De Voorstellen tot verandering
in de Grondwet.
ZATERDAG 17 OCTOBER 1936
DE LEIDSCHE COURANï
TWEEDE BLAD - PAG. 6
Verschenen is het voorloopig verslag
der Tweede Kamer over het wetsontwerp
tot het in overweging nemen van voor
stellen tot verandering in de grondwet.
Hoezeer het oordeel over de onder-
deelen der door de regeering gedane
voorstellen ook uiteenliep, hierover
waren alle leden het eens, dat de be-
teekenis van die voorstellen niet zeer
groot is te noemen.
Vrijheid van drukpers.
Dat de regeering is teruggekomen op
haar aanvankelijke voornemen tot wijzi
ging van de grondwettelijke bepaling met
betrekking tot de vrijheid van drukpers,
meenden sommige leden als een bewijs
van zwakte te moeten beschouwen. Deze
leden wezen erop, dat wijziging van arti
kel 7 een der drie punten was, waarvoor
de geheele grondwetsherziening werd be
gonnen.
Andere leden betreurden het evenzeer,
dat de regeering het voorstel van de
staatscommissie niet heeft gevolgd.
He+ argument, waarmede de regeering
die houding zelf verdedigt, n.l. dat. dit
vraagstuk een sterk politieken inslag zou
hebben, konden zij niet als juist erken
nen.
Vele leden daarentegen juichten het
toe, dat de regeering inzake de drukpers
vrijheid op haar aanvankelijke voornemen
is teruggekomen.
Vele leden bepleitten naast en mede
in het belang van een krachtige re
pressie het opnemen in onze wetge
ving van een bepaling, welke voor
schrijft, dat elk geschrift duidelijk
moet vermelden, waar het is gedrukt.
Ook gevoelden deze leden voor een
voorschrift, dat het mogelijk maakt,
bladen, die misbruik maken van de j
persvrijheid, te verplichten tot het op
nemen van een antwoord zonder
bij- of onderschrift en op een in het
oog vallende plaats van dengene,
wiens wensch daartoe door een be
voegde autoriteit rechtmatig is geacht.
Van zulk een „Droit de reponse", waar- j
aan, naar uit haar verslag blijkt, ook de
Staatscommissie heeft gedacht, zou naar I
hun meening mede een invlced ten goede
kunnen uitgaan. Gevraagd werd in dit
verband, of naar de meening der regee- j
ring de invoering van een droit de repon-
se, als hier omschreven, zonder vooraf-
gaande wijziging van de grondwet moge- 1
lijk zou zijn. Mocht die niet het geval zijn,
dan zou men gaarne deze ontwerpen met
een desbetreffende bepaling zien aange
vuld.
KAMER VOOR HET BEDRIJFSLEVEN
Vele leden stemden er mede in, dat de
regeering, in overeenstemming met het
advies der Staatscommissie, heeft afgezien
van het doen van voorstellen, die de mo
gelijkheid zouden scheppen, over te gaan
tot de instelling van een Kamer voor het
bedrijfsleven als bestanddeel der Staten-
Generaal.
Enkele leden, die met betrekking tot de
thans aanhangige voorstellen tot dezelfde
conclusie kwamen, wenschten in zoover
van een minder absoluut standpunt te
doen blijken, dat zij een ontwikkeling,
waarbij de volksvertegenwoordiging is
opgebouwd op een sluitend systeem var-
corporaties, niet a priori wilden verwer
pen.
Sommige leden meenden in dit verband,
vooropstellende dat ook zij de instelling
van een z.g. Economische Kamer met be
slistheid afwijzen, de aandacht te mogen
vestigen op de omstandigheid, dat de
practijk van ons huidige parlementaire
stelsel, wat betreft de vertegenwoordi
ging van de groep van ondernemers van
bedrijf of nering, gerechtvaardigde ver
langens onbevredigd laat.
