Kort overzicht van de R.K. Staatspartij in 1936 Oud- en Nieuwjaars- gebruiken voorheen en thans DONDERDAG 31 DECEMBER 1936 DE LEIDSCHE COURANT VIJFDE BLAD. - PAG. 18 Was 1935 voor het staatkundig leven een belangrijk jaar, de verkiezingen voor de Provinciale Staten en Gemeenteraden vielen er in ook in 1936 werd veel nut tig en noodzakelijk werk verricht, dat in belangrijkheid voor den gepresteerden arbeid in 1935 zeker niet under doet. Men mag gerust getuigen, dat het er zelfs in menig opzichi boven uit steekt. De inwen dige verdieping en verbreeding waar aan na de verkiezingen in het vorige jaar zoo ruime aandacht werd geschonken, had ook in 1936 de voortdurende aandacht van de centrale leiding der E, K. Staats partij. terwijl het prooagandistisch werk evenmin werd veronachtzaamd. Het hier- volgende „korte overzicht" moge daarvan getuigenis geven. Vorming en voorlichting". Het is verheugend te nogen opmerken, dat de uitgaven der R. K. Staatspartij al- lerwege een sterk verhoogde belangstel ling ondervinden. Enkel voorbeelden mo gen dit aantoonen: het Algemeen Staat kundig Program, dat de Partijraad eind Februari vastgestelde, verscheen in de maand Juni in de definitieve uitgave. Bin nen drie maanden de „stille" zomer4ijd was de geheele oplage geolaatst. Een tweede druk werd aangemaakt en ook daarvan is reeds meer dan twee derden onder de Nederlandsche Katholieken en' niet-Kathnlieken! verspreid. Eenzelfde groote belangstelling ook buiten den kring van eigen partijleden ontmoette het raooort van de Commissie, belast met een „O"*°rzoeh omrent de wij ziging van ons S+aatsbestel", Het rapport ontmoette een merkwa irdig groote be langstelling ondanks de niet eenvoudi ge stof die het behandelt en zijn ver spreiding doet nauwelijk onder voor die van het Be<?inselorogram. Verblijdend tee- ken van waardeering voor d°n haanbre- kenden arbeid die de door 't Partijbestuur inffë^telde Commissie verrichtte! De zgn. „Jongeren-bror.hures" die. het moge terloops worden aangestint, ook on der „ouderen" steeds meer worden ver spreid en gewaardeerd, zetten haar suc cesvolle tocht voort. ..Over sfa3*,r"nr,;°re beginse'en naar ka tholieke oovat^ing" (van September 1934) bereikte den vierden druk; van „Onze Staatsinrichting" verscheen een geheel herziene en uitgebreide tweede uitgave. Voor wie het werk der Partij op den voet vol»t. bijjkt duideliik. dat in het bij zonder de Kernen een niet gering aandeel hebben gehad en hebben in de groeiende behoefte aan. en vraag naar meer voor lichting. oo een degebik olan. Het stijgend ontwikkelingsneil der Ker nen Wikt wol hieruit, dat het voor dit werkseizoen in studie genomen raooort omtrekt wiizi°ing van on" Staatsbestel, in vele Kernen een ongedacht belang- ste!,;ng geniet. Dat deze allereerst op studie en gedachtenvorming gerichte in stituten ook hun secundaire taak mede werking aan de oractische propaganda niet verwaarloosden, blijkt uit het ruime aandeel, dat zij hadden en hebben in de led °n werving. Mocht reeds vorig iaar worden sesorWen van een groeiend aantal generaal abon- né's (abonné's op auitgaven der Partij) aan het eind van 1936 was het aantal van het vorige .iaar biina verdubbe'd. Het maandblad De R. K. Staatsoartij" behield haar trouwen lezerskring, die echter nog voor uitbreiding in aanmerking komt In houd en verzorging maken op een groo teren' lezerskring ongetwijfeld aanspraak. Propaganda. Het jaar-overzicht-1935 gewaagde reeds van den in Februnri-1936 gehouden Kader- Landdag te Amsterdam. De pessimisten, die een fiasco vnorsoelden kwamen be drogen uit. Het werd een groot onbetwist succes, niet aReen door het groote aantal aanwezigen (plm. 7000), maar óók en niet minder door den opwekkenden invloed dien deze Landdag on het al»emee"e Par tijleven had. Wiilen Jhr. Ruvs de Beeren- brouck, wiens alom die-betreurde dood een sla» is eeweest niet het minst voor de R. K. Staatsoartij, heeft