De monetaire koerswijziging voor de Staten Generaal. Mr. Trip geeft toelichting op Egalisatiefonds Stabilisatie hangt af van verdere internationale ontwikkeling WOENSDSG 30 SEPTEMBER 1936 DE LEIDSCHE COURANT TWEEDE BLAD - PAG. 6 DE DRIE WETSONTWERPEN ZONDER HOOFDE LIJKE STEMMING AANGENOMEN. HOOGE DRUK IN TWEEDE EN EERSTE KAMER. Uit het rapport der af deeling en. DE MAATREGELEN TEGEN PRIJSOPDRIJVING. Ontleend is aan het verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp tot het ne men van tijdelijke maatregelen tot het te gengaan van prijsopdrijving: Zich welbewust van de omstandigheid, dat bij dit ontwerp door de regeering zeer omvangrijke-bevoegdheden worden ge vraagd en dat de bepalingen, op welker overtreding straf wordt gesteld, menige vraag openlaten, meende men algemeen, dat in de gegeven omstandigheden een uit voerige behandeling van de voorgestelde regeling onjuist zou zijn en dat die rege ling, zij het wellicht met een enkele wij ziging, behoort te worden aanvaard. Eveneens was men eenstemmig in zijn oordeel, dat het, in het belang der geheele bevolking gewenscht is, dat de bepalingen van het ontwerp, zoodra dat kracht van wet zal hebben verkregen, ee nscherpe toe passing zullen vinden. Gewezen werd op de omstandigheid, dat dit ontwerp alleen betrekking heeft op de binnenlandsche markt. Uiteraard zal naar werd opgemerkt de regeering ook ernstig aandacht aan de exportprijzen heb ben te wijden. Trouwens ook wat de bin nenlandsche markt betreft, zal mogelijk kunnen blijken, dat nog andere maatrege len dan de thans voorgestelde, noodzake lijk zijn. Gevraagd werd of het niet gewenscht moet worden geacht, ook het in voorraad hebben en houden van abnormale voor raden, het z.g. „hamsteren" strafbaar te stellen. Enkele leden achtten het noodzakelijk, bij deze gelegenheid als hun meening te ken nen te geven, dat de wijziging van de muntpolitiek het nemen van bijzondere maatregelen in het belang van de land bouwende bevolking noodzakelijk maakt. Sommige leden meenden, dat het aanbe veling zou verdienen, in artikel 1 niet al leen het aanbieden en verkoopen, doch ook het koopen van bepaalde goederen te noe men, zoodat ook het koopen van goederen boven den vastgestelden prijs strafbaar wordt. Andere leden achtten zulk een aan vulling van het artikel niet noodzakelijk. Verscheidene leden vroegen, of het geen aanbeveling zou verdienen de enumeratie „groothandel, tusschenhandel en kleinhan del" te doen vervallen. Zooals de redactie thans luidt, zou de vraag gesteld kunnen worden of het artikel wel betrekking heeft op de transacties tusschen fabrikanten en grossiers. Bovendien is het bij deze redac tie wellicht niet mogelijk, voldoende op te treden tegen prijsopdrijvende daden in den z.g. „wilden" handel. Aangedrongen werd op het opnemen van een bepaling, welke waarborgt, dat het ne men van maatregelen, als bedoeld in dit artikel en in de artikelen 2 en 3, niet ge schiedt dan na het hooren van de bestaan de officieele adviescolleges en van de or ganisaties van belanghebbenden. Van andere zijde werd opgemerkt, dat het thans voor het opnemen van zulk een bepaling zeker niet het gewenschte oogen- blik moet worden geacht. Welke zijn de diensten vroeg men waaraan in art. 2 is gedacht? Heeft de re geering hierbij het oog op diensten, die door openbare of private instellingen of door particulieren tegen een bepaald ta rief worden bewezen? Is hier ook gedacht aan arbeidsloonen? Verscheidene leden meenden te moeten verklaren, dat zij tegen deze bepaling ern stig bezwaar zouden moeten maken, in dien zij ook op diensten bewezen door de lagere publiekrechtelijke organen en op arbeidsloonen betrekking zou hebben. Gevraagd werd, hoe de positie zal zijn van fabrikanten en grossiers, die in ver schillende gemeenten leveren. Welke burgemeester zal te hunnen op zichte de