DE LEIDSCHE COURANT VAN DEN WEDSTRIJD. Als ik me niet vergis, wordt deze wed strijd weer een succes. Het is nu den 12den pas, nu ik dit schrijf en er liggen al sta pels brieven op inboeken te wachten. Trou wens, de prijzen waren om te watertanden. En in alle mogelijke toonaarden hoorde ik den lof verkondigen van die mooie cadeaux, die onze goeie Directie deze keer beschik baar stelde. Inderdaad, zoo is het! Tot Zaterdag! Dan vertel ik meer! De uitslag wordt bekend gemaakt in het num mer van 9 October. Oom W i m. WIE ZIJN JARIG? Van 18 tot en met 24 Sept. 18 Sept.: Cor Nijssen, Leliestraat 17. 18 Sept.: Wim Loomans, D 244, H.'woude. 18 Sept.: Wim v. d. Linde, Breestraat 30. 19 Sept.: Catrientje v. d. Walle, Binnenl. 3. 19 Sept.: Corrie van Leeuwen, Weipoort B 64, Zoeterwoude. 20 Sept.: Tonnie Nieuwenhuizen, Nicolaas Beetsstraat 28. 21 Sept.: Jan v. d. Meer, Noordbuurt E 163 Zoeterwoude. 21 Sept.: Bep van Wel, Garenmarkt 44. 21 Sept.: Jaantje Jansen, Transvaalkade 9a 23 Sept.: Cor Broekhof, Breestraat 81. 24 Sept.: Piet de Groot, Bloemistenlaan 24 24 Sept.: Jan de Boer, Noordbuurt E 168, Zoeterwoude. 24 Sept.: Beppie Westgeest, Valkenb. weg la, Voorschoten. Ik feliciteer de jarigen. Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil opgenomen zien, schrijve me minstens 14 dagen vóór den verjaardag. En wie bij het verlaten der school van deze lijst wil af gevoerd worden, schrijve me ook. Oom Wim. (Voor de Grooten). CRISISTIJD door Diederik. We belevèn rare tijden, Doch daar is het crisis voor; Klagen hoort men vele menschen, Aan de veiling draait men door: De augurken, de tomaten, Druiven sappig, honingzoet, Bloemkool, uien, sla, andijvie; Strop voor tuinders, htm bankroet! Van de veiling gaan de groenten, Als de prijs niet wordt 'betaald, Naar een plaatsen daar vernietigd, Waar men danig dan op smaalt! O, hoe velen zouden willen, Dat dit anders, anders was, Maar.zij kunnen veel niet koopen Van dit tuin- en knolgewas. Groentenbouwers geven krachten, Werken voor hun daaglijksch brood; Doch met al hun harde werken, Geen verdiensten, hooge nood! Hooge nood ook in gezinnen, Werkloosheid, geen geld in huis, Droevig zijn deez' twee gevallen, Die voor beiden zijn een kruis. In de Schepping zijn factoren, Die men niet begrijpen kan. Er is veel wat wordt vernietigd, Maar wie trekt zich dat nu in? Oogst, al zijt gij overvloedig, Aard' al brengt gij vruchten voort, Armoe en ellende heerschen, Wreed is 't evenwicht verstoord! U vraagt? 1. Waar komt October vandaan? 2. Wat beteekent „Sacerdos et Pontifex", wat een bisschop wordt toegezongen? 3. Wat is de Nuntius ten opzichte van de Regeering? 4. Hoeveel Pausen hebben we gehad? 5. Ik hoorde dat een karper heel oud werd; hoe oud wordt ie dan wel? 6. Hoeveel halswervels moet wel een giraf hebben? Wij antwoorden. 1. Octo is 8ste maand van Maart af. Denk ook aan octaaf en octavo. 2. Dat beteekent eigenlijk: „O Priester en Bruglegger". De bedoeling is de Hooge Priester, die de brug legt tusschen God en ons. 3. Ten opzichte van de Regeering is de Nuntius de Gezant van den Paus aan het Koninklijk Hof. 4. Tot en met dezen Paus 261. Het langst heeft Pius IX geregeerd en wel 31 jaar, terwijl Paus Stephanus n in 752 slechts 3 dagen Paus was. 5. Een karper kan den leeftijd van wel 50 jaar bereiken. 