I caIc»
Prins Bernhard als
automobilist
DONDERDAG 31 CL.".':I8ER 193d
DE LEIDSCHE COURANT
VIJFDE BLAD. - PAG. 19
40Q.000 Kilometer achter den rug
Een enthousiast rijder De motor heeft
voor hem geen geheimen
Z. D. H. Prirjg Borghard heeft dezer da
gen een onderhoud toegestaan aan Her=
man Levy, chef van de "redactie van „De
Auto", het officieel orgaan van de K. N.
A. C.
lp het Oudejaarsnummer van genoemd
weekblad vinden wij het navolgend ver
slag van dit gesprek, dat is geïllustreerd
met eenige fotq's, welke door Prins Bern
hard op zijn autotochten zijn gemaakt en
ter reproductie in „De Auto" doop Z. D. H.
zijn afgestaan.
„Terwijl wij het vertrek feipnen gaan,
waarin Prins Bernhard ons zal vertellen
van zijn aiitomobilistische ervaringen, zien
wij een jonge man op ons toekomen. Hij
is gekleed in het veldttnue van ritmeesier
der Huzaren. De begroeting is eenvoudig,
precies zooals wij ons dat hadden voorge
steld van dezen Prins, die met beide bee-
nen in het volle ctieve leven staat.
Als wij onze eerbiedige gelukwenschen
aan den bruidegom hebben aangeboden en
aan het uitnoodigende gebaar ons in een
luien zetel neer te vleien gevolg hebben
gegeven, komt vanzelf het doel van ons
bezoek ter sprake.
Wij weten, dat de Prins een volbloed
automobilist is, maar wij zouden het gaar
ne uit zijn mond willen hooren. En natuur
lijk ook willen weten, hoe hij over ons ver
keer en over onze wegen denkt. Meer nog
misschien zijn wij nieuwsgierig, welke be-
teekenis Z. D. H. toekent aan het moderne
vervoermiddel, dat nu eenmaal voor ons
zulk een belangrijke plaats in ons leven is
gaan innemen.
Prins Bernhard heeft tijdschriften zit
ten lezen. Ze liggen nog in een hoogen sta
pel voor hem op den grond. Hij sorteert
ze al pratende en legt ze dan op een bu
reau, dat in den hoek van het vertrek staat
en dat rijkelijk bestrooid is met papieren
en paperassen, welke vermoedelijk even
als de tijdschriften op sorteering en afdoe
ning wachten. En terwijl wij opze vra
gen stellen, antwoordt Prins Bernhard. Wij
spreken natuurlijk Nederlandsch. En het
valt ons op, hoe uitstekend het Neder
landsch wordt uitgesproken. Slechts een
enkele maal komt een Duifsch woord naar
voren, waarvoor de Prins niet zoo spoedig
het Nederlandsch kan vindep. Maar dat ge
beurt tijdens heel dit gesprek van bijna
een uur slechts zóó zelden, dat wij ons vol
bewondering afvragen,, hoe het voor een
vreemdeling mogelijk is geweest om zich
onze mooie, maar juist voor den buiten
lander zoo uiterst moeilijke taal, zoo spoe
dig eigen te maken.
Het is voor den interviewer prettig en
gemakkelijk. Prnis Bernhard heeft aan een
enkel woord, een halven zin reeds genoeg
om er het juiste antwoord op te geven.
Zoo wordt het feitelijk een huiselijk ge
sprek over alle kanten van het automobi
lisme.
Sedert wanneer dateert uw kennisma
king met de automobiel, Hoogheid, mee-
nen wij te moeten vragen.
Prins Bernhard lacht eens.
Een respectabel aantal.
Och, nog niet zoo heel lang. Sedert
1928, dat is dus acht jaar. Er zijn natuur
lijk automobilisten, die heel de ontwikke
ling van den benzine-motor hebben me
degemaakt en voor wie acht jaar niet veel
heeft te beteekenen. Maar ik heb toch een
respectabel aantal kilometers achter den
rug. Zoo ongeveer 350.000400.000 kilo
meters.
