De centrale verwarming in de Groote Kerk te den Haag wordt ver
nieuwd in verband met het aanstaand huwelijk van H. R. H. Prinses
Juliana met Prins Bernhard. Een gedeelte der nieuwe installatie wordt
de kerk binnengebracht
H. K. H. Prinses Juliana en Z. D H. Prins Bernhard bij aankomst aan het
Duitsche gezantschapsgebouw te den Haag. waar de Koninklijke familie Dinsdag
een bezoek aan den Duitschen gezant bracht
Als Kerstmis nadert. De kerstboomen worden gerooid en bij
groote hoeveelheden aangevoerd om de kerstboomenmarkten te
vullen
FEUILLETON
HELGA'S WEDDENSCHAP
Uit het Noorsch
door
SIGRID BOO.
(Nadruk verboden).
22)
Ze was over het algemeen genomen niet
genegen zich te laten imponeeren, en wil
de niet toegeven, dat de dames in de stad
chiquer waren dan die thuis in het dorp.
Voor de etalages der groote modezaken,
verklaarde zij mij ten stelligste dat ik, als
ik meeging naar het jaarfeest in „het lo
kaal", japonnen zou zien, die heel wat
mooier waren dan alles, wat hier hing.
Laurense nam een houding van ver
weer aan tegenover de vreemde omge
ving. Er waren meer dan genoeg dingen
om een goedmoedige ziel tot razernij te
brengen. Een auto kan sympathiek wer
ken op een landelijk gemoed, maar drie
na mekaar, op een kruispunt waar men
wil oversteken, zijn irriteerend, en zes, ze
ven, acht, werken beslist provoceerend als
een roode lap op een stier en brengen er
een mensch toe, allerlei verwenschingen
uit te spreken aan het adres van alles wat
auto heet. En het bellen van de tram deed
een arme stumper van het platteland van
schrik omhoog springen, omdat bet zoo
onverwacht kwam En dan het asphalt, dat.
samen met nog niet uitgeloopen Zondagsche
schoenen een globetrotter tot wanhoop zou
brengen- Verder al die menschen, die men
niet gewend was te beschouwen als een
massa, behoorend tot dezelfde soort, maar
die je aanstaarde met oogen op stokjes
En dan had je die winkeljuffrouwen, die
wel koninginnen leken, en zoo uit de hoog
te deden en beweerden dat je, als je een
mantel koopen wilde, heusch niet op een
honderd kronen meer of minder moest kij
ken.
Kortom, voor Laurense drie kwartier in
de stad was, deden haar voeten pijn, voel
de ze zich dood op en was ze giftig. Die
goeie, gemoedelijke Laurense.
Trouwens, ik zelf was weinig beter. Het
scheelde niet veel, of ik raakte van de wijs,
de eerste vijf minuten in de groote-stads-
drukte. Maar uit principe steek ik den neus
in den wind, dat weet je, en spreek me
zelf moed in met al die ver-Ameriwaansch-
te na-oorlogsjeugdche (noemen we t' zoo
niet) dwaze leuzen: Keep smiling. Go on!
Go ahead! enz. En het helpt reusachtig.
Ik zou me gewoon niet kunnen redden op
de met doornen bezaaide paden van het
leven zonder goede krachttermen. Zijn ze
niet de kern van de ervaringen van duizen
den? Zij 't ook slechts 'n zoo eenvoudige uit
roep als „Glück auf!", toch kan deze in
een gegeven geval werken als een geeste
lijk IJzeren Kruis.
Om te beginnen vereerden we de groo
te zaken met ons bezoek.
Vast besloten, moedig op te treden,
drongen wij voort tusschen toonbanken en
glasvitrines, doch reeds een electrische
ventilator in de zoldering deed Laurense
stilstaan om te vragen of dat een kleine
vliegmachine was, ea een hooge uitstalling
van lawines van verblindend glanzende zij
den stoffen bracht mij van de kook, waar
ik den heelen winter gesmacht had naar
mooie dingen. De vrouwelijke ijdelheid.
Het personeel echter had blijkbaar niet het
juiste begrip van landelijke onschuld. Ons
steeds aarzelender wordende tempo wek
te hun opmerkzaamheid. En toen wij la
ter bij een toonbank stonden om inkoopen
te doen en Laurense gemoedelijk de stof
fen bekneep, zooals ze gewend was te doen
met het katoen in onzer dorpswinkel, be
grepen ze dit geheel verkeerd. Ze hadden
absoluut niet door, dat hier enkel de pro
vincie om den hoek kwam.
Eensklaps zegt een van de dames ach
ter de toonbank od scherpen toon tegen
Laurense: Wat hebt u daar onder uw
mantel? Laat zien.
