Prins Bernhard bezoekt de Hoogovens. HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. Tijdens de bezichtiging van de hoogovens te IJmuiden door Z. H. Prins Bernhard. De hooge be- Bij Zijn bezoek aan IJmuiden bezichtigde Prins Bernhard Maandag ook de sluizen, waarbij de hooge bezoeker werd zoeker bij zijn rondgang over het terrein rondgeleid door den hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat, ir. C. Wolterbeek Het eerste apparaat van den uitvinder Bell. waarmede het gesproken woord werd overgebracht, geëxposeerd op de tentoonstelling te Amsterdam ter gelegenheid van het 40-jarig jubileum der hoofdstedelijke gemeente-telefoon '1et de bergingswerkzaamheden van oen tusschen de ümuider pieren verganen Schevening- ~hen logger Sch 68 is Maandag een aanvang gemaakt De .Meermin bij het wrak, dat door een duiker onderzocht werd Prins Bernhard bracht Maandag een bezoek aan IJmuiden. waar Hij met veel belangstelling het hoogovenbedrijf en de staalfabrieken bezichtigde De bemanning van den te Rotterdam liggenden kruiser .De Ruyter" maakte Maandag een marsch door de stad, en defileerde op den Cool- singel voor den burgemeester en den commandant van het schip FEUILLETON ^aar het Engelscb bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 34) Verstrooid gaf hij antwoord op miss Miller's moeizame pogingen om de con versatie gaande te houden. Amabel sprak weinig, ze was blij dat ze kon stilzitten en uitrusten. Ze waren bijna klaar voor de thee, toen Anita King aangediend werd. „Mijnheer Bronson komt me halen", vertelde ze. „Ik had hier al eeuwen vroe ger willen zijn, maar ik moest schuilen voor dat afschuwelijke onweer. Raad u eens waar ik geschuild heb?" richtte ze xich tot miss Miller. „Toen ik die zwarte ucht zag, was ik vlak bij uw huis. En uw broer was zoo aardig voor me!" „En ik ben blij, dat u binnen kon", ver klaarde Ann Miller. Anita King liet zich op een stoel neer vallen. „Ik zou niet geweten hebben wat ik be ginnen moest, als ik buiten had moeten blijven", hernam ze ,,Ik ben zoo ontzettend bang voor onweer! Uw broer zal me wel vrééselijk gevonden hebben, want ik heb aldoor maar zitten beven, en met dier ver- schrikkelijken dorderslag gaf ik gewoon een gil. Julian bracht haar een kop thee, en toen ze naar hem op zag. trof hem v/eer de ge lijkenis met Jenny: even scherpe trekken, de bruine oogen dich. bij elkaar, dezelfde dunne lippen. Maar hield hij zichzelf voor het was een gelijkenis van type, honderden vrouwen van dat mode type waren zoo.... een type, dat hij niet kon uitstaan. „Mijnheer Miller was zóó vriendelijk", praatte Anita King voort, „hij heeft me nog hierheen gebracht ook, maar hij wou niet mee naar binnen komen...." Zij ra telde aan één stuk door over den heer Bronson, waar ze zoo ontzettend prettig gelogeerd had. en over het paviljoen, waar heen ze nu terug zou keeren, want het dak was gerepareerd en wéér over mijn heer Bronson, tot deze in eigen persoon verscheen om haar te halen. Toen Amabel miss Miller naar haar nieu we kamer bracht, zei de gast, dat ze het een heel prettige kamer vond, maar dat mevrouw Grey voor haar die nieuwe schikking niet had hoeven te maken. Ze had het den vorigen avond volkomen naar haar zin gehad. „Katten kunnen evengoed onder het ééne raam komen vechten als onder het andere", besloot ze lachend. Amabel ging nog even naar de zitkamer terug. Julian stond -oor den haard, klaar blijkelijk diep in ledachten. Toen ze de deur achter zich had dicht gedaan, begon hij: „Heb je gehoord wat mevrouw King zei. dat Miller haar hierheen had gebracht, maar niet binnen wou komen? Het was na tuurlijk alleen een voorwendsel om weer om het huis te simpen." „Zoolang jij hier bent, mag hij sluipen zooveel hij wil", was het wederwoord. „Je bent warempel al even erg als Ellen. Ju lian. Die doet ook niets liever dan op dien armen man hakken. Vanmiddag vertelde ze honderduit, dat mijnheer Miller gisteren een spoorboekje kocht, en zei, dat hij naar Maxton ging, en ^ater iet weL nu komt de klap op den vuurpijl werd hij vóór Queen's Hotel in Ledlington gezien! Diep verdorven, hé? En om de maat van zijn schanddaden vol