De Voorstellen tot verandering in de Grondwet. ZATERDAG 17 OCTOBER 1936 DE LEIDSCHE COURANï TWEEDE BLAD - PAG. 6 Verschenen is het voorloopig verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp tot het in overweging nemen van voor stellen tot verandering in de grondwet. Hoezeer het oordeel over de onder- deelen der door de regeering gedane voorstellen ook uiteenliep, hierover waren alle leden het eens, dat de be- teekenis van die voorstellen niet zeer groot is te noemen. Vrijheid van drukpers. Dat de regeering is teruggekomen op haar aanvankelijke voornemen tot wijzi ging van de grondwettelijke bepaling met betrekking tot de vrijheid van drukpers, meenden sommige leden als een bewijs van zwakte te moeten beschouwen. Deze leden wezen erop, dat wijziging van arti kel 7 een der drie punten was, waarvoor de geheele grondwetsherziening werd be gonnen. Andere leden betreurden het evenzeer, dat de regeering het voorstel van de staatscommissie niet heeft gevolgd. He+ argument, waarmede de regeering die houding zelf verdedigt, n.l. dat. dit vraagstuk een sterk politieken inslag zou hebben, konden zij niet als juist erken nen. Vele leden daarentegen juichten het toe, dat de regeering inzake de drukpers vrijheid op haar aanvankelijke voornemen is teruggekomen. Vele leden bepleitten naast en mede in het belang van een krachtige re pressie het opnemen in onze wetge ving van een bepaling, welke voor schrijft, dat elk geschrift duidelijk moet vermelden, waar het is gedrukt. Ook gevoelden deze leden voor een voorschrift, dat het mogelijk maakt, bladen, die misbruik maken van de j persvrijheid, te verplichten tot het op nemen van een antwoord zonder bij- of onderschrift en op een in het oog vallende plaats van dengene, wiens wensch daartoe door een be voegde autoriteit rechtmatig is geacht. Van zulk een „Droit de reponse", waar- j aan, naar uit haar verslag blijkt, ook de Staatscommissie heeft gedacht, zou naar I hun meening mede een invlced ten goede kunnen uitgaan. Gevraagd werd in dit verband, of naar de meening der regee- j ring de invoering van een droit de repon- se, als hier omschreven, zonder vooraf- gaande wijziging van de grondwet moge- 1 lijk zou zijn. Mocht die niet het geval zijn, dan zou men gaarne deze ontwerpen met een desbetreffende bepaling zien aange vuld. KAMER VOOR HET BEDRIJFSLEVEN Vele leden stemden er mede in, dat de regeering, in overeenstemming met het advies der Staatscommissie, heeft afgezien van het doen van voorstellen, die de mo gelijkheid zouden scheppen, over te gaan tot de instelling van een Kamer voor het bedrijfsleven als bestanddeel der Staten- Generaal. Enkele leden, die met betrekking tot de thans aanhangige voorstellen tot dezelfde conclusie kwamen, wenschten in zoover van een minder absoluut standpunt te doen blijken, dat zij een ontwikkeling, waarbij de volksvertegenwoordiging is opgebouwd op een sluitend systeem var- corporaties, niet a priori wilden verwer pen. Sommige leden meenden in dit verband, vooropstellende dat ook zij de instelling van een z.g. Economische Kamer met be slistheid afwijzen, de aandacht te mogen vestigen op de omstandigheid, dat de practijk van ons huidige parlementaire stelsel, wat betreft de vertegenwoordi ging van de groep van ondernemers van bedrijf of nering, gerechtvaardigde ver langens onbevredigd laat. Van de 150 leden der beide Kamers ko men: ongeveer 45 uit een ambtenaarsloop baan; ongeveer 21 uit de onderwijswereld; ongeveer 24 uit de kringen der vakvereeni- gingen; ongeveer 17 uit de advocatuur; on geveer 22 uit de ondernemerswereld; on geveer 21 uit andere beroepen (artsen, geestelijken, enz.). Hierbij dient te worden aangeteekend, dat tot de ondernemers van nering en be drijf niet alleen de ondernemers van groot bedrijven moeten worden gerekend, maar ook de kleine zelfstandigen uit boe ren- en middenstand. Wijs beleid der democratische poli tieke partijen vordert, dat het aantal ondernemers in de volksvertegenwoor diging wordt