I caIc» Prins Bernhard als automobilist DONDERDAG 31 CL.".':I8ER 193d DE LEIDSCHE COURANT VIJFDE BLAD. - PAG. 19 40Q.000 Kilometer achter den rug Een enthousiast rijder De motor heeft voor hem geen geheimen Z. D. H. Prirjg Borghard heeft dezer da gen een onderhoud toegestaan aan Her= man Levy, chef van de "redactie van „De Auto", het officieel orgaan van de K. N. A. C. lp het Oudejaarsnummer van genoemd weekblad vinden wij het navolgend ver slag van dit gesprek, dat is geïllustreerd met eenige fotq's, welke door Prins Bern hard op zijn autotochten zijn gemaakt en ter reproductie in „De Auto" doop Z. D. H. zijn afgestaan. „Terwijl wij het vertrek feipnen gaan, waarin Prins Bernhard ons zal vertellen van zijn aiitomobilistische ervaringen, zien wij een jonge man op ons toekomen. Hij is gekleed in het veldttnue van ritmeesier der Huzaren. De begroeting is eenvoudig, precies zooals wij ons dat hadden voorge steld van dezen Prins, die met beide bee- nen in het volle ctieve leven staat. Als wij onze eerbiedige gelukwenschen aan den bruidegom hebben aangeboden en aan het uitnoodigende gebaar ons in een luien zetel neer te vleien gevolg hebben gegeven, komt vanzelf het doel van ons bezoek ter sprake. Wij weten, dat de Prins een volbloed automobilist is, maar wij zouden het gaar ne uit zijn mond willen hooren. En natuur lijk ook willen weten, hoe hij over ons ver keer en over onze wegen denkt. Meer nog misschien zijn wij nieuwsgierig, welke be- teekenis Z. D. H. toekent aan het moderne vervoermiddel, dat nu eenmaal voor ons zulk een belangrijke plaats in ons leven is gaan innemen. Prins Bernhard heeft tijdschriften zit ten lezen. Ze liggen nog in een hoogen sta pel voor hem op den grond. Hij sorteert ze al pratende en legt ze dan op een bu reau, dat in den hoek van het vertrek staat en dat rijkelijk bestrooid is met papieren en paperassen, welke vermoedelijk even als de tijdschriften op sorteering en afdoe ning wachten. En terwijl wij opze vra gen stellen, antwoordt Prins Bernhard. Wij spreken natuurlijk Nederlandsch. En het valt ons op, hoe uitstekend het Neder landsch wordt uitgesproken. Slechts een enkele maal komt een Duifsch woord naar voren, waarvoor de Prins niet zoo spoedig het Nederlandsch kan vindep. Maar dat ge beurt tijdens heel dit gesprek van bijna een uur slechts zóó zelden, dat wij ons vol bewondering afvragen,, hoe het voor een vreemdeling mogelijk is geweest om zich onze mooie, maar juist voor den buiten lander zoo uiterst moeilijke taal, zoo spoe dig eigen te maken. Het is voor den interviewer prettig en gemakkelijk. Prnis Bernhard heeft aan een enkel woord, een halven zin reeds genoeg om er het juiste antwoord op te geven. Zoo wordt het feitelijk een huiselijk ge sprek over alle kanten van het automobi lisme. Sedert wanneer dateert uw kennisma king met de automobiel, Hoogheid, mee- nen wij te moeten vragen. Prins Bernhard lacht eens. Een respectabel aantal. Och, nog niet zoo heel lang. Sedert 1928, dat is dus acht jaar. Er zijn natuur lijk automobilisten, die heel de ontwikke ling van den benzine-motor hebben me degemaakt en voor wie acht jaar niet veel heeft te beteekenen. Maar ik heb toch een respectabel aantal kilometers achter den rug. Zoo ongeveer 350.000400.000 kilo meters. Het is de ware automobilist, die spreekt. In kilometers! Daaruit voelen wij het enthousiasme van den Prins voor het auto mobielrijden. Het is een respectabel aantal Hoog heid, want het beteekent toch ongeveer een 50.000 K.M. per jaar, merken wij op. Wij bedoelen het niet als een flauw vleierijtje. Want iedere automobilist weet, wat het wil zeggen om gemiddeld 50.000 K.M. per jaar af te leggen. Prins Bernhard is automobilist genoeg om deze opmer king ook te aanvaarden als een nuchtere constateering van een feit, dat in het auto mobilisten leven nu eenmaal een belang rijke rol speelt. Maar het