Het is de ware automobilist, die spreekt.
In kilometers! Daaruit voelen wij het
enthousiasme van den Prins voor het auto
mobielrijden.
Het is een respectabel aantal Hoog
heid, want het beteekent toch ongeveer
een 50.000 K.M. per jaar, merken wij op.
Wij bedoelen het niet als een flauw
vleierijtje. Want iedere automobilist weet,
wat het wil zeggen om gemiddeld 50.000
K.M. per jaar af te leggen. Prins Bernhard
is automobilist genoeg om deze opmer
king ook te aanvaarden als een nuchtere
constateering van een feit, dat in het auto
mobilisten leven nu eenmaal een belang
rijke rol speelt.
Maar het heeft mij dan ook in staat
gesteld om heel wat landen te bereizen,
vervolgt onze vorstelijke gastheer. Natuur
lijk heb ik Duitschland van Noord naar
Zuid en van Oost naar West doorkruist;
maar ik heb ook heel wat kilometertjes in
Centraal Europa liggen. Voor iemand, die
van wisselend natuurschoon houdt, is het
prachtig om daar te tjrren. En het spreekt
vanzelf, dat ik ook in Frankrijk en Enge
land, in Zwitserland en Spanje, tot zelfs
in Noord-Afrika toe met genoegen getoerd
heb. Er is voor een automobieltoerist zoo
veel, zoo heel veel te leeren en op te mer
ken. Men doet er zooveel ervaring mee
op, in velerlei opzicht en beteekenis.
De Prins wordt voorzichtig.
Dan wordt Prins Bernhard even voor
zichtig.
Ik heb het afgeloopen jaar meer dan
50.000 K.M. afgelegd, zegt hij, maar u be
grijpt wel, dat zoo iets alleen maar moge
lijk is als men veel rijdt, of liever gezegd,
als men in staat is om lange tochten te
maken.
En nu vindt men hier, dat ik fei
telijk te hard rijd, klinkt het ietwat als
een verontschuldiging uit zijn mond. En ik
weet dus niet, of het w?l juist js om het
te zeggen.
Maar, zoo veryolgde Prins Bernhard,
ik epken volkomen, dat de omstandigheden
in on$ lapd, ten aanzien van het verkeer
een groote snelheid allerminst rechtvaar
digen. Dat is in Frankrijk en Duitschland
anders. Ik geloof dan ook zeker, dat daar
in veel verbetering zal komen als het sys
teem der voorrangswegen eenmaal zal zijn
ingevoerd. Dat is een der voornaamste,
zoo niet de belangrijkste der veiligheids
maatregelen, welke ik mij kan indenken.
Het gesprek- is als -anzelf bü hat vei
ligheidsvraagstuk bèland. En in de gemoe
delijke sfeer van een cadernische behan
deling van dit onderwerp worden van
weerszijden de verschillende kanten be
sproken. Jhr. Röell, de waarnemende se
cretaris van den Prins, die als oud ver-
keersman uiteraard groote belangstelling
daarvoor heeft, erkent, dat veel van de
moeilijkheden zullen verdwijnen, wanneer
de werkelijke snelyerkeerswegen ook recht
van voorrang zullen hebben.
De fietsers
Ik geloof niet, dat het verkeer in ons
land beter of slechter is dan elders, merkt
Prins Bernhard op. Wij mogen niet verge
ten, dat de omstandigheden hier anders
zijn. De vele wielrijders vormen daarin
een probleem, dat weinig andere landen
kennen. Als nieuwe landgenoot, aldus ver
volgt de Prins glimlachend, mag ik na
tuurlijk ook wel iets van de fietsers zeg
gen. Het is een feit, dat zij voor den auto
mobilist een gevaarlijk element kunnen
vormen, maar daar staat toch weer tegen
over, dat zij ook hun deel van den weg en
het verkeer mogen opeischen. De prachtige
rijwielpaden langs de wegen verminderen
ongetwijfeld de gevaren voor beide par
tijen en als nu straks de voorrangswe
ieder willekeurig oversteken belet, dan ge
loof ik, dat het slechts een eenvoudige
kwestie van aanpassing zal worden en dat
beide verkeerssoorten het best met elkaar
zullen kunnen vinden.