uitgebreid. Verscheidene andere leden gaven als hun oordeel te kennen, dat het aangeroer de probleem van veel wijder strekking is, dan dat het alleen door wijs beleid van po litieke partijen tot een bevredigende oplos sing zou kunnen worden gebracht. Het raakt het vraagstuk van het karakter en de taak van de Staten-Generaal en van den invloed en de plaats van het beroeps- en bedrijfsleven in het Staatsbestel in ge decentraliseerde organen en eventueel m een toporgaan. Juist het ontbreken van zoodanige organen veroorzaakt het ge drang van de verschillende groepen naar de Staten-Generaal. De Raad van State. Verscheidene leden waren niet over tuigd van het nut van den Raad van State als adviseerend lichaam, voor zoover het andere onderwerpen dan geschillen van bestuur betreft. Vele andere leden meenden, dat de Raad van State ook buiten haar bemoeiingen met geschillen van bestuur veel meer be langrijken en te waardeeren arbeid kan verrichten. De staatssecretarissen. Ofschoon men erkende, dat de instelling van het ambt van staats-secretaris geens zins als alternatief moet worden gezien te genover de mogelijkheid om ministers zon der portefeuille te benoemn ,gaf men er toch de voorkeur aan, dit onderwerp te be spreken bij het wetsontwerp, dat laatst bedoelde mogelijkheid wil openen. Verblijfkosten Eerste Kamer Verscheidene leden zouden het als een verbetering beschouwen, indien de thans geldende regeling inzake de verblijfkosten van de leden der Eerste Kamer zou wor den vervangen door een regeling, waar bij een vast bedrag als schadeloosstelling werd bepaald. Naar zij meenden, zou daardoor veel aanstoot worden voorko men, terwijl 's Rijks uitgaven niet zouden behoeven te worden verhoogd. Om de ge dachten te bepalen werd in dit verband een bedrag van 1000 per jaar genoemd. Andere leden zouden de toekenning van een vaste schadeloosstelling ook aan de leden der Eerste Kamer niet gewenscht oordeelen. Inkomen van de leden van het Vorstelijk Huis. Verscheidene leden meenden de opmer king niet achterwege te mogen laten, dat het inkomen van de kroon in het voorstel der regeering eigenlijk niet wordt vermin derd, doch slechts gesplitst. Dit had dezen leden wel verwonderd. Ten eerste wijl het in 1922 verdubbelde bedrag den laatsten tijd niet ten volle wordt ge toucheerd, waaruit mag worden opgemaakt, dat de verlaging niet bezwaarlijk zou zijn. En ten tweede omdat de regeering reeds gedurende eenige jaren onophoudelijk ver laging van het uitgavenpad vooi het rijk en voor alle ingezetenen des rijks noodza kelijk heeft genoemd. Zij veronderstelden in lusschen, dat het feit, dat geen wezenlijke verlaging van het inkomen der kroon wordt voorgesteld, zijn verdediging moet vinden in de daling van de inkomsten uit het kroondomein. Het voorstel tot het verleenen van een jaarlijksch inkomen uit 's rijks kas aan den prins-gemaal vond, behoudens een door een der leden tegen het bedrag van dat inkomen gemaakt bezwaar, geen verdenking. Vele leden juichten dat voorstel toe De critische beschouwingen, waaraan, gelijk uit het bovenstaande blijkt, de in dit ontwerp vervatte voorstellen werden on derworpen, ondervonden van verschillende zijden tegenspraak. Vele leden noemden de voorgestelde be dragen geenszins onredelijk. Da bewering, dat het inkomen der kroon eigenlijk niet wordt verminderd doch gesplitst, achtten zij niet wel houdbaar. Dit is wel in theorie zoo. De practijk is echter deze, dat het grondwettelijk inkomen van de Koningin in haar tegenwoordigen staat een reeële vermindering van 200.000 ondergaat. Voorts wezen deze leden nog op de omstandigheid, dat de toekenning van inkomen aan den prins-gemaal gepaard gaat met de vermindering tot een gelijk bedrag van het inkomen der prinses. Verscheidene der hierbedoelde leden waren veeleer van oordeel, dat er geen aan leiding bestaat een verlaging van het vaste inkomen der kroon in de grondwet neer te leggen. Schadeloosstelling en pensioen van de leden der Tweede Kamer. Met betrekking tot de