3)e SaictocHeGou/fccmt Do Wagnervereenlglng hield Dinsdagavond in den Stadsschouwburg te Amsterdam de generale repetitie van Bizet's bekende opera .Carmen*. Een scène uit de eerste acte Op het Plein 1813 te den Haag vond Dinsdag een herdenkingsplechtigheid plaats van Nêerlands onafhankelijkheid. Schoolkinderen gaven een zanguit- voering, en legden een krans neer aan den voet van het monument Veever voer aangepast aan de tijdsomstandigneden. Een niet alledaagsch snapshot te Assendelft Tom Clark, de machinist van de Engel- sche locomotief .Princess Elizabeth", bij het verlaten van het Euston station te Londen voor den recordrit naar Glasgow De bouw van de nieuwe Beurs te Rotterdam. - Een overzicht van den stand der werkzaamheden Het eerste geschilderde portret van Koning Edward VIII van Engeland op de tentoonstelling der Engelsche Koninklijke Vereeniging van portretschilders in de .Royal Institute Galleries" te Londen FEUILLETON HELGA'S WEDDENSCHAP Uit het Noorsch door SIGRID BOO. (Nadruk verboden). 4) Het wes tante Aieksandra, die met dit aanlokkelijk voorstel kwam aanzetten. Ik exploiteerde m'n overredings-talent tot het uiterste. Ik moest naar m'n vader toegaan en m'n armen om zijn hals slaan en met tante Aieksandra moest ik grieze lig verstandig praten. Het was goed voor jonge meisjes, een tijdje van huis te gaan en te probeeren, hun eigen kostje te ver dienen. Ja, dat moest tante toegeven. En jonge meisjes zouden hun eigen thuis eerst goed leeren waardeeren, als ze zagen, hoe het bij anderen wjs, zei ik. Ja, ook dat moest tante toegeven. En zoo won ik het ten laatste. Ga je gang maar, als je het met al le geweld wilt, zuchtte tante, maar in mijn tijd luisterden de kinderen naar den raad van ouderen, en ik ben er van over tuigd, dat hun dit later ten goede kwam. - Wel, kwaad zal het haar niet doen, meende vader. Ik denk trouwens, dat we haar gauw genoeg weer thuis zullen heb ben. Die heele week bereidde ik me voor op mijn aanstaande taak; d.wj^, voor zoover de naaister geen beslag legde op m'n ttfd. Ik waschte af en zette koffie en schilde aardappelen en waschte nog eens af. Ik vochtte goed in en mangelde het en keek er naar, hoe ze visch schoon maakten. Over 't algemeen deed ik alles, wat ik met mo gelijkheid doen kon, en 's avonds was ik bijna te moe om uit te gaan. Moeilijk kon je het huishouden eigenlijk niet noemen, maar pff, er kwam nooit een einde aan. De menschen deden niet anders dan eten. Tafel dekken en tafel afruimen, borden en schalen en pannen afwasschen en ze weer vuil maken, anders was het niet, den heelen dag door Het leed geen twijfel, de menschen hadden zich aangewend, veel te dikwijls te eten, en een hervorming in die richting was dringend noodzakelijk. Ik meende me te herinneren, iets te hebben gehoord over geconcenteerd voedsel, pil len of zoo; je hoefde er alleen maar af en toe een door te slikken, dan kreeg je alle voedingsstoffen binnen, die een mensch noodig heeft om te leven en te gedijen. Ik hoopte, dat deze pillen in de naaste toe komst in den handel zouden komen. Ik be dacht ook een heele reeks andere vereen voudigingen voor onze huishouding; maar tante Aieksandra begreep me heelemaal verkeerd en zei, dat luiheid iets was, wat een huisvrouw zich in ^e allereerste plaats moest afwennen. Ik probeerde verscheidene keeren, een betrekking te krijgen, maar het lukte niet De zaak moest dus anders aangepakt wor den. Als ik me eerst maar persoonlijk kwam presenteeren, dan zou het wel beter vlot ten. Als ik m'n haar naar achteren strijk en een braaf, innemend gezicht zet zie ik er reuze vertrouwenwekkend uit; en m'n een weinig opwaarts strevende neus ver hoogt nog den so li eden indruk. Tante karakteriseerde het heele plan als „een gril", „gekkenwerk" en „nonsens". Ze zei het niet hardop, maar ik weet dat ze iets dergelijks dacht als: o ja, Helga is niet voor niets de dochter van haar moe der. In tante's oogen zijn mijn minder ge lukkige eigenschappen een erfenis van den kant mijner moeder. Maar genoeg hierover, genoeg. Daar tante mij niet op goed geluk wilde laten gaan, plaatste ik zelf een adverten tie, motto: „lid van het gezin"; en verbeeld je