Zie ginds komt het pontjeDaar het paard van St. Nicolaas, dat al oud is, moet
uitrusten, maakt St. Nicolaas met Zwarte Piet gebruik van het pontje
er kwamen twee kinderen aan. 't Waren
broer en zus, beiden gekleed in versleten
kleeren. 't Zusje liep op oude pantoffels; 't
broertje op beschadigde klompjes. „Kin
deren", had moeder dien middag gezegd:
„jullie moet uitgaan, om wat houten knij
pers te verkoopen, want er moet brood
zijn voor morgen". Met de laatste boter
ham, die moeder in huis had, waren zij
toen op weg gegaan. Wel twee uur hadden
ze reeds geloopen, maar nog geen knijper
hadden de kinderen verkocht. Daarom
durfden ze nog niet naar huis te gaan. En
toch waren ze erg koud, zoo koud, dat hun
handjes beefden en hun tandjes klapper
den en ze huilden dikke tranen, omdat hun
voeten zoo'n pijn deden. Daar reed vlug
een auto voorbij! Even sprongen ze ver
schrikt op zij, zagen plots iets op den weg
liggen. „O. wat 'n mooie pop!" riep het
meisje. „O, en een bonte koe. een Teddy
beer en 'n prachtig paardje met zwarte
haren! O Frans, hoe is dat daar toch ge
komen?" „Misschien heeft Sinterklaas dat
daar voor ons neergelegd. Mien", zei
Fransje. „Ja, dat kun je denken! De Sint
komt niet meer bij ons. Moeder zegt toch,
dat hij ons straatje niet kan vinden en er
kan niets door den schoorsteen, door dat
kraaiennest„Zoo, en verleden jaar
dan??? vroeg het jongske. „O, zei Mientje,
«.oen lag vader nog niet in het ziekenhuis
en toen kwam vader Sinterklaas tegen en
die gaf hem letters voor ons„Nou,
dan wilde ik, dat Sinterklaas nu ook eens
langs kwam en ons dat speelgoed liet hou
den", sprak Fransje, terwijl hij het paard
je in z'n handjes nam. „O Frans, hoor je
niets!" riep Mien opeens. „Neen, zei Frans,
of bedoel je dat getoeter?" „Natuurlijk!
sprak het kind, 't is de auto. Misschien zit
Sinterklaas daar wel in en hij komt mis
schien wel het speelgoed terughalen
't Lag er toch, toen straks de andere auto
voorbij kwam„Heb je nou Sinter
klaas wel eens in 'n auto gezien?" vroeg
Fransje; „op de prentjes zie je hem toch
op een schimmel!" Maar hij kan toch best
in een auto komen?" zei Mientje weer.
„En als hij nu eens hiqr kwam, zou je dan
bang zijn?" „Nee hoor, ikke niet", riep
Frans, „ik zou wel durven vragen om dat
paardje en die koe„En ik zou zeg
gen: „Sinterklaas, mag ik Teddybeertje
voor kleine Jan meene
men, en die pop
Zoo pratend en bekij
kend vergaten de kinde
ren, dat ze zoo hee
koud waren. Ja, ze ver
gaten zelfs de auto, die
reeds vlak voor hen
stond. En in die auto
zat St. Nicolaas! Maar
hoe kwam die auto, die
straks voorbij tufte
weer terug?'Ja, dat was
waarlijk 'n vreemd ge
val! Niet wetend, dat de
linnen zak scheurde, waj
de chauffeur in volle
vaart doorgereden, tot
dat, juist bij een krom
ming van den weg, er twee doozen met i
lekkers uit rolden. „Stop chauffeur", riep
St. Nicolaas. En daarna tot Piet: „Ach,
zwartje, we hebben twee doozen verlo
ren! Kom, raap ze vlug op!" „Ach Sint,
kermde Piet, ik wist wel, dat het zoo zou
gaan. Eerst vallen de doozen, straks vallen
wij!" En terwijl Piet terugliep, om de ver
loren dingen op te rapen, zag hij opeens,
dat de zak die achteraan was' gebonden,
een groote scheur had en dat door die
scheur heel wat was verloren. „Ook dat
nog", riep hij verschrikt, en liep weer te
rug naar den wagen, schreeuwend: „Ach,
Sintje, de doozen liggen op den weg, maar
we hebben de helft van het speelgoed ver
loren". „Hé, hoe kan dat nu?" vroeg St.
