Vlootinspectie door Engelschen Koning. HELGA'S WEDDENSCHAP 3)e Cöicbclve Gou/fcomt De .Statendam" van de HollandAmerika Lijn is, na eenigen tijd in het dok van Wilton-Feyenoord te Schiedam te zijn geweest, Vrijdag naar de Wilhelminakade versleept om ontgast te worden Maarschalk Rydz Smigly in gesprek met den president van Polen. Ignaz Moscicki, tijdens de groote parade te Warschau ter gelegenheid van de viering van den Poolschen Onaf hankelijkheidsdag De G. 1, het nieuwste Fokker gevechtsvliegtuig, dat op de internationale lucht vaarttentoonstelling te Parijs geëxposeerd wordt Het tweemotorig toestel werd in een afgesloten ruimte der fabriek in den recordtijd van 5 maanden gebouwd Wat er overbleef van den grooten wind-graanmolen te Raamsdonk, die door onbekende oorzaak een prooi der vlammen werd, waarbij een groote hoe veelheid meel gretig door het vuur verslonden werd De Koning van Engeland inspecteerde deze week bij stormweer te Portland de vloot en haar bemanning. Ongeveer veertig oorlogsbodems namen aan deze vlootrevue deel De Koning tijdens de inspectie De bekende midvoor van het Neder- landsch. elftal, Bakhuys, heeft te Den Haag een sigarenmagazijn geooend FEUILLETON Uit het Noorsch door SIGRID BOOO. (Nadruk verboden). 1) Om de waarheid te zeggen ik was in een aller miserabelt humeur. Het was heusch niet dikwijls, dat ik mezelf toestond, dit te zijn: men had wel geleerd, het leven lachend te leven! Dat dit aardsche leven een tranendal is, is een feit, hetwelk men niet al te tragisch moet nemen. Maar aan alles is een grens! Als het bestaan zoo buitensporig vervelend wordt als op dien bewusten dag, is het be slist onmogelijk, te doen alsof er niets aan de hand is. Het begon er mee, dat vader aan het ont bijt verklaarde, dat ik me voorloopig dat Warysche uitstapje uit het hoofd moest zet- üen en dat ik iets moets zien te beden ken, wat voordeeliper uitkwam, aangezien zulke groote uitgaven hem op het oogen- blik niet schikten. Tegen het voorjaar zullen we er nog eens over denken, zei hy. Stel je voor, te spreken over het voor jaar. terwijl het nog Juli was, dat was nou een redenatie voor onze over-over- grootvaders! Het volgend voorjaar mensch, dan was ik zoo oud als Methusa- lem! Van uitstel komt afstel! antwoordde ik tamelijk bits, waarop vader opmerkte, dat, toen hij jong was, een kind er niet aan gedacht zou hebben zulk een antwoord te geven. Het is treurig maar waar mijn vader had den '.aatsten tijd de hebbelijkheid laat ik liever zeggen: de onhebbelijkheid te spreken over geld en uitgaven en over wat men zich kon veroorlooven en wat niet. Het was werkelijk in hooge ma te vermoeiend, en zooals nu met mijn Parijsche uitje beslist hinderlijk en gênant. Wel weet ik, dat het geld iemand niet op den rug groeit, evenmin aan een boom heb ik soms op het eindexamen niet een schitterend opstel geschreven over: „De economische crisis na den oorlog", maar daarom heb ik, eerlijk gezegd, er nooit van m'n leven aan gedacht, dat ik iets te maken zou moeten hebben met een econo mische crisis. In ieder geval kwam het nu al heelemaal niet in m'n kraam te pas, nu ik na een goed verloopen eindexamen ge dacht had, naar het buitenland te zullen gaan, zooals de gewoonte is, en om daar tegelijk het een ot ander artistiek talent te ontwikkelen. De buitenlandsche reis was dus van de baan. Aan dit onaangename feit zou ik vooreerst genoeg gehad hebben maar jawel, nummer twee liet niet lang op zich wachten. Jörgen belde op en vertelde me met een stem, die zwaar was van teleur stelling, dat hij me dien avond niet zou kunnen ontrhoeten zooals was afgespro ken: „Een stomme geschiedenis, zeg, heb het beestachtig druk op kantoor, zal wel nachtwerk worden". Hij rolde aandoenlijk oprecht met de r's en had zoo vreeselijk het land, hij was zoo innig verdrietig. Ja lief was ie, vandaag evenals anders; de kwestie was alleen, dat ik er geen woord van geloofde. Dit telefoontje gaf me als 't ware een benedenwaartschen druk in de hartstreek, hoewel ik, gelijk gewoondijk, meester van de situatie trachtte te blijven door koele en kristalheldere redenaties en overwegin gen. Toen ik den hoorn weer op z'n plaati gelegd had, redeneerde ik aldus: Het jong- mensch liegt zoo, dat hij het zelf gelooft. Absoluut niet iets, om je druk over te maken. Laat *m naar