heeft mij dan ook in staat gesteld om heel wat landen te bereizen, vervolgt onze vorstelijke gastheer. Natuur lijk heb ik Duitschland van Noord naar Zuid en van Oost naar West doorkruist; maar ik heb ook heel wat kilometertjes in Centraal Europa liggen. Voor iemand, die van wisselend natuurschoon houdt, is het prachtig om daar te tjrren. En het spreekt vanzelf, dat ik ook in Frankrijk en Enge land, in Zwitserland en Spanje, tot zelfs in Noord-Afrika toe met genoegen getoerd heb. Er is voor een automobieltoerist zoo veel, zoo heel veel te leeren en op te mer ken. Men doet er zooveel ervaring mee op, in velerlei opzicht en beteekenis. De Prins wordt voorzichtig. Dan wordt Prins Bernhard even voor zichtig. Ik heb het afgeloopen jaar meer dan 50.000 K.M. afgelegd, zegt hij, maar u be grijpt wel, dat zoo iets alleen maar moge lijk is als men veel rijdt, of liever gezegd, als men in staat is om lange tochten te maken. En nu vindt men hier, dat ik fei telijk te hard rijd, klinkt het ietwat als een verontschuldiging uit zijn mond. En ik weet dus niet, of het w?l juist js om het te zeggen. Maar, zoo veryolgde Prins Bernhard, ik epken volkomen, dat de omstandigheden in on$ lapd, ten aanzien van het verkeer een groote snelheid allerminst rechtvaar digen. Dat is in Frankrijk en Duitschland anders. Ik geloof dan ook zeker, dat daar in veel verbetering zal komen als het sys teem der voorrangswegen eenmaal zal zijn ingevoerd. Dat is een der voornaamste, zoo niet de belangrijkste der veiligheids maatregelen, welke ik mij kan indenken. Het gesprek- is als -anzelf bü hat vei ligheidsvraagstuk bèland. En in de gemoe delijke sfeer van een cadernische behan deling van dit onderwerp worden van weerszijden de verschillende kanten be sproken. Jhr. Röell, de waarnemende se cretaris van den Prins, die als oud ver- keersman uiteraard groote belangstelling daarvoor heeft, erkent, dat veel van de moeilijkheden zullen verdwijnen, wanneer de werkelijke snelyerkeerswegen ook recht van voorrang zullen hebben. De fietsers Ik geloof niet, dat het verkeer in ons land beter of slechter is dan elders, merkt Prins Bernhard op. Wij mogen niet verge ten, dat de omstandigheden hier anders zijn. De vele wielrijders vormen daarin een probleem, dat weinig andere landen kennen. Als nieuwe landgenoot, aldus ver volgt de Prins glimlachend, mag ik na tuurlijk ook wel iets van de fietsers zeg gen. Het is een feit, dat zij voor den auto mobilist een gevaarlijk element kunnen vormen, maar daar staat toch weer tegen over, dat zij ook hun deel van den weg en het verkeer mogen opeischen. De prachtige rijwielpaden langs de wegen verminderen ongetwijfeld de gevaren voor beide par tijen en als nu straks de voorrangswe ieder willekeurig oversteken belet, dan ge loof ik, dat het slechts een eenvoudige kwestie van aanpassing zal worden en dat beide verkeerssoorten het best met elkaar zullen kunnen vinden. U hebt in de laatste maanden zeer veel in ons land gereden, Hoogheid, en hebt dus, hoop ik, ook wel een meening over het automobielverkeer, vragen wij. 1Natuurlijk, antwoordt de Prins. Als overal elders zijn er goede en slechte rij ders. De goeden weten tot hoever zij met hun snelheid kunnen gaan. De slechten, dat zijn naar mijn meening de automoblisten, die zich niet ten volle realiseeren, wat het snelverkeer van den bestuurder vergt, en de steeds sneller geworden auto's op hun volle snelheidscapaciteit gebruiken, zonder dat zij weten, of zij die snelheid meester zijn. Wat den Prins hier te lande opgevallen is. En wat mij wel is opgevallen, vervolgt Prins Bernhard, is, da* in menig geval te veel in het midden van den weg wordt gereden en men dus niet voldoende den rechterkant houdt. Daaraan zal een nauw gezet toezicht van de wegenpolitie natuur lijk veel kunnen verbeteren. Zou het niet mogelijk zijn, dat dit euvel ook voor een groot