Niet begrijpend staarde Laurense haar
aan, en ik evenzoo, vóór het het volgende
moment tot me doordrong, wat ze be
doelde.
Maak uw mantel los, beval de dame
zegevierend.
Werktuigelijk deed Laurense, wat haar
gezegd werd. Er was natuurlijk niets an
ders te zien dan Laurense's eigen corpus,
naar alle zijden uitpuilend onder een blau
wen rok en een rood en wit geruite trui.
O! zei de dame kortaf en kreeg een
kleur, waarop ze zonder een woord de
stoffen begon op te rollen. Doch nu ont
waakte mijn strijdlust, die nooit al te diep
begraven ligt. Er waren grenzen aan wat
wij, menschen uit de provincie, moesten
verdragen. Meent u niet, dat het op uw
weg Ligt, uw verontschuldigingen aan te
bieden? zei ik en zag haar hooghartig aan,
waarop ik vervolgde: woorden, die ik
zeker uit een roman of een film heb:
Kan ik uw chef spreken? Wat ik van den
man gewild had, als ze hem bij me ge
bracht zouden hebben, dat mag Joost we
ten, maar iets moet men overlaten aan de
inspiratie van het oogenblik. Gelukkig
werd de zaak niet op de spit gedreven. De
winkeljuffrouw werd gloeiend rood en
doodelijk verlegen en stamelde een heele
massa nonsens, zoodat ik al gauw me liet
verteederen. Erger was het met Laurense
die eerst nu begreep, welken smaad men
haar had aangedaan. Snuivend van kwaad
heid verliet ze den winkel.
Hoe ik het ook draai of keer, het schijnt
me toe dat deze brief enkel handelt over
vervolgde onschuld. Nu denk ik er warem
pel over welke de meeste is: de slechtheid
dezer wereld of haar achterdocht? Losge
rukt van familie, huis, geboorteplaats enz.,
is het ongelooflijk, wat er niet al opkomt
in iemands brein. Ik ben van plan tante
Aleksandra deze bekentenis op haar ver
jaardag cadeau te doen, samen met een
gehaakte eierwarmer.
Ten laatste kochten we dan toch, wat
we noodig hadden. Ja, noodig hebben is
misschien niet het juiste woord, waar het
betreft een zwarte japon van georgette
en een ketting van groote gekleurde stee-
nen, een rooden hoed, die geen hoed is,
maar een klein lapje achter op je hoofd.
reuze chic, weet je en een rooden
mantel van een stof, welke beslist alle mo
gelijke bedoelingen heeft behalve de draag
ster te verwarmen. Laurense vond niets
goed behale de japon, daarom ben ik er
eigenlijk niet zeker van of deze heusch
wel, wat je noemt, chic is. Maar met mijn
mantel en hoed kan ik mijn plaats inne
men in iederen groote-stadsroman en gaan
zitten in den wintertuin van het exclusie
ve hotel, zonder uit den toon te vallen. Ik
veronderstel, dat je hieruit eenigszins kunt
afleiden, hoe het costuum is.
Maar vraag me niet, hoeveel geld ik nog
over had na deze oc itendwandeling door
de winkels. Ik zal zoo vrij zijn, je niet te
antwoorden. Vervelend, dat een mensch
altijd behept moet zijn met een geweten.
Stel je voor, daar had ik er werkelijk ge
wetenswroeging over dat ik al mijn geld
had uitgegeven, dat ik zelf had verdiend
op een eerlijke manier. Als ik me niet sterk
vergis was het een van deze zoogenaam
de innerlijke stemmen, die iets bazelde
over een warmen, wollen mantel en een
paar stevige wandelschoenen met lage
hakken. En verder een gejammer over zui
nig-wezen en zoo. Van dien kant heeft een
mensch nu eenmaal van alles te wachten,
dat heb ik zoo voor en na reeds ondervon
den. Doch deze bekentenis doe ik tante
niet, het mocht haar eens te sterk aangrij
pen.
Laurense was het niet eens met mijn
inkoopen en ik niet met de hare. Vergeefs
trachtte ik haar af te houden van een he
melsblauwe zijden jumper. Maar ik be
dwong me mijn oordeel uit te spreken over
de groote vraag van den dag. namelijk
of zij haar kleine, rossige haarknoedeltje
zou behouden in overeenstemming met de
woorden, dat het haar het schoonste sie
raad der vrouw is. of dat ze het zou offe
ren aan de mode en de schaar, om mis
schien evenveel succes te hebben als
Olga.
O, kapperssalon, o, phenomeen van den
tijd! Ik sta je dezen aanhef af voor een
gedicht over de moderne Eva.
(Wordt vervolgd).
Een overzicht der aangevoerde exemplaren op de stamboekvee-ten
toonstelling in Agricultural Hall te Londen