vermindering van de schadeloosstelling van de leden der Tweede Kamer werd door verscheidene leden de opmerking gemaakt, dat de over- groote meerderheid van de leden der Kamer sinds jaren niet het volle hun krachtens de grondwet toekomende bedrag hebben getoucheerd. Deze ervaring had, naar men meende, van voorstellen als de thans op dit punt gedane behooren te doen afzien. De leden, hier aan het woord, konden zich niet ontrekken aan den indruk, dat onvoldoen de rekening is gehouden met de omstan digheid, dat bij de vaststelling van de hier bedoelde schadeloosstelling he'- algemeen belang ten nauwste is betrokken. Demago gische krachten hebben dit vraagstuk ont wricht. Zij zijn oorzaak geweest, dat veelal uitsluitend de aandacht valt op het toege kende bedrag en dat over dat bedrag ge oordeeld wordt met volkomen miskenning van den aard en den omvang van den ar beid, die wordt verricht. Er schijnt te wei nig aan te zijn gedacht, van hoe uitnemend democratisch belang het is, dat de schade loosstelling van dien aard zij, dat personen uit alle kringen der bevolking in de Kamer kunnen zitting nemen. Bij deze zienswijze sloten verscheidene andere leden zich aan. Naar de meening van deze leden is ook in de tegenwoordige om standigheden een bedrag van f 5000 geens zins te hoog Meent men, dat een verlaging noodzakelijk is, dan rtioet daarbij echter naar hun oordeel zeker niet verder wor den gegaan dan tot f 4500. Verscheidene leden verklaarden zich met het voorstel der regeering te kunnen ver eenigen. Enkele leden, die de voorgestelde verla ging op zichzelf toejuichten, meenden, dat in deze richting nog veel verder zou kun nen worder. gegaan. Naar hun meening is een schadeloosstelling van 2500 of 3000 als redelijk Le beschouwen. Wat de voorgestelde vermindering van het pensioen van de leden der Tweede Kamer betreft, gaven verscheidene leden de voorkeur aan het voorstel der staats commissie, die het maximum niet, gelijk de regeering, op 2800, doch op f 2400 gesteld had willen zien. De handhaving van door reeds afgetreden ieden der Kamer verkregen persioenrech- ten, gelijk die wordt voorgesteld ontmoette bij een aantal leden bedenking. Deze leden waren van meening, dat het met juist is, hier verkregen pensioenrechten onaantast baar te verklaren, terwijl met betrekking tot de Indische pensioenen en de pen sioenen der spoorwegambtenaren reeds maatregelen in andere richting zijn geno men en een wetsontwerp tot herberekening van de Nederlandsche ambtenaarspen sioenen nog hangende is. Andere leden deelden deze bedenking niet. Ten slotte spraken verscheidenen leden er hun verwondering over uit. dat het ka binet niet heeft overgenomen het voorstel der staatscommissie betreffende de cumu latie van de ministerswedde met het pen sioen als Kamerlid. Zij achtten deze hou ding te meer bevreemdend, wijl bij een vroegere gelegenheid het afsnijden van deze cumulatie door de regeering juist op aan de grondwet ontleende overwegingen is afgewezen. Ministers zonder portefeuille Bij enkele leden bestond tegen den in houd van het betreffende ontwerp ernstig bezwaar. Zij onderkenden daarin een stre ven om de positie van de regeering tegen over het parlement te versterken, hetgeen zij verkeerd achten. Van verschillende andere zijden daaren tegen verklaarde men zich met het hier bedoelde voorstel te kunnen vereenigen. Daarbij werd er de nadruk op gelegd, dat het voorstel slechts de mogelijkheid opent ministers zonder portefeuille te doen op treden. In hoever van die mogelijkheid ge bruik zal worden gemaakt, zal van de om standigheden afhangen. En de Staten- Generaal hebben de bevoegdheid over dat gebruik hun meening uit te soreken. Al gemeen waren de leden, hier aan het woord, van oordeel, dat het hierbedoelde gebruik zeer beperkt zal moeten zijn. Verscheidene leden bepleitten in dit ver band ook het openen van de mogelijkheid tot het benoemen van staatssecretarissen. Naar hun meening kan de invoering van het ambt van staatssecretaris van