De spanning rond Koning Edward VIII. S^icbofic 0ouYont De crisis rond den Engelschen troon Links: Stanley Baldwin verlaat met Sir John Simon Downing Street 10; rechts: de Prinsesjes Elisabeth en Margaret Rose, dochter tjes van den Hertog en de Hertogin van York, bij het verlaten van 145 Piccadilly De midwinterhoorns klinken weer over de velden in den Achterhoek en Twente. Een folkloristisch gebruik, dat zich nog steeds handhaaft Op zeer opvallende wijze biengen de Engelsche dagbladen de berichten omtrent den crisis rond den Engelschen troon, welke door het publiek gretig gelezen worden Ryckmans, de gouverneur van den Belgischen Congo, vertrok deze week van Brgssel naar zijn post. Rubbens, minister van Koloniën, deed hem uit- aeleide Te IJmuiden is thans ook een groote zeesleepboot, de .Oceaan", gestation- neerd, die vooral bij storm goede diensten zal kunnen bewijzen President Roosevelt bracht, op weg naar Buenos Aires, ook een bezoek aan Rio de Janeiro, waar hij enthousiast ontvangen werd. De president verlaat bij aankomst te Rio de Janeiro de Jndianopolis" FEUILLETON HELGA'S WEDDENSCHAP Uit het Noorsch door SIGRID BOO. (Nadruk verboden). 19) Verder heb ik een ansicht gekregen van Tampa, Florida. Het was een gezicht op de stad, uit een vliegtuig genomen; een vrien delijke groet van Mr. Wood. Ik zal de wij de wereld in moeten, als het zoo doorgaat. M'n volgende weddenschap zal naar al le waarschijnlijkheid een reis om de we reld gelden. Gisteravond het was Woensdag en dus de vrije avond voor de dienstmeis jes, bezocht ik met Laurense de ba zar in „het lokaal". „Het lokaal" ligt verderop aan den hoofdweg, klein en verveloos en onaan zienlijk, ondanks de drakenkoppen op het dak. Het vervult echter de taak, de plaats van bijeenkomst te zijn voor de jeugd, en dat is het belangrijkste. Bij den ingang stootten we op de vaste lijfwacht van alle bazars, een troep opgeschoten jongens, die, moedig in het donker, ons een aantal meer of minder, maar bij voorkeur meer, dub belzinnige opmerkingen naschreeuwden. Na bij de deur vijf en twintig ore te hebben geofferd, waar volgens bazartraditie een wankek tafel stond met twee steenen scha len, werden we tóegelaten tot het slecht verlichte, overvolle, rookerige lokaal. De zware atmosfeer en een veelheid van penetrante luchtjes maakten ons de eerste oogenblikken wat duizelig, maar na verloop van enkele minuten waren we geacclimatiseerd en begonnen ons een weg te banen naar de tafels. Laurense, in haar glimmende bruinstoffen mantel met een stevige, zwarte handtasch, die scheen uit te puilen van verlangen de steenen schotels te vullen van hen, die zaten en „schre ven", werkte zich naar voren, dapper en vertrouwd met het bazargedoe. Aan een touw, dwars over een der hoeken van de zaal gespannen, hingen de glansnumimers der bazar, een sprei en de gordijnen met gehaakte kant. Feitelijk was er aan de bazar qua bazar niets opmerkelijks; alles was aanwezig, jamlepels, aluminiumpan- nen, cakevormen, het kleed met de ge borduurde rooden rozen en het kussen met den kleurigen vogel, het stuk gebraden vleesch van Pedersen, en de berkeblokken van Stubberud; en zooals het behoort ging een der jongste en kwiekste meiskes rond met tien-kronen biljetten, wat niet mag ontbreken en het summum van heerlijk heid is contanten. Een sterke geur van koffie maakte re clame voor het café in de zijzaal. Lauren se, die alty'd trekt heeft in eten en drin ken, wat ze niet zelf heeft klaar gemaakt, al is het ook nog zoo miserabel, wilde liefst regelrecht daarheen; maar ter wille van het fatsoen besloten we toch eerst even rond te kijken en een paar loten te nemen. Een bleeke man met