deel te wijten is aan het feit, dat er nog zoovele tonronde wegen zijn in ons land? vragen wij. Ongetwijfeld is dat een oorzaak. Maar misschien ook het gebruik van het link- sche stuur, dat vrijwel universeel is in ons land, merkt de Prins op Jhr. Röell blijkt van een zelfde, meening en ook dit onderwerp biedt alle aanleiding tot een zeer geanimeerde gedachtenwis- seling over een vraagstuk, waarover men het ook in A'utomobilistenkringen wel nooit heelemaal eens zal worden. Ofschoon ik op mijn Ford en ook op andere wagens steeds met linksch stuur rijd, heb ik er toch prijs op gesteld de nieuwe 12 cylinder 210 PK Maybach, wel ke H. M. de Koningin de Prinses en mij als huwelijksgeschenk heeft toegedacht, met rechtsch stuur te laten uitrusten, al dus verklaart Prins Bernhard, En met begrijpelijke trots springt de Prins van zijn stoel op en toont ons een afbeelding van de prachtige vier persoons Cabriolet, welke thans wordt gereed ge maakt voor het Vorstelijke Paar. Het is misschien overbodig u te vra gen, hoe u over het reizen per automobiel denkt, als u gemiddeld 50.000 K.M. per jaar aflegt, vervolgen wij ietwat schuch ter het gesprek. Natuurlijk gaat er voor mij niets bo ven het reizen per auto. Ik vind het veel prettiger dan het reizen per trein. Men verplaatst zich veel gemakkelijker, ziet veel meer van het land, komt in nauwere aanraking met de bevolking en is baas van zijn eigen tijd en plannen. Natuurlijk zou men den trein niel kunnen missen, en er zijn ook voor mij gelegenheden, dat ik dankbaar van den trein gebruik maak, maar als ik ook maar even kan, ga ik lie ver met de auto. Het doet den automobilist goed met zoo veel warmte over de beteekenis van de automobiel te hoor spreken. En terwijl Prips Bernhard in zijn jeugdig enthousias me voortgaat over de talrijke voordeelen van de automobiel te spreken, dringt ju belende kinderzang van buiten, vóór het paleis, tot het vertrek door En wij worden er weer plotseling aan herinnerd, hoe deze Verdwaalde bergbeklimmers in de Woro-kloof NACHTELIJK AVONTUUR VAN 'N OUD-STADGENOOT Vermiste bergbeklimmers zal men niet in de slad, zelfs niet iff het land behoeven te zoeken, Toch is het folgende verhaal voor onze lezers met oninteressant. Onze oud-stadgenoot, de heer Piet van der Poel. commissaris vap politie te Solo (Midder.-Java) en drie tochtgenooten heb ben in September een bei'g-avontuur be leefd, waarover zij nog lang kunnen na praten, Op 'n Zondagochtend waren zij uitge gaan voor een tocht naar den Merapi, van waar zij des nachts niet waren terugge- keerd. Op vermoeden dat oe heeren verdwaald waren, werden patrouilles uitgezonden om hen op te sporen. Voordat deze de vermiste reizigers had- een gevonden, waren de bergbeklimmers veilig en wel op den terugweg zooals uit het volgende verhaal van een Indische cou rant is te lezen. Des Maandagmorgens bereikte Djokja het bericht, dat een klein gezelschap, bestaan de uit de heeren van Duy ven bode Varke- yisser, adjunct-inspecteur van financiën te Djokja, van der Pqel, commissaris van po litie te Solo, Bussë, manager van hotel Slier te Solo en Leewis uit Semarapg, die in hotel Slier logeerde op den Merapi was vermist. Verder wist men, dat het gezelschap het plan had opi van Selu langs den Oostrand van den Merapi-kegel naar het Zuiden te gaan, om vandaar af te dalen naar Kali Oerang. Daar de touristen Zaterdagnacht 3 uur van Solo waren vertrokken en om 5 uur van Sela verder zouden gaan, mocht men veronderstellen, dat als zij verdwaald wa ren, dit geschied moeat zijn aan den zuid kant, zoodat eventueele hulp het best van Kali Oerang uit verleend kon worden. Dit had een zeker voordeel, want Djokja telt eenige goede bergbeklimmers en Merapi- kenners, zooals den heer Van Baaren, con troleur B.B., den heer-Riis, directeur der waterleiding, naar wien het pad aan den oostelijken kant rond den kegel