Een motortankschip te water gelaten.
Êeidócfie 0ou/£ont
Blauw Wit toonde zich de sterkste, tijdens den Zondag in p[et yan Kempen| je zesdagen-koning, maakt toilet gedurende den Zesdaag- Sfldpshot Uit den korfbdlwedstnid BldUW Wit—
het Amsterdamsch stadion gespeelden wedstrijd tegen r J
R.CH. Spelmoment uit deze ontmoeting, welke door de »ehe in de Nenijto hal te Rotterdam D.V.D. Welke ZonddQ te Amsterdam Werd QeSDeeld
-i..^ met 3 0 werd gewonnen
let motortankschip .Marisa voor
ekening van de Kon. Shell-groep op
Ie wert van de Ned Scheepsbouw Mij
lebouwd. is Zaterdag te Amsterdam
e water gelaten. Het schip in zijn
element
.V..VO meaier te Amsterdam hield het gezelschap Jan Musch
de generale repetitie van Mohére's tooneelstuk .De Vrek', waarin Mu.ch
den titelrol vervult. Een der scènes
De heer A. Hanemaayer.
der van Rotterdam, die
tot burgemeester van
FEUILLETON
HET RAADSEL VAN HET
ONBEWOONBARE HUIS.
Naar het Engelsch bewerkt door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
39)
Even huiverend liep ze de kamer door,
en nam den hoorn op. Ze hoorde niets.
Ondanks haar herhaalden roep kwam er
'geen geluid van tien anderen kant van de
lijn. Julian kon toch niet weggegaan zijn?
Zij bewoog den haak heen en weer en
belde. Nog geen geluid op de lijn maar
plotseling een geluid achter haar.
Met een wee gevoel van doodelijken
schrik bemerkte Amabel, dat de kastdeur
achter haar openging en dat er iemand door
kwam. Ze probeerde te roepen, zich om te
reeds viel er iets zwaars
haar hoofd en schouders,
met zooveel kracht aangegre
pen, dat ze zich niet meer bewegen kon.
Ze voelde dat ze werd opgetild en wist niets
De bewusteloosheid duurde maar heel
kort, haar eerste gewaarwordingen waren
echter buitengewoon verward. Duisternis;
iets, dat op haar drukte, een belemmering
van haar ademhaling, iets zachts en wits
over haar heele gezicht; schokkende be
wegingen en de stem van een man. Weer
probeerde ze te schreeuwen, maar ze kon
bet niet Opeens werd ze neergezet. Ze
voelde de leuningen van een stoel onder
haar armen, rukken en trekken rondom
haar been en; toen werd de doek van haar
gezicht afgenomen, zij haalde ruimer
adem en opende haar oogen.
Ze was in een kelder, waar electrisch
licht brandde. Het was een groote kelder
met gewitte muren en een steenen vloer,
maar helder verlicht. Drie lampen lieten
alle voorwerpen met groote duidelijkheid
zien. Amabel keek verbijsterd naar die
voorwerpen, die haar aan de inventaris van
een kleine drukkerij deden denken. Zij
hoorde de stem van een man zeggen;
„Leg het op het bureautje, vooraan, dan
ziet hij het zéker, zorg vooral, dat jij
niet gezien wordt."
Er volgde een lach en geritsel van vrou-
wenkleeren, het geluid van een deur, die
werd dichtgedaan achter haar. Ze pro
beerde op te staan, maar bemerkte, dat
iets haar aan den stoel vasthield.
„Doet u maar geen moeite!"
Het was dezelfde mannenstem, die sprak.
Ongeloot de stem van Bronson! Nu kwam
hij zelf te voorschijn. Hij stond een paar
meter van haar af en keek haar ernstig
pan.
„Het spijt me zeer, dat dit noodig was,
mevrouw Grey", vervolgde hij. „U zult mij
wel op mjjn woord gelooven, als ik dit
zeg".
„Mijnheer Bronson, u moet gek zijn!"
hijgde Amabel. Haar geest weigerde nor
maal te functionneeren; ze kon alleen
Bronson maar aanstaren en zich afvra
gen, of dit een booze droom was.
„Gek is iedereen op z*n tijd", verklaar
de Bronson
ons hebben methode in
Het was
doorgang in
des te onaangenamer, omdat we op het
punt stonden onze pogingen, om u uit het
huis te verdrijven, op te geven."
„Uw pogingen?"
