DINSDAG 3 NOVEMBER 1936
DE LEIDSCHE COURANT
DERDE BLAD - PAG. 10
Vestigingseischen voor den middentsand.
By de behandeling van de gemeentebe-
grooting voor 1936 erd in de Raadszitting
van 21 Februari jJ. aangenomen een voor
stel van de heere-; Beekenkamp, Wilmer
en Wilbrink, luidende:
„Ondergeteekenden stellen voor, het Col
lege van Burgemeester en Wethouders te
verzoeken:
a. den Raad in de gelegenheid te stel
len zich uit te spreken over de wensche-
lijkheid, c.q. noodzakelijkheid van de vast
stelling eener verordening, houdende vesti-
gingseischen voor nieuwe winkelbedrijven
binnen de gemeente Leiden;
b. ter richtige voorbereiding van een en
ander reeds nu een commissie ad hoe te
willen benoemen, die, in afwachting van
hetgeen overigens door de Staten-Generaal
ter zake zal worden gedaan, zich laat voor
lichten door de Kamer van Koophandel en
de plaatselijke Middenstandsorganisaties."
Aan dit besluit hebben B. en W. nog geen
geen uitvoering gegeven.
Bij Koninklijke Boodschap van 21 Maart
1936 toch is bij de Staten-Generaal inge
diend een wetsontwerp, betreffende het
vestigen van inrichtingen, waarin eenige
tak van detailhandel, ambacht of kleine
nijverheid zal worden uitgeoefend.
Indien dit ontwerp ongewijzigd tot wet
verheven wordt, kan, indien een of meer
rechtspersoonlijkheid bezittende vereeni-
gingen van ondernemers in een tak van
detailhandel, ambacht of kleine nijverheid
daartoe het verzoek doen, bij algemeenen
maatregel van bestuur, ten aanzien van
de daarbij aangewezen gemeenten, worden
bepaald, dat een inrichting, waarin deze tak
al dan niet uitsluitend zal worden uitge
oefend, voorzoover die uitoefening betreft,
niet zal mogen worden gevestigd, zonder
daartoe van de Kamer van Koophandel en
Fabrieken verkregen vergunning.
De vergunning tot vestiging zal alleen
worden verleend, indien voldaan wordt
aan bij algemeenen maatregel van bestuur
vast te stellen minimum-eischen van ere-
«diietwaardigheid», handelske -
nis en vakbekwaamheid.
De vraag, of er met het oog op een doel
matige distributie al dan niet behoefte aan
een nieuwe inrichting bestaat, zal dus bij
de beslissing op verzoeken om vergunning
buiten beschouwing blijven.
Indien het ontwerp het Staatsblad be
reikt, gelijk het is ingediend, zal het niet
mogelijk zijn, dat de gemeente daarnaast
nog regelen geeft met betrekking tot de
oogmerk die vestiging te regelen in ver-
oogmerk die vesitging te regelen in ver
band met de behoefte.
De regeling van de vestiging van winkel
zaken e.d. zal dan, als zijnde van Rijksbe
lang, door de gemeente niet meer mogen
worden ter hand genomen. Blijkens de dezer
dagen verschenen Memorie van Antwoord
acht de Regeering het ontoelaatbaar het
z.g. behoefte-element tot het onderwerp van
plaatselijke verordeningen te maken.
Het vaststellen van een regeling met be
trekking tot de vestiging van nieuwe win
kelbedrijven, hangende de behandeling van
het wetsontwerp, moeten B. en W. dus ont
raden.
In de eerste plaats zou zoodanige rege
ling vervallen als het wetsontwerp onge
wijzigd tot wet wordt verheven en vermoe
delijk slechts een kort leven hebben en
daardoor weinig practisch effect sorteeren,
in de tweede plaats zal zoodanige regeling
onmiddellijk na haar vaststelling door de
Rroon worden geschorst. Verschillende ge
meentelijke regelingen van den laatsten
tyd, met betrekking tot dit onderwerp, heb
ben dit lot reeds ondergaan.
Instellen van een rechtsvordering.
Eenigen tijd geleden werd door een mo
torijtuig, bestuurd door M. W. Blommen
steyn, wonende te Leimuiden, een aan de
gemeente toebehoorende vluchtheuvelpaal
op den Rijnsburgerweg aangereden, waar
door een schade van 93.is veroorzaakt.
