Kort overzicht van de
R.K. Staatspartij in 1936
Oud- en Nieuwjaars-
gebruiken voorheen en thans
DONDERDAG 31 DECEMBER 1936
DE LEIDSCHE COURANT
VIJFDE BLAD. - PAG. 18
Was 1935 voor het staatkundig leven een
belangrijk jaar, de verkiezingen voor
de Provinciale Staten en Gemeenteraden
vielen er in ook in 1936 werd veel nut
tig en noodzakelijk werk verricht, dat in
belangrijkheid voor den gepresteerden
arbeid in 1935 zeker niet under doet. Men
mag gerust getuigen, dat het er zelfs in
menig opzichi boven uit steekt. De inwen
dige verdieping en verbreeding waar
aan na de verkiezingen in het vorige jaar
zoo ruime aandacht werd geschonken,
had ook in 1936 de voortdurende aandacht
van de centrale leiding der E, K. Staats
partij. terwijl het prooagandistisch werk
evenmin werd veronachtzaamd. Het hier-
volgende „korte overzicht" moge daarvan
getuigenis geven.
Vorming en voorlichting".
Het is verheugend te nogen opmerken,
dat de uitgaven der R. K. Staatspartij al-
lerwege een sterk verhoogde belangstel
ling ondervinden. Enkel voorbeelden mo
gen dit aantoonen: het Algemeen Staat
kundig Program, dat de Partijraad eind
Februari vastgestelde, verscheen in de
maand Juni in de definitieve uitgave. Bin
nen drie maanden de „stille" zomer4ijd
was de geheele oplage geolaatst. Een
tweede druk werd aangemaakt en ook
daarvan is reeds meer dan twee derden
onder de Nederlandsche Katholieken en'
niet-Kathnlieken! verspreid.
Eenzelfde groote belangstelling ook
buiten den kring van eigen partijleden
ontmoette het raooort van de Commissie,
belast met een „O"*°rzoeh omrent de wij
ziging van ons S+aatsbestel", Het rapport
ontmoette een merkwa irdig groote be
langstelling ondanks de niet eenvoudi
ge stof die het behandelt en zijn ver
spreiding doet nauwelijk onder voor die
van het Be<?inselorogram. Verblijdend tee-
ken van waardeering voor d°n haanbre-
kenden arbeid die de door 't Partijbestuur
inffë^telde Commissie verrichtte!
De zgn. „Jongeren-bror.hures" die. het
moge terloops worden aangestint, ook on
der „ouderen" steeds meer worden ver
spreid en gewaardeerd, zetten haar suc
cesvolle tocht voort.
..Over sfa3*,r"nr,;°re beginse'en naar ka
tholieke oovat^ing" (van September 1934)
bereikte den vierden druk; van „Onze
Staatsinrichting" verscheen een geheel
herziene en uitgebreide tweede uitgave.
Voor wie het werk der Partij op den
voet vol»t. bijjkt duideliik. dat in het bij
zonder de Kernen een niet gering aandeel
hebben gehad en hebben in de groeiende
behoefte aan. en vraag naar meer voor
lichting. oo een degebik olan.
Het stijgend ontwikkelingsneil der Ker
nen Wikt wol hieruit, dat het voor dit
werkseizoen in studie genomen raooort
omtrekt wiizi°ing van on" Staatsbestel, in
vele Kernen een ongedacht belang-
ste!,;ng geniet. Dat deze allereerst op
studie en gedachtenvorming gerichte in
stituten ook hun secundaire taak mede
werking aan de oractische propaganda
niet verwaarloosden, blijkt uit het ruime
aandeel, dat zij hadden en hebben in de
led °n werving.
Mocht reeds vorig iaar worden sesorWen
van een groeiend aantal generaal abon-
né's (abonné's op auitgaven der Partij)
aan het eind van 1936 was het aantal van
het vorige .iaar biina verdubbe'd. Het
maandblad De R. K. Staatsoartij" behield
haar trouwen lezerskring, die echter nog
voor uitbreiding in aanmerking komt In
houd en verzorging maken op een groo
teren' lezerskring ongetwijfeld aanspraak.
