VRIJDAG 6 NOVEMBER 1936 DE LEIDSCHE COURANl EERSTE BLAD - PAG. 2 REGEN' EN 1VIND. DE BILT SEINT: Matige tot krachtige Zuid-Oostelijke tot Zuid-Westelijke wind, betrokken tot zwaar bewolkt, later opklarend, tijdelijk regen, aanvankelijk weinig verandering in tem peratuur, later iets kouder. Hoogste barometerst.: 762.3 te Wilna. Laagste barometerst.: 731.9 te Blacksod. De minima in het uitgestrekte gebied van lage luchtdruk in het Westen passeeren met een groote regelmaat langs de Brit- sche Eilanden en verdwijnen vervolgens over de Noorsche Zee naar de Poolzee. Ge leidelijk echter verleggen de banen zich naar het Zuiden en komen de minima dus dichter in onze omgeving. De gebieden van hoogeluchtdruk in het Oosten en Zuid- Westen weken beide terug. Dat op den Oceaan schijnt zich ver naar het Noorden uit te strekken en zeer warm te zijn. De warme luchtstrooming uit het Zuid-Westen ■dreef in Scandinavië de vorst tot het uiterste Noorden terug en bracht warmte in Finland. Op IJsland nam de vorst toe. Janmayen kwam weer boven het vriespunt De regenval nam in de kustlanden toe, in het binnenland af. In de Alpen en de Mid delgebergten komt Föhn tot ontwikkeling. Het naderend minimum brengt regen langs de Westkust van Engeland. Het is te ver wachten, dat dit minimum ook op de Noordzee windverheffing zal geven met regen en later weer ruiming en opklaring. LUCHTTEMPERATUUR. 10 gr. C. LICHT OP VOOR FIETSERS e. a. Van Vrijdagnamiddag 4.51 uur tot Zaterdagmorgen 6.38 uur. HOOG WATER. Te Katwijk aan Zee op Zaterdag 7 Nov. voorm. 9.02 en nam. 9.41 uur. worden bepaald. Het zal nog wel en kele maanden duren, alvorens men een voorloopige balans zal kunnen op maken. Tot nu toe is van verruiming van het goederenverkeer nog zeer wei nig gebleken. De handelspolitiek. Ten aanzien van de te volgen handels politiek stelt de Regeering zich voorloopig op het standpunt, dat zij tot autonomie maatregelen terzake slechts zal kunnen overgaan, voorzoover zulks voor onze eco nomische positie, in haar geheel bezien, gewenscht is. Dit geldt zoowel ten aanzien van de contingenteeringen als van de in voerrechten. Het behoeft geen betoog, dat de druk der specifieke invoerrechten door de waardevermindering van den gulden re latief reeds verminderde; de Regeering is voorshands voor Nederland niet voorne mens een zoodanige algemeene verminde ring te bewerkstelligen voor de naar de waarde belaste goederen. Zij is integendeel van oordeel, dat de waarderechten, zooals deze in Nederland bestaan, op een zóó laag peil liggen, dat vergelijkingen met het bui tenland hier niet getrokken kunnen wor den. Ordening. Waar nog een vi-aagstuk is, dat in het centrum der belangstelling staat moge de Regeering ook hierover met een enkel woord haar gevoelen kenbaar maken. Het betreft het probleem der vrije of gebonden economie. Dat, zoo niet alle voorteekenen be driegen, de ontwikkeling zal gaan in de richting van toenemende gebonden heid, is ook de meening der Regeering. Daarover schijnt verschil van meening nauwelijks mogelijk. Die toestand vloeit voort zoowel uit de gewijzigde verhoudingen op internationaal-econo- misch terrein als uit de ontwikkeling op sociaal gebied. De Regeering hoedt zich voor het uiten van profetieën in deze materie, maar zij aarzelt niet, om op een tweetal punten haar welgevestigde overtuiging uit te spreken. Elk streven naar ordening, dat niet voldoende rekent met de overwegende beteekenis van den privaten onderne mingsgeest leidt tot mislukking, d.w z. tot het achterop raken van ons land bij andere landen. En elke poging om van boven af, van staatswege, ordening te gaan opleggen gaat te zeer in de rich ting van het staats-absolutisme om voor Nederland bruikbaar te kunnen zijn, afgezien nog van de economische bezwaren, die er mee verbonden zijn. Onderzoek