Van de 150 leden der beide Kamers ko
men: ongeveer 45 uit een ambtenaarsloop
baan; ongeveer 21 uit de onderwijswereld;
ongeveer 24 uit de kringen der vakvereeni-
gingen; ongeveer 17 uit de advocatuur; on
geveer 22 uit de ondernemerswereld; on
geveer 21 uit andere beroepen (artsen,
geestelijken, enz.).
Hierbij dient te worden aangeteekend,
dat tot de ondernemers van nering en be
drijf niet alleen de ondernemers van groot
bedrijven moeten worden gerekend,
maar ook de kleine zelfstandigen uit boe
ren- en middenstand.
Wijs beleid der democratische poli
tieke partijen vordert, dat het aantal
ondernemers in de volksvertegenwoor
diging wordt uitgebreid.
Verscheidene andere leden gaven als
hun oordeel te kennen, dat het aangeroer
de probleem van veel wijder strekking is,
dan dat het alleen door wijs beleid van po
litieke partijen tot een bevredigende oplos
sing zou kunnen worden gebracht. Het
raakt het vraagstuk van het karakter en
de taak van de Staten-Generaal en van
den invloed en de plaats van het beroeps-
en bedrijfsleven in het Staatsbestel in ge
decentraliseerde organen en eventueel m
een toporgaan. Juist het ontbreken van
zoodanige organen veroorzaakt het ge
drang van de verschillende groepen naar
de Staten-Generaal.
De Raad van State.
Verscheidene leden waren niet over
tuigd van het nut van den Raad van State
als adviseerend lichaam, voor zoover het
andere onderwerpen dan geschillen van
bestuur betreft.
Vele andere leden meenden, dat de Raad
van State ook buiten haar bemoeiingen
met geschillen van bestuur veel meer be
langrijken en te waardeeren arbeid kan
verrichten.
De staatssecretarissen.
Ofschoon men erkende, dat de instelling
van het ambt van staats-secretaris geens
zins als alternatief moet worden gezien te
genover de mogelijkheid om ministers zon
der portefeuille te benoemn ,gaf men er
toch de voorkeur aan, dit onderwerp te be
spreken bij het wetsontwerp, dat laatst
bedoelde mogelijkheid wil openen.
Verblijfkosten Eerste Kamer
Verscheidene leden zouden het als een
verbetering beschouwen, indien de thans
geldende regeling inzake de verblijfkosten
van de leden der Eerste Kamer zou wor
den vervangen door een regeling, waar
bij een vast bedrag als schadeloosstelling
werd bepaald. Naar zij meenden, zou
daardoor veel aanstoot worden voorko
men, terwijl 's Rijks uitgaven niet zouden
behoeven te worden verhoogd. Om de ge
dachten te bepalen werd in dit verband
een bedrag van 1000 per jaar genoemd.
Andere leden zouden de toekenning van
een vaste schadeloosstelling ook aan de
leden der Eerste Kamer niet gewenscht
oordeelen.
Inkomen van de leden van het
Vorstelijk Huis.
Verscheidene leden meenden de opmer
king niet achterwege te mogen laten, dat
het inkomen van de kroon in het voorstel
der regeering eigenlijk niet wordt vermin
derd, doch slechts gesplitst.
Dit had dezen leden wel verwonderd. Ten
eerste wijl het in 1922 verdubbelde bedrag
den laatsten tijd niet ten volle wordt ge
toucheerd, waaruit mag worden opgemaakt,
dat de verlaging niet bezwaarlijk zou zijn.
En ten tweede omdat de regeering reeds
gedurende eenige jaren onophoudelijk ver
laging van het uitgavenpad vooi het rijk
en voor alle ingezetenen des rijks noodza
kelijk heeft genoemd. Zij veronderstelden in
lusschen, dat het feit, dat geen wezenlijke
verlaging van het inkomen der kroon wordt
voorgesteld, zijn verdediging moet vinden
in de daling van de inkomsten uit het
kroondomein.