er zijn groote krachtige politieke rede in groot formaat" uitgebroken en hii heeft er de Partij zijn poüfiek testament in nagelaten. Hetgeen bij diezelfde gelegenheid over de actueele en acute economische en mone taire Droblemen kundig werd uiteengezet, is lei din »»e vend gebleken óók in dezen zin. dat het ter geschikter tijd leiding heeft gegeven aan de ooenbare meening omtrent het omstreden vraagstuk dat on 26 Scn- temher tot een onlossing. is gebracht. De R. K. Staatspartij mag de gematigde ont vangst van den devaluati -maatregel me de op .ilar crediet boeken! Na Amsterdam werden nog Landdagen georganiseerd te Alkmaar (7000 deelne mers), Bergen op Zoom (10.000), Hengelo (10.000), Heerlen (10.000), Den Bosch (15.000, Deventer (4000), Groningen (2000) en Rotterdam (4500). In Gelderland, Zeeland, en Drenthe wer den bovendien nog streeklanddagen ge houden In verschillende deelen van ons land worden voorbereidingen getroffen om ook in 1937 te kpmen tot het urganiseeren van soortgelijke demonstraties voor katholieke saamhoorigheid en onverzettelijke één heid op politiek gebied, „De Opmarsch" is goed op weg om alle bestaande politieke propaganda-tijdschrif- ten voorbij te streven, 16,00090.000. Deze cijfers over 1935 en 1936 demonstreeren wel glashelder den krachtigen groei van dit pittige blad. In één .iaar tijds de 14- daagsche oplage bijna verzesvoudigd! En nog dagelijks stroomen de abonnementen binnen. Iedere Staatspartij er rekene het zich tot een plicht, om met spoed het abon nementental te helpen opvoeren tot: 100 000! „In ieder gezin De Opmarsen er in." Met sneltreinvaart door de propaganda- uitgaven: „Onze Eendracht 's Lands kracht" (Landdagredevoerir.gen Amsterdam Fe bruari 1936) bereikte een oplage van 5000 ex.; „Soda op Vlekke(n)" wischte de spat- j ten af waarmede de Mussert-volgeling Vlekke trachtte de R. K. Staatspartij te besmeuren (25,000); onze reactie op de on- j smakelijke N. S. B.-Paardestal-brochure bereikte binpen twee weken (Augustus- j maand vacantiemaand?) een oplage van 200.000 exemplaren („Weigert het vuil"); 2 ledenwei'vingsparofletten (November en December) in een oplage van 600.000 exem plaren en een ledenwervingsplaat onder steunden de 100.000-nieuwe-leden-actie. Of die 100.000 (hans reeds zijn bereikt, I is op dit oogenblik moeilijk na te gaan. j Maar zeker is wel: dat tot onze Partij in 2 maanden tijds méér nieuwe leden toe- j traden, dan de N S. B, in vijf jaren wist bijeen teluiden! Uit het bovenstaande, blijkt wel. dat het j propaganda-apparaal van de R. K. Staats partij vergeleken bij het vorig jaar weder om een verheugender! vooruitgang ver toont. Deze korte opsomming van wat in 1396 werd verzet doet voor den verkie zingsstrijd in 1937 het beste verwachten. Het plan de campagne wordt gereed ge maakt; de propagandisten in slagorde ge steld. Een gunstige uitslag mag met ge past zelfvertrouwen worden verwacht., na harden strijd! „Alle hens aan dek!" Verkiezingen 1937. De voorbereidingen voor de Tweede Ka merverkiezingen zijn in gang gezet. De Partijraadsvergadering benoemde in zijn vergadering van 14 November 1936 (waar in tevens de Kringen hun wenschen t. a. v. het komende program van Actie te ken nen gaven) de commissie die het ontwerp- pregram vai» actie vooi de parlementaire periode 1937—1941 zal opstellen. Het Partijbestuur (in verdubbelde sa menstelling) beraadslaagde over de samen voeging van Kringen en stelde de combi naties vast. De Afdeelingen gaan thans een aanvang maken met het stellen der candidaten. En dan is de procedure in vollen gang. Centraal Adviesbureau voor Gemeentepolitiek. Ook de werkzaamheden van dit bureau bewegen zich in een stijgende lijn. Steeds meer raadsleden maken dankbaar gebruik van de kostelooze adviezen die het bureau verstrekt. Ook het maandschrift „De Ge meenteraad" officieel orgaan van de Federatie van Bonden var. R. K. Gemeen teraadsleden, leden der R. K. Staatspartij trekt door zijn waardevolle artikelen in steeds breeder kring de aandacht. Zelfs het K. D. P.