is genoemd, en dr. Maasland, die evenals de heer Riis woonachtig is op Kali Oerang en met de omgeving vertrouwd is. De hulpexpeditie. Op het eerste bericht ging direct van den heer Van Baare» het initiatief voor een nulpexpeditie uit. Deze stelde zich in verbinding met dr. Averas, officier van gezondfteid, die voor de medische uitrusting zorgde; waartoe o.a. ook spalken vóór móge lijke arm- of beenbreuken behoorden, dr. Maasland en den heer Riis. Uit eigen er varing van bergtouristen wisten zij wat verder noodig was en zoo was tegen den middag aijes gereed en een ploeg van der tig koelies samengesteld, om van Kali jongeman, die zoo heerlijk gewoon met ons over de eenvoudige dingen van den dag zit te praten, de bruidegom van onze Prin ses is, en hoe verheugd wij allen zijn, dat hij geroepen is Prinses Juliana de ge lukkigste vrouw van ons land te maken. De motor heeft voor hem weinig geheimen. Wij hebben nog een laatste vraag: Hoe denkt u over de constructieve ontwikke ling van de auto? Ik vind het prettig, dat u daarover begint, antwoordt Prins Bernhard. Ik houd veel van motoren en vermoedelijk is dat ook de reden, waarom de luchtvaart mij zoo interesseert. De automobielmotor heeft weinig geheimen meer voor mij en als ik eens pech had, kon ik het altijd zelf repa- reeren. Dat is een belangrijk ding, want dan kun je er ook voor zorgen, dat je wa gen altijd in de beste conditie is. En dat is naar mijn meening van het grootste be lang voor de veiligheid, Het is misschien merkwaardig, aldus vervolgt de Prins, maar van electriciteit heb ik nooit veel verstand gehad. En dus ook niet van de electrische installatie van de auto. Natuurlijk heb ik aLs iedere auto mobilist wel eens eén doorgeslagen zeke ring door een nieuwe vervangen, maar verder reikt mijn kennis in dit opzicht niet. En wat de rest van uw vraag betref,t geloof is, dat de vooruitgang in construc tie bij de groote wagens het kleinste is, althans kleiner dan bij de middel groote en kleinere auto's, waarvan de ligging en veering, de remmen, acceleratie en niet te vergeten de verhooging der veiligheid door verlaging van het zwaartepunt en gebruik van stalen koetswerken, in den loop dei- latere jaren aanzienlijk zijn verbeterd, Toch heb ik zelf aan mijn Ford nog een bijzondere stabilisator laten aanbrengen, welke de ligging merkwaardig veel vaster heeft gemaakt, Ik geloof, dat wij op het punt van de vaste ligging op den weg in het belang van de veiligheid niet voorzich tig genoeg kunnen zijn. Wij zijn aan het eind van ons onderhoud gekomen. Als wij het Paleis verlaten en achter het standbeeld de drommen zien, die uren wachten in de hoop een glimpje te zien van Prinses en Prins, dan prijzen wij ons gelukkig met de eer onzen toekomstigen Prins-Gemaal te hebben mogen ontmoe ten en 'uit ons gesprek de overtuiging te hebben mogeij mêd'enemen, da thij alles zins in staat ?al zijn zich de warme toe genegenheid van het geheele Nederland- sche volk waardig te toonen. Oerang te vertrekken. De expeditie was uitgerust voor een nachtelijken tocht, welke Zich tot den top ygn den Merapi ep de hier* van pitloppende ravijnen zou uitstrekken, verder nog eventueel tot Pasir Boebar aan dep noordelijken kant van den Berg. Er zou in drie richtingen van Kali Oerang uit vertrokken worden, hetgeen ook ge schied is, totdat de ploeg van den heer Van Baaren, die den oostelijken weg had ge nomen, de touristen om 4 uur 's middags bü de dessa Ngrankah ontmoette De touristen waren zeer vermoeid, maar gezond, Ervaren touristen. Wanneer men straks het verhaal van den dwaaltocht leest, zou mep misschien ver onderstellen, dat de moeilijke en zware ejccursie ondernomen y/as door personen, die niet met de bergsport vertrouwd zijn. Deze veronderstelling moeten we even weg nemen. Ais leider var den tocht kan be schouwd worden de heer Van Duyvenbode Varkeyisser die jaren in Malang geplaatst is geweest, en daar alle bergen in de om geving heeft beklommen, o.a. den veel zwaarderen tocht naar dep top van den Smeroe uit het Zuiden heeft gemaakt, den Kloet, Welirang, Ardjoeno, Kawi en Boe- tak op is geweest en het eenige malep in gezelschap heeft gedaan van baron van As- beck, den kapitein ter zee, die misschien wel do beste bergbeklimmer van Java ge noemd mag worden. Mep zal zich herin neren, dat baron van Asbeck eenigen tijd als vertegenwoordiger van de A. M. V. J. in Indjë is opgetreden en het A.M.V.J.