U hebt in de laatste maanden zeer
veel in ons land gereden, Hoogheid, en
hebt dus, hoop ik, ook wel een meening
over het automobielverkeer, vragen wij.
1Natuurlijk, antwoordt de Prins. Als
overal elders zijn er goede en slechte rij
ders. De goeden weten tot hoever zij met
hun snelheid kunnen gaan. De slechten, dat
zijn naar mijn meening de automoblisten,
die zich niet ten volle realiseeren, wat het
snelverkeer van den bestuurder vergt, en
de steeds sneller geworden auto's op hun
volle snelheidscapaciteit gebruiken, zonder
dat zij weten, of zij die snelheid meester
zijn.
Wat den Prins hier te lande
opgevallen is.
En wat mij wel is opgevallen, vervolgt
Prins Bernhard, is, da* in menig geval te
veel in het midden van den weg wordt
gereden en men dus niet voldoende den
rechterkant houdt. Daaraan zal een nauw
gezet toezicht van de wegenpolitie natuur
lijk veel kunnen verbeteren.
Zou het niet mogelijk zijn, dat dit
euvel ook voor een groot deel te wijten is
aan het feit, dat er nog zoovele tonronde
wegen zijn in ons land? vragen wij.
Ongetwijfeld is dat een oorzaak. Maar
misschien ook het gebruik van het link-
sche stuur, dat vrijwel universeel is in
ons land, merkt de Prins op
Jhr. Röell blijkt van een zelfde, meening
en ook dit onderwerp biedt alle aanleiding
tot een zeer geanimeerde gedachtenwis-
seling over een vraagstuk, waarover men
het ook in A'utomobilistenkringen wel
nooit heelemaal eens zal worden.
Ofschoon ik op mijn Ford en ook op
andere wagens steeds met linksch stuur
rijd, heb ik er toch prijs op gesteld de
nieuwe 12 cylinder 210 PK Maybach, wel
ke H. M. de Koningin de Prinses en mij
als huwelijksgeschenk heeft toegedacht,
met rechtsch stuur te laten uitrusten, al
dus verklaart Prins Bernhard,
En met begrijpelijke trots springt de
Prins van zijn stoel op en toont ons een
afbeelding van de prachtige vier persoons
Cabriolet, welke thans wordt gereed ge
maakt voor het Vorstelijke Paar.
Het is misschien overbodig u te vra
gen, hoe u over het reizen per automobiel
denkt, als u gemiddeld 50.000 K.M. per
jaar aflegt, vervolgen wij ietwat schuch
ter het gesprek.
Natuurlijk gaat er voor mij niets bo
ven het reizen per auto. Ik vind het veel
prettiger dan het reizen per trein. Men
verplaatst zich veel gemakkelijker, ziet
veel meer van het land, komt in nauwere
aanraking met de bevolking en is baas
van zijn eigen tijd en plannen. Natuurlijk
zou men den trein niel kunnen missen, en
er zijn ook voor mij gelegenheden, dat ik
dankbaar van den trein gebruik maak,
maar als ik ook maar even kan, ga ik lie
ver met de auto.
Het doet den automobilist goed met zoo
veel warmte over de beteekenis van de
automobiel te hoor spreken. En terwijl
Prips Bernhard in zijn jeugdig enthousias
me voortgaat over de talrijke voordeelen
van de automobiel te spreken, dringt ju
belende kinderzang van buiten, vóór het
paleis, tot het vertrek door En wij worden
er weer plotseling aan herinnerd, hoe deze
Verdwaalde bergbeklimmers
in de Woro-kloof
NACHTELIJK AVONTUUR VAN
'N OUD-STADGENOOT
Vermiste bergbeklimmers zal men niet
in de slad, zelfs niet iff het land behoeven
te zoeken,
Toch is het folgende verhaal voor onze
lezers met oninteressant.