Het voorstel tot het verleenen van een
jaarlijksch inkomen uit 's rijks kas aan den
prins-gemaal vond, behoudens een door een
der leden tegen het bedrag van dat inkomen
gemaakt bezwaar, geen verdenking. Vele
leden juichten dat voorstel toe
De critische beschouwingen, waaraan,
gelijk uit het bovenstaande blijkt, de in dit
ontwerp vervatte voorstellen werden on
derworpen, ondervonden van verschillende
zijden tegenspraak.
Vele leden noemden de voorgestelde be
dragen geenszins onredelijk. Da bewering,
dat het inkomen der kroon eigenlijk niet
wordt verminderd doch gesplitst, achtten zij
niet wel houdbaar.
Dit is wel in theorie zoo. De practijk is
echter deze, dat het grondwettelijk inkomen
van de Koningin in haar tegenwoordigen
staat een reeële vermindering van 200.000
ondergaat. Voorts wezen deze leden nog op
de omstandigheid, dat de toekenning van
inkomen aan den prins-gemaal gepaard
gaat met de vermindering tot een gelijk
bedrag van het inkomen der prinses.
Verscheidene der hierbedoelde leden
waren veeleer van oordeel, dat er geen aan
leiding bestaat een verlaging van het vaste
inkomen der kroon in de grondwet neer
te leggen.
Schadeloosstelling en pensioen
van de leden der Tweede
Kamer.
Met betrekking tot de vermindering van
de schadeloosstelling van de leden der
Tweede Kamer werd door verscheidene
leden de opmerking gemaakt, dat de over-
groote meerderheid van de leden der Kamer
sinds jaren niet het volle hun krachtens
de grondwet toekomende bedrag hebben
getoucheerd. Deze ervaring had, naar men
meende, van voorstellen als de thans op dit
punt gedane behooren te doen afzien. De
leden, hier aan het woord, konden zich niet
ontrekken aan den indruk, dat onvoldoen
de rekening is gehouden met de omstan
digheid, dat bij de vaststelling van de hier
bedoelde schadeloosstelling he'- algemeen
belang ten nauwste is betrokken. Demago
gische krachten hebben dit vraagstuk ont
wricht. Zij zijn oorzaak geweest, dat veelal
uitsluitend de aandacht valt op het toege
kende bedrag en dat over dat bedrag ge
oordeeld wordt met volkomen miskenning
van den aard en den omvang van den ar
beid, die wordt verricht. Er schijnt te wei
nig aan te zijn gedacht, van hoe uitnemend
democratisch belang het is, dat de schade
loosstelling van dien aard zij, dat personen
uit alle kringen der bevolking in de Kamer
kunnen zitting nemen.
Bij deze zienswijze sloten verscheidene
andere leden zich aan. Naar de meening van
deze leden is ook in de tegenwoordige om
standigheden een bedrag van f 5000 geens
zins te hoog Meent men, dat een verlaging
noodzakelijk is, dan rtioet daarbij echter
naar hun oordeel zeker niet verder wor
den gegaan dan tot f 4500.
Verscheidene leden verklaarden zich met
het voorstel der regeering te kunnen ver
eenigen.
Enkele leden, die de voorgestelde verla
ging op zichzelf toejuichten, meenden, dat
in deze richting nog veel verder zou kun
nen worder. gegaan. Naar hun meening is
een schadeloosstelling van 2500 of 3000
als redelijk Le beschouwen.
Wat de voorgestelde vermindering van
het pensioen van de leden der Tweede
Kamer betreft, gaven verscheidene leden
de voorkeur aan het voorstel der staats
commissie, die het maximum niet, gelijk de
regeering, op 2800, doch op f 2400 gesteld
had willen zien.
De handhaving van door reeds afgetreden
ieden der Kamer verkregen persioenrech-
ten, gelijk die wordt voorgesteld ontmoette
bij een aantal leden bedenking. Deze leden
waren van meening, dat het met juist is,
hier verkregen pensioenrechten onaantast
baar te verklaren, terwijl met betrekking
tot de Indische pensioenen en de pen
sioenen der spoorwegambtenaren reeds
maatregelen in andere richting zijn geno
men en een wetsontwerp tot herberekening
van de Nederlandsche ambtenaarspen
sioenen nog hangende is.