- dorp te Malang voor werkloozep heeft be stuurd, doc'n lgter is thuis gevaren. De heer van Duyvenbode Varkeyisser beschikt dus ook over een rijke ervaring, doch ook over kennis van den Merapi, dien hij reeds eenmaal uit Selo beklommen had en o.a. een filmopname heeft gemaakt van ravijnen, kloven ep omgeving. Zoo wist hij hoe de weg was, doch zooais nog blijken zal, kon hij eer. pad niet vinden. De tweede deelnemer, de heer van der Poel, is een bekend sportman, dje ook voor zware bergtochten over routine en de eigen schappen van goed humeur, volharding en onvermoeidheid beschikt. De heer Leeuwis is een jonge man, wien de tocht niet moeilijk viel. Alleen voor den heer Busse, die nogal zwaar van postuur is en niet meer geoefend voor bergtochten was, bleken er vele bezwaren. Doch hij heeft ze met groote opgewektheid verdra gen. De tocht begint. Om 5 uux 's morgens ging het gezelschap vap SelQ OP stap naar Pasir Boebar, een zandvlakte aan den voet ven den Goenoeg Paseban. De weg stijgt langs verschillende van zulke Goenoegs „oi, 27.00 M. Hiermede is men aan den ouden kraterwand van den Merapi ep mep moet dan slechts den kegel op, om in den altijd zwaar rookenden kra ter te bükken. De krater heeft een middel lijn van naai schatting 100 M ep de wan den vallen angstig stijl omlaag tot een diepte van een paar honderd meter. Men schep met hoogtevrees doen beter piet al leen aan den rand te staan. Of het hieraan is toe te schrijven, dat destijds twee Ct>i- neesche jongemannen den dood ip den krater hebpep gevonden dan wel door het afbrokkelen van den rand, weet men niet. Op Pasu Boebar is het zoo mooi en men ziet zoo ver, dat het gtzelschap er geruimen tijd heeft vertoefd. Daar men zeer opti- mistiscx. had aangenumen voor het avond eten thuis te zijn, werd de lunch genomen en daar hotel Slier een goede keuken heeft, bleef er niets over. Dit is later wel be treurd. Van Pasir loopen drie kloven af. Men nam de goede, n.l. de Woro-kloof welke gedeel telijk moet worden afgedaald, om aan den zuidelijken kant een pad te nemen, dat weer omhoog naar het z.g. Riis-pad leidt, d.i. de weg rond een kegel aan den ooste lijken kant. Het is hier alles steen en puin en zand. De kloven zijn ook van zulke kale naakt heid. Zij vormen de z.g. Woro-driehoek, ontstaan door vroegere uitbarstingen van den Merapi, toen de beruchte lava-prop pen aan de oostelijke zijde uit den krater wenden geworpen. Het Riis-pad is dan ook geen eigenlijk pad, doch te vergelijken met den onderkant van duinen. Het voetspoor is er na korten tijd verdwenen. In de kloof. Men daalde de Woro-kloof af, doch men vond het pad niet. De heer v. Dpyvenbode ging alleen verder om plots van een vlak stuk steen van een paar meter in het vier^ kant in een ontzaglijke diepte aan alle zij den te kijken. Hier eindigde de kloof met haai- hooge stijle rotswanden in een enor- men afgropd. De oude lava-weg brak af. Het was zoo ongeveer 4 uur geworden, coen men den weg dog* de kloof terug ging, telkens links opstijgende en zoekende naar een pad, dat er moest zijn, doch waai'voor elke aanwijzing ontbrak, omdat alles rots en gruis is, zoodat geen gebroken tak of vertreden blad een spoor kon aangeven. Zoo verliep nog een ruim uur, toep uit ce diepte de dichte nevels opkwamen, diV -ie kloof geheel vulden. Daar niemand een horloge bij zich had, wist men den tijd Riet. De conclusie, dat men voor den nacht :n het ravyn zat, was niet aangenaam, do.