VRIJDAG 6 NOVEMBER 1936
DE LEIDSCHE COURANl
EERSTE BLAD - PAG. 2
REGEN' EN 1VIND.
DE BILT SEINT:
Matige tot krachtige Zuid-Oostelijke tot
Zuid-Westelijke wind, betrokken tot zwaar
bewolkt, later opklarend, tijdelijk regen,
aanvankelijk weinig verandering in tem
peratuur, later iets kouder.
Hoogste barometerst.: 762.3 te Wilna.
Laagste barometerst.: 731.9 te Blacksod.
De minima in het uitgestrekte gebied van
lage luchtdruk in het Westen passeeren
met een groote regelmaat langs de Brit-
sche Eilanden en verdwijnen vervolgens
over de Noorsche Zee naar de Poolzee. Ge
leidelijk echter verleggen de banen zich
naar het Zuiden en komen de minima dus
dichter in onze omgeving. De gebieden
van hoogeluchtdruk in het Oosten en Zuid-
Westen weken beide terug. Dat op den
Oceaan schijnt zich ver naar het Noorden
uit te strekken en zeer warm te zijn. De
warme luchtstrooming uit het Zuid-Westen
■dreef in Scandinavië de vorst tot het
uiterste Noorden terug en bracht warmte
in Finland. Op IJsland nam de vorst toe.
Janmayen kwam weer boven het vriespunt
De regenval nam in de kustlanden toe, in
het binnenland af. In de Alpen en de Mid
delgebergten komt Föhn tot ontwikkeling.
Het naderend minimum brengt regen langs
de Westkust van Engeland. Het is te ver
wachten, dat dit minimum ook op de
Noordzee windverheffing zal geven met
regen en later weer ruiming en opklaring.
LUCHTTEMPERATUUR.
10 gr. C.
LICHT OP VOOR FIETSERS e. a.
Van Vrijdagnamiddag 4.51 uur tot
Zaterdagmorgen 6.38 uur.
HOOG WATER.
Te Katwijk aan Zee op Zaterdag 7 Nov.
voorm. 9.02 en nam. 9.41 uur.
worden bepaald. Het zal nog wel en
kele maanden duren, alvorens men
een voorloopige balans zal kunnen op
maken. Tot nu toe is van verruiming
van het goederenverkeer nog zeer wei
nig gebleken.
De handelspolitiek.
Ten aanzien van de te volgen handels
politiek stelt de Regeering zich voorloopig
op het standpunt, dat zij tot autonomie
maatregelen terzake slechts zal kunnen
overgaan, voorzoover zulks voor onze eco
nomische positie, in haar geheel bezien,
gewenscht is. Dit geldt zoowel ten aanzien
van de contingenteeringen als van de in
voerrechten. Het behoeft geen betoog, dat
de druk der specifieke invoerrechten door
de waardevermindering van den gulden re
latief reeds verminderde; de Regeering is
voorshands voor Nederland niet voorne
mens een zoodanige algemeene verminde
ring te bewerkstelligen voor de naar de
waarde belaste goederen. Zij is integendeel
van oordeel, dat de waarderechten, zooals
deze in Nederland bestaan, op een zóó laag
peil liggen, dat vergelijkingen met het bui
tenland hier niet getrokken kunnen wor
den.
Ordening.
Waar nog een vi-aagstuk is, dat in het
centrum der belangstelling staat moge de
Regeering ook hierover met een enkel
woord haar gevoelen kenbaar maken.
Het betreft het probleem der vrije of
gebonden economie.
Dat, zoo niet alle voorteekenen be
driegen, de ontwikkeling zal gaan in
de richting van toenemende gebonden
heid, is ook de meening der Regeering.
Daarover schijnt verschil van meening
nauwelijks mogelijk. Die toestand
vloeit voort zoowel uit de gewijzigde
verhoudingen op internationaal-econo-
misch terrein als uit de ontwikkeling
op sociaal gebied.