Andere leden deelden deze bedenking
niet.
Ten slotte spraken verscheidenen leden
er hun verwondering over uit. dat het ka
binet niet heeft overgenomen het voorstel
der staatscommissie betreffende de cumu
latie van de ministerswedde met het pen
sioen als Kamerlid. Zij achtten deze hou
ding te meer bevreemdend, wijl bij een
vroegere gelegenheid het afsnijden van
deze cumulatie door de regeering juist op
aan de grondwet ontleende overwegingen
is afgewezen.
Ministers zonder portefeuille
Bij enkele leden bestond tegen den in
houd van het betreffende ontwerp ernstig
bezwaar. Zij onderkenden daarin een stre
ven om de positie van de regeering tegen
over het parlement te versterken, hetgeen
zij verkeerd achten.
Van verschillende andere zijden daaren
tegen verklaarde men zich met het hier
bedoelde voorstel te kunnen vereenigen.
Daarbij werd er de nadruk op gelegd, dat
het voorstel slechts de mogelijkheid opent
ministers zonder portefeuille te doen op
treden. In hoever van die mogelijkheid ge
bruik zal worden gemaakt, zal van de om
standigheden afhangen. En de Staten-
Generaal hebben de bevoegdheid over dat
gebruik hun meening uit te soreken. Al
gemeen waren de leden, hier aan het woord,
van oordeel, dat het hierbedoelde gebruik
zeer beperkt zal moeten zijn.
Verscheidene leden bepleitten in dit ver
band ook het openen van de mogelijkheid
tot het benoemen van staatssecretarissen.
Naar hun meening kan de invoering van
het ambt van staatssecretaris van veel meer
nut zijn dan benoeming van ministers zon
der portefeuille.
Verscheidene andere leden kozen de zijde
van de staatscommissie en onderschreven
de gronden, waarop de regeering invoering
van het nieuwe instituut heeft afgewezen.
Naar hun meening zou een zoodanige in
voering slechts aanleiding geven tot opdrij
ving van de departementale budgetten, zon
der dat daarvan een nuttig effect van be-
teekenis verwacht mag worden.
Evenredige vertegenwoordiging.
Sommige leden wezen erop, dat het voor
stel, strekkende tot aanvulling van de be
palingen betreffende het kiesrecht, kenne
lijk ten doel heeft den weg te openen, de
kleine partijen uit de volksvertegenwoor
diging te weren. Een aantal dezer leden
stelde voorop, dat het parlementaire stelsel
het zuiverst werkt, als slechts twee groote
staatkundige partijen bestaan, gelijk vroe
ger in Engeland en ook in ons land het ge-
^al was. Die toestand behoort nu tot het
verleden. Daarbij heeft men zich neer te
leggen, doch niet behoeft men lijdelijk aan
te zien, dat een steeds verder gaande ver
snippering aan een behoorlijk functionnee-
ren van.het parlementaire stelsel in den
weg staat en dat op den duur welhaast ge
heel onmogelijk maakt.
Door eenige leden werd in dit ver
band nog betoogd, dat naar hun weten
in geen land ter wereld het evenredig
heidsbeginsel zoo eng wordt opgevat
als in Nederland.
Andere leden meenden, dat de oplossing
van de in dit opzicht aanwezige moeilijk
heden in andere richting behoort te wor
den gezocht. Zij zouden in onze kieswet
geving het partijwezen erkend willen zien.
Bij de wet zouden dan eischer. moeten wor
den gesteld, waaraan zou moeten worden
voldaan, wil een vereeniging als politieke j
partij, gerechtigd om bij de verkiezingen
candidaten te stellen, worden beschouwd.
Die eischen zouden, wat het hier in het ge
ding zijnde doel betreft, betrekking moeten
hebben op den tijd van bestaan en op het
aantal leden.