Propaganda.
Het jaar-overzicht-1935 gewaagde reeds
van den in Februnri-1936 gehouden Kader-
Landdag te Amsterdam. De pessimisten,
die een fiasco vnorsoelden kwamen be
drogen uit. Het werd een groot onbetwist
succes, niet aReen door het groote aantal
aanwezigen (plm. 7000), maar óók en niet
minder door den opwekkenden invloed
dien deze Landdag on het al»emee"e Par
tijleven had. Wiilen Jhr. Ruvs de Beeren-
brouck, wiens alom die-betreurde dood
een sla» is eeweest niet het minst voor de
R. K. Staatsoartij, heeft er zijn groote
krachtige politieke rede in groot formaat"
uitgebroken en hii heeft er de Partij zijn
poüfiek testament in nagelaten.
Hetgeen bij diezelfde gelegenheid over
de actueele en acute economische en mone
taire Droblemen kundig werd uiteengezet,
is lei din »»e vend gebleken óók in dezen
zin. dat het ter geschikter tijd leiding heeft
gegeven aan de ooenbare meening omtrent
het omstreden vraagstuk dat on 26 Scn-
temher tot een onlossing. is gebracht. De
R. K. Staatspartij mag de gematigde ont
vangst van den devaluati -maatregel me
de op .ilar crediet boeken!
Na Amsterdam werden nog Landdagen
georganiseerd te Alkmaar (7000 deelne
mers), Bergen op Zoom (10.000), Hengelo
(10.000), Heerlen (10.000), Den Bosch
(15.000, Deventer (4000), Groningen (2000)
en Rotterdam (4500).
In Gelderland, Zeeland, en Drenthe wer
den bovendien nog streeklanddagen ge
houden
In verschillende deelen van ons land
worden voorbereidingen getroffen om ook
in 1937 te kpmen tot het urganiseeren van
soortgelijke demonstraties voor katholieke
saamhoorigheid en onverzettelijke één
heid op politiek gebied,
„De Opmarsch" is goed op weg om alle
bestaande politieke propaganda-tijdschrif-
ten voorbij te streven, 16,00090.000. Deze
cijfers over 1935 en 1936 demonstreeren
wel glashelder den krachtigen groei van
dit pittige blad. In één .iaar tijds de 14-
daagsche oplage bijna verzesvoudigd! En
nog dagelijks stroomen de abonnementen
binnen. Iedere Staatspartij er rekene het
zich tot een plicht, om met spoed het abon
nementental te helpen opvoeren tot:
100 000!
„In ieder gezin De Opmarsen er in."
Met sneltreinvaart door de propaganda-
uitgaven:
„Onze Eendracht 's Lands kracht"
(Landdagredevoerir.gen Amsterdam Fe
bruari 1936) bereikte een oplage van 5000
ex.; „Soda op Vlekke(n)" wischte de spat- j
ten af waarmede de Mussert-volgeling
Vlekke trachtte de R. K. Staatspartij te
besmeuren (25,000); onze reactie op de on- j
smakelijke N. S. B.-Paardestal-brochure
bereikte binpen twee weken (Augustus- j
maand vacantiemaand?) een oplage van
200.000 exemplaren („Weigert het vuil");
2 ledenwei'vingsparofletten (November en
December) in een oplage van 600.000 exem
plaren en een ledenwervingsplaat onder
steunden de 100.000-nieuwe-leden-actie.
Of die 100.000 (hans reeds zijn bereikt, I
is op dit oogenblik moeilijk na te gaan.
j Maar zeker is wel: dat tot onze Partij in
2 maanden tijds méér nieuwe leden toe- j
traden, dan de N S. B, in vijf jaren wist
bijeen teluiden!
Uit het bovenstaande, blijkt wel. dat het j
propaganda-apparaal van de R. K. Staats
partij vergeleken bij het vorig jaar weder
om een verheugender! vooruitgang ver
toont. Deze korte opsomming van wat in
1396 werd verzet doet voor den verkie
zingsstrijd in 1937 het beste verwachten.