De Regeering hoedt zich voor het uiten
van profetieën in deze materie, maar zij
aarzelt niet, om op een tweetal punten haar
welgevestigde overtuiging uit te spreken.
Elk streven naar ordening, dat niet
voldoende rekent met de overwegende
beteekenis van den privaten onderne
mingsgeest leidt tot mislukking, d.w z.
tot het achterop raken van ons land bij
andere landen. En elke poging om van
boven af, van staatswege, ordening te
gaan opleggen gaat te zeer in de rich
ting van het staats-absolutisme om
voor Nederland bruikbaar te kunnen
zijn, afgezien nog van de economische
bezwaren, die er mee verbonden zijn.
Onderzoek naar mogelijkheden op dit ge
bied valt binnen de taak der Regeering;
evenzoo het geven van leiding. Maar ove
rigens is de taak der overheid naast het
scheppen van de voorwaarden voor het ont
wikkelen eener maatschappelijke ordening
beperkt tot het geven van vormen aan het
geen er op dit gebied gegroeid is, hetwelk
van zelf insluit, dat voorzichtige geleide
lijkheid hier richtsnoer behoort te zijn.
De landbouwcrisispolitiek.
Naar aanleiding van de in het voorloo
pig verslag vervatte beschouwingen om
trent de door de regeering te volgen poli
tiek ten aanzien van de landbouwcrisis
maatregelen moge de Regeering als haar
meening te kennen geven, dat zij zich in
dezen wenscht te scharen bij hen. die ten
opzichte van de opheffing dier maatrege
len de uiterste voorzichtigheid geboden
achten. De overweging, welke haar tot het
innemen van dit standpunt leidt, is in de
eerste plaats deze, dat de gevolgen van de
plaats gehad hebbende depreciatie voor
den landbouw nog zeer weinig zijn te
overzien.
Zoolang de belemmeringen onverzwakt
gehandhaafd blijven, kan op een opheffing
van de voor die bedrijfstakken getroffen
steunmaatregelen weinig uitzicht bestaan.
Dat het bovenaangegeven standpunt van
de Regeering echter niet belemmert om tot
geheele of gedeeltelijke afschaffing van
maatregelen over te gaan, ten einde de
lasten voor den consument te doen ver
minderen, waar dit zonder gevaar voor
den landbouw mogelijk is, is gebleken uit
de verschillende maatregelen, welke door
haar sedert de deoreciatie ziin getroffen.
Ten einde een juist beeld te dezen opzich-
te te verkriigen. geeft zij in deze memorie
een overzicht der maatregelen welke eener-
I zijds hebben bestaan in het verlagen of
doen vervallen van heffingen, anderziids
in vermindering of afschaffing van prijs
regelingen.
De door sommige leden gestelde vraag
of de Minister van Landbouw en Vissche-
rij niet op den verkeerden weg is met de
door hem getroffen regeling ten opzichte
van het bewaarloon voor geleverde tarwe
van 1 September af. welke regeling in we
zen een verhooging van de tarwesteun
zou ziin. moet ontkennend worden beant
woord; deze regeling berust op de over
weging, dat het tot dusverre Gevolgde sys
teem d°ze onbevredigende ziide had, dat
verschillende tarwetelers minder ontvin
gen dan de hun in uitzicht gestelde richt
prijs. Het spreekt vanzelf, dat deze na
deel iCTe ziide der regeling in het biizonder
tot uiting kwam, nu de richtprijs laag is
gesteld.
Het openbaar en bijzonder
ODderwijs.
Dat de bij Kon. Besluit vanaf 11 Fëbr.
1936 ingestelde staatscommissie nog niet
met haar rapport is gei-eed<*ekomen, moet
uitsluitend worden toegeschreven aan het
feit. dat de behandeling van de haar op
gedragen taak, heeft geleid tot velerlei
onderzoekingen en tot breedvoerige ge-
dachtenwisselingen. die meer tijd hebben
gevorderd dan aanvankelijk werd ver
wacht.
