De legermanoeuvres in Noord Brabant. Het Alcazar te Toledo opgeblazen I -- SS ft De aankomst van den nieuwen Gouverneur-Generaal van Ned. Indiê, jhr. mr. A. W. L Tjarda van Starkenborgh Stachouwer in de Oost Z. Exc. beschouwt aan boord van de Johan van Oldebarneveldt" in de haven van Sabang de omgeving Een overzicht tijdens het défilé dat Maandag bij Breda werd gehouden voor generaal-majoor Fabtus, bij gelegenheid van diens afscheid als commandant der Lichte Brigade De beschieting van het Alcazar te Toledo, waarin een kleine groep nationalisten nog steeds hardnekkigen tegenstand bood. Scherpschutters der regeeringstroepen in actie achter een barricade in een der aan het Alcazar grenzende straten De bekende renner Magne, die voor den derden keer den .Prlx des Nations" won, passeert Pontchartraln Infanteristen verlaten In grooten getale de Chassée-kazerne te Breda om zich naar het terrein van Het ©ogenblik, waarop de resten van het Alcazar te Toledo, waarin de nationalisten nog steeds stand hielden, den .strijd" te begeven voor de groote manoeuvres In Noord-Brabant worden opgeblazen door de regeeringstroepen, om den tegenstand te breken FEUILLETON ZIJN LAATSTE AVONTUUR Humoristische Roman van JOH. BRAND. (Nadruk verboden). 83) Dames, zei hij galant, lieve, beminne lijke dames, ik sta heusch perplex. Als ik geweten had, dat u dat zoo betreurde, zou Ik zeker niet verdwenen zijn. Dit leugentje om bestwil meende hij eich te mogen veroorloven. Spreekt u geen Engelsch? vroeg Alice. Dat weet ik niet, antwoordde Emil, ik heb het nog nooit geprobeerd. Oh, dat is niets, meende Alice, we begrijpen elkaar ook zóó wel, nietwaar? Dat spreekt vanzelf, bevestigde Emil. Mabel keek hem opmerkzaam aan. Eigenlijk was zij een beetje teleurgesteld. Zij had zich zoowel den man, die den wedstrijd zoo fraai gewonnen, had, als dien waarvan haar moeder haar vroeger vertelde, anders voorgesteld. Misschien was er een vergissing in het spel. U heet toch Rolf? vroeg zij aarzelend. Of vergis ik mij daarin? Rolf?.... ach, u bedoelt.... ja, na tuurlijk heet ik Rolf. Een mooie naam, vindt u niet? Past goed by m'n figuur. Als op maat gemaakt. En je kunt hem zoo aar dig uitspreken! O ja, stemde Mabel toe, terwijl zy den toon trachtte te treffen, waarop haar moeder dien naam steeds had uitgespro ken Rolf. Emil was enthousiast Hoe heet u? vroeg hy Mabel. Mabel?.... Een beetje ongewoon, maar anders nog zoo kwaad niet. Weet u wel, graaf Rolf, dat we eigen lijk nog familie van elkaar zijn? Ach nee, werkelijk! Dat is alleraar digst! Op dit oogenblik verscheen Rolf, die zich grondig gereinigd had, weer in de deur van de waschgelegenheid. Hij had Mabel's woorden gehoord en bleef ver baasd staan. Kijkt u mij eens goed aan, graaf Rolf, ging de Amerikaansche voort en denkt u dan eens terug aan den tijd, die heel ver achter u ligt, toen u nog een klei ne jongen was. U wilt me een beetje voor den gek houden, geloof ik, lachte Emil. Zoo oud bent u immers nog niet. Dat niet. Maar herinnert u zich niet ietsEen gelijkenis? Ach, natuurlijk! Dat ik dat niet di rect bemerkt heb! U lijkt immers sprekend op, ach nu wil mij toch maar niet te binnen schieten op wie. Denkt u eens aan tante Loni. Tante Loni? Emil deed, alsof hij in gespannen zijn geheugen raadpleegde. Ach, die leve, goede tante Loni! Dat was mijn moeder, zei Mabel har telijk. Zoo, nu dan laat het zich ook gemak kelijk verklaren, dat u zoo op haar lijkt. Dat heeft vader altijd gezegd. Vindt u het ook? Sprekend! En hoe gaat het met die lieve, goeie, ouwe tante Loni? Zij is drie jaar geleden gestorven. Dat spijt me, dat spijt me werkelijk. Hij nam haar hand en drukte die deelne mend. Ik weet, dat u veel van haar hield, zei Mabel. Veel van haar hield? Dat is nog