bevoegde zijn? Ook zou men gaarne vernemen, wat ge schiedt, wanneer de burgemeester nalatig blijft, het betreffende artikel uit te voe ren. DE MAATREGELEN DER REGEERING INZAKE DE MONETAIRE POLITIEK. Blijkens het verslag der Tweede Kamer inzake de beide wetsontwerpen betreffen de het goudembargo en het stabilisatie fonds kon men zich in de gegeven omstan digheden vrij algemeen met den maatre gel tot opschorting van den gouden stan daard vereenigen. De indiening van deze wetsontwerpen achtte men dan ook de logi sche consequentie van het besluit van de regeering. Enkele leden deelden dit standpunt niet. Zij verklaarden zich principieele tegen standers van devaluatie, die zij des te ver derfelijker achtten, nu ons land reeds zoo zeer de nadeelen van de deflatie heeft on dervonden. Intusschen ontkende een aantal dezer leden niet, dat de voorgestelde maat- regelen een logisch gevolg zijn van het Koninklijk Besluit van 26 September j.l. Deze leden betreurden bovendien, dat de volksvertegenwoordiging practisch niet in de gelegenheid zal worden gesteld, deze uiterst belangrijke ontwerpen, aan een diepgaand onderzoek te onderwerpen, al vorens over de aanneming daarvan te be slissen. Van verschillende zijden werd opge merkt, dat deze wetsontwerpen tal van vragen oproepen, waarover men gezien den beperkten tijd van voorbereiding niet in bijzonderheden kon treden. Toch meende men op een aantal punten reeds thans in het bijzonder de aandacht te moe ten vestigen. Zoo merkte men allereerst op, dat de regeering den gulden voorshands nog niet aan het goud wil vastkoppelen, doch daar entegen den koers van den gulden voor- loopig zwevende wil houden. Men zou het voor het bedrijfsleven van groot belang achten, indien de regeering eenige aanwij zingen zou kunnen geven omtrent de pun ten, binnen welke zij zich voorstelt, het koerspeil van den gulden door middel van het egalisatiefonds te brengen. Voorts merkte men op, dat de regeering haar standpunt zal moeten bepalen ten aanzien van de te verwachten winst, welke uit de her-waardeering van den goudvoor raad van de Nederlandsche Bank zal voortvloeien. Menwas zich er wel van bewust, dat volgens het octrooi van de Ne derlandsche Bank de winst voor 7/8 ge deelte aan den staat ten goede komt, doch achtte het redelijk, dat deze extra-winst geheel ten bate van de gemeenschap zal komen. Als derde punt stelde men de vraag, of de regeering voornemens is, maatregelen te treffen ten aanzien van waardevermeer dering van goederenvoorraden, van koers winsten en van eventueele winsten van particulieren op goudvoorraden. Zullen ten aanzien van deze goudvoorraden maatrege len worden getroffen? In de vierde plaats vestigde men er de aandacht op, dat de regeering maatrege len ?al moeten treffen ten aanzien van goud, goudwaarden en goudenmuntclausu- les in loopende overeenkomsten. In de vijfde plaats werd de vraag ge steld, of niet maatregelen zullen moeten werden getroffen tot aanpassing van loo- nen, salarissen en pensioenen aan een eventueele verhooging van de kosten van hel levensonderhoud. Ten slotte meende men, dat maatregelen tegen het aankoopen en in voorraad hou den van groote goederenvoorraden door „hamsteraars" niet achterwege bullen mo gen blijven. Met de voorgestelde vorzieningen ten aanzien van de wisselkoersen op het bui- tenla' d kon men zich over het algemeen vereenigen. Ook die leden, die het be sluit tot het loslaten van den gouden stan daard afkeurden, achtten, nu dit besluit eenmaal door de regeering genomen is, de in dit wetsontwerp voorgestelde maatrege len noodzakelijk. Sommige leden gaven aan de regeering in overweging, naast het egalisatiefonds ook een wisselcentrale te stichten, ten ein de speculatie door aankoop en verkoop van wissels, door particulieren zooveel mo gelijk tegen te gaan. De besprekingen. SPREEKTIJD VAN 5 