Intusschen meent de Regeering ge
gronde reden te hebben om te ver
wachten, dat de commi°sie binnenkort
tot overeenstemming zal komen.
Ten aanzien van een enkel punt meent
de Regeering een mededeeling niet achter
wege te moeten laten. In de vergadering
der Tweede Kamer van 20 December 1935
is medegedeeld, dat de Regeering naar
aanleiding van de bezwaren, die in de Ka
mer waren ingebracht, tegen de wijze,
waarop gedurende de laatste jaren de
concentratie bij het openbaar onderwijs
heeft plaats gehad, een onderzoek zou in
stellen naar de gevolgen van de opheffing
van openbare scholen sedert de circulaire
van 20 Juli 1933, voor zoover tot die op
heffing werd besloten in afwiiking van
j het advies van den raad van State, De
Regeering heeft intusschen gemeend goed
te doen, dat onderzoek uit te strekken
over alle openbare scholen, die ten ge
volge van de genoemde circulaire opgehe
ven zijn. Het resultaat van dat onderzoek
is nog niet volledig.
De landsverdediging.
De door de Regeering in den laatsten
tijd genomen belangrijke maatregelen op
het stuk van de landsverdediging wijzen
er op. dat zij een ooen oog heeft voor de
veranderde omstandigheden in de wereld.
Ook is zij van meening, dat verdere
versterking niet zal zijn te ontgaan;
zij meent echter, dat tot voorzienin
gen, die zullen leiden tot een ingrij
pende verzwaring der personeellas'en
niet zal mogen worden overgegaan,
dan nadat bij de verkiezingen van een
duidelijke instemming van het land
zal zijn gebleken. De Regeering treft
zoodanige voorbereidingen, dat het na
de verkiezingen optredend kabinet in
staat zal zijn op zeer korten termijn
een beslissing te nemen.
De Regeering moet tot haar leedwezen,
met het oog op de consequenties ten aan
zien van andere groepen van z.g. zelfstan
digen, bezwaar maken tegen opneming
van noodlijdende schippers in de Rijks
steunregeling voor werkloozen. Hier blijft
hulp van de organen van burgerlijke ar-
i menzorg het aangewezen middel.
Intusschen kan worden medegedeeld, dat
bij het Departement van Binnenlandsche
i Zaken in vergevorderd stadium van voor
bereiding is een wettelijke regeling, o.m.
1 beoogende met betrekking tot de onder
steuning van schippers tot een billijker
verdeeling te komen van de thans op be
paalde gemeenten drukkende uitgaven.
De leden, die meenden een woord te
moeten wijden aan het aandeel, dat
bij benoemingen aan het Roomsch-
Katholieke volksdeel te beurt valt,
zijn zich bewust van de natuurlijke en
geschiedkundige oorzaken, welke heb
ben geleid en gedeeltelijk nog leiden
tot eene naar evenredigheid geringere
bezetting van staatsambten door
Roomsch-Katholieken. Het zal dezen
leden echter duidelijk zijn, dat histo
risch gegroeide verhoudingen, voor
zoover zij correctie behoeven, slechts
geleidelijk kunnen worden rechtge
trokken. Wie niet blind is voor de
werkelijkheid, moet inzien, dat in dit
opzicht in de latere jaren de verhou
dingen voor de Roomsch-Katholieken
steeds gunstiger zijn geworden.
Dat de oprichting van een aluminiumfa-
briek in Limburg afgestuit zijn op bezwa
ren van het departement van defensie, is
niet juist. Met dit departement is te dezen
aanzien geen overleg gepleegd. Voor zoo
ver de regeering overigens bekend is, is
de oprichting van deze fabriek nog steeds
in voorbereiding.
De goudwaarde van den gulden
wordt niet opgeschroefd.