te maken- toen hij Bron son zag, vluchtte "lij naar binnen. Als dat nu niet de beroemde vloek van een schul dig geweten is, weet ik het niet." „Wat voerde Bronson in Ledlington uit?" „Dat kan ik je tot mijn spijt niet vertel len. Volgens Ellen zat hij in een Rolls Royce." „Nog meer drama's in Ledlington?" lach te Julian. „O ja, mevrouw King had boodschappen gedaan, dat schijnt Éllen immoreel te vin den, in verband net de trage betalingen aan haar vriendin Eliza." Amabel's toon *erd opeens weer ernstig. „Julian", zei ze. „oen je echt van plan in die kamer te gaan slapen?" „Slapen weet 'k niet, ik ga er in ieder geval den nacht doorbrengen. Waarom?" „Omdat ik liever had, dat je het niet deed Ik wou maar, dat je naar je oude ka mer ging. Toe, lach nu niet. Julian, ik meen het echt." Julian lachte niet meer. „Vind je het voor mij te riskant, terwijl het voor jou niet hinderde?" wilde hij we ten. Amabel's stem trilde zenuwachtig. Van nacht, Julian, het was zóó verschrikkelijk... ik ben vroeger nooit werkelijk bang ge weest Haar kleur veranderde terwij] ze sprak, haar oogen waren wijd open, star. Julian deed onwilekeurig een stap voor uit. Die angstige, smeekende blik sprak tot hem, zooals nog niets tot hem gespro ken had. „Amabel", klonk het heesch, „Aimabel, lieveling. Zijn zachte stem trilde. Hij legde de han den op haar schouders en sprak door, snel ademend: „Amy, ik kan niet hebben, dat je zoo kijkt. Je weet, hoe het met mij ge steld is en ik geloof, dat je ook van mij houdtik kan me er niet in vergissen. Laten we trouwen en den heelen boel hier laten voor wat het is. We...." „Julian, Julian, kwa n Amabel's ant woord, heel zacht. Maar oogen sloten zich en hij voelde hoe ze beefde. Een seconde later waren zijn armen om haar heen en ze kusten elkaar een lange kus, zoet van herinneringen en hoop. Stil was het oude huls. In beiden was dat ondefinieerbare, huiverend-ontroerde gevoel van terugkeer. Lange jaren van een zame dagen; en nu, aan het einde, deze thuiskomst? Langen tijd spraken ze peen van tweeën. Het volmaakte oogenb'ik was genoeg HOOFDSTUK XXIX. Het was laat, toen Amabel naar haar kamer ging. Er was 'ooveel U bepraten na die lange oogenbl'kken van zwijgen. Ju lian drong er op aan, 'at ze den volgen den dag het huis ou verlaten en bij de Berkely's intrekken en dat ze de week daarop zouden trouwen. „Dat is te vlug", had ze gezegd. „Ik moet eerst naar Daphne schrijven, en.... toe, kijk niet zoo, ik voel echt een plicht tegen over George, buiten die tweehonderd pond noe." „Maar liefste", was Julian's antwoord, „moeten we dan een half jaar verloofd blijven of moeten ve de wittebroodsweken doorbrengen met iacht op spoken?" „Dat bedoel ik niet", weerde ze af, „en ik wil ook niet mppig of eigenwijs zijn. Als jij George die tweehonderd pond wilt teruggeven, goedmaa ik kan niet zoo maar wegloopen, met het gevolg, dat de praatjes tienmaal zoo erg worden". „Over dat geld hoeven we in ieder ge val niet meer te praten, zeg nu maar op: wanneer trouwen we? Ik zou morgen mijn neef Charles le Musurier, het opperhoofd van de recherche, een bezoek brengen. Ga je mee naar de stad? Dan koopen we ge lijk een verlovingsring en zorgen voor een huwelijksvergunninp." „Wat ben je nog een onstuimige jongen! Maar ik kan morgen heusch niet mee, miss Miller is er nog nee stil ik kan best een kalmen dag gebruiken om aan Daphne en aan Agaath te schr :ven. Als je morgen terug bent, zal ik je een datum voorstel len." Toen Amabel naar haar kamer was, blokkeerde Julian het gangetje met opeen gestapelde leunstoelen Hij genoot bij de gedachte dat ieder, die probeerde dien kant uit te komen, leelijk zijn schenen zou stoo- ten, voor hij iets van de barricade merk te De lichten in de gang deed hij uit, waar na hij de vroegere slaapkamer van Ama bel opzocht. Ook hier nam hij eenige voor zorgsmaatregelen De gangdeur deed hij niet op de knip. maar met het bureau barrica deerde hij de tusschendaur. Hij legde een zaklantaarn bij de hand en een revolver onder zijn kussen. Teon trok hij zijn schoe nen uit en ging gekleed op het bed liggen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12