6. Niet zooveel! Net zooveel als jij! Pre cies geteld ook zeven. (Voor de Grooten). WIJ WILLEN.., door Willy HardeboL Beste Vrienden, In mijn vorige brief hebben we eens ernstig gebabbeld. Ik geloof echter niét, dat we té zwaar op de hand of tè ernstig waren, en waar we nu over gaan praten is óók ernstig. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen, dat we nu allemaal zwart moeten kijken. Niets hoor! Maak lol en pret zooveel je wil! Van Zwartkijkers houdt God niet! God houd het meest van blije kinderen. Zwartkijkers! Nee hoor! Dat willen wij niet worden! Maar willen wij óók niet zijn en daar om willen wij er eens ernstig over naden ken dat wij Kinderen van God zijn! En dat willen wij zijn! En altijd en overal en waar we ook zijn willen wij er aan denken dat wij „God's kinderen" zijn! Er zijn zóóvéél" kinderen die hieraan nóóit denken! Die willen altijd maar pret hebben en pret maken! Die denken alléén maar aan sport en spel! Als die maar kunnen voetballen dan zijn zij al tevreden! Er zijn zóóvéél kinderen, die zoo onver schillig zijn en maar héél weinig er aan denken dat God „hun Vader" is! Dat zijn jongens en meisjes, die in vuur en vlam staan als er gesproken wordt over Rie Mastenbroek of over een internationale voetbalwedstrijd of over de Olympische Spelen, maar die koud en onverschillig zijn en heelemaal niet luisteren als er eens geschreven of gesproken wordt over God en Godsdienst. Er zijn jongens en meisjes, die in één adem een „Indianenverhaal" uitlezen maar geef ze eens een levensbeschrijving van een Heilige? Ach neen! Aan zoo'n boek heb je niets? Ach! Mijn lieve jongens en meisjes, ik zal dit briefje maar ééns héél kort maken, alleen wil ik jullie allemaal eens wat vra gen. Luister nu eens goed. Ik ken een jongen die érg véél van voetballen houdt. Iédere Zondag kun je hem vinden op het voetbalveld, maar hij is nu al in géén zes weken te Communie geweest. Beste jongens en meisjes, ik ken jullie natuurlijk niét en weet dus óók niet of jullie dikwijls of weinig tot de H. Tafel naderen. Maar ik zou jullie dit wel willen vragen; denk er dikwijls aan, dat Jezus zóóvéél zoo oneindig véél voor ons heeft geleden, dat Hij zooveel van ons houdt. Ach! Denken wij daar toch dikwijls aan. Als ik aan jullie vroeg „houden jullie véél van Jezus?" en „willen jullie in den Hemel komen?" dan zouden jullie alle maal, met hart en ziel: „Ja!" schreeuwen. Welnu dan! Tóón dan uw liefde voor Jezus-Christus! Ga dan dagelijks naar de H. Mis endagelijks te Communie. Jezus is speciaal jullie vriend. De Kindervriend! Hij kèn alles vóór jullie doen! Hij wil jullie alles geven! En Hij vraagt er zóó vurig naar om Zijn kleine vriendjes en vriendinnetjes aan Zijn Heilig Hart te drukken! Jezus wacht op U in Zijn H. Altaar-Sa crament om jullie gelukkig te maken, om van jullie te maken sterke reine Zielen, om jullie te brengen bij Zijn Vader in de schoone Hemel. Hij wacht op jullie, élke dag, élke morgen! Jongens en meisje, als jullie wérkelijk écht van