De vorstelijke verloofden naar Apeldoorn. Manoeuvres in Brabant.
Een deputatie van de Bodegravensche jeugd heeft Vrijdag aan het paleis
Noordeinde te den Haag een groote kaas, bestemd voor H. K. H. Prinses
Juliana en Prins Bernhard, aangeboden
Het keuren der machines van de deelnemers
aan den motor-zesdaagsche in DuKschland te
Freudenstadt
H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard
zijn Vrijdag uil den Haag naar 't Loo ver
trokken. Bij het vertrek van het vorstelijk paar
aan de achterzijde van het paleis Noordeinde
De burgeroorlog in Spanje. De uitwerking van een
bom-explosie in een schoolgebouw te Burgos
De pantserwagens vertrekken
over de wallen van 's Her
togenbosch naar de leger-
manoeuvres, die in Noord
Brabant gehouden worden
Vele buitenlandsche militaire
attaché's slaan de verrich
tingen van ons leger gade,
tijdens de groote leger-ma-
noeuvre* Hie in Noord Brabant
ge> ojden worden
De stranding van de .Sirenes" voor Callantsoog. Twee
sleepbooten spannen alle krachten in, om den achtersteven
naar zee te trekken
FEUILLETON
ZIJN LAATSTE AVONTUUR
Humoristische Roman
van
JOH. BRAND.
(Nadruk verboden).
31)
Iemand, die er zoo uitziet ais u, snoof
de woedende brigadier, op Rolfs bemorste
kleeding wijzend, heeft niet het recht....
Daarin vergist u zich! viel Rolf hem
in de rede. Ik kan niet helpen, dat ik in de
modder gevallen ben.
Wilt u mij eindelijk antwoord geven
of niet? Als u mijn vragen vlug en nauw
keurig beantwoord, zullen wij het gauwst
klaar zijn. Mijn tijd is beperkt.
Dat kan ik me zoo voorstellen, zei
Rolf. Maar het is niet mijn schuld, dat ik
hier door een of andere dwaze vergissing
wordt vastgehouden en u met een nutte
loos verhoor uw tijd verbeuzelt.
't Is goed. De brigadier maakte een
afwerende beweging met de hand en greep
haastig een pen. Antwoord nu eindelijk
maar eens!
Vraagt u maar! repliceerde Rolf, een
stoel naderbij trekkend en daarop plaats
nemend.
De politieman beet zich op de lippen,
doch hij deed, alsof hij dit eigenmachtig
optreden niet bemerkte.
Hoe heet u?
Graaf Rolf Godau
Wa-aat? De brigadier boog 2ich over
de tafel heen en staarde zijn arrestant we
zenloos aan.
Graaf Rolf Godau, herhaalde Rolf.
Waarom verbaast u zich daar zoo over?
De brigadier smeet zijn pen op tafel en
sprong woedend op.
Zoo'n brutaliteit heb ik nog nooit mee
gemaakt.
Nu was het Rolf, die er niets van be
greep. Wat had die man in 's hemelsnaam.
Was hij plotseling krankzinnig geworden?
Of denkt u me soms voor den gek te
kunnen houden? raasde de ander voort.
Dat gaat toch waarachtig al te ver. Houdt
u me soms voor een idioot?
Rolf haalde de schouders op. Het liefst
zou hij deze vraag bevestigend hebben be
antwoord, maar dat kon hij den man toch
bezwaarlijk in zijn gezicht zeggen.
De brigadier scheen intusschen wat ge
kalmeerd te zijn.
Misschien bent u alleen door een toe
val op deze idiote leugen gekomen, maar
dan hebt u toch werkelijk pech!
Ik begrijp u niet goed, zei Rolf.
U zult me direct wel begrijpen.
De brigadier boog zijn athletenfiguur nu
nogmaals over de tafel en terwijl hij zijn
blik vast op den man tegenover hem richt
te, zei hij, op elk woord den klemtoon leg
gend:
Graaf Rolf Godau, wiens naam u zich
zooeven onrechtmatig toegeëigend hebt, zit
namelijk toevallig daar binnen Hij wees
met een triomfantelijk gebaar naar het
aangrenzende vertrek Wat zegt u nu?
Maar Rolf zei in 't geheel niets. Een
oogenblik kon hij geen woord uitbrengen.
Toen barstte hij in een schaterlach uit,
lachte, lachte, dat de tranen hem over de
wangen rolden.
Lach niet!
Nee, die is goed! steunde Rolf buiten
adem. Dat is de beste mop, die ik ooit ge
hoord heb!
Toen begon hij fe overleggen, wat hem
te doen stond. Hoe ter wereld was Emil er
toe gekomen juist zijn naam op te geven?
Hij zelf had hem tijdens den rit niet ge
noemd. Hoe kwam die jongen er aan?