Revolutionnaire vertegenwoor-
digers.-
Bij hun beschouwingen over den inhoud
van het betreffende ontwerp stelden ver
scheidene leden op den voorgrond, dat de
democratie het moreele recht bezit zich
tegen haar vijanden te beschermen. Zij
behoeft niet te dulden, dat de aan haar ont
leende rechten en vrijheden worden mis
bruikt om haar zelf te vernietigen.
Intusschen is gebleken, dat een doeltref
fende methode om met wettelijke bepalin
gen de gevaren te bedwingen, welke de de
mocratie in dit opzicht bedreigen, zeer
moeilijk is te vinden. Wat in het buitenland
in deze richting beproefd is, is veelal ge
bleken niet efficient te zijn.
Ook het thans door de regeering gedane
voorstel vormt geen aannemelijke oplossing.
Vele andere leden begroetten de voor
gestelde regeling in beginsel met instem
ming. Deze leden meenden, dat voorop
moet staan, dat voor iemand, die onwettige
middelen aanprijst, geen plaats in eenig
vertegenwoordigend lichaam mag zijn. De
overheid heeft het recht en onder be
paalde omstandigheden den plicht om de
ondermijning van de staats- en rechtsorde,
allereerst in de staatsorganen zelf, tegen
te gaan en te verhinderen.
Een deel dezer leden kon zich vereeni
gen met het denkbeeld, die beslissing op te
dragen aan den Raad van State. Anderen
hunner zouden daarvoor liever den Hoogen
Raad zien aangewezen.
Eenige leden meenden, dat de einduit
spraak in handen van den onafhankelij-
ken rechter zou zijn te leggen.
Andere leden achtten de totstandkoming
gewenscht van een wet, onder welker be
reik niet alleen die vereenigingen vallen,
die vertegenwoordigers in het parlement en
in de Provinciale Staten en gemeentera
den hebben, doch alle staatkundige ver
eenigingen.
Openbare lichamen voor
beroep en bedrijf.
Sommige leden wenschten hun standpunt
ten aanzitn van een nadere regeling in de
grondwet van de grondslagen voor orde
ning van het beroeps- en bedrijfsleven te
bepalen aan de hand vanyde ervaringen,
welke naar hun inzicht in de afgeloopen
jaren zijn opgedaap met betrekking tot de
z.g. bedrijfsorganisatie. Gaat men aldus
deze leden deze ervaringen na, dan ziet
men dat slechts die bedrijfsregelingen voor
de bedrijfsgroepen aantrekkelijkheid heb
ben, waarbij eenerzijds een zekere stabi
lisatie wordt verkregen in de positie van
de ondernemingen, zoowel wat den omzet
als wat den prijs der producten betreft, en
anderzijds het belooningspeil voor den
werknemer kunstmatig op eenzelfde ni
veau wordt gehouden. Komt een dergelij
ke regeling tot stand zonder medewerking
van de Overheid, dan ligt het uiteraard ter
uitsluitende beoordeeling van de bedrijfs-
genooten, of zij -p den duur wenschelijk
zal blijken te zijn voor den bedrijfstak,
dan wel of van de verstarrende werking
daarvan dient te worden teruggekomen.
Geheel anders wordt de toestand, als de
Overheid aan dergelijke bedo'ijfsregelin-
gen haar sanctie gaat hechten en de ver
houding nog meer gewrongen gaat maken
door het geven van verordenende bevoegd
heid aan ie organen, die met de uitvoering
zijn belast. Dan wordt het bedrijfsleven
gebonden aan regelen, die het wellicht niet
verdragen kan en waaraan het niet of niet
dan met zeer veel moeite en na een lange
procedure kan ontkomen.
Verscheidene leden juichten het toe, dat
de regeering te dezen opzichte een poging
tot nadere fundeering in de grondwet niet
achterwegen heeft gelaten. Dit vooropstel
lende, hechtten zij er aan te verklaren, dat
naar hun meening het zwaartepunt niet
zoozeer ligt in de, uiteraard noodzakelijke,
-formeele voorschriften, als wel in een
daadwerkelijk gebruik maken van de ge
schapen mogelijkheden. De hier bedoelde
leden traden in een zeer uitvoerige be
schouwing ter nadere ontwikkeling van
hun denkbeelden.