Jezus houden, toon dit dan door Uw trouw bezoek in de kerk. Door dagelijks met eerbied en aandacht de H. Mis bij te wonen. Door uw dagelijksche vurige H. Communies! Elke H. Communie brengt je dichter bij Jezus! Telkens als Jezus door de H. Commu nie in ons hart komt, zullen wij betere kinderen zijn. Toe! Laten we nu eens een flink voor nemen maken! Jezus heeft zooveel vóór óns gedaan, Hij is zelfs voor óns gestorven, laten wij nu óók eens iéts voor Hém doen. Wij willen van nu af ons leven béteren. Wij willen Jezus nóg méér be minnen. Wij willen tóónen dat wij kinde ren zijn van God! En daarom: 's Morgens vroeg uit de veeren! Elke morgen de H. Mis bijwonent en.... natuurlijk óók te Communie! Wij beminnen Jezus! Hij is onze béste Vriend! En wanneer de dag begint dan willen wij die dag niet beginnen zónder Hem!!! En op de dag zelf??? Jezus is bij ons! God is bij ons! Dusgéén slechte dingen doen! Wij willen kinderen van God zijn! Wij willen leven vóór en mét God! Wij willen toonen dat wij Jezus, dus dat wij God vurig beminnen! Maar wij kunnen God niet liefhebben als wij onze vriendjes haten! Dus geen sléchte dingen doen! Niet kibbelen! Niet vechten of schelden, neen: Wij houden van God! Enwij houden ook van de men schen. Ook van elkaar! Beste vrienden, doen jullie nu eens èxtra je best! Geef de duivel nu eens géén kans om jullie tegen elkaar op te hitsen en als je op het punt staat om heerlijke dingen te zeggen tegen een vriendinnetje of om een vriendjes in de haren te vliegen, nee, be- heersch, bedwing je zelf dan eens en denk er aan, dat Christus gestorven is uit liefde voor alle menschen! Ook voor het vriendje of vriendinnetje waar je mee wil vechten! Vecht dan niet! Geef niet toe aan het duiveltje van je drift, maar steek je vuis ten in je broekzakken, beheèrsch je zelf en breng dit offertje voor: „Christus, onze Koning!" Ook al heb je gelijk! Beste jongens en meisjes, tot een vol gende keer, „Voor Christus onze Koning!" Met veel groeten, jullie vriend, WILLY HARDEBOL. EEN LEUii SPELLETJE. Tooveren. Tooveren? Heuscli mijn vriendjes. We gaan tooveren. We gaan gedachten lezen, we gaan eens een mooi, heel mooi spelle tje doen. Neem een boek, sla eei. bladzij open en zeg tegen een der aanwezige vriendjes, kies eens een woordje uit de eerste negen re gels. Je vriendje behoeft het woordje niet harop te zeggen. Dan vraag je hem het nummer van de bladzijde met 10 te vermenigvuldigen. Dan er 25 bij op te tellen. Dan het nummer van de bladz. bij te voegen. Dan het gevonde ne weer met 10 te vermenigvuldigen. Dan er bij tellen het nummer van de plaats, waar het bedachte woordje staat. Vraag nu hoeveel dat is! Zeg hem goed aan het getal te denken. Gij trekt nu in gedachte van die som 250 af en ge vindt het woord dat bedacht is op de plaats der eenheden. De regel, waarop het woord voorkomt op de plaats der tie nen. De bladzijden, die opgeslagen werd, is het overblijvende van het gevonden getal. Probeer eenige malen en het kunstje is geleerd. Je hebt bedacht op de 6e bladzijde, de 6e regel en het 6de woord. Je vindt dan 10 x 6 60 25 85 6 91. 