ik kreeg antwoord. Het was mevrouw Lisby uit Oslo, haar man was directeur en het leek alles prach tig. Ze hadden vijf kinderen, maar dit be- teekende niet, dat ik het heel druk zou hebben, integendeel, de kinderen waren zoo lief en behulpzaam en handig. Het loon bedroeg vijftig kronen per maand. Zelfs tante's bezwaren werden minder en ze hielp me nu op alle mogelijke manieren, de zaak voor mekaar te krijgen. Vader kwam met het voorstel, inlichtingen in te winnen over dien directeur Lis' y, maar daar ver zette ik me zeer beslist tegen. Om te be ginnen was het tijds genoeg voor me, de noodzakelijke inlichtingen ter plaatse te verkrijgen, en ten tweede was Oslo, Oslo en geen Parijs of New York; en ten derde vond ik een dergelijken maatregel vreese- lük aanstellerig. Was ik niet volwassen en kon ik mezelf niet redden? Voor mijn vertrek arrangeerde de club een afscheidsfuii. We soupeerden en dan sten in het strandhotel. Jörgen was op z"n voordeeligst. Op de tafeltjes stonden kleine lampjes met roode kapjes, en de band speelde de meest verleidelijke me lodieën. Ik danste den heelen avond met Jörgen, hij was meer dan lief tegen me, en z'n oogen waren zwart en vurig, misschien leek dat alleen maar zoo door de roode lampekapjes. Mijn wil scheen te ver slappen door al die muziek en vele ma len wenschte ik, dat Jörgen me zou vra gen, te blijven maling te hebben aan de heele weddenschap en te blijven bij hem voor goed. Maar hij zei niets. Op den te rugweg was het knap koud, en de reactie bleef niet uit. Ik voelde me klein en hul peloos, terwijl ik samen met de anderen door de straten liep, een miserabel ge voel; 't beste, te gaan slapen. Ik heb be slist aanleg voor melancholie. Oslo, 18 September. Eerste rapport. Lieve Gretel Aldus stapte ik in den trein. De reis verliep zonder veel wederwaar digheden. Toen ik tante Aleksandra's roomwafels te voorschijn haalde, kreeg ik een kleinen aanval van heimwee en moest ik denken aan onze groote, lichte keuken thuis, en aan de gezellige kamers en va der in zijn schommelstoel achter de krant, en tante in haar rieten leunstoel met haar haakwerk; ik werd er ~en beetje raar van, zoodat ik me haasten moest, troostredenen op te diepen. Een jaar had slechts 52 we ken, 365 dagen, 8760 uren 't was im mers zóó om. En naar alle waarschijnlijk heid zou ik het reusachtig goed en gezellig hebben bij den directeur Lisby; mevrouw scheen allerliefst, echt iemand, die je be greep, O ja, er was redenen genoeg om vroo lijk te wezen. Weliswaar piekerde ik er nog telkens over, wat me er toch eigen lijk toe bewogen had, In te gaan op die weddenschap. Het had veel meer in mijn lijn gelegen te wedden, dat ik binnen een half jaar vor Latijn en filosofie een 10 zou halen. Het was elf uur in den avond, toen ik te Oslo aankwam. Als ik me een voorstelling had gemaakt van iets in de richting van een jongeren broer van mevrouw Lisby of den knappen, jongen neef van meneer Lisby, die gereed zouden staan me te helpen met m'n kof fers, dan had ik het glad mis gehad. Zij, die op het perron te wachten stonden, storm den stralend van blijdschap op alle rei zigers toe, behalve op mij. De menschen drongen langs me heen, en ik stond daar met m'n twee zware handkoffers plus m'n parapluie en liet den stroom langs me gaan, tot en man inet een kruiwagen vol bagage me uit m'n verdooving wekte met een allerbeleefdst: Op zij daar! Haastig zamelde ik m'n eigendommen bij een en liet me door den stroom meevoe ren naar den uitgang, waar ik een taxi annexeerde. Het was zaak te handelen, voor de verleiding me te machtig werd. Om de waarheid te zeggen was het bar verleide lijk, den kouden, donkeren avond te ont- I vluchten en al die vreemde, ontmoedi gende indrukken in de lichte vriendelijke kamers van oom Theodoor en tante Ka- thrine in de Incognitostraat, waar ik met open armen zou worden ontvangen, al was het alleen maar omdat ze om de een of andere onbegrijpelijke reden medelijden met me hebben. Al word ik vijftig, met tien onderkinnen en een gezicht als een veldheer, dan zullen zij nooit iets anders in me zien dan „dat arme, kleine ding". (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5