„Ja, het werd te gevaarlijk. We hadden
niet gedacht, dat het zooveel moeite zou
kosten om u weg te krijgen. En toen mijn
heer Forsham zich er mee begon te be
moeien, besloten wij het maar op te ge
ven. U had verder rustig een half jaar kun
nen blijven, als u inet per ongeluk die
gang had ontdekt.' Ik veronderstel ten
minste, dat het een toeval was?"
„Ja, het was een toeval."
Bronson slaakte een zucht van verlich
ting.
„Dus mijnheer Forsham weet er niets
van?"
Amabel schudde het hoofd.
„Mijnheer Bronson, ik begrijp niet...."
„Beste mevrouw Grey", antwoordde
Bronson, „ik wou dat u het niet hoefde te
begrijpen. Ik kon geen bewoners in de
villa hebben, omdat ik de kelders voor za
ken gebruik".
„Mijnheer Forsham is in de kelders ge
weest", viel Amabel in.
„Niet in deze kelders, mevrouw. De
gewone toegang er heen moet jaren en ja
ren geleden al dichtgemetseld zijn, waar
schijnlijk omdat ze in tijden van geloofs-
pn politieke vervolging dienden om vluch-
ders te bereiken dan door dien g
doorgang in de kast en door een
die op het kasteel uitkomt. Alleen r
„Is 't gelukt?" vroeg Bronson scherp.
Het antwoord werd gegeven door een
stem, die Amabel kende en toch niet kende.
„Natuurlijk, er was immers niets aan."
Het was de stem van Jenny, maar dieper
en beschaafder.
De vrouw, die gesproken had, kwam
naar voren en nam Bronson bij den arm.
„Wat nu?" vroeg ze.
Amabel staarde haar aan. Het was Jen
ny en toch weer niet Jenny. Op het eer
ste gezicht zou niemand verschil gezien
hebben, maar bij nadere beschouwing wa
ren en honderd verschillen. De gelijkenis
school iin het haar, de matte, wittehuid.
De verschillende waren talrijk. Wie was
het?
Bronson gaf antwoord op de vraag van
de vrouw.
„Ga maar naar het kasteel en wacht
daar. Als Forsham haar niet vindt, zal hij
daar wel heen komen. Laat hem in de huis
kamer en zorg dat hij daar wacht, terwijl
je mij opbelt".
„Dan ga ik maar direct. Ik zal me eerst
even toonbaar maken".
Het feit, dat zij zach niets aantrokken
van haar tegenwoordigheid, deed Amabel
beseffen, in hoe groot gevaar zij verkeerde.
Zij zouden niet spreken, alsof zij er niet
bij was en in haar tegenwoordigheid plan
den. als zij niet, in de overtuiging16 van
deze menschen, reeds volkc
lijk was. Zij zag de vrouw de
n spiegel stond een tafeltje, met
toiletbenodigdheden beladen.
gezicht bezig; toen borstelde zij het roode
haar weg van haar voorhoofd, ooren en
hals en spelde het dicht tegen haai hoofd;
eindelijk zette zij een zwarte pruik op en
schikte die zorgvuldig.
Het was mademoiselle Lemodne, die zich
omkeerde! Ze leek niets meer op Jenny.
De verdwijning van he' roode haar had die
gelijkenis te niet gedaan en zwarte wenk
brauwen en wimpers verdonkerden de
oogen zoo, dat de overeenkomst met de
lichte oogen van Jenny niet meer op
viel.
„U zoudt me niet herkend hebben, wel
mevrouw Grey?" vroeg mademoiselle Le
modne, weer met de trillende „r" en het
Fransch accent.
Zonder op antwoord te wachten, ging
zij door een deur in den rechtschen muur.
Vluchtig zag Amabel daar achter een
smalle gang. Toen ging de deur dicht en
zij was weer met Bronson alleen.
„Mijnheer Bronson", begon ze, „u zult
u toch niet verbeelden, dat er niet naar
mij gezocht zal worden?"
„O, neen", zei Bronson, „ik heb mijn
maatregelen genomen." Hij sprak volko
men kalm, met zijn gewone stem. Toch wa
ren het niet meer de heer Bronson en
mevrouw Grey, buren, die vriendschappe
lijk met elkaar omgingen, maar een ge-
man, een mi-dadiger, en een
r. die hem als een bezwarende getui-
den weg stond.
inneer mijnheer Forsham nog niet
is, komt hij toch zeker om half ze
ging Amabel voort.
(Wordt vervolgd).