-h onontkoombaar. Het onaangename was, dat men geen kleeding had voor de 'elle nachtkoude, welke nog komen moes', en bovendien geen voedsel en beschutting Je eenige troost was regenwater in een lepel- vormig uitgesleten stuk rots. Zoo maakte men zich op voor de ontbering en b ving van den nacht. Het lucifersschrift. Vap dor hout werd een vuur gen-rak'-, dat eenige vertroosting gaf. En verder pad INJl&^tUIN'G HUISGEZIN GAAN CAL0R WENSCHT HAAR KLANTEN VEEL GELUK EN WARMTE IN 1937 CALOR H. MORSCHWEG 148 TEL. 2760 (2 LIJNEN) LEIDEN men het regenwater. Er waren vier koo1ies, die geen Maleisch spraken ep de bergbe klimmers spraken geen Javaansch. Men wilde twee koelies terugzenden naar Selo om den assistent-wedeno te vragen telefo nisch bericht aan hotei Slier te zenden, dat alles goed was en om eten te vragen, Maar men kon de koelies geen mondelinge bood schap meegeven en papier en potlood had men niet. Men leert in sommige omstandigheden vindingrijk te zijn. Op twee visite-kaartjes werd met afgebrande lucifers het verzoek in het Maleisch gesteld. Met het rijbe wijs van den heer Leewis werden zij in een leeg sigarettenblikje gedaan, met welke boodschap twee koelies naar Selo vertrok ken. Verder was het wachten in den fel-kou- den, mistroostigen, maar niet angstigen nacht in het holle ravijn tot de zon zou zijn opgegaan. Bij het eerste licht klom men verder naar boven. De brave assistent-wedono, Om 7 uur kwamen vier koelies, van wie een 'n jonge en goedt gids was. Zij brach ten van den assistent-wedono, die 's avonds nog alles klaar gemaakt moet hebben, mede thee en koffie, rijst en gekookte aardappelen, corned beef en sardientjes, koek, lepels, vorken en glazen enin het blikje een .pakje sigaretten en lucifers. Dit was voor de vermoeide en verdwaalde touristen aandoenlijk Zij aten en de gids bracht hen tot het Z-g. regenmeterpad aan het einde van het Riis-pad, waarmede de moeilijkheden ge ëindigd waren, maar niet de vermoeienis, die zeer groot was. TOLLEN IN ZUID-HOLLAND. In antwoord op een verzoek van de K.N. A.C. aan Gedeputeerde Staten der Provin cie Zuid-Hólland om opheffing van tollen in deze provincie te willen bevorderen ontving zij bericht, dat met medewerking van de Provincie reeds tot opheffing van erscheidene tollen is kunnen worden over gegaan, Bij andere tollen hebben de po gingen om tot opheffing te geraken, door gebrek aan medewerking van andere zijde (de ongunstige financjeele toestand der overheidslichamen heeft intusschen daarbij vaak een rol gespeeld) niet tot resultaat geleid. In het algemeen zijn Gedeputeerde Staten steeds bereid om, wanneer die noo- dige medewerking verzekerd is, de ophef fing van tollen te bevorderen. Inmiddels zullen echter van de 18 tollen (met 23 tolboomen), welke in Zuid-Holland volgens belasting verordening, concessie of octrooi worden geheven de tollen van particuliere wegen dus uitgezonderd in de naaste toekomst een 6-tal (met 9 tol boomen) hun beteekenis verliezen door den aanleg van nieuwe wegen in de onmiddel lijke nabijheid, n.l. 1. de tol te Leimuiden door een Ooste lijke omlegging. 2. de tollen op het Goudsche Rijpad door aanleg van den nieuwen weg Boskoop Alphen. 3. de tol bij Berkel door een Zuidelijke verbinding BerkelBergschenhoek. 4. tollen op den weg GoudaBodegra ven door aanleg van den Rijksweg 's-Gra- venhage-^(Gouda)—(Bodegraven)—Utrecht 5. de tollen ten Oosten van Leidschen- dam door aanleg van den Rijksweg 's-Gra- venhageUtrecht. 6. de tol op de brug van de Giessen te Peursum (Pinkeveer) door aanleg van den weg GoudriaanSchelluinen. „Waarom heb je nu een pak slaag gehad?" „Ziet U, vader, zoo bent U nou! Nu hebt U me geslagen en U weet niet waarom.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 19