Hoewel Blommensteyn, die rechtens gehou
den is deze schade te vergoeden, zich op
15 October 1935 tegenover de Stedelijke Fa
brieken van Gas- en Electriciteit verbond,
om ingaande 20 October d.a.v. maandelijks
ƒ25.te voldoen, heeft hij tot dusver
slechts eenmaal 25.betaald en is hij,
ondanks herhaaldelijk daartoe te zijn ge
sommeerd, in gebreke gebleven het restee-
rende bedrag ad 63.te voldoen. Dit be
drag zal dus thans langs gerechtelijken weg
moeten worden ingevorderd.
B. en W. geven den Raad mitsdien in
overweging te besluiten tot het instellen
van een rechtsvordering, zoowel in eersten
aanleg als, zoo noodig, in hooger beroep,
tegen M. W. Blommensteyn te Leimuiden,
strekkende tot vergoeding aan de gemeente
van het restant der schade, haar door de
bovenbedoelde aanrijding veroorzaakt.
Commissie Oud-Archief.
Ter vervulling van de, tengevolge van de
periodieke aftreding van den heer Prof. dr.
EL T. Colenbrander, in de Commissie voor
het Oud-Archief opengevallen plaats, bie
den B. en W. den Raad na raadpleging dier
Commissie en onder mededeeling, dat de
heer Colenbrander zich niet voor herbe
noeming beschikbaar stelt, de volgende
aanbeveling aan: lo. mr. W. van Iterson, 2o
mr. J. Slagter.
Commissie „Maatschappelijk Hulpbetoon".
Ter vervulling van de op 1 Januari a.s.,
tengevolge van de periodieke aftreding
van mej. F. W. C. Riphaagen en den heer
Ér. dr. P. G. Knibbe, in de Gemeentelijke
Commissie voor Maatschappelijk Hulpbe
toon openkomende plaatsen, bieden B. en
V., na raadpleging dier Commissie, de vol
gende aanbevelingen aan:
Vacature mej. F. W. C. Riphaagen: lo.
nej. F. W. C. Riphaagen, 2o. mej. A. C.
/an Nes. Vacature mr. dr. P. G. Knibbe, lo.
air. dr. P. G. Knibbe, 2o. A. F. Mulder.
Overdracht strooken grond.
De grenslijnen tusschen het gemeente
lijk en provinciaal eigendom bij de Span-
jaardsbrug en de Wilhelminabrug hebben
een zoo onregelmatig verloop, dat in ver
band met het beheer en onderhoud van de
ze weggedeelten het gewenscht is met de
provincie een regeling te treffen inzake
overdracht over en weer van strooken
grond, waardoor le bestaande scheidings
lijnen door rechte worden vervangen.
B. en W. bieden aan den Raad een derge
lijke verordening aan.
Verkoop bouwterrein.
Van de heeren F. J. A. en C. G. van Beu
kering, te Voorburg, is een verzoek inge
komen, om van de gemeente te mogen koo-
pen bouwterrein aan de Houtlaan.
Adresanten bieden voor dezen grond, die
een oppervlakte heeft van ongeveer 1070
M.2, een prijs van 11 per M2.
B. en W. stellen den Raad voor, daartoe
te besluiten.
LOONEN VAN POLITIE. AMBTENAREN,
WERKLIEDEN.
In den loop van de maand April jJ. deel
de de Minister van Binnenlandsche Zaken
ten aanzien van de in de Raadsvergadering
van den 12en Februari vastgestelde herzie
ning van de salarisregeling voor het ge-
meentepersoneel mede, dat hij bereid was
genoegen te nemen met de verlaging van
de korting der wedden van de ambtenaren
in en geren zin van 5% tot 4%. alsmede met
de nieuwe wedderegeling van den thans
opgeheven districtskeuringsdienst van
waren.
Tegen verschillende andere onderdeelen
der salarisherziening bestond echter bij den
Minister overwegend bezwaar; behoudens
de zooeven vermelde uitzondering betroffen
de bedenkingen van Zijne Excellentie al
die punten, waarop de vastgestelde wijzi
ging van de salarissen afweek van het bij
hét Georganiseerd Overleg onder dagtee-
kening van 6 Decembei 1935 aanhangig ge-
gemaakt voorstel van B. en W. Dit betee-
kende dus, dat ten aanzien van die punten
de ontwerp-regeling van 6 December 1935
alsnog zou moeten worden overgenomen.