't Standpunt der Reg. is zeer eenvoudig
en volkomen ongeprasjudicieerd. Zij mist
op het oogenblik elk vast gegeven om de
waarde van den gulden ten opzichte van
buitenlandsche valuta te kunnen beoordee-
len. Normaal oefent de stand de betalings
balans met het buitenland daarop een be-
slissenden invloed, maar momenteel wordt
die balans sterker dan gewoonlijk beïn
vloed door speculatieve kapitaalbewegin
gen. Nederland kocht den laatsten tijd veel
buitenlandsche fondsen, maar omgekeerd
kocht het buitenland in dien zelfden tijd
ook Nederlandsche aandeelen en zeis obli
gaties. Er zal nog eenigen tijd noodig zijn,
alyorens de natuurlijke omstandigheden zijn
teruggekeerd.
In dien tusschentijd is de taak van
het egalisatiefonds om groote schom
melingen te verhoeden en zeker niet
om de goudwaarde van den gulden op
te schroeven. Er is dan ook niets van
dien aard geschied.
Overigens kan met voldoening worden
geconstateerd, dat de koers van den gul
den over het geheel tegenover den dollar
(goud) merkwaardig weinig fluctueert.
Zeker niet meer dan andere gedepreceieer-
de valuta, waar de koersen zich bewegen
tusschen twee ongeveer 10 pet. van elkaar
verwijderde goudpunten.
Voorkoming van groote schommelingen
daargelaten, blijft de Regeering van mee
ning, dat elk kunstmatig ingrijpen afkeu
ring verdient en dat de gulden zijn eigen
niveau moét vinden.
Als dat gevonden is, kan men hem d e
facto vastzetten, in afwachting eener in
ternationale stabiliteit.
DE INVLOED VAN DE MONETAIRE
MAATREGELEN OP HET BEDRIJFS
LEVEN.
In hoeverre de gewijzigde monetaire om
standigheden invloed ten goede zullen uit
oefenen op den bloei van het bedrijfsleven
valt nu nog niet te zeggen. Voor enkele
industrieën heeft de depreciatie van den
gulden een duurder worden van hetzelfde
buitenlandsch fabrikaat ten gevolge gehad,
waardoor deze industrieën op de binnen
landsche markt haar afzet konden vergroo-
ten. Ook werd voor sommigen de export
gemakkelijker. Daartegenover staat dat ver
mindering van den industrieelen invoer uit
clearinglanden vermoedelijk een ongunsti-
gen invloed op een deel van onzen ex
port naar die landen zal uitoefenen.
Ook zal men moeten afwachten, of nieuw
verweer tegen den Nederlandschen uitvoer
uitblijft. Daarnaast mag echter de ver
wachting worden uitgesproken, dat de psy
chologische werking van de depreciatie
van den gulden allicht niet zonder uit
werking op den ondernemingsgeest en dus
op de binnenlandsche conjunctuur zal blij
ken.
De Regeering heeft thans opnieuw de nu
nog in het dekkingsplan 1937 te dezer za
ke opgenomen bedragen toegelicht.
Het was ook de regeering niet onbekend,
dat tegen het voorstel tot herziening
van reeds toegekende pensioe
nen ernstige bezwaren bestonden. Dit
mocht er haar intusschen niet van weer
houden dit voorstel, dat een naar haar
overtuiging redelijke wijze van besparing
op de pensioensuitgaven inhield, in haar
dekkingsplan op te nemen.
In hoeverre er in den ge wijzigden
monetairen toestand aanleiding is van
een vermindering van pensioenen af te
zien, is nog ir. overweging.
De door eenige leden gegeven schest van
de voor- en nadeelen der depreciatie voor
Nederlandsch-Indië komt der regeering
over het geheel juist voor.
De vraag, of termen bestaan tot het
heffen van een tijdelijk uitvoerrecht op
producten, die door de depreciatie een aan
zienlijke prijsstijging hebben -mdergaan,
maakt nog een punt van overleg met de
Indische regeering uit, waarbij uiteraard
aan de economische bedenkingen tegen
een dergelijke heffing alle aandacht wordt
geschonken.