-orgaan „Onze Vaan" citeert het met instemming! De R. K. Staatspartij heeft in 1936 we- derom goed en vruchtbaar werk verricht. Men kan er zeker van zijn, dat dit werk er in belangrijke mate toe heeft bijgedra gen, om het katholieke volksdeel zich meer bewust te doen worden van den staatkun digen plicht dien he< tegenover zich zelf en de geheele Nederlandsche volksgemeen schap heeft er weet te vervullen. De roep „Onze Eendracht, 's Lands klacht" kan ons volk niet langer onver schillig laten. Er schuilt een te groote waarheid in! I>e ordelijke. „Hallo! Beate coah, dvt blad heb je laten liggen". De overgang van het oude in het nieuwe jaar wordt reeds sinds overoude tijden met veel lawaai en rumoer gevierd. Velen ech ter geven er de voorkeur aan den Fylves- teravond in genoegelijke gezelligheid met familieleden, vrienden en kennissen door te bergen, maar rjlet zoodra is de laatste slag van twaalf verklonken, of de plechtige stilte van den avond wordt ver broken. Klokken heginnen te luiden, sire nes loeien, jongelui schieten hun pistolen en geweren af en met al dit lawaai doet men het oude jaar uitgeleide en wordt het nieuwe mpt de noodige vroolijkheid be groet. Zoo viert men Oudejaarsavond in Ne derland en bijna in geheel Europa. De Nieuwjaarsviering is al zeer oud. Reeds duizend jaar voor onze Christelijke jaar telling gaven de oude Egyptenaren elkaar bij de jaarwisseling een klein fleschje, waarop een heilwensch was geschreven. De Romeinen schonken een lauriertak, gebak, en ook wel metalen bekers, waarop een heilwensch was gegraveerd. Tijdens de regeering van de keizers Augustus en Tiberius was het de gewoon te om een geschenk in geld te geven, welke gave evenwel geheel aan den keizer moest worden afgedragen. De Nieuwjaars geschenken werden steeds meer kostbaar; zij werden door kunstenaars beschilderd en gegraveerd. Een overblijfsel van de Nieuwjaarsge schenken der Romeinen zijn de Nieuw jaarsdrinkgelden. Onze luidruchtige Oude- jaarsviering houdt nog verband met de oud-heidensche gebruiken van onze voor ouders, die een vreugdefeest vierden, dat duurde van Kerstmis tot Driekoningen, het z.g. Joelfeest, het feest van de dertien nachten, welke aanleiding gaven tot de meest woeste uitspattingen. Des nachts sloeg men op de trommels en blies men op de horens om de booze geesten te verdrij ven; men trachtte in de toekomst te zien door op een stierenhuid aan een kruisweg te gaan zitten en ook wei zette men zich met het zwaard omgord op het dak van zijn huis. Uit allerlei teekenen kon men voorspellen, of het nieuwe jaar gunstig of ongunstig zou zijn. Naarmate het Christendom meer en meer veld won, verdwenen ook deze heidensche feesten, niet echter zonder sporen achier te laten, waarvan de tegenwordige Oude- jaarsviering nog getuigt, In de Middeleeuwen en later was het vooral gewoonte zich op Oudejaarsavond potsierlijk toe te takelen en zoo zingend en dansend door de straten van stad en dorp te gaan. Dat het hierbij niet altijd even ordentelijk naar toeging, blijkt wel uit verscheidene bepalingen van de stede lijke overheden. Zoo liet het stadsbestuur van Antwer pen door den stedelijk-en omroeper op 31 December 1566 bekend maken „dat niemand 't savents of 's nachts en soude gaen mom men of d'nieuwe jaer singher noch met eenich spel spelen, op arbitraire correctie". Te Amsterdam werd het Nieuwjaarzin gen in 1578 verboden, „op pene van 't over ste kleed te verbruiyen". De Amsterdam- sche burgerij stoorde zich evenwel al heel weinig aan deze strenge bepaling; op Oude jaarsavond en Nieuwjaarsdag was het in Amsterdam steeds een lawaai, dat hooren en zien verging.. Het was echter niet al leen te Amsterdam, dat men op een der gelijke luidruchtige wijze „Oud en Nieuw" vierde, vrijwel in alle steden en dorpen van Nederland ging