Onze oud-stadgenoot, de heer Piet van
der Poel. commissaris vap politie te Solo
(Midder.-Java) en drie tochtgenooten heb
ben in September een bei'g-avontuur be
leefd, waarover zij nog lang kunnen na
praten,
Op 'n Zondagochtend waren zij uitge
gaan voor een tocht naar den Merapi, van
waar zij des nachts niet waren terugge-
keerd.
Op vermoeden dat oe heeren verdwaald
waren, werden patrouilles uitgezonden om
hen op te sporen.
Voordat deze de vermiste reizigers had-
een gevonden, waren de bergbeklimmers
veilig en wel op den terugweg zooals uit
het volgende verhaal van een Indische cou
rant is te lezen.
Des Maandagmorgens bereikte Djokja het
bericht, dat een klein gezelschap, bestaan
de uit de heeren van Duy ven bode Varke-
yisser, adjunct-inspecteur van financiën te
Djokja, van der Pqel, commissaris van po
litie te Solo, Bussë, manager van hotel
Slier te Solo en Leewis uit Semarapg, die
in hotel Slier logeerde op den Merapi was
vermist.
Verder wist men, dat het gezelschap het
plan had opi van Selu langs den Oostrand
van den Merapi-kegel naar het Zuiden te
gaan, om vandaar af te dalen naar Kali
Oerang.
Daar de touristen Zaterdagnacht 3 uur
van Solo waren vertrokken en om 5 uur
van Sela verder zouden gaan, mocht men
veronderstellen, dat als zij verdwaald wa
ren, dit geschied moeat zijn aan den zuid
kant, zoodat eventueele hulp het best van
Kali Oerang uit verleend kon worden. Dit
had een zeker voordeel, want Djokja telt
eenige goede bergbeklimmers en Merapi-
kenners, zooals den heer Van Baaren, con
troleur B.B., den heer-Riis, directeur der
waterleiding, naar wien het pad aan den
oostelijken kant rond den kegel is genoemd,
en dr. Maasland, die evenals de heer Riis
woonachtig is op Kali Oerang en met de
omgeving vertrouwd is.
De hulpexpeditie.
Op het eerste bericht ging direct van
den heer Van Baare» het initiatief voor
een nulpexpeditie uit. Deze stelde zich in
verbinding met dr. Averas, officier van
gezondfteid, die voor de medische uitrusting
zorgde; waartoe o.a. ook spalken vóór móge
lijke arm- of beenbreuken behoorden, dr.
Maasland en den heer Riis. Uit eigen er
varing van bergtouristen wisten zij wat
verder noodig was en zoo was tegen den
middag aijes gereed en een ploeg van der
tig koelies samengesteld, om van Kali
jongeman, die zoo heerlijk gewoon met ons
over de eenvoudige dingen van den dag
zit te praten, de bruidegom van onze Prin
ses is, en hoe verheugd wij allen zijn,
dat hij geroepen is Prinses Juliana de ge
lukkigste vrouw van ons land te maken.
De motor heeft voor hem
weinig geheimen.
Wij hebben nog een laatste vraag: Hoe
denkt u over de constructieve ontwikke
ling van de auto?
Ik vind het prettig, dat u daarover
begint, antwoordt Prins Bernhard. Ik houd
veel van motoren en vermoedelijk is dat
ook de reden, waarom de luchtvaart mij
zoo interesseert. De automobielmotor heeft
weinig geheimen meer voor mij en als ik
eens pech had, kon ik het altijd zelf repa-
reeren. Dat is een belangrijk ding, want
dan kun je er ook voor zorgen, dat je wa
gen altijd in de beste conditie is. En dat
is naar mijn meening van het grootste be
lang voor de veiligheid,
Het is misschien merkwaardig, aldus
vervolgt de Prins, maar van electriciteit
heb ik nooit veel verstand gehad. En dus
ook niet van de electrische installatie van
de auto. Natuurlijk heb ik aLs iedere auto
mobilist wel eens eén doorgeslagen zeke
ring door een nieuwe vervangen, maar
verder reikt mijn kennis in dit opzicht niet.