Het plan de campagne wordt gereed ge
maakt; de propagandisten in slagorde ge
steld. Een gunstige uitslag mag met ge
past zelfvertrouwen worden verwacht.,
na harden strijd! „Alle hens aan dek!"
Verkiezingen 1937.
De voorbereidingen voor de Tweede Ka
merverkiezingen zijn in gang gezet. De
Partijraadsvergadering benoemde in zijn
vergadering van 14 November 1936 (waar
in tevens de Kringen hun wenschen t. a.
v. het komende program van Actie te ken
nen gaven) de commissie die het ontwerp-
pregram vai» actie vooi de parlementaire
periode 1937—1941 zal opstellen.
Het Partijbestuur (in verdubbelde sa
menstelling) beraadslaagde over de samen
voeging van Kringen en stelde de combi
naties vast. De Afdeelingen gaan thans
een aanvang maken met het stellen der
candidaten. En dan is de procedure in
vollen gang.
Centraal Adviesbureau voor
Gemeentepolitiek.
Ook de werkzaamheden van dit bureau
bewegen zich in een stijgende lijn. Steeds
meer raadsleden maken dankbaar gebruik
van de kostelooze adviezen die het bureau
verstrekt. Ook het maandschrift „De Ge
meenteraad" officieel orgaan van de
Federatie van Bonden var. R. K. Gemeen
teraadsleden, leden der R. K. Staatspartij
trekt door zijn waardevolle artikelen in
steeds breeder kring de aandacht. Zelfs
het K. D. P.-orgaan „Onze Vaan" citeert het
met instemming!
De R. K. Staatspartij heeft in 1936 we-
derom goed en vruchtbaar werk verricht.
Men kan er zeker van zijn, dat dit werk
er in belangrijke mate toe heeft bijgedra
gen, om het katholieke volksdeel zich meer
bewust te doen worden van den staatkun
digen plicht dien he< tegenover zich zelf
en de geheele Nederlandsche volksgemeen
schap heeft er weet te vervullen.
De roep „Onze Eendracht, 's Lands
klacht" kan ons volk niet langer onver
schillig laten. Er schuilt een te groote
waarheid in!
I>e ordelijke.
„Hallo! Beate coah, dvt blad heb je laten
liggen".
De overgang van het oude in het nieuwe
jaar wordt reeds sinds overoude tijden met
veel lawaai en rumoer gevierd. Velen ech
ter geven er de voorkeur aan den Fylves-
teravond in genoegelijke gezelligheid met
familieleden, vrienden en kennissen door
te bergen, maar rjlet zoodra is de
laatste slag van twaalf verklonken, of de
plechtige stilte van den avond wordt ver
broken. Klokken heginnen te luiden, sire
nes loeien, jongelui schieten hun pistolen
en geweren af en met al dit lawaai doet
men het oude jaar uitgeleide en wordt het
nieuwe mpt de noodige vroolijkheid be
groet.
Zoo viert men Oudejaarsavond in Ne
derland en bijna in geheel Europa. De
Nieuwjaarsviering is al zeer oud. Reeds
duizend jaar voor onze Christelijke jaar
telling gaven de oude Egyptenaren elkaar
bij de jaarwisseling een klein fleschje,
waarop een heilwensch was geschreven. De
Romeinen schonken een lauriertak, gebak,
en ook wel metalen bekers, waarop een
heilwensch was gegraveerd.
Tijdens de regeering van de keizers
Augustus en Tiberius was het de gewoon
te om een geschenk in geld te geven, welke
gave evenwel geheel aan den keizer
moest worden afgedragen. De Nieuwjaars
geschenken werden steeds meer kostbaar;
zij werden door kunstenaars beschilderd en
gegraveerd.