Verscheidene andere leden, die meenden
hunnerzijds over deze aangelegenheid
slechts .een enkele- opmerking te moeten
maken .eri zich daarbij uitsluitend te moeten
baseeren op hetgeen is voorgesteld, gaven
als hun oordeel te kennen, dat aan een
gewijzigde editie van artikel 194 der grond
wet, waarop de ontworpen bepalingen in
feite neerkomen, ei enlijk geen behoefte
bestaat.
Nieuws brengen die bepalingen niet.
Naamsverandering van
Curacao.
Met de voorgestelde wijziging van den
naam „Curagao" in „Nederlandsche Antil
len" betuigden verscheidene leden hun in
stemming.
KERKNIEUWS
MGR. M. P. J. MöLLMANN
25 jaar kanunnik van het Haarlemsch
Kathedraal Kapittel
Naar reeds eerder werd vermeld, zal de
Doorluchtige en Hoogeerwaarde heer Mgr.
M. P. J. Mollmann, apostolisch protonota-
rius a.i.p., 28 October zijn zilveren feest
vieren als kanunnik van het Haarlemsch
Kathedraal Kapittel. Z. D. H. werd 28 Oc
tober 1911 door Z. H. Exc. Mgr. A. J.
Callier z.g., bisschop van Haarlem, be
noemd tot Vicaris-Generaal en het in
gang van dienzelfden datum tot kanunnik
Het feit, dat Mgr. van deze kwarteeuw
ook bijna 25 jaar Vicaris-Generaal is ge
weest, verleent aan dit jubileum een bij-
zonderen glans.
Op den herdenkingsdag zal Mgr. om 10
uur in de kathedrale kerk van Haarlem
een pontificale H. Mis opdragen in tegen
woordigheid van Z. H. Exc. Mgr. J. P.
Huibers, bisschop van Haarlem, en de le
den van het Hoogwaardig Kapittel. Na de
H. Mis omstreeks kwart over elf zal
er gelegenheid zijn voor den clergé, den
jubilaris geluk te wenschen. In den na
middag houdt Mgr. van drie uur tot half
vijf receptie ten zijnen huize, aan den
Zijlweg 170, te Haarlem. Daarna zal den
jubilaris een diner worden aangeboden
in het Bisschoppelijk Paleis aan de Nieu
we Gracht.
BINNENLAND
DIES NATALIS R.K. UNIVERSITEIT.
De nieuwe rector magnificus van de ka
tholieke universiteit te Nijmegen, prof. dr.
Th. Baader sprak op den dertienden ver
jaardag der universiteit in het aula-ge
bouw, voor een gehoor, waaronder zich de
pauselijke internuntius, de commissaris der
Koningin in Gelderland en de burgemees
ter van Nijmegen bevonden, een rectorale
rede uit over „Middeleeuwsche geestes-
typen". Voor het openingsgebed van
den rector-magnificus zong het Nijmeegsch
a eapellakoor onder leiding van Remi
Schelstraete „Dies sanctificatus illuxit no
bis" van Palestrina.
RIJKSMIDDELEN.
In de eerste negen maanden ruim
11 millioen beneden de
raming gebleven.
De rijksmiddelen hebben over September
opgebracht ƒ31.926.038, hetgeen ƒ908.848
meer is dan over September 1935 en
968.622 meer dan 1/2 van de raming.
De opbrengst over de eerste negen
maanden van dit jaar was ƒ267.518.567 en
is daarmede 11.125.183 beneden 9/12 van
de raming gebleven en ƒ6.101.906 bene
den de opbrengst der eerste negen maan
den in 1935.
GUNSTIGE POSITIE VOOR ONZEN
EIERENEXPORT.
Naar het Handelsblad verneemt, heeft
Zwitserland het invoerrecht voor eieren ge
heel laten vervallen.