Nicolaas. „Alles kan als er 'n scheur in
den zak zit", was Piet's antwoord. „Zucht
toch niet zoo, Pieter",, suste St. Nicolaas.
„we zullen langzaam terug tuffen, dan
vinden we het straks wel", 't Was daarom,
dat Frans en Mientje de auto, die straks
voorbijreed, zagen komen. En zij, die had
den gezegd niet bang te zijn, en opeens
Sint en zijn knecht zagen, waren nu zoo
verschrikt, dat Mientje de pop liet vallen
en Frans het paardje zoo stijf in zijn ar
men drukte, dat dit weer zuchtte over zijn
staart, pootjes en ooren. En juist toen
Mien en Fransje wilden gaan huilen, vroeg
Sint heel vriendelijk: „En waar willen
jullie met dat speelgoed heen? En wat
moeten die knijpers op den weg? Moeten
jullie de wasch voor je moeder te drogen
hangen?" „Neen Sinterklaas, we moeten
de knijpers verkoopen, dorst Mientje met
een verlegen stemmetje te zeggen. Daar
gaf Frans z'n zus een duw, vraag nu! zei
hij. „Wat moet ze vragen?" vroeg Sint.
„Of ik de beer voor m'n broertje mag hou
den, Sinterklaas", vToeg Mientje zacht, „en
de pop„Voor je zelf", vulde Sint aan.
Mientje schudde het hoofd. „Die moet u
aan Grietje van buurvrouw Vos brengen",
zei ze, „want moeder heeft gezegd, dat u
dit jaar niets in ons huis kan brengen,
omdat wij in zoo'n nauw straatje wonen",
„en onze schoorsteen is veel nauwer", be
gon nu Fransje, „daar zit een kraaiennest
in, want sinds vader in het ziekenhuis
ligt, hebben we geen vuur in onze kachel,
weet u". „Zoo, zoo", zei Sint, „en hebben
jullie nu al veel knijpers verkocht?" „Nog
Langzaam en statig gleed
de stoomboot over de zee.
't Was de boot uit Spanje,
die St. Nicolaas en zijn
knecht naar Nederland
bracht. St. Nicolaas was
erg bleek en Piets gezicht
was nog zwarter dan an
ders. Dit kwam omdat ze
beiden zoo moe waren. Het
was ook een groote zorg
geweest, voor ze met hun
pakken en manden, hun
kisten en zakken, goed en
wel aan boord waren. Doch
nu stond alles veilig in het
ruim. Daarom zei dan ook
St. Nicolaas tot Piet: „Pie-
ter, als we in Nederland
zijn aangekomen, begint
voor ons de grootste druk
te. Ik kruip vlug in m'n
kooi. Doe jij dat dus ook
en slaap 'ns fijn uit. Nacht
Pieter!" „Nacht Sinter
klaas", sprak Piet en hij
ging naar zijn hut, kroop
in zijn kooi en sliep wel
dra zoo best, dat hij niet
hoorde, hoe het begon te St. Nicolaas m>
stormen en niet voelde dat op zijn
de boot zoo stampte en
schommelde, dat alles, wat niet vast stond,
rolde en tolde van links naar rechts. Nu
was onder alles, wat zoo rolde en tolde
een groote zak, waarin poppen waren, die
konden praten; koeien, die boe-boe loei
den; hondjes, die konden keffen, katjes
die miauwden, ja, er waren zelfs kikkers,
die kwak-kwak riepen en teddybeertjes,
die bromden. En omdat het nacht was en
de menschen lagen te slapen, was het
speelgoed wakker en dat vertelde elkaar
van hun leven. Juist had 'n clown, die
trommelen kon, het hoogste woord. „Als
ik wil, dan trommel ik jullie doof!" poch
te hij. „Als je dat durft, bijt ik je" brom
de de beer. „En ik krab je" riep een wol
len poes". En ik stoot je met m'n horens",
loeide de koe. „Ach vrienden", begon een
zwaxt-harig paardje, „kibbelt toch niet -
zoo. Over 8 dagen zijn wij allen dood..."