de maan loopen! Deze overpeinzing was toepasselijk en be grijpelijk, maar niet geheel nieuw. Met korte tusschenpoozen ad ik mezelf dit steeds weeraan voorgehouden in de paar jaar, dat ik Jörgen Krogh kende. Het is volstrekt niet zulk een buiten gewone prestatie, verliefd te worden op Jörgen Krogh, waar hij z'n uiterlijk in alles mee heeft. Hij is zeer decoratief, zeer onderhoudend en soms werkelijk aar dig; bovendien is hij de zoon van zijn va- der. Alle dames vinden hem of „charmant" of „reuze", over andere woorden be schikken dames nu eenmaal niet, als ze haar gevoelens van sympathie willen uit drukken. Hij heeft een eigen, allerliefste manier om onbeschaamdheden te zeggen; en als hij onbetrouwbaar is of lichtzinnig, is hij dit met een zekere elegance, waar aan niemand weerstand kan bieden. Hij heeft donkere oogen, die overmoedig kun nen glinsteren; en hij heeft een stem, die zacht als^ fluweel kan klinken en heel laag, en dan is' ze gevaarlijk. Hij is lenig en heeft het rhythme van de jazz in zich; het is niet waar, dat jonge meisjes enkel naar het gezicht en de kleeren kijken. Verliefd te zijn op een jongen als Jör gen brengt tamelijk veel onrust mee en misschien ook wel een beetje verdriet. Men viert z'n triomfen, wanneer men aan zijn zijde zit in de kleine, keurige two-sea ter of in zijn deskundige armen rond zweeft door de danszaal, maar voortdu rend gebeurt er iets, wat deze triomfen de volle zoetheid ontneemt. Zooals: wan neer hij b.v. den dag laarop auto't en danst met een andere, en den daar déarop danst en auto't met een derde. Ik was, zooals gezegd, min of meer in de put. Buiten regende het, en binnen zat tante Aleksandra in le huiskamer met een vriendin, dronk thee en praatte over ziek ten. Bij het eerste kopje begonnen ze met gewone influenza en ze waren bij het der de gekomen aan netelroos. Ziekten en on gelukken interesseeren me nu, eerlijk ge zegd, niet bar, en ik probeerde de stem ming wat beter te maken door een plaat op de gramofoon te zetten; maar ik wond de gramofoon zoo stijf op, dat de veer sprong. Iets moest er gedaan worden. Ik poeierde m'n neus en trok m'n re genmantel aan. Als gewoonlijk kon ik ner gens m'n pikpetje en m'n handschoenen vinden; en Tilla, de werkster, die bezig was de vestibule te schrobben veroorloof de zich een paar opmerkingen. Ik vind, dat u beter deed met te zoeken naar uw goeie humeur, dat vind ik, zei Tilla, want voor zooveel ik zien kan, hebt u dat ook verloren. Waarop ik moest lachen, wat heerlijk was en reusachtig hielp. Zoolang ik me kan herinneren, heeft Tilla bij ons ge werkt. en ik reken haar tot een van de meest intelligente menschen, die ik ken. Tante Aleksandra kwam met m'n over schoenen opzetten. Ik sputterde tegen, het was toch zomer; maar toen tante Alek sandra begon met: Er kan een dag ko men, waarop je me dankbaar zult zijn, enz. trok ik ze maar aan om te ontkomen aan: „als je eens naast mijn graf staat", enz. Doch het slot werd me niet bespaard. Ge lijk Cato zaliger had tante Aleksandra een opmerking, die ze altijd en overal bij te pas bracht, en die luidde: Moet je al dat meel op je neus hebben, m'n kind? Het regende nog steeds. De eenige plaats in een klein stadje, waar op een regendag iets zou kunnen ge beuren, is de Hoofdstraat; dus ging ik dien kant uit. Ondanks vaders gebrek aan in zicht en begrip en Jörgens minderwaardig gedrag, was ik het leven nog niet in die mate moede, dat i'~ het hoofd liet hangen. De menschen keken me na, zooals ik daar over de straat liep, en dat deed me goed aan m'n hart. Myn zelfvertrouwen had dien ochtend byna een gevoeligen klap gekre gen. Nooit in m'n leven was ik er zoo na aan toe geweest te denken dat Helga Breder misschien toch geen grootheid was ondanks een mooi eindexamen. Het eenige, noodige om weer heelemaal op dreef te komen was, iemand te ont moeten, met wie je verstandig praten kon; iemand, die je zorgen heelemaal kon be grijpen. Hiervoor was Grete de aangewe zen persoon. Als geroepen, kwam ze juist by den kapper vandaan, toen ik er langs ging. Grete was een oude schoolvriendin; en ze zette dan ook geen groote oogen op toen ik, op grond van mijn gemoedstoe stand, zonder eenige verdere inleiding vroeg: Morning. Hoe denk jij eigenlijk over het leven? (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9