De Minister voegde aan deze mededeeling
nog toe, dat hij, zoo de Gemeenteraadniet
tot deze nadere herziening bereid mocht
zijn, ten deze de toepassing van de proce
dure van artikel 126 der Ambtenarenwet
1929 zou bevorderen, d.w.z., dat bij ge
breke van de medewerking van den Ge
meenteraad, de herziening in bedoelden zin
door hooger gezag zou worden opgelegd.
Ter toelichting van de veranderingen, die
de Minister in de salarisregeLing alsnog
wenschte te zien aangebracht, merken B. en
W. het volgende op:
Ambtenaren. De bij Raadsbesluit van 25
Februari 1935 vastgestelde salarisregeling
week, wat de ambtenaren betreft, op de
volgende punten van het toentertijd aan
den Raad gedaan voorstel af.
1. Het minimum en maximum weekloon
van de brugwachters le en 2e klasse (Staat
B algemeene salarisverordening) werd met
0.50 verhoogd en gebracht voor een brug
wachter 2e klasse- op 27.50f 29 50 en
voor een brugwachter le klasse op 30.50
33.50.
2. De minimum en maximum jaarwedde
van den gemeentebode (Staat E) werd met
200.verhoogd en gebracht op 1600.
2000.—.
3. Overeenkomstig een door het College
overgenomen amendement werden de mi
nimum en maximum jaarwedden voor
eenige groepen ambtenaren, vermeld in
staat E, met f 25.verhoogd, teneinde een
scherpere afronding te verkrijgen.
Blijkens Ingekomen Stuk No 24 van 1936
kon de Minister van Binnenlandsche Zaken
zich reeds in eerste instantie met de wijzi
gingen niet vereenigen; verder wenschte
hij toen reeds de wedde van den huismees
ter te zien teruggebracht van f 1900.
2300.— tot 1900.2200.— per jaar.
B. en W. stelden aanvankelijk (6 December
1935) aan het Georganiseerd Overleg voor,
om aan deze bezwaren tegemoet te komen
en de wedden derhalve dienovereenkomstig
te verlagen; doch bij de behandeling van
het salarisvoorstel van 6 December 1935 in
het Georganiseerd Overleg nam het College
deze verlaging van de wedden van de brug
wachters, de boden en den huismeester, als
mede van bedoelde groepen van ambtena
ren, als één complex van concessies, terug,
in het vertrouwen, dat de Minister van Bin
nenlandsche Zaken hiertegen geen bezwaar
zou maken. Als gevolg hiervan moest toen
tevens de wedde van hoofdmonteur le kl.
en die van den Adjunct-Directeur van den
Markt- en Havendienst met 25.in mini
mum en maximum worden verhoogd. Uw
Raad vereenigde zich met een en ander bij
besluit van 21 Februari 1936.
De Miiiister van Binnenlandsche Zaken
had nu tegen de gehandhaafde verhoogin
gen, alsmede die van den hoofdmonteur le
kl. en den Adjunct-Directeur van den
Markt- en Havendienst bezwaar.
4. Het weekloon van de havenrecher
cheurs, dat bij verordening van 25 Februari
1935 was gesteld op f 35.5039.50 per
week, werd bij raadsbesluit van 21 Februari
1936 bepaald op f 36.39.50, zijnde het
minimum en maximum van den brigadier
van politie. Aangezien de 4% korting niet
van toepassing is op den brigadier, werd,
ten einde de wedden van brigadier en
havenrechercheur gelijk te houden, in het
kortingsbesluit bepaald dat de 4% korting
ook niet van toepassing zou zijn op de
havenrechercheurs. De Minister kon echter
met het weekloon vooi den brigadier van
36.39.50 per week niet accoord gaan
en wenschte dit, overeenkomstig het ont-
werp-voorstel van 6 December 1935 aan het
Georganiseerd Overleg, met 1.per week
te verlagen en terug te brengen op f 35.
38.50 per week.
In verband hiermede wenschte de Mi
nister ook het weekloon voor den haven-
rechercheur met 1.— te zien verlaagd,
n J. van 36.f 39.50 tot f 35.f 38.50
per week.