Een overblijfsel van de Nieuwjaarsge
schenken der Romeinen zijn de Nieuw
jaarsdrinkgelden. Onze luidruchtige Oude-
jaarsviering houdt nog verband met de
oud-heidensche gebruiken van onze voor
ouders, die een vreugdefeest vierden, dat
duurde van Kerstmis tot Driekoningen, het
z.g. Joelfeest, het feest van de dertien
nachten, welke aanleiding gaven tot de
meest woeste uitspattingen. Des nachts
sloeg men op de trommels en blies men op
de horens om de booze geesten te verdrij
ven; men trachtte in de toekomst te zien
door op een stierenhuid aan een kruisweg
te gaan zitten en ook wei zette men zich
met het zwaard omgord op het dak van
zijn huis. Uit allerlei teekenen kon men
voorspellen, of het nieuwe jaar gunstig of
ongunstig zou zijn.
Naarmate het Christendom meer en meer
veld won, verdwenen ook deze heidensche
feesten, niet echter zonder sporen achier
te laten, waarvan de tegenwordige Oude-
jaarsviering nog getuigt,
In de Middeleeuwen en later was het
vooral gewoonte zich op Oudejaarsavond
potsierlijk toe te takelen en zoo zingend
en dansend door de straten van stad en
dorp te gaan. Dat het hierbij niet altijd
even ordentelijk naar toeging, blijkt wel
uit verscheidene bepalingen van de stede
lijke overheden.
Zoo liet het stadsbestuur van Antwer
pen door den stedelijk-en omroeper op 31
December 1566 bekend maken „dat niemand
't savents of 's nachts en soude gaen mom
men of d'nieuwe jaer singher noch met
eenich spel spelen, op arbitraire correctie".
Te Amsterdam werd het Nieuwjaarzin
gen in 1578 verboden, „op pene van 't over
ste kleed te verbruiyen". De Amsterdam-
sche burgerij stoorde zich evenwel al heel
weinig aan deze strenge bepaling; op Oude
jaarsavond en Nieuwjaarsdag was het in
Amsterdam steeds een lawaai, dat hooren
en zien verging.. Het was echter niet al
leen te Amsterdam, dat men op een der
gelijke luidruchtige wijze „Oud en Nieuw"
vierde, vrijwel in alle steden en dorpen
van Nederland ging men zich hieraan te
buiten. In de dorpen is van het vroegere
Oudejaarsviering nog wel het meest over
gebleven. Zoo b.v. in Ootmarsen, waar
terstond na 12 uur zich een groep men-
schen rond den nachtwacht schaart. Hoe
wel de nachtwacht is afgeschaft, doet hij
dien avond nog dienst en volgens een oud
gebruik trekt de heele troep zingen door
het dorp, om aan de bewoners de intrede
van het nieuwe jaar kenbaar te maken.
Het door de straten trekken en zingen zal
men thans nog vooral in Zeeland en Noord-
Brabant terug vinden.
In het zuiden van Nederland wordt de
viering echter meer gedaan door de jeugd.
De kinderen trekken verkleed met een
rommelpot langs de huizen. Voor elk huis
wordt stil gehouden; de deur wordt open
geduwd, terwijl een liedje wordt gezon
gen. De bedoeling is natuurlijk iets te
krijgen. Een van die liedjes, die in West-
Babant in de omgeving van Roosendaal
veel worden gezongen is:
„Nuuwe Jaerke Zoete,
,,'t Vaarke hee vier voete,
„Vier voete en 'n staert,
,,'t Kopke is 'n worstje waert.
„D'r is nog wel 'n goede vrouw,
„Die nog wel wat geven zou.
„Lang maag ze leve,
„Veul maag ze geve,
„Honderd jaer nao dezen daag,
„Hoop 'k da-ze leve maag."
Wanneer het lied was uitgezongen, kre
gen de kinderen een paar centen en dank
baar trekt het troepje dan weer verder,
om bij den buurma hetzelfde liedje te
neuriën. O wee echter, als de bewoner
van een dergelijke ovatie niet gediend is
er. de deur voor de neus der kinderen
dichtsmijt. Dan worden de twee laatste re
gels aan het liedje veranderd en heel on
barmhartig klinkt het dan:
„Honderd jaor nao dezen daag.
„Hak 'm dan z'n kop maar af!"