En wat de rest van uw vraag betref,t
geloof is, dat de vooruitgang in construc
tie bij de groote wagens het kleinste is,
althans kleiner dan bij de middel groote
en kleinere auto's, waarvan de ligging en
veering, de remmen, acceleratie en niet te
vergeten de verhooging der veiligheid door
verlaging van het zwaartepunt en gebruik
van stalen koetswerken, in den loop dei-
latere jaren aanzienlijk zijn verbeterd,
Toch heb ik zelf aan mijn Ford nog een
bijzondere stabilisator laten aanbrengen,
welke de ligging merkwaardig veel vaster
heeft gemaakt, Ik geloof, dat wij op het
punt van de vaste ligging op den weg in
het belang van de veiligheid niet voorzich
tig genoeg kunnen zijn.
Wij zijn aan het eind van ons onderhoud
gekomen.
Als wij het Paleis verlaten en achter het
standbeeld de drommen zien, die uren
wachten in de hoop een glimpje te zien
van Prinses en Prins, dan prijzen wij ons
gelukkig met de eer onzen toekomstigen
Prins-Gemaal te hebben mogen ontmoe
ten en 'uit ons gesprek de overtuiging te
hebben mogeij mêd'enemen, da thij alles
zins in staat ?al zijn zich de warme toe
genegenheid van het geheele Nederland-
sche volk waardig te toonen.
Oerang te vertrekken. De expeditie was
uitgerust voor een nachtelijken tocht, welke
Zich tot den top ygn den Merapi ep de hier*
van pitloppende ravijnen zou uitstrekken,
verder nog eventueel tot Pasir Boebar aan
dep noordelijken kant van den Berg.
Er zou in drie richtingen van Kali Oerang
uit vertrokken worden, hetgeen ook ge
schied is, totdat de ploeg van den heer Van
Baaren, die den oostelijken weg had ge
nomen, de touristen om 4 uur 's middags
bü de dessa Ngrankah ontmoette
De touristen waren zeer vermoeid, maar
gezond,
Ervaren touristen.
Wanneer men straks het verhaal van den
dwaaltocht leest, zou mep misschien ver
onderstellen, dat de moeilijke en zware
ejccursie ondernomen y/as door personen,
die niet met de bergsport vertrouwd zijn.
Deze veronderstelling moeten we even weg
nemen. Ais leider var den tocht kan be
schouwd worden de heer Van Duyvenbode
Varkeyisser die jaren in Malang geplaatst
is geweest, en daar alle bergen in de om
geving heeft beklommen, o.a. den veel
zwaarderen tocht naar dep top van den
Smeroe uit het Zuiden heeft gemaakt, den
Kloet, Welirang, Ardjoeno, Kawi en Boe-
tak op is geweest en het eenige malep in
gezelschap heeft gedaan van baron van As-
beck, den kapitein ter zee, die misschien
wel do beste bergbeklimmer van Java ge
noemd mag worden. Mep zal zich herin
neren, dat baron van Asbeck eenigen tijd
als vertegenwoordiger van de A. M. V. J.
in Indjë is opgetreden en het A.M.V.J.-
dorp te Malang voor werkloozep heeft be
stuurd, doc'n lgter is thuis gevaren.
De heer van Duyvenbode Varkeyisser
beschikt dus ook over een rijke ervaring,
doch ook over kennis van den Merapi, dien
hij reeds eenmaal uit Selo beklommen had
en o.a. een filmopname heeft gemaakt
van ravijnen, kloven ep omgeving. Zoo
wist hij hoe de weg was, doch zooais nog
blijken zal, kon hij eer. pad niet vinden.
De tweede deelnemer, de heer van der
Poel, is een bekend sportman, dje ook voor
zware bergtochten over routine en de eigen
schappen van goed humeur, volharding en
onvermoeidheid beschikt.