men zich hieraan te buiten. In de dorpen is van het vroegere Oudejaarsviering nog wel het meest over gebleven. Zoo b.v. in Ootmarsen, waar terstond na 12 uur zich een groep men- schen rond den nachtwacht schaart. Hoe wel de nachtwacht is afgeschaft, doet hij dien avond nog dienst en volgens een oud gebruik trekt de heele troep zingen door het dorp, om aan de bewoners de intrede van het nieuwe jaar kenbaar te maken. Het door de straten trekken en zingen zal men thans nog vooral in Zeeland en Noord- Brabant terug vinden. In het zuiden van Nederland wordt de viering echter meer gedaan door de jeugd. De kinderen trekken verkleed met een rommelpot langs de huizen. Voor elk huis wordt stil gehouden; de deur wordt open geduwd, terwijl een liedje wordt gezon gen. De bedoeling is natuurlijk iets te krijgen. Een van die liedjes, die in West- Babant in de omgeving van Roosendaal veel worden gezongen is: „Nuuwe Jaerke Zoete, ,,'t Vaarke hee vier voete, „Vier voete en 'n staert, ,,'t Kopke is 'n worstje waert. „D'r is nog wel 'n goede vrouw, „Die nog wel wat geven zou. „Lang maag ze leve, „Veul maag ze geve, „Honderd jaer nao dezen daag, „Hoop 'k da-ze leve maag." Wanneer het lied was uitgezongen, kre gen de kinderen een paar centen en dank baar trekt het troepje dan weer verder, om bij den buurma hetzelfde liedje te neuriën. O wee echter, als de bewoner van een dergelijke ovatie niet gediend is er. de deur voor de neus der kinderen dichtsmijt. Dan worden de twee laatste re gels aan het liedje veranderd en heel on barmhartig klinkt het dan: „Honderd jaor nao dezen daag. „Hak 'm dan z'n kop maar af!" Deze regels worden natuurlijk extra luid gezongen, zoodat de andere „rommelpot- ters" terstond weten, dat zij aan het adres van dien man of die vrouw niet behoeven te gaan. Terwijl in Brabant dit zingsn hoofdzakelijk op Nieuwjaarsmorgen ge-, beurt, heeft het in Zeeland, en vooral op Zuid-Beveland, oudejaarsavond plaats. Een typisch Oudejaarsgebruik is nog in Sehildwolde (Groningen) te zien, n,l, het z.g. klokluiden. Als de dienst in de Her vormde en Gereformeerde kerk is beëin digd, dan verzamelen zich bij den toren een aantal boerenknechts, die de zware klokken beginnen te luiden. Zij luiden dan ongeveer twaalf uur lang; van acht uur des avonds tot acht uur des morgens, Nieuw jaarsmorgen. Voor dat met het klokluiden wordt begonnen, hebben de boeren die er aan deelnemen, reeds het z.g. klokkensrneer opgehaald, waarbij geen enkele inwoner van het dorp wordt overgeslagen. Niet al leen in ons land, maar ook in het buiten land vindt men vele eigenaardige Oude- en Nieuwjaarsgebruiken, In Londen b.v. komen de in de Engelsche hoofdstad wonende Schotten op Oudejaars avond vóór de Kathedraal van St. Paul bij een en als de slag van twaalf klinkt, rei ken zij elkaar de hand, en alzoo één groote kring vormend zingen zij het oude lied „Old lang syne". Deze kleine plechtigheid maakt op alle aanwezigen een diepen in druk. Ook in het „Land van den Rijzenden Zon" kent men de Nieuwjaarsviering. De Chineezen vieren de jaarwisseling echter heel wat plechtiger, dan wij, Westerlingen gewoon zijn. Zij versieren hun woning met kleurige linteri, groen en bloemen en brengen overal transparanten en lantaarns aan. Door het branden van geurige krui den wenschen zij het nieuwe jaar als een welkome gast te begroeten. Zalig Nieuwjaar De jonge advocaat van Berk had reeds naam gemaakt en men voorspelde hem een prachtige toekorpst. Het was op een avondpartij op een land goed in de buurt, dat Maud, de eenige doch ter van den Amerikaansche millionair Ja mes Burningham naast hem op een divan zat in een hoekje van de kleine zaal. Ter wijl zij samen dansten, had zij hem verzocht een oogenblik te gaan rusten en daarvoor had zij zelf dit plekje uitgezocht. Tot hiertoe had hij over allerlei zaken gesproken, gelukkig door haai' gezelschap, maar opeens werd hij getroffen door de