veel meer nut zijn dan benoeming van ministers zon der portefeuille. Verscheidene andere leden kozen de zijde van de staatscommissie en onderschreven de gronden, waarop de regeering invoering van het nieuwe instituut heeft afgewezen. Naar hun meening zou een zoodanige in voering slechts aanleiding geven tot opdrij ving van de departementale budgetten, zon der dat daarvan een nuttig effect van be- teekenis verwacht mag worden. Evenredige vertegenwoordiging. Sommige leden wezen erop, dat het voor stel, strekkende tot aanvulling van de be palingen betreffende het kiesrecht, kenne lijk ten doel heeft den weg te openen, de kleine partijen uit de volksvertegenwoor diging te weren. Een aantal dezer leden stelde voorop, dat het parlementaire stelsel het zuiverst werkt, als slechts twee groote staatkundige partijen bestaan, gelijk vroe ger in Engeland en ook in ons land het ge- ^al was. Die toestand behoort nu tot het verleden. Daarbij heeft men zich neer te leggen, doch niet behoeft men lijdelijk aan te zien, dat een steeds verder gaande ver snippering aan een behoorlijk functionnee- ren van.het parlementaire stelsel in den weg staat en dat op den duur welhaast ge heel onmogelijk maakt. Door eenige leden werd in dit ver band nog betoogd, dat naar hun weten in geen land ter wereld het evenredig heidsbeginsel zoo eng wordt opgevat als in Nederland. Andere leden meenden, dat de oplossing van de in dit opzicht aanwezige moeilijk heden in andere richting behoort te wor den gezocht. Zij zouden in onze kieswet geving het partijwezen erkend willen zien. Bij de wet zouden dan eischer. moeten wor den gesteld, waaraan zou moeten worden voldaan, wil een vereeniging als politieke j partij, gerechtigd om bij de verkiezingen candidaten te stellen, worden beschouwd. Die eischen zouden, wat het hier in het ge ding zijnde doel betreft, betrekking moeten hebben op den tijd van bestaan en op het aantal leden. Revolutionnaire vertegenwoor- digers.- Bij hun beschouwingen over den inhoud van het betreffende ontwerp stelden ver scheidene leden op den voorgrond, dat de democratie het moreele recht bezit zich tegen haar vijanden te beschermen. Zij behoeft niet te dulden, dat de aan haar ont leende rechten en vrijheden worden mis bruikt om haar zelf te vernietigen. Intusschen is gebleken, dat een doeltref fende methode om met wettelijke bepalin gen de gevaren te bedwingen, welke de de mocratie in dit opzicht bedreigen, zeer moeilijk is te vinden. Wat in het buitenland in deze richting beproefd is, is veelal ge bleken niet efficient te zijn. Ook het thans door de regeering gedane voorstel vormt geen aannemelijke oplossing. Vele andere leden begroetten de voor gestelde regeling in beginsel met instem ming. Deze leden meenden, dat voorop moet staan, dat voor iemand, die onwettige middelen aanprijst, geen plaats in eenig vertegenwoordigend lichaam mag zijn. De overheid heeft het recht en onder be paalde omstandigheden den plicht om de ondermijning van de staats- en rechtsorde, allereerst in de staatsorganen zelf, tegen te gaan en te verhinderen. Een deel dezer leden kon zich vereeni gen met het denkbeeld, die beslissing op te dragen aan den Raad van State. Anderen hunner zouden daarvoor liever den Hoogen Raad zien aangewezen. Eenige leden meenden, dat de einduit spraak in handen van den onafhankelij- ken rechter zou zijn te leggen. Andere leden achtten de totstandkoming gewenscht van een wet, onder welker be reik niet alleen die vereenigingen vallen, die vertegenwoordigers in het parlement en in de Provinciale Staten en gemeentera den hebben, doch alle staatkundige ver eenigingen. Openbare lichamen voor beroep en bedrijf. Sommige leden wenschten hun standpunt ten aanzitn van een nadere regeling in de grondwet van de grondslagen voor orde ning van het beroeps- en bedrijfsleven te bepalen aan de hand vanyde ervaringen, welke naar hun inzicht in de afgeloopen jaren zijn opgedaap met betrekking tot de z.g. bedrijfsorganisatie. Gaat men aldus deze