De heer Leeuwis is een jonge man, wien
de tocht niet moeilijk viel. Alleen voor den
heer Busse, die nogal zwaar van postuur is
en niet meer geoefend voor bergtochten
was, bleken er vele bezwaren. Doch hij
heeft ze met groote opgewektheid verdra
gen.
De tocht begint.
Om 5 uux 's morgens ging het gezelschap
vap SelQ OP stap naar Pasir Boebar, een
zandvlakte aan den voet ven den Goenoeg
Paseban. De weg stijgt langs verschillende
van zulke Goenoegs „oi, 27.00 M. Hiermede
is men aan den ouden kraterwand van den
Merapi ep mep moet dan slechts den kegel
op, om in den altijd zwaar rookenden kra
ter te bükken. De krater heeft een middel
lijn van naai schatting 100 M ep de wan
den vallen angstig stijl omlaag tot een
diepte van een paar honderd meter. Men
schep met hoogtevrees doen beter piet al
leen aan den rand te staan. Of het hieraan
is toe te schrijven, dat destijds twee Ct>i-
neesche jongemannen den dood ip den
krater hebpep gevonden dan wel door het
afbrokkelen van den rand, weet men niet.
Op Pasu Boebar is het zoo mooi en men
ziet zoo ver, dat het gtzelschap er geruimen
tijd heeft vertoefd. Daar men zeer opti-
mistiscx. had aangenumen voor het avond
eten thuis te zijn, werd de lunch genomen
en daar hotel Slier een goede keuken heeft,
bleef er niets over. Dit is later wel be
treurd.
Van Pasir loopen drie kloven af. Men nam
de goede, n.l. de Woro-kloof welke gedeel
telijk moet worden afgedaald, om aan den
zuidelijken kant een pad te nemen, dat
weer omhoog naar het z.g. Riis-pad leidt,
d.i. de weg rond een kegel aan den ooste
lijken kant.
Het is hier alles steen en puin en zand.
De kloven zijn ook van zulke kale naakt
heid. Zij vormen de z.g. Woro-driehoek,
ontstaan door vroegere uitbarstingen van
den Merapi, toen de beruchte lava-prop
pen aan de oostelijke zijde uit den krater
wenden geworpen. Het Riis-pad is dan ook
geen eigenlijk pad, doch te vergelijken met
den onderkant van duinen. Het voetspoor
is er na korten tijd verdwenen.
In de kloof.
Men daalde de Woro-kloof af, doch men
vond het pad niet. De heer v. Dpyvenbode
ging alleen verder om plots van een vlak
stuk steen van een paar meter in het vier^
kant in een ontzaglijke diepte aan alle zij
den te kijken. Hier eindigde de kloof met
haai- hooge stijle rotswanden in een enor-
men afgropd. De oude lava-weg brak af.
Het was zoo ongeveer 4 uur geworden,
coen men den weg dog* de kloof terug ging,
telkens links opstijgende en zoekende naar
een pad, dat er moest zijn, doch waai'voor
elke aanwijzing ontbrak, omdat alles rots
en gruis is, zoodat geen gebroken tak of
vertreden blad een spoor kon aangeven.
Zoo verliep nog een ruim uur, toep uit ce
diepte de dichte nevels opkwamen, diV -ie
kloof geheel vulden. Daar niemand een
horloge bij zich had, wist men den tijd Riet.
De conclusie, dat men voor den nacht :n
het ravyn zat, was niet aangenaam, do.-h
onontkoombaar. Het onaangename was,
dat men geen kleeding had voor de 'elle
nachtkoude, welke nog komen moes', en
bovendien geen voedsel en beschutting Je
eenige troost was regenwater in een lepel-
vormig uitgesleten stuk rots. Zoo maakte
men zich op voor de ontbering en b
ving van den nacht.
Het lucifersschrift.