verandering in haar uiterlijk, want haar mooi gezichtje had zijn trotsohe uitdruk king verloren, haar oogen straalden en haar stem klonk bedroefd. Zij verweet hem, dat hij de uitnoodiging van haar vader, bij hem te komen dineeren, had afgewezen. „Ik ben bang", zei ze, „dat mijn gezel schap u niet aangenaam is en toch zou ik u gaarne tot vriend hebben". John Berk duizelde, zijn blikken werden beneveld. „U heeft geen recht zoo te spreken, als je alleen op vriendschap doelt", zei hij. „Vrouwen verstaan dergelijke dingen reeds vóór men ze geuit heeft. Je weet heel goed, dat ik je bemin". „Waarom hebt je dan getracht het mij te verbergen?" vroeg zij. John kon onmogelijk langer zwijgen en hij bekende haar hoezeer hij zich reken schap gaf van het groote verschil in*hun beider positie. „Ik heb je lief, maar ik weet, dat er geen hoop voor mij bestaat", riep hij uit. „Daar zou ik nog niet zoo zeker van zijn", antwoordde zij lachend. „Zou je van mij kunnen houden, Maud", vroeg hij zuchtend. „Het is niet onmogelijk, maar nog wat te vroeg. Ik geloof wel, dat ik je lief heb en ik beschouw je positie als eervol, maar ik weet niet zeker of mijn liefde voor jou wel groot genoeg is, om je vrouw te kunnen worden. Ik wil wachten en zien. Nu kan en mag ik nog niet „ja" zeggen". „Maar dan toch ook niet „neen"?" „Dat ook niet, maar ik wil wachten..,, Is er ook iets, dat jij mij wilt zeggen?" „Neen, zei hij, „maar hoe lang zal ik in die onzekerheid moeten leven?" „Ik bepaal geen tijd, want ik v/il je beter leeren kennen. Ik geloof aan je trouw en ik.... ik zal je een groote liefde schenken, als je werkelijk bent, wat ik van je ver lang. Dat kan alleen de tijd uitmaken. Maar breng me nu naar de danszaal terug". Hij voldeed aan haar verzoek, maar raap te eerst een bloem op, die ze had laten val len, en hij zwoer haar deze altijd te zullen bewaren, als een herinnering aan dat ge lukkige uur. Terwijl zij glimlachte ging hij voort: „Maar hoe zal ik mij tegenover je gedragen, zoolang Ik nog geen zekerheid heb?" „Als goede vrienden. Mijn vader is eer zuchtig en wenscht een Graaf of Hertog tot schoonzoon. Hij is echter een goed vader en als hij weet, dat mijn geluk op 't spel staat, zal hij toch toegeven. Je hebt al zoo veel naam gemaakt en, al bezit je geen titel, je bent toch van goede familie". Juist wilde John haar laatste opmerking beantwoorden, toen een vriend haar voor een dans kwam vragen. John van Berk verliet het bal en, op zijn studeerkamer gekomen, haalde hij een foto uit zijn bureau. Hij verzonk in gedachten. „Als je mij da delijk had aangenomen, Maud", zuchtte hij, „dan zou ik het je direct hebben gezegd en zou ik niet zoo ellendig geweest zijn, het voor je verborgen te houden, maar mis schien zal het nooit noodig zijn te spreken en kan ik mij al het leed besparen". De jonge Amerikaansche wist allerlei ge legenheden te verzinnen om den jongen ad vocaat te ontmoeten en zij leerden elkander telkens beter kennen en hegrijpen, Een van de vrienden van Berk vertelde hem, dat Maud aan zijn zyster bekend had, nooit dan met iemand van hoogen stand te zullen trouwen. Maar misschien kan je je laten doorgaan voor zoo iemand. „Ik wensch alleen door te gaan voor een gentleman", antwoordde John v. Berk, „en als zoodanig spreek ik ook niet over dames, die mij met haar vriendschap vereeren". „Maak je niet bezorgd, je bent de eenig- ste niet, die naar haar gunsten streeft". De moedeloosheid van de jonge advocaat werd na dit gesprek nog grooter en toch had hij geen reden tot klagen, want dien- zelfden dag had de beer Burningham hem geschreven om op Nieuwjaarsdag met zijn dochter te komen eten. Dien avond ontmoette hij het meisje bij Lady White en zoodra Maud de gelegen heid vond, zeide zij: „Wij hebben elkaar veel gezien den laatsten tijd. Houdt je nog Zooveel van mij als te voren?" „Nog duizendmaal meer", verzekerde hij. „Met Nieuwjaarsdag zult ge mijn besluit vernemen", zei het meisje. 