naar mogelijkheden op dit ge bied valt binnen de taak der Regeering; evenzoo het geven van leiding. Maar ove rigens is de taak der overheid naast het scheppen van de voorwaarden voor het ont wikkelen eener maatschappelijke ordening beperkt tot het geven van vormen aan het geen er op dit gebied gegroeid is, hetwelk van zelf insluit, dat voorzichtige geleide lijkheid hier richtsnoer behoort te zijn. De landbouwcrisispolitiek. Naar aanleiding van de in het voorloo pig verslag vervatte beschouwingen om trent de door de regeering te volgen poli tiek ten aanzien van de landbouwcrisis maatregelen moge de Regeering als haar meening te kennen geven, dat zij zich in dezen wenscht te scharen bij hen. die ten opzichte van de opheffing dier maatrege len de uiterste voorzichtigheid geboden achten. De overweging, welke haar tot het innemen van dit standpunt leidt, is in de eerste plaats deze, dat de gevolgen van de plaats gehad hebbende depreciatie voor den landbouw nog zeer weinig zijn te overzien. Zoolang de belemmeringen onverzwakt gehandhaafd blijven, kan op een opheffing van de voor die bedrijfstakken getroffen steunmaatregelen weinig uitzicht bestaan. Dat het bovenaangegeven standpunt van de Regeering echter niet belemmert om tot geheele of gedeeltelijke afschaffing van maatregelen over te gaan, ten einde de lasten voor den consument te doen ver minderen, waar dit zonder gevaar voor den landbouw mogelijk is, is gebleken uit de verschillende maatregelen, welke door haar sedert de deoreciatie ziin getroffen. Ten einde een juist beeld te dezen opzich- te te verkriigen. geeft zij in deze memorie een overzicht der maatregelen welke eener- I zijds hebben bestaan in het verlagen of doen vervallen van heffingen, anderziids in vermindering of afschaffing van prijs regelingen. De door sommige leden gestelde vraag of de Minister van Landbouw en Vissche- rij niet op den verkeerden weg is met de door hem getroffen regeling ten opzichte van het bewaarloon voor geleverde tarwe van 1 September af. welke regeling in we zen een verhooging van de tarwesteun zou ziin. moet ontkennend worden beant woord; deze regeling berust op de over weging, dat het tot dusverre Gevolgde sys teem d°ze onbevredigende ziide had, dat verschillende tarwetelers minder ontvin gen dan de hun in uitzicht gestelde richt prijs. Het spreekt vanzelf, dat deze na deel iCTe ziide der regeling in het biizonder tot uiting kwam, nu de richtprijs laag is gesteld. Het openbaar en bijzonder ODderwijs. Dat de bij Kon. Besluit vanaf 11 Fëbr. 1936 ingestelde staatscommissie nog niet met haar rapport is gei-eed<*ekomen, moet uitsluitend worden toegeschreven aan het feit. dat de behandeling van de haar op gedragen taak, heeft geleid tot velerlei onderzoekingen en tot breedvoerige ge- dachtenwisselingen. die meer tijd hebben gevorderd dan aanvankelijk werd ver wacht. Intusschen meent de Regeering ge gronde reden te hebben om te ver wachten, dat de commi°sie binnenkort tot overeenstemming zal komen. Ten aanzien van een enkel punt meent de Regeering een mededeeling niet achter wege te moeten laten. In de vergadering der Tweede Kamer van 20 December 1935 is medegedeeld, dat de Regeering naar aanleiding van de bezwaren, die in de Ka mer waren ingebracht, tegen de wijze, waarop gedurende de laatste jaren de concentratie bij het openbaar onderwijs heeft plaats gehad, een onderzoek zou in stellen naar de gevolgen van de opheffing van openbare scholen sedert de circulaire van 20 Juli 1933, voor zoover tot die op heffing werd besloten in afwiiking van j het advies van den raad van State, De Regeering heeft intusschen gemeend goed te doen, dat onderzoek uit te strekken over alle openbare scholen, die ten ge volge van de genoemde circulaire opgehe ven zijn. Het resultaat van dat onderzoek is nog