Vap dor hout werd een vuur gen-rak'-,
dat eenige vertroosting gaf. En verder pad
INJl&^tUIN'G HUISGEZIN GAAN
CAL0R WENSCHT HAAR KLANTEN
VEEL GELUK EN WARMTE
IN 1937
CALOR H. MORSCHWEG 148
TEL. 2760 (2 LIJNEN) LEIDEN
men het regenwater. Er waren vier koo1ies,
die geen Maleisch spraken ep de bergbe
klimmers spraken geen Javaansch. Men
wilde twee koelies terugzenden naar Selo
om den assistent-wedeno te vragen telefo
nisch bericht aan hotei Slier te zenden, dat
alles goed was en om eten te vragen, Maar
men kon de koelies geen mondelinge bood
schap meegeven en papier en potlood had
men niet.
Men leert in sommige omstandigheden
vindingrijk te zijn. Op twee visite-kaartjes
werd met afgebrande lucifers het verzoek
in het Maleisch gesteld. Met het rijbe
wijs van den heer Leewis werden zij in een
leeg sigarettenblikje gedaan, met welke
boodschap twee koelies naar Selo vertrok
ken.
Verder was het wachten in den fel-kou-
den, mistroostigen, maar niet angstigen
nacht in het holle ravijn tot de zon zou zijn
opgegaan. Bij het eerste licht klom men
verder naar boven.
De brave assistent-wedono,
Om 7 uur kwamen vier koelies, van wie
een 'n jonge en goedt gids was. Zij brach
ten van den assistent-wedono, die 's avonds
nog alles klaar gemaakt moet hebben,
mede thee en koffie, rijst en gekookte
aardappelen, corned beef en sardientjes,
koek, lepels, vorken en glazen enin
het blikje een .pakje sigaretten en lucifers.
Dit was voor de vermoeide en verdwaalde
touristen aandoenlijk
Zij aten en de gids bracht hen tot het
Z-g. regenmeterpad aan het einde van het
Riis-pad, waarmede de moeilijkheden ge
ëindigd waren, maar niet de vermoeienis,
die zeer groot was.
TOLLEN IN ZUID-HOLLAND.
In antwoord op een verzoek van de K.N.
A.C. aan Gedeputeerde Staten der Provin
cie Zuid-Hólland om opheffing van tollen
in deze provincie te willen bevorderen
ontving zij bericht, dat met medewerking
van de Provincie reeds tot opheffing van
erscheidene tollen is kunnen worden over
gegaan, Bij andere tollen hebben de po
gingen om tot opheffing te geraken, door
gebrek aan medewerking van andere zijde
(de ongunstige financjeele toestand der
overheidslichamen heeft intusschen daarbij
vaak een rol gespeeld) niet tot resultaat
geleid. In het algemeen zijn Gedeputeerde
Staten steeds bereid om, wanneer die noo-
dige medewerking verzekerd is, de ophef
fing van tollen te bevorderen.
Inmiddels zullen echter van de 18 tollen
(met 23 tolboomen), welke in Zuid-Holland
volgens belasting verordening, concessie of
octrooi worden geheven de tollen van
particuliere wegen dus uitgezonderd in
de naaste toekomst een 6-tal (met 9 tol
boomen) hun beteekenis verliezen door den
aanleg van nieuwe wegen in de onmiddel
lijke nabijheid, n.l.
1. de tol te Leimuiden door een Ooste
lijke omlegging.
2. de tollen op het Goudsche Rijpad door
aanleg van den nieuwen weg Boskoop
Alphen.
3. de tol bij Berkel door een Zuidelijke
verbinding BerkelBergschenhoek.
4. tollen op den weg GoudaBodegra
ven door aanleg van den Rijksweg 's-Gra-
venhage-^(Gouda)—(Bodegraven)—Utrecht
5. de tollen ten Oosten van Leidschen-
dam door aanleg van den Rijksweg 's-Gra-
venhageUtrecht.
6. de tol op de brug van de Giessen te
Peursum (Pinkeveer) door aanleg van den
weg GoudriaanSchelluinen.
„Waarom heb je nu een pak slaag
gehad?"
„Ziet U, vader, zoo bent U nou! Nu
hebt U me geslagen en U weet niet
waarom.