's Avonds bleef John lang. zeer lang voor zijn schrijftafel zitten, totdat hij eindelijk met het gelaat in de handen fluisterde: „Ik wil haar de volle waarheid zeggen, maar het is hard haai' te moeten verliezen". Het zou een prachtig diner zijn, dat hij gaf. Een weduwe van gevorderden leeftijd had beloofd de rol van gastvrouw te zul len vervullen. Hij verzocht haar het menu op te maken, de kamers te laten schoonma ken en voor bloemen te zorgen, vooral ro zen, De tafel zag er schitterend uit, overal wa ren rozen aangebracht. Maud was opgetogen en trotsch op de manier waarop hij als gastheer fungeerde. Zij had hem nog nooit zoo welsprekend ge hoord. Op het oogenblik, dat de dames van tafel zouden opstaan om zich naar de salons te begeven, hoorde men in de vestibule de stem van een vrouw. Men vernam gemompel, de zaaldeur werd geopend en een bejaarde vrouw met ouder- wetschen omslagdoek en een gedeukt hoed je, vertoonde zich. Zij had een lief gezicht, levendige oogen, die snel van den eenen gast op den anderen gleden, om daarna vol liefde en trots op John te rusten. Zij ging naar hem toe. Al ler oogen waren op hem gericht. Zijn ge laat was doodsbleek geworden, doch zijn stem klonk vast, toen hij de stilte verbrak. „Wel moeder, dat is een verrassing voor den Nieuwjaarsdag! Dames en heeren, veroorloof u mij mijn lieve moeder voor te stéllen, de beste ter wereld, op wie ik trotsch ben". Hij boog zich over haar heen om haar te kussen. Nu stond hij met zijn arm om haar schouder geslagen, hij zag nog slechts één gelaat, dat van zijn beminde, die hij eenige minuten later zijn levensgescheide- nis had willen vertellen. Hij verwachtte niets dan minachting te lezen in de oogen, die hem zoo ernstig aankeken. Ook de oude vrouw zag opeens Maud en scheen verheugd. Het meisje knikte haar vriendelijk toe. „Uw moeder en ik zijn oude kennissen", zeide zij, en gaf de vrouw de hand, die zij hartelijk drukte. „Wij hebben elkaar te Devonshire ont moet, mijnheer Burningham, vader, en ik logeerden daar bij vrienden, toen wij pas uit Amerika kwamen. Nu moeten wij eerst voor uw moeder zorgen, die zeker wel vermoeid van de reis is, ze zal wel wat willen gebruiken, kom laat eerst alles gereed maken". Een uur later verzocht hij haar een oogenblik in zijn studeerkamer te komen en zoodra zij daar waren, sprak hij: „Ook al was mijn moeder niet gekomen, zou ik je de waarheid verteld hebben, ik had dit veel eerder moeten doen, maar steeds heb ik het uitgesteld. Mijn overleden vader was een brave man, en mijn moeder de trouwste, liefste ziel die er leeft, doch wat geboorte betreft is zij nog minder dan uw kamenier. En ik zelf zou op het land hebben moeten werken, indien mijn ouders niet het geluk hadden gehad een klein erfenisje te krijgen, dat hen in staat stelde mij te laten studeeren". „Waarom moet je mij dit alles vertel len?.... Ik...." „Je hebt genoeg gehoord en gezien om nu afscheid van mij te nemen, ik voel het". „Neen, neen, niet daarom, maar omdat ik alles van het begin af geweten heb, en omdat je het mij niet eerder bekend hebt. Reeds voor dat ik je kende, had je moe der mij reeds verteld van haar edelen knap pen zoon, die altijd zoo lief en hartelijk voor haar gebleven was. „Ik had je maar één woord te zeggen, John, en dat is: Vaarwel! „Poch neen, ik zorgde dat je moeder dit blijde Nieuwjaarsfeest met ons zou vieren, want ik wilde je door en door leeren ken nen, ook toen je zwijgen bleef. Indien jij je moeder verloochend hadt, dan zou mijn liefde in afkeer zijn overgegaan". „En nu?" „Nu is er niets meer tegen jou in te bren gen. John, Ik ben gelukkigik behoor jou toe". Diep getroffen boog hij het hoofd, greep haar hand en drukte die innig. Van de riab:;zijnde kerktoren tingelde een zware klokslag. „Twaalf uur", sprak John, „Zalig Nieuw jaar". M. E. STEYGER-ASPERSLAGH.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 18