijn. Zoo dom ben ik niet, dat ik me nu langer in de luren laat leggen. Zoo ongeveer praatte hij. Daarop raapte hij op echte man- en jongensmanier een steen van den grond en smeet die kwaad aardig weg. Dat hielp. Hij werd kalmer Ik begon opnieuw en vroeg of hij meende dat een baantje als dienstmeisje in een groot huis een spelletje was, geschikt voor iemand die aan niets anders dacht dan aan grappen en amusement. Nee, dat ge loofde hij nu niet dieet. Maar hij ver moedde, dat mijn eerzucht er ook een woordje in te zeggen had. Als ik gezegd had, dat ik een jaar lang voor dienstmeis je zou spelen, dan deed ik dat gedurende een jaar, zelfs als ik flirten moest met den chauffeur om den tijd te dooden. Hier had ik danig beleedigd moeten we zen en verontwaardigd. Maar het is niet gemakkelijk kwaad te worden op Hans. Als hij opgewonden is, doet hij denken aan een kleinen jongen, die pijn heeft. En ik weet ook, door welke ongelukkige omstan digheden hij zoo ontzettend overgevoelig geworden is. Ik kon hem niet zoo, zonder meer, den rug toekeeren, maar probeerde telkens en telkens opnieuw hem uit te leggen waarom, ik hem niet eerder had verteld van mijn familie, van Jogen en de heele rampzalige geschiedenis. Ik: Je vroeg me ook nooit naar m'n familie. Hij: Ik wee. niet waarom, maar ik dacht dat je moeilijkheden had thuis, en ik wilde je niets vragen, als je het niet uit jezelf zei. Bovendien, je trouwt niet met de fa milie van je vrouw. Ik: En toch wil je nu niet meer, zoo- gauw je gehoord hebt, wie mijn familie is? Hij: Wees niet on- noozel. Ik: Ik ben geen dollarprinses. Meen je werkelijk, dat je je oogen niet zoo verbluffend hoog kunt opslaan als tot Noorsche kleine-stads-chic, vorige gene raties? Meer dan een uur lang stonden we zoo en vochten hardnekkig. Ik betuigde mijn eerlijkheid en oprechtheid. Hij dreef den spot met mijn geestigheid, zooals hij het noemde. Hij was voor geen rede vatbaar! Kun jij begrijpen, dat ik hem zóó gekwetst heb? Dat was gisteren. Vandaag is de toe stand precies eender. Hij doet alsof de zaak absoluut afgeloopen is. Dat hij zoo kan zijn, na alles wat er tusschen ons geweest is Ik begrijp niets meer. Kon ik maar goed kwaad worden, spinnijdig, woest, razend! Door woede kom je het best over je teleurstelingen. Maar ik kan mezelf niet zoover brengen. Ik geef om geen ander, en zal dat ook nooit doen. Kom alsjeblieft niet aandragen met kletspraatjes als dat ik pas 20 ben, enz. ik voel me als 100 min, stens. Laurense keert zich als een nijlpaard om in haar bed; ze vindt het meer dan on mogelijk van me, dat ik midden in den nacht lig te schrijven. Weet je, wat Lau rense vandaag tegen me zei? Ik vind je best en geschikt en flink, al behoor je dan ook tot de ieftigheid, maar je be hoefde niet te spelen met Frigaard, daar voor is ie een veel te goeie jongen. De stemming in de keuken is onhoudbaar Als ik probeer, de lucht te zuiveren door m'n goeden wil te betuigen en alles nog eens te verklaren, wordt het enkel maar erger. Iedereen gelooft wat hem het best past ik moet zeggen, gelijk tante Alek- sandra: Het is te erg! Ik had het toch maar moeten afkloppen toen ik zei, dat het leven heerlijk was. Als ik vannacht mijn gedachten dienaangaande zou uitspreken, vrees ik, dat ik tegenover gestelde adjectieven zou gebruiken. Om te beginnen is het leven tamelijk inge wikkeld, in de tweede plaats nu ja, wat doet het er ook eigenlijk toe, hoe ik er over denk. Je bent altijd mijn biechtvader geweest en je zult er in moeten berusten, dit te blijven. Ik heb geen ander. Tante Aleksan- dra? Ze is zoo goed en best als je maar wil; maar zoodra ze geen vermaningen uitdeelt, spreekt haar geweten; en ze zou me vermoorden met haar standjes en raadgevingen, als ik haar iets van dit alles vertelde. Vader? Ik zie hem al verschrikt kijken achter z*n bril. En bovendien va der is ban, in hem een man te zien. We zijn vader en dochter, en daarmee basta. Moeder? Zij is zoo ver weg, en ik ken haar eigenlijk niet zoo heel goed. Laurense: Nou is 't drie uur. Wil je nu gaan slapen, en drommels gauw ook. Ja, ja, dat is misschien ook wel het beste. Goeiennacht dan. Je doodongelukkige Helga. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 21