Politie. Ook ten aanzien van het lagere
politiepersoneel moest het by het Georga
niseerd Overleg ingediende voorstel van 6
December 1935, waarmede het voorstel van
B. en W. overeenkwam, worden gehand
haafd, hetgeen dus beteekende, dat de wed
den van de agenten (en automatisch de
wedde van den brigadier) alsnog met 1.
en die van de hoofdagenten met f 2.moes
ten worden verlaagd.
Werklieden. Ten aanzien van de loonen
van de werklieden wees de Minister er op,
dat de in het ontwerp-voorstel van 6 De
cember 1935 aan het Georganiseerd Over
leg opgenomen lagere loonen aan de hand
van uitgebreide loongegevens waren be
rekend. Teneinde zoo spoedig mogelijk
eenige noodzakelijke bezuiniging te berei
ken. had de Minister destijds met die loo
nen genoegen genomen, hoewel Zijne Ex
cellentie van oordeel was, dat zij op grond
van verschillende factoren eerder te hoog
dan te laag moesten worden geacht. In ver
band hiermede kon, naar de meening van
den Minister, van een verhoogin.g dier loo
nen slechts sprake zyn, indien door over
legging van nieuwe, thans geldende loon-
cijfers, werd aangetoond, dat het gemid
delde plaatselijke loonpeil uitging boven
dat, hetwelk bij de berekening der loonen
in December 1935 als maatstaf heeft ge
diend. Teneinde den Minister zoo volledig
mogelijk in te lichten, deelden B. en W.
hem de bezwaren van het Georganiseerd
Overleg tegen de in het voorstel van 6 De
cember 1935 vervatte berekening mede, en
zonden hem bovendien het raadsverslag
over de geheele salarisherziening met ver
dere bescheiden toe, doch de kennisneming
van deze stukken gaf den Minister geen
aanleiding in eenig opzicht op zijn stand
punt terug te komen.
De loonen van de werklieden zouden dus
nog moeten worden vastgesteld op de be
dragen van het Decembervoorstel. De loo
nen in het particuliere bedrijf waren im
mers sedert December 1935 niet verhoogd,
maar integendeel verlaagd; gelijk toch be
kend is, werden in April 1936 verschillen
de collectieve contractloonen verminderd,
in het algemeen met 2 cent per uur, d.i. 96
cent per week. Deze eisch van den Minister
zou derhalve tengevolge hebben gehad een
vermindering van de geldende weekloonen
van de werklieden voor groepen I t/m IV
met 0.2 ei. voor groep VI met f 0.24.
Aanvankelijk ontmoette ook de uitbrei
ding van den kindertoeslag by den Minis
ter bedenking, doch dit bezwaar nam de
Minister nog terug, vóórdat zijn bij onze
nota van 13 Juli 1936 aan het Georgani
seerd Overleg medegedeelde voorstellen
daar in behandeling werden genomen.
Het Georganiseerd Overleg kon zich met
de door den Minister verlangde wijzigingen
niet vereenigen.
Kort samengevat werd bij adviezen van
11 Augustus 1936 het volgende aangevoerd:
Ambtenaren. De verschillen tusschen de
laatstelijk door den Raad vastgesteld en
door den Minister gewenschte salarissen
van enkele categorieën van ambtenaren
waren zoo gering in het bijzonder wat
de bovenbedoelde scherpere afronding van
de jaarwedden voor eenige groepen van
ambtenaren betreft dat hier moeilijk van
een exces sprake kon zijn.
Politie. In tal van met Leiden vergelijk
bare gemeenten waren met Koninklijke
goedkeuring salarisregelingen tot stand ge
komen, waarbij de maximum-wedde van
den agent le kl. op 37.50 per week is vast
gesteld; bovendien was alhier de brand
weer-taak aan de Politie opgedragen.
Werklieden. Hun loonen behooren niet te
worden getoetst aan het plaatselijk loonpeil,
doch aan de loonen van overeenkomstige
rijkswerklieden in een gemeente der le
klasse. En laatstgenoemde gedragslijn vol
gende, is er voor loonsverlaging voor de
werklieden in dienst der gemeente geen
aanleiding.