MINUTEN. De vergadering van de Tweede Kamer werd te 7.10 heropend. De verslagen der afdeelingen over de drie ingediende wetsontwerpen (verbod van uit- voed van gouden munt en goud-muntmate- riaal, instelling van een stabilisatiefonds, tijdelijke maatregelen tegen prijsopdrijving, werden door den griffier en de commiezen- griffier voorgelezen. Besloten wordt tot onmiddellijke behan deling in deze vergadering, terwijl de spreektijd op 5 minuten per spreker wordt bepaald. HET GOUDUITVOERVERBOD. Aan de orde is het ontwerp inzake den gouduitvoer. Minister Oud antwoordt, dat het niet in de bedoeling ligt, thans een koers voor den gulden te bepalen. De winst op den goud- uitvoer voor de Nederlandsche Bank zal eerst kunnen worden vastgesteld nadat de finitief omtrent de pariteit is beslist. Voorts zal deze ten bate van het rijk moeten wor den gebracht, na aftrek van het ponden- verlies, dat destijds is geleden. Van de omstandigheden zal verder af hangen, of maatregelen tot aanpassing van loonen en pensioenen noodig zijn. Maatre gelen tegen hamsteren acht de regeering niet noodig. Terugwerkende kracht Ier strafmaat regelen acht spr. waarschijnlijk niet noodig. De heer deVisser (Comm.) protesteert tegen den gang van zaken, die de groote massa zal treffen. De mogelijkheid voor be hoorlijke discussie is niet aanwezig. De communisten kuinnen devaluatie, noch de- flatiepolitiek aanvaarden. De heer Sneevliet (Rev. Soc.) is van oordeel, dat de behandelinig dezer materie hier ongunstig afsteekt bij die in de Fran sche en Zwitsersche parlementen. De re geering heeft een verleden van verwaarloo- zing der belangen van de breede massa's. Ze heeft gegoocheld met begrippen en schijn-successen behaald. Voor honderddui zenden werkloozen blijft de benadeeling bestaan. Het wetsontwerp wordt zonder hoofde lijke stemming aangenomen, met aantee- kening, dat de heer Sneevliet en de Com munisten tegen zijn. EGALISATIE-FONDS. Aan de orde is het ontwerp tot instelling van een egalisatiefonds. Minister Oud verklaart, dat het niet de bedoeling is, een wisselcentrale te stichten. Later moet worden uitgemaakt, wat te doen met de winst op den goudvoorraad van de Nederlandsche Bank. Bij het beheer van het egalisatiefonds heeft de minster van financiën niet alleen het laatste, doch ook het eerste woord te zeggen. Dit is ook met den president der Ned. Bank overeengekomen, die adviseert. Het wetsontwerp wordt zonder hoofde lijke stemming aangenomen. PRIJSOPDRIJVING. Aan de orde is het ontwerp tegen prijs opdrijving. De Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, de heer G e 1 i s s e n, acht nog andere maatregelen tegen prijsopdrij ving waarschijnlijk. De maatregelen zullen met kracht worden toegepast. Onder de maatregelen vallen groot- zoowel als tus schen- en kleinhandel. Spr. stelt prijs op goede adviezen en staat niet afwijzend tegen een advies-college. In art. 2 is aan de arbeidsloonen niet ge dacht. Spr. kan geen omschrijving geven, thans, van „onredelijke" prijsopdrijving. De uit drukking is duidelijk genoeg. De wet zal ook redelijk worden toegepast, ook wat be treft in beslag-nemingen. De minister van binnenlandsche zaken zal onwillige burgemeesters op de hem eigen wijze aan de ooren trekken (gelach). Onder huur wordt in dit wetsontwerp „pacht" niet begrepen. De werking van de crisispachtwet zal worden verlengd. De wer kingsduur van de wet is vooralsnog be doeld tot 1 April 1937. De heer Vervoorn (Plattel.) acht het wetsontwerp nog door niets gemotiveerd. De boeren hebben er geen belang bij. Spr. zal tegenstemmen. De heer de Visser (Comm.) vreest weer ernstige benadeeling van de groote massa. Zijn fractie dient een amendement in om landbouwers, die nadeelige gevolgen der devaluatie ondervinden, schadeloos te stellen. Het amendement wordt niet voldoende ondersteund en komt dus niet