„Hoe weet je dat?" loeide de koe „Ach",
zuchtte het paardje, „eerst vinden de kin
deren ons prachtig; maar ze hebben ons
goed twee dagen, ofdaar gaan onze
pooten, dan krijgt onze staart een beurt.
daarna gaan onze ooren er aan. O, en dan
.onze kopwacht maar.neen,
langer dan acht dagen vast niet...." „Hè,
praat toch niet zoo akelig!" zei een nuf
fig popje, „ik hoorde, dat kinderen juist
lief zijn". „Mij kunnen de kleinen niet stuk
maken", bromde de Teddybeer. „Een kin
derhandje kan alles", zuchtte het paard.
En omdat het andere speelgoed geloofde,
wat het paard zei, zwegen ze allen in den
grooten zak. En zij bleven stil tot de nieu
we dag aanbrak en de menschen ontwaak
ten en met elkaar spraken.
„Pieter", begon weer St. Nicolaas, „gooi
niet hard met de linnen zak. Daarin zit het
speelgoed, dat praten kan en dat is breek
baar. Wij zijn nu bijna in Holland. Kijk,
de loopplank ligt al klaar! Haal jij nu
it zijn schimmel. De populaire gast stijgt
paard voor het bezoeken aer kinderen.
gauw m'n schimmel van het dek, dan zul
len wij daar dien zak alvast opladen. En
op jouw ezeltjeToen Sint van het
schimmelt je sprak, keek Piet hem ver
schrikt aan. .Ach Sinterklaasje, we heb
ben het schimmelt je vergeten mee te ne
men! Staat nou nog op de kade in Spanje
en m'n ezeltje ook„Hoe kun je zóó
dom zijn, Piet", bromde Sint.. „Hoe kun je
de dieren vergeten, die zoo nuttig zijn? Nu
moeten we een auto nemen„O, een
auto! riep Piet uit. „Nee hoor Sinterklaas,
ik durf niet in zoo'n benzineding!" „En je
durft wel op de daken?" vroeg Sint. „Dat
ben ik van jongsaf gewend, was het ant
woord, maar zoo'n auto gaat zóó gauw,
dat er geen stuk heel blijft. O, u zult zien,
Sint, dat, als we in de stad komen, alles
kort en klein is en wij zelf komen er ook
niet heelhuids af'. „We zullen alles ste
vig binden, Piet", beloofde Sinterklaas.
„Jou soms ook Pieter?" „Heel graag, wil
de Pieter zeggen, maar schaamde zich 'n
beetje. Maar toen hij 'n poosje later in de
auto naast den chauffeur zat, hield hij
toch diens jas goed vast. En achter in den
wagen zat St. Nicolaas tusschen heel veel
pakken en groote doozen, terwijl de zak
met het speelgoed, dat kon spreken stevig
achter de auto was gebonden. Piet rilde
van angst toen de chauffeur de motor aan
zette en onder 't rijden riep hij maar: „Er
blijft geen stuk heel en wij ook niet...."
Ook het speelgoed in den zak ging te
keer. „Er blijft geen stuk van ons heel",
loeide droef de koe. „O, daar gaan we
al!" riep popje. „O, de zak is open, ik
val!" bromde de Teddybeer. „Ach, daar ga
ik", zuchtte het paardje. „O, m'n pootjes,
m'n ooren en m'n mooie staartje". En het
lag op den weg naast de koe, de pop en
de Teddybeer„O, ik zie kinderen",
loeide de koe. En ze had goed gezien, want
Het paardje,
dat bang voor
kinderen was
geen een, Sinterklaar", vertelde Mien, „en
als wij ze niet verkoopen, heeft moe geen
geld om brood te koopen". „Zeg 'ns Pie
ter, mij dunkt, we kunnen de knijpers wel
gebruiken voor 't drogen van m'n tabbaard.