De Algemeene Ambtenaren- en Werk
lieden Commissie en de Commissie van
Overleg voor de agenten van politie gaven
voorts te kennen, dat zij het op prijs zou
den stellen, indien ons College alsnog mon
deling overleg met den Minister omtrent
de salarissen wilde plegen.
Gevolg gevende aan dit verzoek van de
organisaties, vroeg het College van B. en W.
voor den Wethouder der Personeelszaken
bij den Minister een onderhoud aan, dat
welwillend werd verleend.
Deze bespreking heeft tot resultaat ge
had, dat de Minister alsnog tot verschillen
de concessies bereid werd bevonden,
Ambtenaren- In de z.g. scherpere afron
ding van de salarissen van eenige groepen
van ambtenaren van 25.zal de Minis
ter berusten.
De verlaging van de minimum en maxi
mum weekloonen van de brugwachters le
en 2e klasse met 0.50 per week kan even
eens achterwege blijven. Hetzelfde geldt
voor de verlaging van het minimum- en
maximum-loon der havenrechercheurs met
i.per week, zulks in verband met de
loonen van de agenten van politie.
Evenwel kan de Minister de verlaging
van de maximum wedde van den huismees
ter met 100.— per jaar niet prijsgeven,
terwijl ook de verlaging van de minimum
en maximuim wedde van de gemeente
boden met 200.— per jaar moet worden
gehandhaafd. De wedde van de boden moet
dus worden teruggebracht tot 1.400.
f 1.800.en die van den huismeester wor
den bepaald op 1.900.2 200 zulks
onverminderd de korting van 4%. Die kor
ting heeft ook op de overige hier genoemde
ambtenaren plaats, behalve op de haven-
rechercheurs.
Politie. De Minister kan zich nader ver
eenigen met het geldende maximum-week
loon van de agenten van politie 2e en het
geldende minimum- en maximum weekloon
voor de agenten le klasse.
Het minimum voor de agenten 2e klasse
moet dus wel met 1.— per week worden
verlaagd.
In verband hiermede zullen de agenten
2e klasse 5 een-jaarlijksche verhoogingen
van 1.per week ontvangen (thans 4
éénjaarlijksche van 1.terwijl voor de
agenten le klasse de periodieke verhoo
gingen uiteraard ongewijzigd blijven.
Verder moet voor de hoofdagenten de
vermindering in minimum en maximum
met 2.per week worden gehandhaafd.
Men zie onderstaand staatje:
Loonen verord. Loonen volgens
21 Febr. 1936 eisch Minister
Rangen min. max. min. max.
Agent 2e kl. 29.— f 33.— 28.— f 33.—
Agent le kl. 34.37.50 34.37.50
Brigadier 36.39.50 36.39.50
Hoofdagent 40.50 44.50 38.50 42.50
Op deze loonen wordt de 4% korting niet
toegepast.
Werklieden- Ten aanzien van de werk
lieden merkte de Minister op, dat volgens
de wijze van berekening, die de organisa
ties bij de bespreking van het December
voorstel volgden, met de huidige loonen als
basis, het gemiddeld plaatselijk loonpeil,
vermeerderd met de bekende 5%, op f 28.90
moest worden gesteld, d.i. 10 cent meer dan
het gemiddelde van het door Zijne Excel
lentie voorgestane December-voorstel.
De Minister nu heeft er geen bezwaar
tegen, om dit bedrag van 28.90, afgerond
tot een 24-voud, als basis voor de loonrege
ling te aanvaarden, waarmede hij intusschen
niet wenscht te erkennen, dat de wijze van
berekening der organisaties juist zou zijn.
In plaats van f 28.80 kan nu derhalve
29.04 tot uitgangspunt worden genomen.
Gelijk de Minister nog in de conferentie
opmerkte, geschiedt de toetsing van de loo
nen van de werklieden volgens een alge
meene, voor het geheele land geldende ge
dragslijn, conform het rapport-Schouten, en
is er uiteraard geen aanleiding om voor
Leiden een andere methode te volgen.
Er rekening mede houdende, dat niemand
in salaris vooruit behoort te gaan, komt de
concessie van den Minister voor de werk
lieden dus neer op een verhooging van de
loonschalen van het December-voorstel met
24 ets. voor de groepen I t/m IV en groep
VI.