Deze regels worden natuurlijk extra luid
gezongen, zoodat de andere „rommelpot-
ters" terstond weten, dat zij aan het adres
van dien man of die vrouw niet behoeven
te gaan. Terwijl in Brabant dit zingsn
hoofdzakelijk op Nieuwjaarsmorgen ge-,
beurt, heeft het in Zeeland, en vooral op
Zuid-Beveland, oudejaarsavond plaats.
Een typisch Oudejaarsgebruik is nog in
Sehildwolde (Groningen) te zien, n,l, het
z.g. klokluiden. Als de dienst in de Her
vormde en Gereformeerde kerk is beëin
digd, dan verzamelen zich bij den toren
een aantal boerenknechts, die de zware
klokken beginnen te luiden. Zij luiden dan
ongeveer twaalf uur lang; van acht uur des
avonds tot acht uur des morgens, Nieuw
jaarsmorgen. Voor dat met het klokluiden
wordt begonnen, hebben de boeren die er
aan deelnemen, reeds het z.g. klokkensrneer
opgehaald, waarbij geen enkele inwoner
van het dorp wordt overgeslagen. Niet al
leen in ons land, maar ook in het buiten
land vindt men vele eigenaardige Oude- en
Nieuwjaarsgebruiken,
In Londen b.v. komen de in de Engelsche
hoofdstad wonende Schotten op Oudejaars
avond vóór de Kathedraal van St. Paul bij
een en als de slag van twaalf klinkt, rei
ken zij elkaar de hand, en alzoo één groote
kring vormend zingen zij het oude lied
„Old lang syne". Deze kleine plechtigheid
maakt op alle aanwezigen een diepen in
druk.
Ook in het „Land van den Rijzenden
Zon" kent men de Nieuwjaarsviering. De
Chineezen vieren de jaarwisseling echter
heel wat plechtiger, dan wij, Westerlingen
gewoon zijn. Zij versieren hun woning
met kleurige linteri, groen en bloemen en
brengen overal transparanten en lantaarns
aan. Door het branden van geurige krui
den wenschen zij het nieuwe jaar als een
welkome gast te begroeten.
Zalig Nieuwjaar
De jonge advocaat van Berk had reeds
naam gemaakt en men voorspelde hem een
prachtige toekorpst.
Het was op een avondpartij op een land
goed in de buurt, dat Maud, de eenige doch
ter van den Amerikaansche millionair Ja
mes Burningham naast hem op een divan
zat in een hoekje van de kleine zaal. Ter
wijl zij samen dansten, had zij hem verzocht
een oogenblik te gaan rusten en daarvoor
had zij zelf dit plekje uitgezocht.
Tot hiertoe had hij over allerlei zaken
gesproken, gelukkig door haai' gezelschap,
maar opeens werd hij getroffen door de
verandering in haar uiterlijk, want haar
mooi gezichtje had zijn trotsohe uitdruk
king verloren, haar oogen straalden en haar
stem klonk bedroefd. Zij verweet hem, dat
hij de uitnoodiging van haar vader, bij hem
te komen dineeren, had afgewezen.
„Ik ben bang", zei ze, „dat mijn gezel
schap u niet aangenaam is en toch zou ik
u gaarne tot vriend hebben".
John Berk duizelde, zijn blikken werden
beneveld.
„U heeft geen recht zoo te spreken, als je
alleen op vriendschap doelt", zei hij.
„Vrouwen verstaan dergelijke dingen reeds
vóór men ze geuit heeft. Je weet heel goed,
dat ik je bemin".
„Waarom hebt je dan getracht het mij
te verbergen?" vroeg zij.
John kon onmogelijk langer zwijgen en
hij bekende haar hoezeer hij zich reken
schap gaf van het groote verschil in*hun
beider positie.
„Ik heb je lief, maar ik weet, dat er geen
hoop voor mij bestaat", riep hij uit.
„Daar zou ik nog niet zoo zeker van zijn",
antwoordde zij lachend.
„Zou je van mij kunnen houden, Maud",
vroeg hij zuchtend.
„Het is niet onmogelijk, maar nog wat te
vroeg. Ik geloof wel, dat ik je lief heb en
ik beschouw je positie als eervol, maar ik
weet niet zeker of mijn liefde voor jou wel
groot genoeg is, om je vrouw te kunnen
worden. Ik wil wachten en zien. Nu kan en
mag ik nog niet „ja" zeggen".
