Overdracht der gerestaureerde
ramen in de St. Janskerk te Gouda.
Seicbckc 0ot i/^ont
De gerestaureerde gebrandschilderde glazen in de St. Janskerk te Gouda,
zijn Zaterdag in tegenwoordigheid van verschillende autoriteiten aan de
Kerkvoogdij overgedragen Overzicht tijdens de plechtigheid
V
Te Schiedam werd Zondag de voetbalwedstrijd Hermes
D.V.S - Haarlem gespeeld, een belangrijke ontmoeting in
afdeeling II der 1ste klasse. Moment voor het doel van
Hermes
Dr. J. D. Bierens de Haan, de bekende filosoof en literator, is Zaterdag te
Amsterdam gehuldigd in verband met zijn 70sten verjaardag. De jubilaris
bekijkt met zijn familie een hem aangeboden feestbundel
Een kijkje tijdens de groote hondenshow, welke Zondag door de kynologen-
club .Amsterdam" in de Apollo-hal in de hoofdstad is gehouden
Een corner op het Luxemburgsche
doel tijdens den interland-voetbalwed
strijd Zuid-Nederland Luxemburg,
welke Zondag te Heerlen werd gespeeld
De heer lh. Sanders, directeur der
Nederlandsche Staatsloterij te den
Haag. is benoemd tot lid van de
Algemeene Rekenkamer
FEUILLETON
HET RAADSEL VAN HET
ONBEWOONBARE HUIS.
Naar het Engelsch bewerkt door
THEA BLOEMERS.
(Nadruk verboden).
21)
„Ik dacht het vanmorgen, omdat
Agaath zich verbeeldde, dat ze Jenny van
nacht haar kamer had zien binnenko
men."
„Hoe dan? Wanneer?"
Amabel deed hem het verhaal.
„Het eenige bezwaar tegen mijn veron
derstelling zijn die knippen op de deur",
besloot ze. „Anders zou ik er van over
tuigd zijn dat Jenny slaapwandelde."
„En als het Jenny nu eens niet geweest
is?"
„Ja, dan weet ik het niet.1'
Het duurde even eer Julian sprak. Hij
dacht aan de woorden, die Jenny had uit
gesnikt: „Ik heb Annie gezien, in de ka
mer van juffrouw Georgina". Zou hij het
aan Amabel vertellen? Maar hij zweeg. Ze
had een eenzamen nacht voor den boeg
waarom zou hij haar noodeloos veront
rusten?
„Misschien heb je den spijker op den
kcp geslagen", verbrak hij ten slotte op
luchtigen toon de stilte.
„Het is in ieder geval een mogelijkheid.
Weet je hoe detectives te werk gaan? Je
laat alle menschen in de buurt de revue
passeeren en dan neem je den alleron-
waarschij nlijkste."
„Dan is het Susan Berkeley", verklaar
de Amabel vroolijk en er kwamen kuiltjes
in haar wangen. „Ik zou Susan wel eens
als spook willen zien."
„Ik geloof, dat ik voor Edward zou
stemmen", opperde Julian, „of Bronson, of
dien onnoozelen stakker van een Miller.
Eigenlijk zijn ze allemaal even onwaar
schijnlijk."
„In het dorp zouden ze Miller niet zoo
onwaarschijnlijk vinden", antwoordde Ama
bel. „Ellen zegt, dat ze hem als eenigs-
zins verdacht individu beschouwen, om
dat hij nogal eens naar 't buitenland gaat."
„En ik dan?" lachte Julian.
„O, van jou houden ze en van Miller
moeten ze niets hebben."
„De stakker!" Julian's stem klonk mee
warig en toen weer plotselinge ernstig.
„Maar. zeg, we moesten het toch nog eens
met Dapper probeeren. Als we hem eens
boven aan de trap vastbonden, dan kan
er niemand naar boven of beneden. En
als je hem noodig mocht hebben, is hij bij
de hand. Maar laat hem niet van den
ketting. Bel mij liever op, als hij drukte
maakt Ik wil nu wel eens eindelijk we
ten hoe de vork in den steel zit."
„Goed,"stemde Amabel toe. Het idee,
Dapper in de buurt te hebben, was toch
wel prettig; straks, als Julian weg was,
zou het weer zoo heel stil, zoo heel een
zaam zijn in huis.
Julian wandelde naar het kasteel en
vrceg juffrouw Bronson te spreken. Hij
werd in het vertrek gelaten, dat zijn moe
ders zitkamer was geweest en vond het
minder veranderd dan den salon. De stoe
len waren opnieuw bekleed en de wan
den waren grijs, maar het zag er be
woond, gezellig uit. Er brandde een hel
der vuur, er stonden bloemen, op een 'ta
feltje zag hij een naaimandje.
Hij zat nog rond te kijken, toen de deur
openging en mademoiselle Lemoine bin
nenkwam.
„Angela is een paar dagen naar Londen",
vertelde ze. „Wilde u haar speciaal spre
ken?"