Neem ze maar en geef de kinderen een
gulden er voor; 'n gulden voor ieder
mandje". De kinderen wisten niet wat ze
hoorden. Hun straks zoo droeve oogen
straalden. Twee gulden voor de knijpers!
„O, wat zal moe blij zijn", riepen ze. Maar
toen zei Mientje: „Ik durf dat geld niet
naar huis brengen. En ook niet 't groote
speelgoed". „Wat nu?" vroeg de Sint. ,,'t
Is voor de kinderen uit 't steegje, Sinter
klaas. „Als die al dat geld en het speel
goed zien, nemen de jongens 't van ons af.
Maar als u misschien 't nest uit de schoor
steen kunt wegnemen en dan alles naar
binnen wilt werpen,". „Ja, nu begrijp ik 't",
lachte St. Nicolaas, „dan gaat 't in één
moeite door. Zeg maar waar je woont,
dan schrijft Piet 't op. Begrepen Piet?" en
hij wees toen naar Miens pantoffeltjes.
„O natuurlijk Sint", zei Piet, die met de
manden vol knijpers en het speelgoed in
z'n armen stond en toen iets in de slof
oude amandelbrood, dat in de lang ver
vlogen tijden der Middeleeuwen onder de
bruiloftsgeschenken voorkwam. Oude
schrijvers maken er melding van, zoo o.m.
Roemer Visscher in zijn sinnepoppen,
waarin hij het heeft over „zoetsmakende
marsepijnen"; ook Bredero gewaagt in een
van zijn geschriften hierover. Doch wat Mar
sepein eigenlijk beteekent is een vraag,
welke niet geheel is opgelost. Sommigen
beweren, dat het een verbastering is van
Marei-panes of Marcus-brooden, welke de
bakkers voorheen ter eere van St. Marcus
en ter gedachtenis aan een hongersnood in
1438 bakten, toen in genoemd jaar een
brood ter grootte van een ei voor een gul
den werd verkocht.
Anderen evenwel beweren, dat marse
pein afstamt van marzapane, dicht op el
kaar geperst amandelbrood. Hoe het ook
zij, het is zeker dat oudtijds het marse
pein altijd den vorm van een hart had,
waarbij op de effen witsuikeren oppervlak
te allerlei gekleurde figuren waren aange
bracht, meestal de liefde symboliseerend,
welke een jonkman zijn „liefste suikerde-
prye" toedroeg en welke hfi uitte door
Hllllll
len wij het niet hebben: Sonneberg bezit
n.l. een groote bezienswaardigheid. Men
vindt er een „speelgoedmuseum", opge
richt in 1901. In dit museum is onderge
bracht een prachtige verzameling speel
goed, zoowel oud als nieuw. Men vindt er
zelfs speelgoed, dat in 1735 werd vervaar
digd.
En wat men hier ook ziet is een geheele
voorstelling, in hout van de bekende ge
schiedenis van den Rattenvanger van Ha-
meln, die het stadje Hameln van de rat-
tenplaag bevrijdde en die, toen hij hier
voor niet beloond werd, zooals hem werd
beloofd, alle kindertjes van de stad mee
nam, die aangetrokken door zijn gefluit,
allen achter den man aanliepen en nooit
meer bij hun ouders terugkeerden.
Verder zien we hier een volledige „Thü-
ringsche kermis", die zeer beroemd is.
Ook voor de jeugd is een bezoek aan dit
typisch museum interessant, want men
leert hier onbewust de ontwikkeling van
het speelgoed in den loop der eeuwen.
