Luchtbeschermingsoefeningen In tegenwoordigheid van schout-bij-nacht J. T. Fürstner (midden) heelt kapt.-luit. ter zee L. G. L, van der Kun (rechts) op het Departement van Defensie te den Haag afscheid genomen als sous-chef van den Marinestaf Links, kaptluit ter zee J. W. Termijtelen, de nieuwbenoemde sous-chef van den Marinestaf De commissie van onderzoek naar de vermiste logger .Sch. 179* begaf zich Vrijdag op zee, doch moest wegens het slechte weer onverrichterzake te IJmuiden terugkeeren De geslaagde oceaanvlucht van Jim Mollison. De Engelsche aviateur na zijn behouden landing Vrijdagmorgen op het vliegveld Croydon Prinses Margaretha van Zweden is vandaag twee jaar geworden. De jeugdige Prinses met haar moeder Prinses Sibylle Op den uitkijk naar vijandelijke vliegtuigen vanaf den Oldenhoventoren te Leeuwarden tijdens de luchtbeschermings oefeningen, die Vrijdag in geheel Friesland gehouden zijn De aankomst van Prins Bernhard aan de Philipsfabrieken te Eindhoven, welke Vrijdag door Hem werden bezichtiad FEUILLETON HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 32) „Lieve hemel!" riep ze, en ze deed een stap achteruit. „Ik dacht dat u dood wa/." „O, ik ben taai", antwoordde Molloy luchtig. Jane wilde doorloopen. „Wat wilt u?" hernam ze, 'n tikje onge duldig. „Ik kan hier niet met u blijven staan praten, en met u wandelen doe ik zeker niet. Dus zegt u liever direct wat u van me verlangt." Molloy, een lange man, keek van zijn hoogte op haar kleine gestalte neer. „Kan een mensch niet eens behoefte heb ber aan een hartelijk woord van zijn eigen familie?' vroeg hij. „Van u veronderstel ik dat niet", ant woordde ze. „Dus spreekt u maar op." „Zullen we een eindje terugloopen?" stelde Molloy voor. „Dan kan ik je 't een en ander vertellen, zonder dat je te ver uit de richting raakt. Wij menschen, zijn allemaal arme stakkers, Jane, er zijn tijden, dal we elkaar de helpende hand moeten reiken." „Dat klinkt heel mooi", meende Jane. „Wou u iemand helpen? De politie?" Er glimlachte bewondering in Money's .blauwe ooge» „Je hebt den spijker op den kop gesla gen", beaamde hij. „Dat dacht ik wel. En wat zou ue er voor terug hebben?'.' „Niets dan dat ze me in vrede laten ster ven". was het sombere bescheid. Jane keek hem aan met een vreemd glim lachje. „Alles" zei ze, „laten we zakelijk zijn. Het komt hierop neer,, dat u iets te ver koopen hebt, en u wilt, dat ik het aan mijn man zeg. en dat hij dan den chef weer polst of ze u schotvrij willen laten, niet waar?" „Precies." „Kom er dan maar mee voor den dag ik zal het tegen Henry zeggen. Of die het aan den chef overbrengt, en of de chef er van hooren wil, hangt natuurlijk niet van mij af." „Ze zuilen blij genoeg zijn met de in formatie", verklaarde Moloy kalm. „Dacht je, dat ik het risico nam, als ik niet wist hoe dat stuivertje rollen zal?" „U praat veel en u zegt weinig", vond Jane. „Ik moet over twee minuten op een drafje naar huis, dus zegt u nu maar kort en bondig, wat ik aan Henry vertellen moet.'1 Molloy kwam dichterbij en fluisterde: „Het gaat over die Fransche bankbiljet ten." „Houd me alsjeblieft niet voor den gek", waarschuwde Jane. Toen keerde ze zich naar hem toe en vroeg met ingehouden adem: „De valsche biljetten? Meent u het heusch?" „Inderdaad! Maar alles moet voorzichtig en keurig in zijn werk gaan. Als gentle man wil ik* alleen met fatsoenlijke men schen te doen hebben. En ik ga ook niet naar de Yard, al vroegen zy het mij op hun bloote knieën. Ik moet om mijn reputatie denken", besloot hij hooghartig. Jane stampvoette. „Jawel, u bedoelt dat de vrienden niet mogen merken, dat u ze verkocht hebt, niet waar? Maar het is vier uur, en als ik Hen ry misloop.... Weet u wat? Ik zal u mijn telefoonnummer geven, bel dan om acht uur op. Misschien willen ze u vanavond spreken. Goed?" „Als ik een vrijgeleide krijg. De chef moet zijn eerewoord geven, dat ik ongehin derd kan komen en gaan, of we tot zaken komen of niet." „Hm, dat