WAAKZAAMHEID VOOR ONZE STAATS
INSTELLINGEN.
Dat waakzaamheid geboden blijft tegen
over de gevaren, die onze staatsinstellin
gen bedriegen, is ook het oordeel der Re-
RECHTZAKEN
De „inbraak" in het
kasteel Nijenrode
Zitting van heden.
Het Gerechtshof zette vandaag de be
handeling voort van de strafzaak tegen M.
Onnes van Nijenrode.
Als eerste getuige, hedenmorgen, hoort
het Hof den heer L. Groeneveldt Jr., kunst
handelaar te den Haag. Hij wordt gehoord
over schilderijen-transacties met Koning.
K. heeft wel eens een Nicolaas Maes en een
Van der Velde in handen gehad van den
kunsthandelaar, om voor hem te verkoo-
pen.
Pres.: En zei hij ook waar hij koopers
dacht te vinden.
Get.: Met de Nicolaas Maes ,,ging hij in
de richting Utrecht". Van de opbrengst van
7.000(dat was de minimum verkoop
prijs) zou Koning 3.000.— als leening
krijgen.
En zou Onnes dat schilderij koopen?
Getuige had wel den indruk, dat Koning
dat dacht. Uit een brief van Onnes was dat
ook gebleken: „als de verzekeringssom bin
nen was zou hij geld beschikbaar hebben
voor het schilderij".
In dit verband had Koning op 6 Febr. '32
een brief geschreven aan getuige, waarin
hij schreef hoogstens f 7.500.voor het
stuk te kunnen maken.
Ook leest de president de corresponden
tie voor tusschen Koning en Onnes over
koop of beleening van deze schilderijen.
Een epistel dateert van 1 Maart '32 (den
dag na de inbraak), waarin Koning schrijft:
,.Ik kan me uw gezicht voorstellen. U zult
nu wel geen tijd hebben over mijn voorstel
na te denken".
Koning wordt voorgeroepen:
Pres.: Konmg, 't blijkt nu toch duidelijk,
dat er wel degelijk over schilderijen ge
correspondeerd werd. Dat het dus geen
camouflage was.
Koning wordt woedend: die getuige liegt,
allemaal meineeden. Ik heb dat voor de
rechtbank ook al gezegd. Het zeldzame bru
tale van dien vent
Pres.: Kalm een beetje
Koning: 't Is een meineed. En nu begrijp
ik, waarom Onnes zooveel onkosten heeft
gehad.
Verdedigers: Insinuaties. Meneer de pre
sident, wij roepen uw bescherming in tegèn
getuige.
Koning zet zijn verhaal voort: Er was
volgens hem wel degelijk sprake van ca
mouflage.
Getuige laat geen gelegenheid voorbij
gaan om tegen den verd. Onnes en de ver
dedigers te insinueeren, wat den president
doet opmerken: „U moet uw verklaringen
met met verdachtmakingen en insinuaties
doorspekken, dan kunnen we uw verkla
ringen niet gebruiken. Zegt U nu eens rond
uit: U geeft toe, dat u de schilderijen, waar
over in de brieven geschreven wordt, in
handen hebt gehad. Is er nu met Onnes
over de schilderijen onderhandeld of niet.
Koning aarzelt even en zegt dan: „Neen,
't was allemaal camouflage".
Onnes geeft dan weer een uiteenzetting
over de „schilderijen-onderhandelingen"
met Koning. Deze was bij hem gekomen
met de vraag of hij schilderijen wilde koo-
pen of beleenen
Pres.: Was U dan in de positie om schil
derijen te koopen?
Verdachte: Als er aan te verdienen was,
zeker.... dan deed ik zoo'n zaak in samen
werking met Goudstikker. Dat stond ook
in het contract.