leden deze ervaringen na, dan ziet men dat slechts die bedrijfsregelingen voor de bedrijfsgroepen aantrekkelijkheid heb ben, waarbij eenerzijds een zekere stabi lisatie wordt verkregen in de positie van de ondernemingen, zoowel wat den omzet als wat den prijs der producten betreft, en anderzijds het belooningspeil voor den werknemer kunstmatig op eenzelfde ni veau wordt gehouden. Komt een dergelij ke regeling tot stand zonder medewerking van de Overheid, dan ligt het uiteraard ter uitsluitende beoordeeling van de bedrijfs- genooten, of zij -p den duur wenschelijk zal blijken te zijn voor den bedrijfstak, dan wel of van de verstarrende werking daarvan dient te worden teruggekomen. Geheel anders wordt de toestand, als de Overheid aan dergelijke bedo'ijfsregelin- gen haar sanctie gaat hechten en de ver houding nog meer gewrongen gaat maken door het geven van verordenende bevoegd heid aan ie organen, die met de uitvoering zijn belast. Dan wordt het bedrijfsleven gebonden aan regelen, die het wellicht niet verdragen kan en waaraan het niet of niet dan met zeer veel moeite en na een lange procedure kan ontkomen. Verscheidene leden juichten het toe, dat de regeering te dezen opzichte een poging tot nadere fundeering in de grondwet niet achterwegen heeft gelaten. Dit vooropstel lende, hechtten zij er aan te verklaren, dat naar hun meening het zwaartepunt niet zoozeer ligt in de, uiteraard noodzakelijke, -formeele voorschriften, als wel in een daadwerkelijk gebruik maken van de ge schapen mogelijkheden. De hier bedoelde leden traden in een zeer uitvoerige be schouwing ter nadere ontwikkeling van hun denkbeelden. Verscheidene andere leden, die meenden hunnerzijds over deze aangelegenheid slechts .een enkele- opmerking te moeten maken .eri zich daarbij uitsluitend te moeten baseeren op hetgeen is voorgesteld, gaven als hun oordeel te kennen, dat aan een gewijzigde editie van artikel 194 der grond wet, waarop de ontworpen bepalingen in feite neerkomen, ei enlijk geen behoefte bestaat. Nieuws brengen die bepalingen niet. Naamsverandering van Curacao. Met de voorgestelde wijziging van den naam „Curagao" in „Nederlandsche Antil len" betuigden verscheidene leden hun in stemming. KERKNIEUWS MGR. M. P. J. MöLLMANN 25 jaar kanunnik van het Haarlemsch Kathedraal Kapittel Naar reeds eerder werd vermeld, zal de Doorluchtige en Hoogeerwaarde heer Mgr. M. P. J. Mollmann, apostolisch protonota- rius a.i.p., 28 October zijn zilveren feest vieren als kanunnik van het Haarlemsch Kathedraal Kapittel. Z. D. H. werd 28 Oc tober 1911 door Z. H. Exc. Mgr. A. J. Callier z.g., bisschop van Haarlem, be noemd tot Vicaris-Generaal en het in gang van dienzelfden datum tot kanunnik Het feit, dat Mgr. van deze kwarteeuw ook bijna 25 jaar Vicaris-Generaal is ge weest, verleent aan dit jubileum een bij- zonderen glans. Op den herdenkingsdag zal Mgr. om 10 uur in de kathedrale kerk van Haarlem een pontificale H. Mis opdragen in tegen woordigheid van Z. H. Exc. Mgr. J. P. Huibers, bisschop van Haarlem, en de le den van het Hoogwaardig Kapittel. Na de H. Mis omstreeks kwart over elf zal er gelegenheid zijn voor den clergé, den jubilaris geluk te wenschen. In den na middag houdt Mgr. van drie uur tot half vijf receptie ten zijnen huize, aan den Zijlweg 170, te Haarlem. Daarna zal den jubilaris een diner worden aangeboden in het Bisschoppelijk Paleis aan de Nieu we Gracht. BINNENLAND DIES NATALIS R.K. UNIVERSITEIT. De nieuwe rector magnificus van de ka tholieke universiteit te Nijmegen, prof. dr. Th. Baader sprak op den dertienden ver jaardag der universiteit in het aula-ge bouw, voor een gehoor, waaronder zich de pauselijke internuntius, de commissaris der Koningin in Gelderland en de burgemees ter van Nijmegen bevonden, een rectorale rede uit over „Middeleeuwsche geestes- typen". Voor het openingsgebed van den rector-magnificus zong het Nijmeegsch a eapellakoor onder leiding van Remi Schelstraete „Dies sanctificatus illuxit no bis" van