niet volledig. De landsverdediging. De door de Regeering in den laatsten tijd genomen belangrijke maatregelen op het stuk van de landsverdediging wijzen er op. dat zij een ooen oog heeft voor de veranderde omstandigheden in de wereld. Ook is zij van meening, dat verdere versterking niet zal zijn te ontgaan; zij meent echter, dat tot voorzienin gen, die zullen leiden tot een ingrij pende verzwaring der personeellas'en niet zal mogen worden overgegaan, dan nadat bij de verkiezingen van een duidelijke instemming van het land zal zijn gebleken. De Regeering treft zoodanige voorbereidingen, dat het na de verkiezingen optredend kabinet in staat zal zijn op zeer korten termijn een beslissing te nemen. De Regeering moet tot haar leedwezen, met het oog op de consequenties ten aan zien van andere groepen van z.g. zelfstan digen, bezwaar maken tegen opneming van noodlijdende schippers in de Rijks steunregeling voor werkloozen. Hier blijft hulp van de organen van burgerlijke ar- i menzorg het aangewezen middel. Intusschen kan worden medegedeeld, dat bij het Departement van Binnenlandsche i Zaken in vergevorderd stadium van voor bereiding is een wettelijke regeling, o.m. 1 beoogende met betrekking tot de onder steuning van schippers tot een billijker verdeeling te komen van de thans op be paalde gemeenten drukkende uitgaven. De leden, die meenden een woord te moeten wijden aan het aandeel, dat bij benoemingen aan het Roomsch- Katholieke volksdeel te beurt valt, zijn zich bewust van de natuurlijke en geschiedkundige oorzaken, welke heb ben geleid en gedeeltelijk nog leiden tot eene naar evenredigheid geringere bezetting van staatsambten door Roomsch-Katholieken. Het zal dezen leden echter duidelijk zijn, dat histo risch gegroeide verhoudingen, voor zoover zij correctie behoeven, slechts geleidelijk kunnen worden rechtge trokken. Wie niet blind is voor de werkelijkheid, moet inzien, dat in dit opzicht in de latere jaren de verhou dingen voor de Roomsch-Katholieken steeds gunstiger zijn geworden. Dat de oprichting van een aluminiumfa- briek in Limburg afgestuit zijn op bezwa ren van het departement van defensie, is niet juist. Met dit departement is te dezen aanzien geen overleg gepleegd. Voor zoo ver de regeering overigens bekend is, is de oprichting van deze fabriek nog steeds in voorbereiding. De goudwaarde van den gulden wordt niet opgeschroefd. 't Standpunt der Reg. is zeer eenvoudig en volkomen ongeprasjudicieerd. Zij mist op het oogenblik elk vast gegeven om de waarde van den gulden ten opzichte van buitenlandsche valuta te kunnen beoordee- len. Normaal oefent de stand de betalings balans met het buitenland daarop een be- slissenden invloed, maar momenteel wordt die balans sterker dan gewoonlijk beïn vloed door speculatieve kapitaalbewegin gen. Nederland kocht den laatsten tijd veel buitenlandsche fondsen, maar omgekeerd kocht het buitenland in dien zelfden tijd ook Nederlandsche aandeelen en zeis obli gaties. Er zal nog eenigen tijd noodig zijn, alyorens de natuurlijke omstandigheden zijn teruggekeerd. In dien tusschentijd is de taak van het egalisatiefonds om groote schom melingen te verhoeden en zeker niet om de goudwaarde van den gulden op te schroeven. Er is dan ook niets van dien aard geschied. Overigens kan met voldoening worden geconstateerd, dat de koers van den gul den over het geheel tegenover den dollar (goud) merkwaardig weinig fluctueert. Zeker niet meer dan andere gedepreceieer- de valuta, waar de koersen zich bewegen tusschen twee ongeveer 10 pet. van elkaar verwijderde goudpunten. Voorkoming van groote schommelingen daargelaten, blijft de Regeering van mee ning, dat elk kunstmatig ingrijpen afkeu ring verdient en dat de gulden zijn eigen niveau moét vinden. Als dat gevonden is, kan men hem d e facto vastzetten, in