in behande ling. Hetzelfde geschiedt met een gelijksoor tig amendement dezer fractie betreffende de gepensionneerden en degenen, die loo nen enz. trekken, werkloozen en anderen, die nadeel van deze wetten zullen ondervin den. Minister Gelissen wijzigt, op aandrang van de commissie van rapporteurs, den da tum 1 April 1937, bovengenoemd, in 1 Maart 1937. Het wetsontwerp wordt zonder hoofde lijke stemming aangenomen (tegen de heer Vervoorn). De vergadering wordt te 8.10 uur ver daagd tot Woensdagmiddag 1 uur. De wetsontwerpen in de Eerste Kamer. Nadat de Tweede Kamer haar werkzaam heden had beëindigd, ving de vergadering van de Eerste Kamer aan. Achter de regeer in gst af el hadden alle departementshoofden plaats genomen, be halve minister De Graeff. De voorzitter dringt op spoedige tot standkoming van de drie ingediende en door de Tweede Kamer heden aangenomen wetsontwerpen aan. Minister Col ij n legt daarna een verklaring af, vrijwel gelijk aan die welke hij 's middags in de Tweede Kamer had voorgelezen. De vergadering wordt daarna een uur geschorst. Te 5 voor elf wordt de vergadering voort gezet. De griffier doet voorlezing van het voor- loopig verslag inzake de maatregelen te gen gouduitvoer, waarin enkele leden hun afkeuring uitspraken tegen de verandering in de monetaire politiek en meenden, dat deze het aftreden van dit kabinet tengevol ge had moeten hebben. Minister Oud wijst op de verande ring welke Zaterdag heeft plaats gehad. Toen Zwitserland het Fransche voorbeeld volgde, vërandere de toestand voor Neder land. De zeer deskundige adviezen van den president van de Nederlandsche Bank stelt spr. in dit opzicht hooger dan het inzicht van de ongenoemde Kamerleden, en mr. Trip achtte de situatie door de houding van Zwitserland totaal veranderd. De Regeering heeft het monetaire vraag stuk altijd gezien in het licht van de eco nomische verhoudingen. Zij heeft vastge houden tot het uiterste, haar standpunt is niet gewijzigd, maar zij moest wel, want onze monetaire politiek moet mede wor den bepaald door hegeen in het buitenland gebeurt. Nederland heeft in 1914 gemobiliseerd, ook door de omstandigheden in het buiten land. Had zij dit soms moeten nalaten? Spr. meent, dat de Regeering goed heeft gedaan. De kwestie van de goudclausule moet nog eens precies worden nagegaan om te zien of maatregelen noodig zijn. Is dit het geval, dan zal hij niet aarzelen die te treffen. De strafbepalingen zullen niet van terugwer kenden aard zijn. De heer VanEmbden (V.D.) zegt al tijd een tegenstander van devaluatie te zijn geweest. Handhaving van goede trouw heeft voor spr. daarbij het zwaarst gewogen. De Nederlandsche Regeering heeft haar waar- digiheid niet prijsgegeven, zooals andere sta ten deden. Slechts noodgedwongen heeft de Regeering dezen maatregel genomen. Het zou spr. zelfs niet verwonderd hebben als onze Regeering na de Fransche gevolgd was. Wat het ontwerp betreft, spr. adviseert de Regeering wijziging te brengen in de wet van 5 Augustus 1914, en verruiming van haar bevoegdheden. De heer Van Vessem (N.S.B.) wijst op de verméerdering der werkeloosheid, bij het vorig jaar vergeleken. Toch gaat dit Kabinet niet heen. Het zou den gaven gul den handhaven, en heeft offers gevraagd. Maatregelen, die de regeering tot dusver geschuwd heeft, gaat zij thans niet meer uit den weg. Dat de regeering tot den maat regel zou zijn gedwongen, aanvaardt spr. niet. Spr .wijst op uitspraken van mr. Trip en andere autoriteiten n. a.v. de devaluatie in Frankrijk, die zi. veel belangrijker was dan de Zwitsersche. Heeft de bankier Mannheimer Zaterdag soms invloed uitge oefend? (Teekenen van afkeuring). Spr. be schuldigt de regeering van onbeheerschte politiek en noemt de genomen maaregel be treurenswaardig voor de armsten van ons volk. (Spr. is zeer slecht te volgen). Wer- keloozen, rentetrekkers