„O, neen", was het bescheid. „Ik kwam
om Dapper. Ik zou hem graag nog een
kans geven."
Mademoiselle Lemoine ging bij het vuur
staan en warmde een sierlijk voetje. Ze zag
er in die houding heel aantrekkelijk uit.
„O; wat vreeselijk jammer", zei ze spijtig.
„We hebben Dapper niet meer."
„Niet?"
„Neen.... Angela had een bod op hem
en ik heb haar eigenlijk zelf aangeraden,
er op in te gaan. Sinds hij dien nacht door
het raam was gesprongen, was hij heele-
maal veranderd; Let leek dezelfde hond
niet meer."
„Hoezoo?" vroeg Julian.
,,Hij was zoo stil, zoo schrikachtig.
Ik zei tegen Angela: Doe hem maar weg;
als hij ergens anders heengaat, vergeet hij
het misschien."
Julian keek haar aan.
„W a t zou hij dan moeten vergeten,
dacht u?"
Zij spreidde de handen uit.
„Hoe zou ik dat weten? En als ik eerlijk
mijn opinie zeg, voelt u zich misschien be-
leedigd."
„Neen, heusch niet", beloofde Julian.
„Zegt u het me, alstublieft."
„Goed dan," hernam ze, hem van terzij
de opnemend, „ik denk, dat hij in de villa
ergens van geschroken is. Dieren hoor en en
zien soms meer dan wij, maar ze kunnen
het niet zeggen. Ik voor mij houd het er
voor, dat Dapper iets gezien heeft in dat
oude huis van u, mijnheer Forsham."
Julian staarde met een strak gezicht in
het vuur.
„Enfin, de hoofdzaak is, dat ik hem niet
meer krijgen kan", merkte hij op. „Is er
mischien een andere hond, dien ik zou kun
nen koopen?"
„Helaas niet."
„Ik dacht, dat Lady Susan het over twéé
had, dat er twee te koop waren."
Miss Lemoine schudde het hoofd.
„Voor zoover ik weet, wil Angele er geen
meer missen", zei ze. Ze keek hem vol aan
en hij zag, dat haar oogen donkerbruin wa
ren. „Een hond is een goede vriend, is 't
niet? Beter dan een man. Mannen begrij
pen nooit."
Julian kreeg het gevoel, dat die bruine
oogen hem iets wilden vragen; er was
zoo'n dringende, volhardende uitdrukking
in.
Even bleef ze zwijgen, zuchtte en ver
volgde toen zacht:
„Een hond is een veel veiliger vriend."
Julian vertrok met min of meer verwar
de indrukken. Hij vond mademoiselle Le
moine even raadselachtig als interessant.
Toen hij langs het hek van de villa ging,
aarzelde hij een oogenblik, maar al spoedig
sloeg hij het pad naar de tuinmanswoning
in. Het huisje lag in donker. Hij maakte
licht en ging naar de telefoon.
HOOFDSTUK XVIII.
„Ik heb Dapper niet kunnen krijgen, ze
hebben hem verkocht."
Amabel deed haar best geen teleurstel
ling in haar stem te laten klinken.
„Nogal plotseling, hè?" zei ze.
j,Ja, en een beetje eigenaardig ook. Den
vorigen keer sprak ik Angela, maar die
is naar Londen en miss Lemoine stond me
te woord. In ieder geval, het beest is weg,
niets aan te doen."
„O, het komt best in orde, hoor!" klonk
het luchtig.
„Ik kom morgenochtend wel even kij
ken."
En daarmee was het telefoongesprek ten
einde.
Het leek een lange, eenzame avond. Toen
Amabel klaar was met haar avondeten,
zette ze, volgens een nieuwe afspraak met
Jenny, het blad op het tafeltje in de gang.
Daarop ging bij het vuur zitten lezen.
Het was zeer stil in huis. Tweemaal ech
ter werd de stilte verbroken door het ge-
geluid van zachte voetstappen. Jenny na
tuurlijk. beneden. Amabel sloeg een blad
om, maar kon haar gedachten niet bij
haar lectuur houden. Op andere avonden
hoorde zij honderd geluiden, den wind,
den regen, de boomen, muizen; nu was het
doodstil, een stilte als voor een storm.
Amabel legde haar boek naar en stond op.
„Als ik zoo kinderachtig word. deed ik
warempel beter maar naar huis te gaan",
hield ze zichzelf spottend voor. „Ik lijk El
len wel!"
Ze deed de piano open en speelde oude
walsen; Estudiantana, An der schonen
blauen Donau. Eldorado.... Voor haar
geestesoog herrees het gezelschap van vroe
ger: miss Georgina aan den vleugel in den
salon, miss Harriet in een statige, ouder-
wetsche, zijden japon; Susan en Edward
Joan Berkeley, die nu in China zat. Geor
ge Forsham die toendertijd Joan veraf
goodde en dan Julian en zijzelf
(Wordt vervolgd).