afwachting eener in ternationale stabiliteit. DE INVLOED VAN DE MONETAIRE MAATREGELEN OP HET BEDRIJFS LEVEN. In hoeverre de gewijzigde monetaire om standigheden invloed ten goede zullen uit oefenen op den bloei van het bedrijfsleven valt nu nog niet te zeggen. Voor enkele industrieën heeft de depreciatie van den gulden een duurder worden van hetzelfde buitenlandsch fabrikaat ten gevolge gehad, waardoor deze industrieën op de binnen landsche markt haar afzet konden vergroo- ten. Ook werd voor sommigen de export gemakkelijker. Daartegenover staat dat ver mindering van den industrieelen invoer uit clearinglanden vermoedelijk een ongunsti- gen invloed op een deel van onzen ex port naar die landen zal uitoefenen. Ook zal men moeten afwachten, of nieuw verweer tegen den Nederlandschen uitvoer uitblijft. Daarnaast mag echter de ver wachting worden uitgesproken, dat de psy chologische werking van de depreciatie van den gulden allicht niet zonder uit werking op den ondernemingsgeest en dus op de binnenlandsche conjunctuur zal blij ken. De Regeering heeft thans opnieuw de nu nog in het dekkingsplan 1937 te dezer za ke opgenomen bedragen toegelicht. Het was ook de regeering niet onbekend, dat tegen het voorstel tot herziening van reeds toegekende pensioe nen ernstige bezwaren bestonden. Dit mocht er haar intusschen niet van weer houden dit voorstel, dat een naar haar overtuiging redelijke wijze van besparing op de pensioensuitgaven inhield, in haar dekkingsplan op te nemen. In hoeverre er in den ge wijzigden monetairen toestand aanleiding is van een vermindering van pensioenen af te zien, is nog ir. overweging. De door eenige leden gegeven schest van de voor- en nadeelen der depreciatie voor Nederlandsch-Indië komt der regeering over het geheel juist voor. De vraag, of termen bestaan tot het heffen van een tijdelijk uitvoerrecht op producten, die door de depreciatie een aan zienlijke prijsstijging hebben -mdergaan, maakt nog een punt van overleg met de Indische regeering uit, waarbij uiteraard aan de economische bedenkingen tegen een dergelijke heffing alle aandacht wordt geschonken. WAAKZAAMHEID VOOR ONZE STAATS INSTELLINGEN. Dat waakzaamheid geboden blijft tegen over de gevaren, die onze staatsinstellin gen bedriegen, is ook het oordeel der Re- RECHTZAKEN De „inbraak" in het kasteel Nijenrode Zitting van heden. Het Gerechtshof zette vandaag de be handeling voort van de strafzaak tegen M. Onnes van Nijenrode. Als eerste getuige, hedenmorgen, hoort het Hof den heer L. Groeneveldt Jr., kunst handelaar te den Haag. Hij wordt gehoord over schilderijen-transacties met Koning. K. heeft wel eens een Nicolaas Maes en een Van der Velde in handen gehad van den kunsthandelaar, om voor hem te verkoo- pen. Pres.: En zei hij ook waar hij koopers dacht te vinden. Get.: Met de Nicolaas Maes ,,ging hij in de richting Utrecht". Van de opbrengst van 7.000(dat was de minimum verkoop prijs) zou Koning 3.000.— als leening krijgen. En zou Onnes dat schilderij koopen? Getuige had wel den indruk, dat Koning dat dacht. Uit een brief van Onnes was dat ook gebleken: „als de verzekeringssom bin nen was zou hij geld beschikbaar hebben voor het schilderij". In dit verband had Koning op 6 Febr. '32 een brief geschreven aan getuige, waarin hij schreef hoogstens f 7.500.voor het stuk te kunnen maken. Ook leest de president de corresponden tie voor tusschen Koning en Onnes over koop of beleening van deze schilderijen. Een epistel dateert van 1 Maart '32 (den dag na de inbraak), waarin Koning schrijft: ,.Ik kan me uw gezicht voorstellen. U zult nu wel geen tijd hebben over mijn voorstel na te denken". Koning wordt voorgeroepen: Pres.: Konmg, 't blijkt nu toch duidelijk, dat er wel degelijk over schilderijen ge correspondeerd werd. Dat het dus geen camouflage