kan ik u vertellen als u op belt", besloot Jane. „Tot ziens." HOOFDSTUK XXVII. Dien avond om kwart over acht waren ex drie menschen in den salon van Jane bij een. Jane zelf stond voor den schoorsteen mantel, in een jongensachtige houding, met de handen op den rug. Kapitein Henry March zat aan het bureautje aan den an deren kant van het vertrek. Hij had zijn stoel scheef gezet, en zat met een elleboog op het bureau en zijn knieën over elkaar. In den grootsten fauteuil had Sir Charles Le Mesurier plaats genomen Zijn forsche gestalte vulde den stoel geheel. Een bloc note lag op zijn knie; zijn groote vingers speelden met zijn vulpen. Henry keek naar de deur. „Hij had er al moeten zijn", vond hij. Sir Charles zat ëen. poos op zijn bloc note te teekenen. De woorden waren nau welijks over kapitein March's lippen of er werd gebeld. Jane ging opendoen; omdat de conferentie in alle geheimzinnigheid moest plaats hebben, was het dienstmeisje uitgestuurd. De beide mannen in de ka mer hoorden Jane's stem, een antwoord op diepen toon, daarna haar stem weer. De deur ging open en Jane kwam terug, ach ter haar de rijzige figuur van Cornelius Molloy. Hij bleef op den drempel staan en boog groetend het hoofd. „Goeden avond, heeren", begon hij. „Ik heb tegen mijn nicht". hy wees op Jane, en Henry March tdaq de wenbrauwen sa men „gezegd, dat ik graag had, dat ze by het onderhoud bleef." „Malligheid", meende Henry Mai'ch. Jane keek hem aan en Moloy sprak met zijn hooghartige stem: „Ik kan ook weggaan, at de heeren dat liever hebben. Maar als ik blijf, loop ik de kans, dat mijn motieven verdacht en mijn karakter miskend worden om den dienst, dien ik het algemeen belang wil bewijzen. Daarom wil ik alleen spreken in tegen woordigheid van een familielid." Sir Charles keek Jane aan en knikte. „Als mijnheer Mo"oy een getuige wen- schelijk acht om zyn karakter op de juiste waarde te doen schatten, blijft u dan maar", zei hij, een tikje ironisch. Jane deed de deur dicht en ging weer naar den schoorsteenmantel. „Ga zitten, Molloy", verzocht Sir Char les. „En laten we nu maar direct tot de zaak komen. U wilde een mededeeling doen over die valsche Fransche bankbiljetten?" „Ik houd er niet van gehaast te wor den", weerde Molloy af. „Ik wilde den hee ren eerst even mededeelen, dat ik genoeg heb van de politiek en de politiek heeft genoeg van mij. Ik denk, dat ik teveel heer ben voor dat spel. Er doet zich een gelegen heid voor tot een geschikt en prettig hu welijk, begrijpt u in de branche fami liehotel en nu zou ik de zekerheid, dat ik mijn verdere leven in rust zou mogen slijten, hoogelijk op prys stellen." De heldere oogen van Sir Charles keken hem snel aan. „Als je mededeelingen van belang zijn en je verder geen malligheden uithaalt, zul len we je met vrede laten", beloofde hij. „Nu die namaak ben je er zelf in, be trokken?" „Ik niet", was het antwoord. „Ik heb aan politiek gedaan, ben misschien wel eens in conflict gekomen met de wet, maar dat is nog heel wat anders dan valsche-munterij. Ik weet niet goed hoe ik moet aanvan gen Henry March zat met de pen gereed. Sir Charles teekende thans jonge katjes. Eindelijk zuchtte Molloy en begon te sprekend. „Ik had verleden jaar zaken in Barcelo na, en ik moest hals over kop terug we gens een verschil, van meening met een paar kameraden daar. Ik overnachtte in een klein plaatsje, de na-m doet er niet toe, aan de Fransche grens, in Spanje nog. Ik was er meer geweest, en ik kende de menschen, dus toen ze me een veel minder goede kamer gaven dan anders, vroeg ik waarom dat was. Ze vertelden, dat er kort vóór mij twee heeren gekomen waren, die de mooiste kamer in beslag hadden geno men. Dat maakte me nieuwsgierig en toen ik op mijn kamer was en naast me stem men hoorde, kon ik niet nalaten mijn oor tegen den wand te leggen, om uit te vin den wat het voor heeren waren." Hier keek Jane March ongeloovig. Molloy zag het. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 9