Hoewel nog niet met zekerheid kan wor
den medegedeeld, dat ook da bestaande
contingenteering van eieren in Zwitserland
is vervallen, zijn niettemin de beide laat
ste dagen groote hoeveelheden eieren naar
Zwitserland verzonden.
De toestand op de Britsche eiermarkt
heeft zich den laatsten tijd gunstig ontwik
keld. Zoo vond gedurenda de beide laat
ste dagen een prijsverbetering plaats, wel
ke voor onze markten een verhooging van
30 ets, kan beteekenen.
Met ingang van gisteren kan de uitvoer
van eieren naar Duitschland weer normaal
geschieden.
Het contingent voor October bedraagt
de helft van dat voor September.
NIEUWE INSCHRIJVING VOOR BACON.
Regeering blijft haar bemoeiingen
voortzetten.
Naar het „Hbld." verneemt, heeft de re
geering besloten, ondanks de door het
goud-embargo sterk gewijzigde omstandig
heden, hare bemoeiingen met den bacon-
export voorloopig onveranderd te laten na
1 November a.s., alleen met dit verschil
uit deri aard der zaak dat bij de aanbe
steding van het slachtwerk géén geheime
afspraken en „opzettjes" meer kunnen wor
den gemaakt.
Dat besluit zal in grossierskringen en in
die van vleeschwarenfabrikanten met een
gevoel van verlichting worden vernomen,
zoo voegt het blad hieraan toe.
Sedert de depreciatie van den gulden
ten opzichte van het pond sterling, is de
prijs van eerste kwaliteit bacon gestegen
van ongeveer 70 op 86 gulden per 100
K.G.; aangezien de regeering de overne-
mingsprijzen der baconvarkens tot dusver
niet heeft verhoogd, zal zij (i.e. de Vee
houderijcentrale) flinke winsten op den
bacon-export behalen, nu deze niet langer
behoeft te worden gesteund door de op
brengst van den varkensvleeschaccijns, die
dan ook is afgeschaft. Dit zal te meer het
geval zijn, omdat de slacntkosten thans we
derom zullen kunnen dalen, gezien de zes
tig centen „opzet", die er bij de vorige
beruchte aanbesteding opgelegd waren.
De gemiddelde inschrijvingsprijs zal
thans circa twee gulden mogen bedragen
of nog daar beneden (vroeger heeft de
contractueele slachtvergoeding 4.80 be
dragen, terwijl de loopende inschrijvings-
prijs Aug.—October ƒ2.40 a ƒ2.60 be-
I draagt).
AFWIKKELING ACHTERSTALLIGE
HANDELSVORDERINGEN OP
DU1TSCHE DEBITEUREN.
In de week van 1217 October 1936 ia
door de Nederlandsche Bank in totaal een
bedrag van omstreeks R.M. 700.000 van de
op haar Sonderkonto bij de Deutsche Ver-
rechnungskasse uitstaande vorderingen met
de begunstigden afgerekend. De nummers
van deze posten liepen van 93220—93788.
Het totale bedrag van de op het Son
derkonto uitstaande posten die nog niet tot
uitbetaling zijn gekomen, beloopt op het
oogenbliJk omstreeks R.M. 3.1 millioen. De
Sonderkonto-posten waarvoor koersfixee-
ring is verkregen, zijn hieronder begrepen.
Aan Treuhaederkonto-posten is door de
Nederlandsche Bank gedurende dezelfde
periode in totaal een bedrag van ongeveer
R.M. 500.000 met de begunstigden afgere
kend. Het hoogste afgerekende volgorde
nummer was 23128.
Het totale bedrag van de op het Treu-
haenderkonto Niederlande uitstaande vor
deringen die nog niet tot uitbetaling zijn
gekomen, beloopt op het oogenblik om-
straks R.M. 7,5 millioen. De Treuhaender-
konto-posten waarvoor koersfixeering is
verkregen, zijn hieronder begrepen.
Invoer van badkuipen.
Ingediend is een wetsontwerp tot rege
ling van den invoer van geëmailleerde, ge
slagen ijzeren badkuipen.