was. Koning wordt woedend: die getuige liegt, allemaal meineeden. Ik heb dat voor de rechtbank ook al gezegd. Het zeldzame bru tale van dien vent Pres.: Kalm een beetje Koning: 't Is een meineed. En nu begrijp ik, waarom Onnes zooveel onkosten heeft gehad. Verdedigers: Insinuaties. Meneer de pre sident, wij roepen uw bescherming in tegèn getuige. Koning zet zijn verhaal voort: Er was volgens hem wel degelijk sprake van ca mouflage. Getuige laat geen gelegenheid voorbij gaan om tegen den verd. Onnes en de ver dedigers te insinueeren, wat den president doet opmerken: „U moet uw verklaringen met met verdachtmakingen en insinuaties doorspekken, dan kunnen we uw verkla ringen niet gebruiken. Zegt U nu eens rond uit: U geeft toe, dat u de schilderijen, waar over in de brieven geschreven wordt, in handen hebt gehad. Is er nu met Onnes over de schilderijen onderhandeld of niet. Koning aarzelt even en zegt dan: „Neen, 't was allemaal camouflage". Onnes geeft dan weer een uiteenzetting over de „schilderijen-onderhandelingen" met Koning. Deze was bij hem gekomen met de vraag of hij schilderijen wilde koo- pen of beleenen Pres.: Was U dan in de positie om schil derijen te koopen? Verdachte: Als er aan te verdienen was, zeker.... dan deed ik zoo'n zaak in samen werking met Goudstikker. Dat stond ook in het contract. Pres.: Dus aanvankelijk zag U wat in de zaak? geering. Twee bewegingen openbaren zich, die fundamenteel tot èen zelfde uit komst leiden moeten, n.l. dat de geeste lijke en staatkundige vrijheid der ingezete nen zoo noodig het veld moeten ruimen voor de bereiking van de door die richtin gen voorgestane staatkundige en maat- schappelijk-economische idealen. Het gewone verschijnsel doet zich daarbij voor, dat de groei van een dier twee richtingen automatisch een groei van de andere in het leven roept. Daarom is het verstandig beleid, zon der het eigen beginsel van staatkundi ge en geestelijke vrijheid op te offe ren, er voor te zorgen, dat het optre den dezer richtingen binnen zekere grenzen wordt gehouden. Te groote lankmoedigheid in het begin leidt on vermijdelijk tot zeer straffe maatre gelen later, terwijl te onzent de poli tieke gevolgen evenmin veronacht zaamd mogen worden. Het Nederland sche staatkundig bestel is niet gediend met steeds grooter wordende versplin tering en met steeds scherper tegen stellingen. Het lidmaatschap van ambte naren van bepaalde organi saties. De regeering erkent zonder voorbehoud, dat de voorschriften, die voor ambtenaren in het algemeen of voor ambtenaren van bepaalde takken van dienst het lidmaat schap van sommige organisaties verbieden niet alleszins bevredigend zijn te achten. Aan de eene zijde bieden zij wellicht on voldoenden waarborg om de gezagsorga nen van den staat in elk opzicht betrouw baar te doen zijn en aan den anderen kant is het denkbaar, dat zij verder gaan dan noodzakelijk is. De Regeering houdt zich dan ook sinds eenigen tijd bezig met de vraag of op an dere wijze dan met de thans gel dende regelingen een even goed en zoo mogelijk zelfs beter resultaat ware te verkrijgen. AGENDA LEIDEN. Woensdag. R.K. Bond vap Handels-, Kan toor- en Winkelbed. „St. Francis- cus van Assisië". Ontwikkelings avond Pater Ev. van der Snoek O.F.M. over: „Lekestrijders in Christus' Kerk". Harmonie 8 y. uur. Donderdag Geloof en Wetenschap, Dr. A. Stubbe over: „Rubens en de kunst der 17e eeuw", „In den Vergulden Turk", 8.15 uur. De avond-, nacht- en Zondagdienst der apotheken wordt van Maandag 2 tot en met Zondag 8 Nov. a.s. waargeno men door de apotheken: J. C. Pelle, Kort Rapenburg 12, tel. 594, J. E. M. ten Dijk, Haven 18, tel. 85, en J. Doedens, Wilhel- minapark 8, Oegstgeest, tel. 274. Onnes: Juist. Ik zag er een zaak in en ik wilde Koning helpen. Pres. (tot Koning): Hebt U een fotor ge stuurd