Sinds de verloving van H. K. H. Prinses Juliana met Prins Bernhard von Lippe- Biesterfeld heeft het stamslot van het Huis Lippe de belangstelling van vele vacantiegangers. Een der Nederlandsche reisgezelschappen voor het stamslot te Lipoe-Detmold in de omgeving van de Beurs en op het Damrak te Amsterdam bestond Maandagmiddag voor de effecten- en geldkantoren een buitengewone belangstelling in verband met den internationalen financieelen toestand Beck in gesprek met Avenol (links), 'den secretaris generaal van den Vol kenbond, in de wandelgangen van het Volkenbondsgebouw te Genève Te Klimmen (L.) Is Maandag een groote landbouwtentoonstelling ge houden, waarop diverse fraaie exemplaren te bewonderen waren Door den minister-president, dr. H. Colijn, Is Maandagmiddag het nieuwe havenziekenhuis aan de Oosterkade te Rotterdam officieel geopend Ministers betreden het departement van Koloniën te den Haag voor den specialen ministerraad in verband met de monetaire politiek der regeering. V.l.n.r.: minister Oud in gesprek met oud-minister Kan; minister Deckers en minister Van Schaik FEUILLETON HET RAADSEL VAN HET ONBEWOONBARE HUIS. Naar het Engelsch bewerkt door THEA BLOEMERS. (Nadruk verboden). 4) „Ja, beaamde de heer Berry, „maar...." „Er is geen maar, ik ben de huurder. Ik kwam juist hier om u te vragen, of u niets wist, waarmee ik tweehonderd pond verdienen kon! U zult een goed woordje voor me doen, nietwaar?" „Het is werkelijk niets voor u", zei de notaris met een ernstig gezicht. „Er schijnt daar iets niet pluis te zijn.... er loopen geruchten over spoken de huurders ne men overhaast de vlucht.'t is nog eigen aardig...." „Het zal wel niet zoo erg zijn", meende Amabel. „En ik begrijp best dat ik die tweehonderd pond niet cadeau krijg, vooral niet van George Forsham!" „ik zou het u beslist afraden", hernam de heer Berry. „Het huis heeft een slechten naam." „Vroeger toch niet!" zei mevrouw Grey. „Ik ben met de Berkeley's op Forsham ge weest, toen ik een jong meisje was. Toen woonden de twee oude dames Forsham op de villa heel lieve menschen. En het was een prettig, zonnig huis. Wat 'n idee.... spoken! Zit er nog een geschiedenis aan vast?" „Dat niet bepaald", gaf de notaris ten antwoord. „De huurders vluchten stuk voor stuk en ze beweren bij hoog en laag, dat het er spookt. In het dorp gaan natuurlijk allerlei praatjes. Mijnheer George en zijn broer hebben er eens een paar nachten ge logeerd, maar ze hebben niets gehoord of gezien." „O, ja," merkte mevrouw Grey op, „ik hoorde mijnheer Forsham over zijn broer praten. Is die dan niet in Italië?" „Er staat in de krant van wel", was het antwoord, „maar.... in diep vertrouwen, roevrouw Grey ik geloof dat hij in Lon den is en dat de reporters het hem zóó las tig maken, dat hij zich schuil houdt. Kent u hèm ook?" „Ja," zei AmabeL Het duurde even eer zij verder ging. „U wilt toch niet zeggen, dat u in die spokerij gelooft?" „Overdag niet", meende de notaris. „Maar als je midden in den nacht in een verlaten huis zit, met regenweer en mist om je heen, dan weet ik 't nog zoo net niet." „Omdat u een stadsmensch bentl" riep Amabel. „Ik ben gewend aan donkere nachten en regen en mist. Ik zal 't er heer lijk vinden. Weet u ook, wie er op 't kas teel Forsham woont?" „Een zekere Bronson, een heel geschikt iemand." „En weet u ook, of de Berkeley's er nog naast wonen?" „Ik geloof het wel, meneer Forsham heeft den raam ten minste genoemd. Maar heusch mevrouw Grey, als u mijn raad aan neemt...." Zij stond op en kwam naar hem toe. „Mijnheer Berry, mijn besluit is geno men en ik reken op uw medewerking. Eén ding wou ik u vragen ik heb liever, dat roeneer Forsham mij als een volslagen vreemde beschouwt. Hij heeft me gekend als Amabel Ferguson, en waarschijnlijk is hij me totaal vergeten. U begrijpt, dat ik nu maar liever een vreemde b 1 ij f." Mijnheer Berry waardeerde haar fijnge voeligheid, om geen voordeel te willen trekken uit hun vroegere kennismaking en toen hij afscheid van haar nam, hield hij haar hand even vast en zei dat