Palestrina. RIJKSMIDDELEN. In de eerste negen maanden ruim 11 millioen beneden de raming gebleven. De rijksmiddelen hebben over September opgebracht ƒ31.926.038, hetgeen ƒ908.848 meer is dan over September 1935 en 968.622 meer dan 1/2 van de raming. De opbrengst over de eerste negen maanden van dit jaar was ƒ267.518.567 en is daarmede 11.125.183 beneden 9/12 van de raming gebleven en ƒ6.101.906 bene den de opbrengst der eerste negen maan den in 1935. GUNSTIGE POSITIE VOOR ONZEN EIERENEXPORT. Naar het Handelsblad verneemt, heeft Zwitserland het invoerrecht voor eieren ge heel laten vervallen. Hoewel nog niet met zekerheid kan wor den medegedeeld, dat ook da bestaande contingenteering van eieren in Zwitserland is vervallen, zijn niettemin de beide laat ste dagen groote hoeveelheden eieren naar Zwitserland verzonden. De toestand op de Britsche eiermarkt heeft zich den laatsten tijd gunstig ontwik keld. Zoo vond gedurenda de beide laat ste dagen een prijsverbetering plaats, wel ke voor onze markten een verhooging van 30 ets, kan beteekenen. Met ingang van gisteren kan de uitvoer van eieren naar Duitschland weer normaal geschieden. Het contingent voor October bedraagt de helft van dat voor September. NIEUWE INSCHRIJVING VOOR BACON. Regeering blijft haar bemoeiingen voortzetten. Naar het „Hbld." verneemt, heeft de re geering besloten, ondanks de door het goud-embargo sterk gewijzigde omstandig heden, hare bemoeiingen met den bacon- export voorloopig onveranderd te laten na 1 November a.s., alleen met dit verschil uit deri aard der zaak dat bij de aanbe steding van het slachtwerk géén geheime afspraken en „opzettjes" meer kunnen wor den gemaakt. Dat besluit zal in grossierskringen en in die van vleeschwarenfabrikanten met een gevoel van verlichting worden vernomen, zoo voegt het blad hieraan toe. Sedert de depreciatie van den gulden ten opzichte van het pond sterling, is de prijs van eerste kwaliteit bacon gestegen van ongeveer 70 op 86 gulden per 100 K.G.; aangezien de regeering de overne- mingsprijzen der baconvarkens tot dusver niet heeft verhoogd, zal zij (i.e. de Vee houderijcentrale) flinke winsten op den bacon-export behalen, nu deze niet langer behoeft te worden gesteund door de op brengst van den varkensvleeschaccijns, die dan ook is afgeschaft. Dit zal te meer het geval zijn, omdat de slacntkosten thans we derom zullen kunnen dalen, gezien de zes tig centen „opzet", die er bij de vorige beruchte aanbesteding opgelegd waren. De gemiddelde inschrijvingsprijs zal thans circa twee gulden mogen bedragen of nog daar beneden (vroeger heeft de contractueele slachtvergoeding 4.80 be dragen, terwijl de loopende inschrijvings- prijs Aug.—October ƒ2.40 a ƒ2.60 be- I draagt). AFWIKKELING ACHTERSTALLIGE HANDELSVORDERINGEN OP DU1TSCHE DEBITEUREN. In de week van 1217 October 1936 ia door de Nederlandsche Bank in totaal een bedrag van omstreeks R.M. 700.000 van de op haar Sonderkonto bij de Deutsche Ver- rechnungskasse uitstaande vorderingen met de begunstigden afgerekend. De nummers van deze posten liepen van 93220—93788. Het totale bedrag van de op het Son derkonto uitstaande posten die nog niet tot uitbetaling zijn gekomen, beloopt op het oogenbliJk omstreeks R.M. 3.1 millioen. De Sonderkonto-posten waarvoor koersfixee- ring is verkregen, zijn hieronder begrepen. Aan Treuhaederkonto-posten is door de Nederlandsche Bank gedurende dezelfde periode in totaal een bedrag van ongeveer R.M. 500.000 met de begunstigden afgere kend. Het hoogste afgerekende volgorde nummer was 23128. Het totale bedrag van de op het Treu- haenderkonto Niederlande uitstaande vor deringen die nog niet tot uitbetaling zijn gekomen, beloopt op het oogenblik om- straks R.M. 7,5 millioen. De Treuhaender- konto-posten waarvoor koersfixeering is verkregen, zijn hieronder begrepen. Invoer van badkuipen. Ingediend is een wetsontwerp tot rege ling van den invoer van geëmailleerde, ge slagen ijzeren badkuipen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 10