bij die z.g.n. gefingeerde correspon dentie. Koning: Ja Juist, dus dat geeft U tenminste toe. Waar was die foto voor noodig. Die cor respondentie was immers alleen maar om afspraken te maken. Koning: ,,'t Maakte de comedie com pleet". Pres. (tot Onnes): Aan de beleening was toch niet veel te verdienen. Verd.: Ik wilde 't ook doen om Koning ter wille te zijn. Koning zegt, dit zeer onwaarschijnlijk te vinden. „In '29 heb ik via een kennis aan Onnes 2.000.ter leen gevraagd. Hij ant woordde toen: „ik denk er niet aan, Koning krijgt geen cent". Ik zou dien vriend wel gehoord willen hebben, anders insinueer ik weer. Pres. (tot Koning): Hebt U die Maes wel eens aan iemand anders aangeboden? Koning noemt een paar adressen. Pres.: Dus U blijft er bij, dat die heele correspondentie camouflage was, Koning. Getuige K.: Absoluut. Proc.-Generaal: In die brief staat, dat U een foto bijvoegt. Herinnert U zich, dat U die foto verzond. Getuige: Als 't in die brief staat Proc.-Gen.: Ja, maar 't is toch camou flage. Incident. Mr. Muller-Massis vraagt even het woord. Hij protesteert namens de verdediging ernstig tegen de insinuaties van Koning. Koning aldus pl. maakt er gebruik van dat Onnes gezegd heeft, dat 's proces hem wel een ton heeft gekost. Verd. Onnes bedoelt, dat hij een ton schade had, maar Koning legt 't uit, alsof Onnes een ton had uitgegeven om getuigen te beïnvloeden. Koning wordt woedend: „Ik zou hier m'n mond moeten houden, ik zou niet mogen zeggen Pres.: „U bent hier iederen dag en u praat steeds (gelach). Koning: Ik protesteer Pres.: Dus U protesteert tegen het pro test Verd. Onnes verzoekt een algemeene vraag aar. getuipe te megen stellen: Onnes: Waarom zou ik Koning, dien ik oetrekkelijk oppervlakkig kende en dien ik langen tijd niet gezien had, een voorstel hebben gedaan om de verzekering op te lichten en in te breken? Dat is toch on aannemelijk. Getuige Koning. Heel aannemelijk. Ik had hem vroeger eens een raar verhaal verteld over een verzekeringskwestie. En bovendien, op die vraag kan hij zelf het beste antwoord geven, want hij heeft het gedaan. Mr. Leuwe van Nijenstein: Ik begrijp het motief voor uw bekentenis indertijd niet. U bekende pas toen u van chantage werd beschuldigd. U zegt, dat er geen sprake van chantage is. Bovendien hadt u de gecamoufleerde correspondentie. U hadt dus kunnen blij ven ontkennen. Is er geen sprake van een wraak tegenover Onnes? Koning: Ik had hem willen helpen en toen beschuldigde hij mij van chantage. In overleg met m'n verdediger mr. Leven- bach, heb ik toen bekend. Het verhoor van Koning is ten einde. De vroegere tuinbaas van Nijenrode wordt voorgeroepen. Hij verklaart, dat hij ge woonlijk de hoofdpoort sloot. Den nacht van de inbraak was de poort echter open geweest. Toen verd. Onnes dit later hoorde had getuige een standje gekregen. Het getuigenverhoor in de zaak tegen Onnes is hiermede ten einde. President: handhaaft uw verklaringen \oor de rechtbank afgelegd? Verd. (met klem): Volkomen. Ik ben ab soluut onschuldig. De zaak wordt dan ge schorst, Dinsdag te 10 uur zal de procureur-ge neraal requireeren. IS DE UITDRUKKING „DUIKBOOT" BELEEDIGEND? Ja, oordeelt politierechter. De politierechter, jhr. mr. Feith heeft heden uitspraak gedaan in de zaak van den typograaf N. H., die tijdens een staking bij de N.V. Haagsche Drukkerij en Uitgevers maatschappij een werkwillige het woord „duikboot" heeft toegeroepen, waarop een aanklacht wegens beleediging volgde. De politierechter heeft overwogen, dat dit woord, toegepast op een mensch, uit drukking geeft van minachting en boos heid en dat de wil van verdachte is ge weest, om den beleedigde onaangenaam te zijn. Verdachte werd veroordeeld tot een geld boete van 7.subs. 7 dagen hechtenis.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 2