Hieronder volgt een overzicht van de
iarissen van de inspecteurs te verhoogen;
het geven van vergoedingen wegens brand
weer diensten is overigens een zaak, die
afzonderlijk en los van de onderhavige sa
larisregeling moet worden bezien.
Werklieden. De organisaties handhaaf
den hun standpunt, dat de loonen der
werklieden niet belhooren te worden ge
toetst aan het plaatselijk loonpeil, doch
aan de loonen van overeenkomstige rijks
werklieden in een gemeente der le klas
se, zoodat, indien men deze gedragslijn
volgt, er voor loonsverlaging voor de ge
meentewerklieden geen aanleiding bestaat.
Bovendien betoogden de organisaties, dat
door de plaats gehad hebbende devaluatie
van den gulden al is thans nog niet be
kend welken invloed deze ten slotte op de
prijzen zal hebben in elk geval een toe
stand van groote onzekerheid in het leven
is geroepen, die op dit oogenblik althans
van verdere loonsverlaging moet weerhou
den.
Twee vertegenwoordigers van het ge
meentebestuur sloten zich bij dit stand
punt der organisaties aan.
De overige vertegenwoordigers van het
gemeentebestuur waren echter van mee
ning, dat, nu ons College, ondanks alle
daartoe aangewende pogingen, niet heeft
kunnen bereiken, dat de Minister in hand
having van de thans geldende loonen be
rust,, men zich bij het ten slotte verkre
gen resultaat dient neer te leggen en dat
het overleg, dat reeds zoo lang gaande is,
nu eindelijk eens moet worden bëeindigd.
Zij achtten bovendien het gevaar niet denk
beeldig, dat, wanneer de Raad niet bereid
zou zijn de loonen overeenkomstig de wen-
schen van den Minister vast te stellen,
deze op zijn beurt daarin wel eens aanlei
ding zou kunnen vinden reeds gedane con
cessies terug te nemen. En ten slotte waren
deze leden van oordeel, dat de devaluatie
thans niet in het geding behoort te worden
gebracht, omdat op dit oogenblik nog niet
de minste zekerheid bestaat, hoe het prijs
verloop in de toekomst zal zijn. Zou later
blijken, dat de prijsstijging een aanzienlijke
is, dan zal, gelijk van zelf spreekt, alsdan
behooren te worden overwogen daarvoor
compensatie in den vorm van loonsverhoo-
ging te geven.
Over het voorstel van den Voorzitter der
Loonen
Loonen
Verschil tus-
Loonen
verordening
volgens eisch
schenkolom-
Groep
I
December-voorstel
21 Febr. 1936
Minister
men 2 en 3
21.60—27.36
22.32—J 28.08
21.84—27.60
0.48
II
23.04—,, 28.80
23.76—,, 29.52
23.28—,, 29.05
0.48
III
24.48—,, 30.24
25.20—, 30.96
24.72—,, 30.48
0.48
IV
25.92—,, 31.68
26.64—, 32.40
26.16—,, 31.92
0.48
V
28.80—,, 34.56
28.80—,, 34.56
28.80—,, 34.56
VI
30.72- 36 48
30.96—,, 36.72
30.96—,, 36.72
Deze nadere voorstellen van den Minister
werden bij de Commissie van Overleg aan
hangig gemaakt bij nota van 19 October
1936.
Blijkens de in de Leeskamer ter visie ge
legde rapporten d.d. 27 October j.l., luidt
het advies van de Commissies als volgt:
Ambtenaren. De organisaties meenden in
de verlaging van de wedden "van den huis
meester en de gemeente-boden te kunnen
en moeten berusten, nü bij het overleg met
den Minister is bereikt, wat redelijkerwijs
kon worden verkregen. Met algemeene
stemmen werd dan ook besloten aan ons
College mede te deelen, dat de Commissie
zich mei de salarisregeling voor de ambte
naren, zooals de Minister die thans wenscht,
kan vereenigen.
Van de vertegenwoordigers van het ge
meentebestuur stemden 4 vóór en 2 tegen,
terwijl de vertegenwoordigers van de or
ganisaties allen voor stemden.