en kleine spaarders worden er door getroffen. Spr. keurt dezen maatregel af. Minister Oud brengt den heer Van Emb- den dank en zegt toe de verruiming van de wet van Augustus 1914 onder de oogen te zullen zien. De heer Van Vessem heeft geen rekening gehouden met hetgeen spr. heeft geant woord op het voorloopig verslag. Waartoe dan de schriftelijke voorbereiding? Dit ka binet heeft alles gedaan om den gouden gulden te handhaven en de N. S. B. heeft het niet gesteund. Zij heeft het kabinet ver guisd en zijn werk bemoeilijkt. Wij zyn ook thans geen muntvervalschers. DE WERKING VAN HET EGALISATIE FONDS. De president der Nederlandsche Bank, mr. L. J. A. Trip, heeft een onderhoud toegestaan aan het A.N. P., naar aanleiding van de voor genomen instelling van een agali- satiefonds. Op de vraag, wat hierbij het uitgangs punt is geweest, antwoordde mr. Trip, dat met geredeneerd heeft: wanneer er zich zulke internationale omstandigheden voor doen op monetair gebied als thang, kunnen wij den gulden, losgemaakt van het goud, niet eenvoudig de beweging van vraag en aanbod laten volgen. Zulks kan niet, om dat er in de wereld reusachtige bedragen aan kort geld zijn, welke heen en weer trekken en omdat er bovendien na het gouduitvoerverbod een speculatieve bewe ging is te verwachten. Om de, gevolgen daarvan voor onzen gulden te mitigeeren, moet men kunnen ingrijpen. Dat is ook de basis geweest van het Engelsche egalisatie fonds. Wij willen den tred, het koersver loop van den gulden op den laajgen duur niet bedwingep. maar de schommelingen, die het gevolg zijn van het heen en weer trekken van het korte geld en van specula tieve operaties zooveel mogelijk voorko men. Op het oogenblik is de pariteit van den gulden, volgens de muntwet, onveran derd. Of er aanleiding zal zijn, deze te her zien en wanneer dat zal geschieden, hangt af van de omstandigheden. In Engeland is sinds Maart 1935 het Engelsche pond tegen over de goud-valuta en den dollar tamelijk stabiel gebleven. Dat heeft de Engelsche regeering bereikt met behulp van het ega lisatiefonds. Intusschen zou zich de moge lijkheid kunnen voordoen, dat Engeland wijziging in den pondenkoers bracht, wan neer de Engelsche regeering bleek, dat het pond te hoog was komen te staan. Zulks zou het geval zijn, wanneer het bleek, dat de betalingsbalans van Engeland een defi cit vertoonde, dat niet was. aan te merken als een gevolg van het terugtrekken van kort geld, maar op den duur aanwezig bleef. In dat geval dys, zou het pond bij de te genwoordige Engelsche politiek, naar bene den moeten, maar wanneer er door het fluctueeren van het korte geld tijdelijk een te sterke druk op het pond komt, dan ver betert het egalisatiefonds den koers. De regeling van den gulden koers. Op de vraag, of het dan niet gewenscht is, dat er ten aanzien van onzen gulden zoo spoedig mogelijk vastheid komt, was het antwoord, dat men den tweeden dag na den monetairen maatregel van onze re geering, zeker niet kan vergen, dat er vast heid bestaat. Het is volkomen begrijpelijk, dat men eerst zegt: wy willen nu eens zien, hoe het met den gulden gaat. Over een lan- geren duur gerekend kan men zeker calcu- De gulden staat ook in deze dagen als geen andere valuta. Die kroon zal de heer Van Vessem ons niet van het hoofd halen! roept spr. uit. De heer Van Vessem is niet op de hoog te. De devaluatie-voorstanders zijn door dr. Colijn nooit onvaderlandslievende schob- bers genoemd, wel zij, die het niet kon schelen welke monetaire politiek werd ge voerd, als ze er maar voordeel uit haalden. Spr. citeert het strooibiljet van de N. S. B. en noemt den schrijver daarvan een onva derlandslievende schobber. (Stemmen: zeer juist!) De beslissing is der regeering ontzaglijk zwaar gevallen. Het belang van het land heeft alleen gewogen. Welk een karakter moet men zelf