„Maar dan toch ook niet „neen"?"
„Dat ook niet, maar ik wil wachten..,,
Is er ook iets, dat jij mij wilt zeggen?"
„Neen, zei hij, „maar hoe lang zal ik in
die onzekerheid moeten leven?"
„Ik bepaal geen tijd, want ik v/il je beter
leeren kennen. Ik geloof aan je trouw en
ik.... ik zal je een groote liefde schenken,
als je werkelijk bent, wat ik van je ver
lang.
Dat kan alleen de tijd uitmaken. Maar
breng me nu naar de danszaal terug".
Hij voldeed aan haar verzoek, maar raap
te eerst een bloem op, die ze had laten val
len, en hij zwoer haar deze altijd te zullen
bewaren, als een herinnering aan dat ge
lukkige uur.
Terwijl zij glimlachte ging hij voort:
„Maar hoe zal ik mij tegenover je gedragen,
zoolang Ik nog geen zekerheid heb?"
„Als goede vrienden. Mijn vader is eer
zuchtig en wenscht een Graaf of Hertog
tot schoonzoon. Hij is echter een goed vader
en als hij weet, dat mijn geluk op 't spel
staat, zal hij toch toegeven. Je hebt al zoo
veel naam gemaakt en, al bezit je geen titel,
je bent toch van goede familie".
Juist wilde John haar laatste opmerking
beantwoorden, toen een vriend haar voor
een dans kwam vragen.
John van Berk verliet het bal en, op zijn
studeerkamer gekomen, haalde hij een foto
uit zijn bureau.
Hij verzonk in gedachten. „Als je mij da
delijk had aangenomen, Maud", zuchtte hij,
„dan zou ik het je direct hebben gezegd
en zou ik niet zoo ellendig geweest zijn, het
voor je verborgen te houden, maar mis
schien zal het nooit noodig zijn te spreken
en kan ik mij al het leed besparen".
De jonge Amerikaansche wist allerlei ge
legenheden te verzinnen om den jongen ad
vocaat te ontmoeten en zij leerden elkander
telkens beter kennen en hegrijpen,
Een van de vrienden van Berk vertelde
hem, dat Maud aan zijn zyster bekend had,
nooit dan met iemand van hoogen stand te
zullen trouwen. Maar misschien kan je je
laten doorgaan voor zoo iemand.
„Ik wensch alleen door te gaan voor een
gentleman", antwoordde John v. Berk, „en
als zoodanig spreek ik ook niet over dames,
die mij met haar vriendschap vereeren".
„Maak je niet bezorgd, je bent de eenig-
ste niet, die naar haar gunsten streeft".
De moedeloosheid van de jonge advocaat
werd na dit gesprek nog grooter en toch
had hij geen reden tot klagen, want dien-
zelfden dag had de beer Burningham hem
geschreven om op Nieuwjaarsdag met zijn
dochter te komen eten.
Dien avond ontmoette hij het meisje bij
Lady White en zoodra Maud de gelegen
heid vond, zeide zij: „Wij hebben elkaar
veel gezien den laatsten tijd. Houdt je nog
Zooveel van mij als te voren?"
„Nog duizendmaal meer", verzekerde hij.
„Met Nieuwjaarsdag zult ge mijn besluit
vernemen", zei het meisje.
's Avonds bleef John lang. zeer lang voor
zijn schrijftafel zitten, totdat hij eindelijk
met het gelaat in de handen fluisterde: „Ik
wil haar de volle waarheid zeggen, maar
het is hard haai' te moeten verliezen".
Het zou een prachtig diner zijn, dat hij
gaf. Een weduwe van gevorderden leeftijd
had beloofd de rol van gastvrouw te zul
len vervullen. Hij verzocht haar het menu
op te maken, de kamers te laten schoonma
ken en voor bloemen te zorgen, vooral ro
zen,
De tafel zag er schitterend uit, overal wa
ren rozen aangebracht.