Politie. Men sprak den wensch uit, dat
voor den agent 2e klasse de periodieke ver
hoogingen werden verhoogd van 1.tot
1.25 per week (dus handhaving van het
aantal van 4 periodieke verhoogingen) en
dat voor den agent le klasse de wedde werd
gebracht op 34.f 37.50. In het laat
ste heeft de Minister bereids bewilligd (en
dit is reeds in bovenstaand overzicht ver
werkt), doch tegen periodieke verhoogin
gen van 1.25 per week voor den agent 2e
klasse heeft de Minister bezwaar.
Vervolgens betreurde men het, dat de
Minister den eisch tot verlaging van de
wedde van den hoofdagent met f 2.per
week handhaaft. Hoewel na deze verlaging
het loon niet zooveel zal verschillen van
dat van overeenkomstige functionarissen
elders, meenden de vertegenwoordigers der
organisaties, dat er in Leiden voor een iets
hooger loon wel aanleiding bestond, omdat
de hoofdagent hier, in tegenstelling met
dien in andere gemeente, met de brand-
weertaak is belast en bovendien des nachts
inspecteursdienst verricht.
In dit verband brengen B. en W. in her
innering het door het vroegéT Raadslid
Mr. A. J. Romijn ingediend, hierna afge
drukt, voorstel tot verhooging van de wed
den van het hoogere pclitie-personeel; deze
motiveerde zijn voorstel als volgt:
„Nu door aanvaarding van het voorstel
Lombert-Elkerbout in zijn vergadering van
21 Februari j.l. de Raad de wenschelijk'heid
heeft uitgesproken, dat het salaris van het
politiepersoneel, in verband met de com
binatie politie-brandweer, wordt verhoogd,
is het billijk de Inspecteursgroep hierin
eveneens te betrekken".
Aangezien de Minister, ondanks kennis
neming van het destijds toegezonden raads
verslag, geen aanleiding heeft kunnen vin
den om in hoogere loonen voor de hoofd
agenten te bewilligen en de concessies ten
aanzien van de agenten 2e en le klasse wer
den gedaan buiten verband met de samen
voeging van de brandweer en de politie, is
hiermede de grondslag aan het voorstel ont
nomen.
Het voorstel kan dus reeds hierom niet
worden aangenomen; wij laten hierbij nog
buiten beschouwing, of en in hoeverre de
combinatie van politieJbrandweer overigens
grond zou hebben kunnen opleveren de sa-
Commissies om B. en W. te adviseeren de
loonen, zooals die door den Minister in
laatste instantie zijn voorgesteld, thans te
aanvaarden, staakten de stemmen, aange
zien één stem daarvoor en één stem daarte
gen werd uitgebracht.
Van de vertegenwoordigers van het ge
meentebestuur stemden 4 voor en 2 tegen
dit voorstel, terwijl de vertegenwoordigers
van alle vereenigingen daartegen stemden.
Het College van B. en W. is ten aanzien
van de salarisregeling voor de agenten
van politie van oordeel, dat deze moet wor
den gewijzigd, overeenkomstig het verlan
gen van den Minister, met inachtneming
derhalve ook van de laatstelijk door dezen
gedane concessies.
Wat de salarisregeling voor de ambtena
ren en werklieden betreft, meent de meer
derheid, dat ook te dien aanzien in de door
den Minister noodig geoordeelde wijzigin
gen behoort te worden berust; zij onder
schrijft de gronden, die daarvoor in het rap
port van de Algemeene Ambtenaren Com
missie door de organisaties, en in het rap
port van de Algemeene Werklieden Com
missie door 4 van de 6 vertegenwoordigers
van het gemeentebestuur werden aange
voerd. De meerderheid vestigt er voorts de
aandacht op, dat door de in de ontwerp-ver-
ordening opgenomen overgangsbepaling de
weddevermindering voor de boden slechts
geleidelijk zal geschieden; ten aanzien van
de wijze van toetsing van de loonen der
werklieden verwijst zij verder naar de ver
klaring van den Minister.
Een minderheid in het College is daar
entegen met de 2 vertegenwoordigers, die
in de Algemeene Ambtenaren- en Werk
lieden Commissie tegen stemden van oor
deel, dat tot deze wijziging van de salaris-
regeling voor de ambtenaren en werklieden
niet moet worden overgegaan.
B. en W. stellen voor, de gewijzigde sala
rissen en loonen te doen ingaan op 1 Ja
nuari 1937.
CircusgTapjes.
De Ieeuwentemster ziet een muis...