te zwak uitgedrukt. Vooral nu ik zie, dat ze zoo'n dochter had. En wat heeft haar dan gescheeld, die goeie tante Loni? Longontsteking, een zeer ernstig geval. Kom, kom, troostte Emil, zoo erg zal het wel niet geweest zijn! Hij streelde zachtjes Mabel's hand en speelde op dit oogenblik geen comedie, want hij had een goed hart en was werke lijk geroerd. Zij heeft mij vaak van u verteld, van den kleinen Rolf, hoe u haar destijds na- geloopen bent en hoe u toen gehuild hebt... Houd op! verzocht Emil dringend. U zoudt iemand melancholiek maken! Rolf, die alles zwijgend had aangehoord, was diep geroerd. Hij herinnerde zich de tante, die hem nader aan het hart had ge legen dan al zijn andere familieleden, nog heel goed. En nu bleek Mabel haar doch ter te zijn! Misschien was dat alles geen toeval, misschien was het voorbestemd, dat hij juist door Mabel tot bezinning moest komen, dat juist door haar, zijn, tot dusver doelloos leven een zoo ingrijpende verandering moest ondergaan. Maar nu nam Emil thans weer het woord, zullen we de zorgen eens aan kant zetten en het leven genieten Vandaag is vandaag! Wie weet, liet hij er naderhand op volgen, of niet reeds de dag van mor gen Het woord bestierf hem op de lippen. Als verdwaasd, met wijd opengesperde oogen staarde hij naar de deur. Daar stond, Kestenberg! XIX. Daar Is-ie, die oplichter, die flesschen- trekker, die roofmoordenaar, schreeuwde Kestenberg, op Emil toestormend. De brigadier sprong er tusschen en gaf hem een duw, dat hij tegen den muur vloog. r— Bent u krankzinnig?! riep hij. Hier zoo maar binnen te dringen en onschuldi ge menschen lastig te vallen. We zijn hier niet in een boksring! Onschuldige menschen? siste Kesten berg. Man, laat je niet beetnemen. Die ke rel daar. Zwijg! Die heer is graaf Godau en. Ha, ha, ha....! lachte Kestenberg, zij het niet van harteals dat graaf Go dau is dan ben ik de keizer van China. Nu wordt het toch werkelijk al te bar, brieschte de brigadier, Als 'i zich hier niet fatsoenlijk kunt gedragen, gooi ik u er uit of ik laat u wegens onbetamelijk ge drag achter slot en grendel zetten. Wie bent u en wat wilt u hier? Wat ik wil? Nu, die is goed! Ik wil een gevaarlijk misdadiger aan de politie overleveren en u laat me niet eens aan het woord komen. Heeft mne u dan niet te lefonisch opdracht gegeven om een auto, genummerd, wacht eens even, hy zocht yverig op zijn manchet, genummerd 6792 aan te houden en den bestuurder te arres teeren? Hebt u niet zelf door de telefoon gezegd, dat ik hier moest komen, omdat u me als getuige noodig had? O, was u degeen, die aangifte gedaan heeft? zei de brigadier. Dan kunt u gerust zijn. Alles berustte slechts op een misver stand, dat nu gelukkig is opgehelderd. Een misverstand? En ik zal me daar bij neerleggen? Ik weet toch zeker beter dan u, wat !k weet! We est u nu toch eindelijk eens ver standig, kalmeerde de brigadier. Deze dame hier is de eigenaresse van de auto. De wagen was niet gestolen, maar de chauffeur van deze dame had den graaf uitgenoodigd. Graaf, steunde Kestenberg, ik ver zoek u dringend toch niet altijd graaf te zeggen, dat maakt me ziek. Die kerel is een gemeene oplichter. Meneer! viel de brigadier hem in de rede. Ik waarschuw u nu voor de laatste maal. Nog één keer zoo'n uitdrukking en u krijgt een proces-verbaal wegens belee- diging. Hebt u dat goed begrepen? Hij wierp tersluiks een blik naar Emil als om diens bijvalsbetuiging te vragen. Maar deze zweeg als het graf. Zoolang de poli tie hem zelf in bescherming nam, deed hij het beste zyn mond te houden, want hy zou met heel wat minder overtuiging en ook minder autoriteit dan de brigadier Kestenberg's beschuldigingen kunnen weerleggen (Wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5