De stoomboot uit Spanje. Dat het ambt van St. Nicolaas geen sine
cure is, bewijst zijn alomtegenwoordigheid
duwde". „Dan maar weer in de auto", be
val Sint. „Morgen kom ik bij hen", dacht
het paardje. „Boe-boe" loeide de koe. 't
Kan nog meevallen". Daar tufte de wagen
weg, nagestaard door Frans en Mien.'
„Laten we gauw naar huis gaan en aan
moeder vertellen", stelde de jongen voor.
„O, er zit iets m'n slofje", riep Mientje
en trok haar uitgeloopen pantoffel uit en
vondeen gulden. „Dat deed Piet",
juichte Frans, ik zag. dat hij er iets in
stopte. Nu naar huis!" Wat keek moe op
toen zij haar kinderen met blijde gezich
ten zag thuiskomen. En wat was zij ver
heugd, toen Frans haar alles vertelde en
Mien haar gulden gaf en zei: „Moe, u
krijgt nog 'n gulden van Sinterklaas. Hij
haar met een grooten hylikmaker en mar
sepeinen herte op Sinterklaas te vereeren.
De benoodigdheden voor het maken van
marsepein zijn: één ons poedersuiker, één
ons amandelen, één eiwit, wat citroensap.
Laat de amandelen in wat kokend water
staan tot "de velletjes loslaten. Pel ze dan,
maal ze met de suiker en het eiwit door
den amandelmolen. Nog eens malen en de
fijngemalen massa met het citroensap ver
mengen. Men kan er langwerpige rollen
van maken of een groote ronde of kleine
ronde balletjes. Vermeng wat cacao met een
beetje poedersuiker en rol het marsepein
hier door. Bij den drogist kan men onscha
delijk kleursel krijgen, waarmee men van
buiten het marsepein kan kleuren, b.v.
rood voor kaas.
DE SPEELGOEDSTAD SONNEBERG
Het „Speelgoed-museum" de grootste
bezienswaardigheid
Soïlneberg, de speelgoed-stad in Thürin-
gen, is in de weken, welke het St. Nico-
laasfeest voorafgaan, een en al bedrijvig
heid. Duizenden stuks speelgoed worden
er in dien tijd naar alle deelen der wereld
verzonden. Duizenden vlijtige handen
werken mee om alle bestellingen na te
komen, welke binnenkomen.
In Sonneberg wordt hoofdzakelijk hou
ten speelgoed gemaakt, maar hierover wil-
zal dien door den
schoorsteen werpen".
„We zullen morgen we!
zien, of het echt Sint is
geweest, dien jullie
hebt ontmoet", zei moe
der toen. En 't was St
Nicolaas geweest! Dit
zagen allen den volgen
den dag, toen in Frans'
klompjes en Mien's pan
toffeltjes zooveel lek
kers lag, als ze nog
nooit hadden gehad. Er.
naast de klompen lagen
kleeren en 'n wollen
doek voor moeder. En
ook het paardje, de
koe, de pop en beer la
gen er naast. Frans gaf toen 't paardje, dat
hij zelf zoo mooi vond, aan Jantje; Greetje
van buurvrouw kreeg de pop. Maar dien
nacht werd Jantje, die heel zwak was en
altijd in zijn bed moest liggen, nog zwak
ker. Hij lag met het paardje in zijn magere
knuistje en streelde het: „Myn lief mooi
paardje, wat hou ik veel van jou!" En
't paardje keek met z'n glazen oogjes den
zieken jongen aan en zuchte niet meer
over zijn pootjes, ooren en staart, want
alles bleef lang heel; ja het paardje
leefde zelfs nog langer dan het zwakke
Jantje. Dat had het paardje, dat bang was
voor kinderen, nooit gedacht....
ST. NICOLAAS-RECEPTEN.
Marsepein. Alvorens over te gaan
tot de beschrijving van het recept voor het
maken van marsepein, willen wij iets om
trent deze lekkernij vertellen.
De grondstof hiervoor benoodigd is het