Pres.: Dus aanvankelijk zag U wat in de
zaak?
geering. Twee bewegingen openbaren zich,
die fundamenteel tot èen zelfde uit
komst leiden moeten, n.l. dat de geeste
lijke en staatkundige vrijheid der ingezete
nen zoo noodig het veld moeten ruimen
voor de bereiking van de door die richtin
gen voorgestane staatkundige en maat-
schappelijk-economische idealen.
Het gewone verschijnsel doet zich
daarbij voor, dat de groei van een dier
twee richtingen automatisch een groei
van de andere in het leven roept.
Daarom is het verstandig beleid, zon
der het eigen beginsel van staatkundi
ge en geestelijke vrijheid op te offe
ren, er voor te zorgen, dat het optre
den dezer richtingen binnen zekere
grenzen wordt gehouden. Te groote
lankmoedigheid in het begin leidt on
vermijdelijk tot zeer straffe maatre
gelen later, terwijl te onzent de poli
tieke gevolgen evenmin veronacht
zaamd mogen worden. Het Nederland
sche staatkundig bestel is niet gediend
met steeds grooter wordende versplin
tering en met steeds scherper tegen
stellingen.
Het lidmaatschap van ambte
naren van bepaalde organi
saties.
De regeering erkent zonder voorbehoud,
dat de voorschriften, die voor ambtenaren
in het algemeen of voor ambtenaren van
bepaalde takken van dienst het lidmaat
schap van sommige organisaties verbieden
niet alleszins bevredigend zijn te achten.
Aan de eene zijde bieden zij wellicht on
voldoenden waarborg om de gezagsorga
nen van den staat in elk opzicht betrouw
baar te doen zijn en aan den anderen kant
is het denkbaar, dat zij verder gaan dan
noodzakelijk is.
De Regeering houdt zich dan ook sinds
eenigen tijd bezig met de vraag of op an
dere wijze dan met de thans gel
dende regelingen een even
goed en zoo mogelijk zelfs beter resultaat
ware te verkrijgen.
AGENDA
LEIDEN.
Woensdag. R.K. Bond vap Handels-, Kan
toor- en Winkelbed. „St. Francis-
cus van Assisië". Ontwikkelings
avond Pater Ev. van der Snoek
O.F.M. over: „Lekestrijders in
Christus' Kerk". Harmonie 8 y. uur.
Donderdag Geloof en Wetenschap, Dr. A.
Stubbe over: „Rubens en de kunst
der 17e eeuw", „In den Vergulden
Turk", 8.15 uur.
De avond-, nacht- en Zondagdienst der
apotheken wordt van Maandag 2 tot
en met Zondag 8 Nov. a.s. waargeno
men door de apotheken: J. C. Pelle, Kort
Rapenburg 12, tel. 594, J. E. M. ten Dijk,
Haven 18, tel. 85, en J. Doedens, Wilhel-
minapark 8, Oegstgeest, tel. 274.
Onnes: Juist. Ik zag er een zaak in en
ik wilde Koning helpen.
Pres. (tot Koning): Hebt U een fotor ge
stuurd bij die z.g.n. gefingeerde correspon
dentie.
Koning: Ja
Juist, dus dat geeft U tenminste toe.
Waar was die foto voor noodig. Die cor
respondentie was immers alleen maar om
afspraken te maken.
Koning: ,,'t Maakte de comedie com
pleet".
Pres. (tot Onnes): Aan de beleening was
toch niet veel te verdienen.
Verd.: Ik wilde 't ook doen om Koning
ter wille te zijn.
Koning zegt, dit zeer onwaarschijnlijk te
vinden. „In '29 heb ik via een kennis aan
Onnes 2.000.ter leen gevraagd. Hij ant
woordde toen: „ik denk er niet aan, Koning
krijgt geen cent". Ik zou dien vriend wel
gehoord willen hebben, anders insinueer
ik weer.
