Drinkt meer melk! Te Valkenswaard is een comité begonnen met het verschaffen van fleschjes melk, tegen een zeer géring
bedrag, aan schoolkinderen. Eenigen die het zich goed laten smaken
De .Ville d'Oran", de nieuwe boot van de Compagnie Generale Transatlantique,
verlaat de haven van Marseille voor zijn eerste reis naar Algiers
De storing In het internationaal telefoonverkeer door de beschadiging
van een kabel bij Zwijndrecht Met man en macht werd het herstellings
werk uitgevoerd
Zou dat karretje van mij nu ook aan
de nieuwe voorschriften van het rijwiel»
reglement voldoen?
H. K. H. Prinses Juliana werd bij haar aankomst met Prins Bernhard te Reckenwalde door de be- Het: bezoek van H. K. H. Prinses Juliana aan Reckenwalde. Prins Bernhard filmt zijn bruid. Achter de Prinses
woners der omgeving hartelijk verwelkomd De auto in de versierde oprijlaan
de moeder en broer van Prins Bernhard
FEUILLETON
HET RAADSEL VAN HET
ONBEWOONBARE HUIS.
Naar het Engelsch bewerkt door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
22) -
Ze sloot de piano, ging naar het vuur
en staarde in het vlammende hout. Ook het
vuur was vol beelden, de Julian van lang
geleden met zijn knap jongensgezicht en
sprekende, verlangende oogen en de Ju
lian van nu, één en al trouwe vriendschap
en hulpvaardigheid. De vl&mmen kwijn
den en plotseling drong het tot Amabel
door, dat het laat werd. De avond was toch
nog vlug omgegaan.
Ze deed de deur open en draaide het
licht uit. De kamer achter haar werd don
ker. Staande op den drempel had ze rechts
de trap een paar meter van zich af;
links de deur van de kamer, waar Julian
gelogeerd had; vlak tegenover zich de bei-
oe slaapkamerdeuren, met het kleine ta
feltje er tusschen, waarop de petroleum
lamp stond. Voorbij de trap was een smal
lere gang, die naar de badkamer en andere
slaapkamers voerde.
Onmiddellijk toen ze uit de zitkamer
kwam, werd Amabel er zich van bewust,
dat de petroleumlamp niet goed brandde.
De vlam leek erg zwak en de gang don
kerder dan anders. Onwilekeiirig keek ze
naar rechts, om te zien of de lamp in de
hall beneden in orde was en terwijl ze
keek, deed ze een stap naar voren. In de
hall was het even donker als in de gang.
Maar er was nog iets anders er was iets
vreemds aan die schemerige duisternis. Het
was alsof er een damp opsteeg, een dichte,
witte damp, zooals men bij het vallen van
den avond boven de weilanden ziet.
Amabel stond nu boven aan de trap en
staarde omlaag, met gefronst voorhoofd,
verbaasd. De hall stond vol mistmist
of rook. De laatste gedachte schudde haar
waker uit haar verwondering. Rook! Waar
kon die vandaag komen? Het moest rook
zijn, maar er was geen brandlucht, het had
meer van den zachten, vochtigen geur van
rottende planten. Toch kon het niet an
ders cian rook zijn. Op die manier kon mist
nooit opstijgen in een bewoond huis. Waar
schijnlijk had Jenny in de keuken iets laten
smeulen, vet papier verbrand, of Joost
mocht weten wat maar met dat al,
het rook niet branderig, alleen dampig....
Amabel's hand sloot zich om den post
van de trapleuning. Dat witte, de rook
het kón niet anders dan rook zijn bleef
gestadig omhoog komen. Ze kon toch on
mogelijk de deur sluiten en naar bed gaan,
als er beneden de hemel-weet-wat lag te
branden. Zij raapte haar moed bijeen en
dwong zich tot rustig denken. Als ze snel
de trap afliep, was ze in een oogwenk voor
de deur van de Browns. Daar was ze in
ieder geval al dicht bij mensphen en als
ze klopte, kon Jenny niet anders dan open
doen. Dan zou ze vragen, of Jenny mee
naar de keuken ging en konden ze zien,
waar de rook vandaan kwam. Nogmaals,
het moest rook zijn.
Amabel maakte haar hand los van den
post en liep met vlugge voeten de trap af.
De damp kwam haar tegemoet. Toen ze
beneden was, sloeg ze haastig naar rechts
af.
Het was géén rook. Het kon geen rook
zijn. Het was vochtig en zwaar om in te
ademen en het drukte op de oogen. Rook
was het niet.