Maud was opgetogen en trotsch op de
manier waarop hij als gastheer fungeerde.
Zij had hem nog nooit zoo welsprekend ge
hoord.
Op het oogenblik, dat de dames van tafel
zouden opstaan om zich naar de salons te
begeven, hoorde men in de vestibule de
stem van een vrouw.
Men vernam gemompel, de zaaldeur werd
geopend en een bejaarde vrouw met ouder-
wetschen omslagdoek en een gedeukt hoed
je, vertoonde zich.
Zij had een lief gezicht, levendige oogen,
die snel van den eenen gast op den anderen
gleden, om daarna vol liefde en trots op
John te rusten. Zij ging naar hem toe. Al
ler oogen waren op hem gericht. Zijn ge
laat was doodsbleek geworden, doch zijn
stem klonk vast, toen hij de stilte verbrak.
„Wel moeder, dat is een verrassing voor
den Nieuwjaarsdag! Dames en heeren,
veroorloof u mij mijn lieve moeder voor te
stéllen, de beste ter wereld, op wie ik
trotsch ben".
Hij boog zich over haar heen om haar te
kussen. Nu stond hij met zijn arm om haar
schouder geslagen, hij zag nog slechts één
gelaat, dat van zijn beminde, die hij
eenige minuten later zijn levensgescheide-
nis had willen vertellen. Hij verwachtte
niets dan minachting te lezen in de oogen,
die hem zoo ernstig aankeken.
Ook de oude vrouw zag opeens Maud en
scheen verheugd.
Het meisje knikte haar vriendelijk toe.
„Uw moeder en ik zijn oude kennissen",
zeide zij, en gaf de vrouw de hand, die zij
hartelijk drukte.
„Wij hebben elkaar te Devonshire ont
moet, mijnheer Burningham, vader, en ik
logeerden daar bij vrienden, toen wij pas
uit Amerika kwamen.
Nu moeten wij eerst voor uw moeder
zorgen, die zeker wel vermoeid van de reis
is, ze zal wel wat willen gebruiken, kom
laat eerst alles gereed maken".
Een uur later verzocht hij haar een
oogenblik in zijn studeerkamer te komen
en zoodra zij daar waren, sprak hij: „Ook
al was mijn moeder niet gekomen, zou ik je
de waarheid verteld hebben, ik had dit veel
eerder moeten doen, maar steeds heb ik het
uitgesteld.
Mijn overleden vader was een brave
man, en mijn moeder de trouwste, liefste
ziel die er leeft, doch wat geboorte betreft
is zij nog minder dan uw kamenier. En ik
zelf zou op het land hebben moeten werken,
indien mijn ouders niet het geluk hadden
gehad een klein erfenisje te krijgen, dat hen
in staat stelde mij te laten studeeren".
„Waarom moet je mij dit alles vertel
len?.... Ik...."
„Je hebt genoeg gehoord en gezien om
nu afscheid van mij te nemen, ik voel het".
„Neen, neen, niet daarom, maar omdat
ik alles van het begin af geweten heb, en
omdat je het mij niet eerder bekend hebt.
Reeds voor dat ik je kende, had je moe
der mij reeds verteld van haar edelen knap
pen zoon, die altijd zoo lief en hartelijk voor
haar gebleven was.
„Ik had je maar één woord te zeggen,
John, en dat is: Vaarwel!
„Poch neen, ik zorgde dat je moeder dit
blijde Nieuwjaarsfeest met ons zou vieren,
want ik wilde je door en door leeren ken
nen, ook toen je zwijgen bleef. Indien jij
je moeder verloochend hadt, dan zou mijn
liefde in afkeer zijn overgegaan".
„En nu?"
„Nu is er niets meer tegen jou in te bren
gen. John, Ik ben gelukkigik behoor
jou toe".
Diep getroffen boog hij het hoofd, greep
haar hand en drukte die innig.
Van de riab:;zijnde kerktoren tingelde
een zware klokslag.
„Twaalf uur", sprak John, „Zalig Nieuw
jaar".
M. E. STEYGER-ASPERSLAGH.