Pres. (tot Koning): Hebt U die Maes wel
eens aan iemand anders aangeboden?
Koning noemt een paar adressen.
Pres.: Dus U blijft er bij, dat die heele
correspondentie camouflage was, Koning.
Getuige K.: Absoluut.
Proc.-Generaal: In die brief staat, dat U
een foto bijvoegt. Herinnert U zich, dat U
die foto verzond.
Getuige: Als 't in die brief staat
Proc.-Gen.: Ja, maar 't is toch camou
flage.
Incident.
Mr. Muller-Massis vraagt even het woord.
Hij protesteert namens de verdediging
ernstig tegen de insinuaties van Koning.
Koning aldus pl. maakt er gebruik
van dat Onnes gezegd heeft, dat 's proces
hem wel een ton heeft gekost. Verd. Onnes
bedoelt, dat hij een ton schade had, maar
Koning legt 't uit, alsof Onnes een ton had
uitgegeven om getuigen te beïnvloeden.
Koning wordt woedend: „Ik zou hier m'n
mond moeten houden, ik zou niet mogen
zeggen
Pres.: „U bent hier iederen dag en u praat
steeds (gelach).
Koning: Ik protesteer
Pres.: Dus U protesteert tegen het pro
test
Verd. Onnes verzoekt een algemeene
vraag aar. getuipe te megen stellen:
Onnes: Waarom zou ik Koning, dien ik
oetrekkelijk oppervlakkig kende en dien ik
langen tijd niet gezien had, een voorstel
hebben gedaan om de verzekering op te
lichten en in te breken? Dat is toch on
aannemelijk.
Getuige Koning. Heel aannemelijk. Ik
had hem vroeger eens een raar verhaal
verteld over een verzekeringskwestie. En
bovendien, op die vraag kan hij zelf het
beste antwoord geven, want hij heeft
het gedaan.
Mr. Leuwe van Nijenstein: Ik begrijp het
motief voor uw bekentenis indertijd niet.
U bekende pas toen u van chantage werd
beschuldigd. U zegt, dat er geen sprake
van chantage is.
Bovendien hadt u de gecamoufleerde
correspondentie. U hadt dus kunnen blij
ven ontkennen. Is er geen sprake van een
wraak tegenover Onnes?
Koning: Ik had hem willen helpen en
toen beschuldigde hij mij van chantage. In
overleg met m'n verdediger mr. Leven-
bach, heb ik toen bekend.
Het verhoor van Koning is ten einde.
De vroegere tuinbaas van Nijenrode wordt
voorgeroepen. Hij verklaart, dat hij ge
woonlijk de hoofdpoort sloot. Den nacht
van de inbraak was de poort echter open
geweest. Toen verd. Onnes dit later
hoorde had getuige een standje gekregen.
Het getuigenverhoor in de zaak tegen
Onnes is hiermede ten einde.
President: handhaaft uw verklaringen
\oor de rechtbank afgelegd?
Verd. (met klem): Volkomen. Ik ben ab
soluut onschuldig. De zaak wordt dan ge
schorst,
Dinsdag te 10 uur zal de procureur-ge
neraal requireeren.
IS DE UITDRUKKING „DUIKBOOT"
BELEEDIGEND?
Ja, oordeelt politierechter.
De politierechter, jhr. mr. Feith heeft
heden uitspraak gedaan in de zaak van den
typograaf N. H., die tijdens een staking bij
de N.V. Haagsche Drukkerij en Uitgevers
maatschappij een werkwillige het woord
„duikboot" heeft toegeroepen, waarop een
aanklacht wegens beleediging volgde.
De politierechter heeft overwogen, dat
dit woord, toegepast op een mensch, uit
drukking geeft van minachting en boos
heid en dat de wil van verdachte is ge
weest, om den beleedigde onaangenaam te
zijn.
Verdachte werd veroordeeld tot een geld
boete van 7.subs. 7 dagen hechtenis.