Plotseling schoot hem iets te binnen. Hij
was immers een beroemd man. In duizen
den kranten en programma's had zijn
naam gestaan en duizenden menschen had
den hem vanmiddag toegejuicht. Het was
dan niet zoo heel toevallig, dat Emil, die
natuurlijk niet veel tijd tot nadenken had
gehad, juist op zijn naam was gekomen.
De brigadier hield Rolf's zwijgen voor
een erkening van diens nederlaag, en ca
pitulatie tegenover het overstelpende be
wijsmateriaal, door hem, den ervaren poli
tieman, aangevoerd.
Dat grapje gaat dus niet door, zei hij
gemoedelijk. Enfin, dat kan iedereen over
komen. Maar nu zullen we geen tijd meer
verliezen. Dat is voor u ook heel wat be
ter, hè? Zegt u mij dus nu maar uw wer-
kelijken naam!
Dat kan ik u nu toch heusch niet zeg
gen, antwoordde Rolf geamuseerd. Dat zult
u dan dien meneer daar binnen, den graaf
moeten vragen; misschien weet die het. Mij
schiet op het oogenblik geen geschikte
naam te binnen.
XVHL
Mrs. Caroline, Henry, Mabel en Alice
reden naar huis. Dè stemming liet bij al
len veel te wenschen over. Toen zij zich
met ware doodsverachting door de men-
schenmenigte gewerkt hadden om daar
na te moeten vernemen, dat de man, dien
zij zochten spoorloos was verdwenen, was
htm vreugde over de fraaie overwinning
van de Universal Motors Company totaal
bedorven. En Henry meende, de algemeene
ontstemming over dezen ongelukkigen af
loop van een goed begonnen dag het ge
makkelijkst te kunnen doen verdwijnen,
door den afstand tusschen hen en de auto
renbaan spoedig zoo groot mogelijk te
maken. Doch dit voornemen mislukte door
den tegenstand van Caroline, die zich ook
nu tegen het al te hoog opvoeren van de
snelheid verzette en hem door haar smeek
beden om toch vooral voorzichtig te rijden,
dwong, lijdelijk toe te zien, hoe menige an
dere wagen hem inhaalde. Terwijl hij juist
een geërgerden blik wierp op zijn snel
heidsmeter, waarvan de naald besluiteloos
tusschen de 40 en 50 schommelde, riep Ma-
bel, die achter hem zat plotseling: „Stop!"
Henry remde onmiddellijk.
Wat is er aan de hand?
Kijk daar eens, zei ze, naar een zij
straat wijzend, waarin voor een alleen
staand huis een auto was geparkeerd.
Het type en het bijzondere model van de
luxe carosserie hadden haar de onbeheerd
staande auto onmiddellijk doen herkennen
als haar eigen wagen en het nummer I.A.
6792 vermocht deze herkenning slechts te
bevestigen.
Wat zou Josef daar te zoeken heb
ben? Laten wij er eens even heenrijden;
misschien verkeert hij in moeilijkheden.
Dit laatste was slechts een in den nood-
geboren argument, dat niet met haar ge
voelens van dit oogenblik overeenstemde.
In werkelijkheid was het slechts vrouwe
lijke nieuwsgierigheid, welke er haar toe-
dreef, te gaan zien, dat Josef er toe be
wogen kon hebben haar wagen in deze
verlaten straat te parkeeren. Maar dat kon
ze bezwaarlijk tegen Caroline, Alice en
Henry zeggen.
Toen zij den wagen genaderd waren, be
merkte zij tot haar verwondering, dat het
alleen staande huis van één verdieping
niets meer of minder was dan een politie
post. Zij stapten uit. Slechts mrs. Tweedy
bleef in den wagen achter.
Toen Rolf Mabel ontdekte, die hij over
al eerder dan hier verwacht had, was hij
met één sprong van zijn stoel overeind. De
weg naar het aangrenzende vertrek werd
door het binnentredende drietal versperd.
Hij drukte zich daarom tegen den muur,
zoodat zijn gezicht niet te zien was.
De brigadier bemerkte met voldoening de
onrust, die zich van zijn arrestant meester
maakte. Nu is de val dichtgeklapt, dacht
hij en op geruststellende toon voegde hij
den binnentredenden toe:
Alles is in orde, dames, meneer. Wij
hebben hem al!
Wie hebt u? vroeg Mabel, verbaasd.
De man!
Welke man?
Die daar? antwoordde de brigadier,
op Rolf wijzend, die nog steeds met den
rug naar hen toestond en zich niet ver
roerde.
Wat is dat voor een man?
De dief.
Oh, hebt u een dief? informeerde Ma-
bel, belangstellend. Dat is prettig voor u,
maar zeer onaangenaam voor hem.
(Wordt vervolgd)