hij alles voor haar zou doen wat ze wenschte. De afgrond was op dat oogenblik héél dichtbij HOOFDSTUK H. „Enmijnheer Berry?" vroeg Amabel Grey. Ze gaf hem een hand en begon hem onmiddellijk allerlei te vragen. „Hebt u het kunnen schikken? Ik had u verzocht te telegrafeeren, weet u wel, maar u hebt het niet gedaan Er zijn toch, hoop ik, geen bezwaren?" De notaris hield Amabel's hand vast. Zacht trok ze die nu uit de zijne. „Maar mevrouwtje, u overstelpt me met vragen! Gaat u zitten, dan zal ik ze een voor een beantwoorden." Amabel ging naar den haard om haar voeten een beetje te wormen. Hij ging voor zijn bureau zitten en zocht uit zijn papie ren een getypt vel. Hij nam dat in de hand, terwijl hij zich omdraaide en glimlachend zei: „Ik heb den heer Forsham Zaterdag ge sproken en u kunt het huis huren, als u de voorwaarden wilt onderteekenen." „O, mijnheer Berrv, als u eens wist, hoe veel pleizier u me daarmee doet!" De notaris tikte met een vinger op het papier. „Weest u maar niet al te blij, ten minste niet eer u de voorwaarden gehoord hebt. Ronduit gezegd.... mij staan ze niet aan, en ik zou u niet raden er op in te gaan. Ik spreek, zooals u begrijpt, in mijn kwa liteit van vriend en van advocaat." „Wat zijn dan die voorwaarden?" Amabel liep de kamer door en ging in den leunstoel zitten, bij het bureau van den heer Bérry. „Wat zijn dan die voor waarden?" herhaalde ze glimlachend. „Daar komen we direct aan. Tk wilde u eerst even zeggen, dat de heer Forsham ze zelf op papier heeft gezet, zonder er zelfs mijn meening over te vragen, 't Komt hier op neer: Ten eerste: u moet zes maanden in 't huis blijven wonen, behalve als hij u zelf verzoekt eerder te vertrekken. Ten tweede: In den loop van die zes maanden moogt u niet langer dan acht-en- veertig uur achtereen buiten het huis ver toeven. Ten derde: U krijgt tweehonderd pond contant uitbetaald. Dat heeft me nogal moeite gekost, maar ik stond er op, omdat ik wist dat u het geld noodig had. Ik zei dat ik hem anders niet helpen kon, en op 't laatst gaf hij toe." Amabel knikte glimlachend. „Ten vierde. U verbindt zich, het ge heele bedrag terug te betalen, als u geen volle zes maanden blijft, en ten vijfde: de weduwe Brown en haar dochter moeten de beschikking houden over de vertrekken, die hun zijn aangewezen in het souster- rain van de villa." „Wie is die weduwe Brown?" vroeg Amabel. „De oude kindermeid van mynheer Forsham", antwoordde de notaris. ..Een fa miliestuk; ze is tegenwoordig bedlegerig. Ze hebben er vrij wonen, vuur en licht en mogen uit den tuin zooveel groenten en fruit gebruiken als ze willen. Als u 't my vraagt, hoeven we naar 't spook niet ver te zoeken. Het zal wel in het belang van die dames zijn, dat het huis niet verhuurd wordt." „Jawel, dat is zoo, maar tochZy aarzelde, en zei toen: „Dat ligt zóó voor de hand, dat de Forsham's er ook wel aan gedacht zullen hebben." „Ik heb er met mijnheer George ronduit over gesproken", vertelde de heer Berry, „maar hij wou er geen woord over hooren, hij deed zelfs erg uit de hoogte." „Echt George", meende Amabel. „En nu krijgen we nummer zes", besloot mijnheer Berry, „dat is het ergste van al les. U mag onder geen omstandighe den de hulp inroepen van detectieves of politie. Als u zich daar niet aan houdt, verbeurt u de heele tweehonderd pond. Er wordt van u verwacht, dat u die voorwaar de eerlijk en stipt in acht neemt, naar den letter en naar den geest." „Waarom?" vroeg Amabel. „Ja", sprak de heer Berry, schouderop halend, „het is nu eenmaal z ij n huis, 't huis van den heer George Forsham! Hij laat er liever een spook ronddwalen dan zoo'n ordinairen, snuffe'enden detective of een politie-agent met vuile schoenen. Zoo kan ik zijn uitlatingen ongeveer weerge ven, ofschoon hy nog veei meer gezegd heeft. Heusch, mevrouw Grey, neemt u mijn raad aan...." „Komt me te duur, mijnheer Berry", lachte Amabel. „Dat zou me tweehonderd pond kosten." Ze stond op en nam af- soheid. „Heusch, dat is me te duur." (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 12