hebben, om iets anders van de Regeering te durven veronderstellen! (Zeer juist). Wij hebben niets anders voor oogen gehad dan het be lang van het land. Het doet spr. pijn, als er wordt gespro ken zooals hier vanavond is gedaan (ge roep: ach welnee!). Er zijn oogenblikken, dat het partijschap moet wegvallen. Doch er zijn twee groepen, die staan buiten de gemeenschap van land en volk. De commu- nsiten en de N.S.B.'ers. Spr. vertrouwt, dat het Nederlandsche volk zal weten aan wel ke zijde het zijn belagers zal moeten zoe ken. (Hartelijk applaus). Het ontwerp wordt goedgekeurd z. h. s. met aanteekening van tegenstemmen van de N.S.B.'ers. Inzake het tweede ontwerp dat tegen de prijsopdrijving brengt minister Ge- lissen de memorie van antwoord uit. Spr. zegt o.a. te hopen, dat de burgemeesters van hun bevoegdheid een goed gebruik zul len maken, anders moet er een beroepsin stantie komen. Het ontwerp wordt z. h. s. aangenomen. Het derde ontwerp betreffende het egalisatiefonds wordt z. h. s. en zonder discussie aangenomen. De vergadering wordt te kwart voor twaalf gesloten. latiepunten vaststellen en in verband daar mede den guldenkoers zooveel mogelijk re gelen. Kan men dan niet, zoo luidde een volgen de vraag aan mr. Trip, den gulden het koersverloop laten volgen van een der an dere groote valuta's, met name van het pond? Mr. Trip antwoordde: Evenmin als er op het oogenblik een vaste verhouding bestaat tegenover het goud, kan men zich binden aan een vaste verhouding tegenover het pond. Wij moeten nu eerst de ontwikkeling der dingen aanzien. Op de vraag, of er dan niet na zekeren tijd een oogenblik is gekomen, waarop men met het oog op den dan ingetreden toestand, waarin de gulden niet langer belangrijke schommelingen vertoont, zal kunnen over gaan tot stabilisatie, luidde het bescheid: dat hangt er van af, in hoeverre de toestand internationaal rijp is om tot stabilisatie te komen. Engeland weigert vooralsnog tot internationale stabilisatie mede te werken, o.a. omdat de-oorlogsschulden nog niet ge regeld zijn en bovendien, omdat het eerst eens wil zien, hoe het met Frankrijk gaat. De werking van het fonds. Vervolgens deelde mr. Trip enkele bij zonderheden mede, omtrent de werking van het egalisatiefonds. Wij kunnen den gulden alleen steunen, door buitenlandsche valuta te verkoopen. Deze kunnen wij krij gen door ze op de markt te koopen en ze daarna te verkoopen. Dit koopen zal in het begin moeten geschieden, omdat er dan nog geen pondenvoorraad in het fonds aanwe zig is, maar bovendien kan de Nederland sche Bank bijspringen met haar goudvoor raad. Zooals de heer A. Plate, vroeger com missaris van de Nederlandsche Bank, zeide: „Het is geen stroo, wat in je kelders ligt, je hebt goud, om het te gebruiken". Waarom zoo vroegen wij vervolgens was het noodig, dat het egalisatiefonds door de regeering werd ingesteld en bij de wet bekrachtigd? De Nederlandsche Bank, die tot nu toe gezorgd heeft voor de hand having van de pariteit van den gulden te genover de buitenlandsche valuta's, was daartoe toch ook in den vervolge in staat geweest, ook zonder dit fonds? Mr. Trip antwoordde: De Nederlandsche Bank, die het beheer over het fonds heeft en de operaties uitvoert, blijft zeker in deze een hoofdrol spelen, maar, wanneer het fonds niet bestond, zou men onmiddellijk moeten devalueeren. Ik moet mijn goud blijven berekenen op den wettelijken koers. Hetzelfde is het geval in Engeland. De Bank of England houdt haar pond nog steeds op de oude waarde van 12.10. Maar ook daar is het egalisatiefonds een regeeringsinstel- ling. Moet er dan geen herwaarding van den goudvoorraad plaats hebben, volgens den thans ingetreden toestand? luidde een vol gende vraag. Op het oogenblik antwoordde mr. Trip dat de definitieve stabilisatie komt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 6