Ze bereikte de deur van de Browns,
greep den deurknop en haalde hijgend
adem, met het hoofd tegen het paneel. Bin
nen hoorde ze de stem van Jenny, die be
zig was voor te 1" zen. De woorden vloei
den zacht en effen.
Toen kwam de stem van juffrouw Brown
dichterbij dan die van Jenny:
„Dank je hoor - we gaan nu gauw sla
pen. Je bent een goed kind."
Amabel klopte hard op de deur, klopte
nog eens. Ze had een gevoel of ze ver
dronk, zoo zwaar viel haar het ademen zoo-
zwaar het denken. Zij hoorde een stoel
achteruit schuiven, voetstappen over den
vloer. Een sleutel werd omgedraaid, een
knip weggeschoven. De deur ging op een
kier open; ze duwde er tegen, maar voel
de dat er van de andeer zijde weerstand
geboden werd.
„Ik ben het, Jenny mevrouw Grey",
riep ze.
Op die woorden ging de deur wijd open
en zij trad de kamer binnen.
Juffrouw Brown keek haar angstig aan.
„Is er iets gebeurd?" vroeg ze.
Amabel haalde diep adem. De kamer
was zoo zindelijk, zoo ordelijk, zoo ge
zellig, dat het haar even een gewaarwor
ding van opluchting-en veiligheid gaf.
Ze schudde ontkennende het hoofd.
„De dacht.... het lijkt wel of er rook
staat of mist, of zooiets, in de gang. Jenny
wil misschien wel even meegaan naar de
keuken om te zien of er iets brandt."
„Ja zekerI" zei juffrouw Brown. „Maar
ik ruik niets en ik heb een scherpen neus
voor brand. Ik denk, dat er wat damp op
slaat. Maar Jenny zal wel even mee gaan
kijken."
Amabel wendde zich tot Jenny, een Jen
ny, die zij nog nooit gezien had, met lan
ge, roode vlechten en in een rood flanellen
ochtendjapon, die haar bleek gezicht bijna
spookachtig maakte.
Jenny bewoog zich niet.
„Het is niemendal", mompelde ze. „Er
stijgt wat damp op na den regen, anders
niet."
Ze had de deur dichtgedaan, toen Ama
bel was binnengekomen en stond er nu
vóór, met de armen over elkaar. Haar
vingers waren in voortdurende beweging.
„Maar we kunnen toch even kijken",
drong Amabel aan.
Jenny bewoog zich niet.
„Het is heelemaal niet noodig om te kij
ken", hield ze norsch vol. „Als een mensch
de moeilijkheden niet zoekt, vindt hij ze
niet."
Amabel keek haar uit de hoogte en ver
ontwaardigd aan.
„Ik vind je houding buitengewoon
vreemd, Jenny," zei ze scherp. „Ik zal er
met mijnheer Forsham over spreken."
Jenny's lip trok en juffrouw Brown zei
met een treurige stem:
„U móet maar geen notitie van haar ne
men, mevrouw. Jenny, je staat mevrouw
Grey in den weg. Doe de deur open en
verde»- geen maligheden, kind."
Amabel voelde, dat ze werd weggestuurd.
Ze zag Jenny de deur openen en een stap
opzij doen. Het licht scheen uit de kamer
de gang in. Het was nog schemerig, maar
de dichte damp was verdwenen.
„Wil je deze deur openlaten, tot ik bo
ven ben, Jenny?" verzocht ze, wat kortaf.
En met een haastigen groet ging ze.
Vóór ze een meter ver de gang in was,
hing de mist weer dik om haar heen en ze
hoorde Jenny haastig de deur dichtslaan
en de knip er voor schuiven. Toen zij de
onderste trede van de trap bereikt had,
klonk er uit de hall een geluid alsof
iemand lachte. Heel even bleef ze staan.
Het geluid kwam van rechts, de kamers van
de Browns waren links in de gang. Ze
pakte de leuning en ging de trap op, drie
treden, vier, vijf, zich dwingend bedaard
te loopen. Toen haar voet de zesde trap
raakte, hoorde zij wat Ellen ook gehoord
had: een voetstap, die den haren volgde.
En evenmin als Ellen kon zij zien wat het
was.
Er waien achttien treden. Amabel zette
langzaam den sinisteren tocht naar boven
voort, met dien anderen stap steeds maar
achter zich aan, een stap, even licht als die
van haarzelf. Toen zy boven was, keerde
zij Zjch om, plotseling, met wanhopigen
moed, en keek. Er was niets.
Dun hing in de hall de mist. Zij zag de
heeJe lengte, van de trap en de mat aan
het benedeneind. Er was niemand.
Amab-1 ging haar kamer binnen en deed
de deur ap slot en op de knip.
(Wordt vervolgd).