doorzichtig haar, knieën in z'n broek en een gelige-hang- snor, knikte ons toe met een dankbaren en tegelijk beschermenden glimlach. Laurense fluisterde me toe, dat het de onderwijzer van het dorp was. de voorzit ter van den jeugdbond. Ik fluisterde te rug, dat hij me een goeie jongen toe leek. Laurence was dit met me eens en vertel de, dat hij weduwnaar was met twee klei ne kinderen; Ik meende, dat hij nu best een man voor haar kon wezen en dat ze daar eens over denken moest; maar Lau rense zei, dat ik m'n mond moest houden en noemde me een idioot en keek, of ik haar een moordaanslag had voorgesteld. Maar dat het idee haar toch goed deed aan haar hart, was duidelijk te merken, want ze nam twee loten van de taart. „Helgi en Laurense winnen". En eensklaps kwam de lust in me op, voorzienigheid je te spelen. Het moest dan toch al wel heel vreemd loopen, als ik niet twee smachtende har ten zou kunnen samenbrengen; want dat beiden verlangden, zij het dan ook voor- loopig nog zoo vaag, was hun best aan te Handig wist ik het zoo in te pikken, dat we naast hem kwamen te staan en ik knoopte een gesprek aan met de vlotte opmerking: ,,'n Mirakel zooveel menschen als hier vanavond zijn." Ja, dat is een merakel, antwoordde hij zeer tegemoetkomend. Hij sprak dialect met iets zalvend be verigs, wat hy zich blijkbaar op het spreekgestoelte had aangewend. Nadat we enkele geheel op hun plaats zijnde op merkingen hadden gewisseld over de warm te in de zaal en het zachte winterweer, vroeg hij, waar we vandaan waren en nam ik de honneurs waar. Ik wist Lau- rense's kookkunst hoogelijk te roemen, want dit begreep ik, dat Laurense's huis houdelijke bekwaamheden zoo te zeggen de basis moesten vormei van den veld tocht. Het was anders niet zoo gemakkelijk ze „op gang" te krijgen; hij was van de trage, langzame soort, en Laurense was zoo bleur, dat ze nauwelijks haar oogen op sloeg. Maar het begi was gemaakt en het ijs gebroken; en toen meneer Opstad ons daarna op koffie tracteerde, begreep ik, dat we de goeie richting uit gingen. In het café, waar rood vloeipapier rond de lampen een sprookjesachtige verlich ting tooverde, brachten we een recht fees telijk uurtje door. Zoo gauw Laurense uit haar keukenomgeving was is, zit haar echter een ongelooflijke verlegenheid dwars. Zoo te kunnen praten als jjj, Helga! zuchtte Ta naderhand. Ik troostte haar met te zeggen dat niets zoo vrouwelijk stond als blozende zwijg zaamheid. Op den langen duur zei ik, is het de bescheidene en ingetogene, die wint. Er zijn geen woorden, die zoo weldadig werken op brav. en soliede men schen als deze: „op den langen duur." Later besteeg de onderwijzer Opstad het spreekgestoelte en las een mooi en leerzaam verhaal voor, waarvan we alle maal het noodige konden opsteken. De heer Opstad las met veel gevoel en als er bijv. in de vertelling sprake was van iemand, die op de deur klopte, dan timmerde Op stad met z'n knokkel op den lessenaar Je zuiverste aanschouwelijk onderwijs. O ja, ze verstaan hier hun werk. Vervolgens kregen we eenige nummers van het ge mengde koor van den jeugdbond. Hier. ge lijk immer bij het zingen van koren, was het genoegen aan de zijder der optreders; maar dat is nu eenmaal niet anders Daar na werd men opnieuw aangespoord tot het nemen van loten. En toen kwam de trek king. De stemming, de atmosfeer, het gepraat en het lawaai, bereikten nu het hoogte punt. Zelfs de lichtschuwe jongelingen buiten op de stoep schoven naar binnen op de achterste banken. Alle aanwezige jon gelui verdrongen zich om den katheder in de hoop, een nummer te kunnen trek ken uit den trommel. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9