10x91 910 6 =916 250 666 We vinden zoo 6 blz. 6e regel, 6e woord. HERFSTLIEDJE. door Anton Roels. De blèren vallen af, De boomen kwijnen, De vogels gaan in stoet Na stoet verdwijnen.... De blauwe lucht wordt grauw, Er striemt een kille regen, De laatste blad'ren zijn In stilte neergezegen. Noord-Westen-storm steekt op, En schudt de boomen, Die treurend en gebukt, Hun leed verdroomen. En verder-buiten ligt Het veld verlaten; Nog killer lijkt het Dan de natte straten. De brute herfst is Over 't land gekomen Men velt de oud- en ziek- Geworden boomen Maar hél ver weg nog Wenken nieuwe tijden; Straks komt de lente ons Opnieuw verblijden! DE OPLOSSING DER RAADSELS VAN VERLEDEN WEEK. ingestuurd door Miep Vendrig en Piet Groenewegen. Opl. I: Lek - Linge - Maas - Noord. Opl. n: betalen. Opl. III: Als hij zijn hoofd door het raam pje van de molen steekt. Opl. IV: „en" Opl. V: 999 9/9. Opl. VI: Op het water. Opl. I: Kanarie - kan - ar - Rie. Opl. n.- koffiemolen. Opl. III: meer lichten. Opl. IV: vuurwerk. Opl. Vzwemschool. Opl. VI: 3 3/3. HET MUISJE. Ik ben 'n jolig dier, Ik leef voor m'n plezier, Terwijl mijn huisheer tobt en wroet, Heb ik het als een prins zoo goed, Ha, ha! zie zo, Ik dartel in het stroo. Maar waar is vreugde niet, Gepekeld met verdriet? Een mensch heeft dit, een muisje dat M'n grootste kwelling is de kat, O zij, o zij, Loert dag en nacht op mij. Haast komt de raad bijeen Van muisjes groot en klein, Dan stel ik voor, ons poesje valsch, Een bel te binden aan haar hals. Ha, ha! Zie zoo, Nu kruip ik weer in het stroo. (Voor de Kleinen). DE POPPEN-DOKTER door Tante Marie. „Wat is mijn Rietje treurig! Wat is er aan de hand? Ben jij gevallen kleintje? Soms zusjes voet gebrand?" „Neen, popje is gevallen: 't Beentje doet haar pijn, Nu moet ik naar den dokter Om raad en medicijn." Daar komt de dokter binnen En stapt op Rietje toe. En vraagt, wat er aan scheelde: Hij hoorde het van Moe! „Mijn popje is gevallen.... „Dokter, wat moet gebeuren nu? „Gij kunt haar weer genezen, „Ik vertrouw alleen op u."> Mevrouw, ik zal U helpen, Wees daar verzekerd van, Ik zal haar gauw genezen, En doen, wat ik nu kan. „Geef zus om te beginnen, Een koekje voor de schrik, En neem dan zelf iets lekkers Met 'n kopje thee," zeg ik. „Laat haar dan rustig liggen, In 't warme ledikant, 'k Wed, als ik morgen weer kom, Is ze aan de beterhand". „Goed dokter, wacht U even, Moe heeft de thee al klaar; U drinkt met mij een kopje Uit dankbaarheid, niet waar?" BIJ BISMARCK. De gezant van Engeland te Berlijn, bracht eens bezoek aan Prins von Bis marck in diens paleis te Berlijn. In den loop van het gesprek, zei deze: Een man als u wordt zeker nogal druk geplaagd door lastige bezoekers? Verschrikkelijk, antwoordde Bismarck met een zucht. U zult wel een middeltje hebben, om zulke lieden weg te werken. Natuurlijk, hernam Bismarck glim lachend. Een daarvan is, dat mijn vrouw mij komt roepen om mijn drankje in te nemen. Uitmuntend, uitmuntend sprak de gezant. Nauwelijks had hij dit gezegd of Prinses von Bismarck kwam binnen en zei: Otto, het is tijd om uw drank in te nemen. Vergeet het niet. De gezant proestte van 't lachen, groette en ging heen! Oom Wim. Slimme Hans. Stilletjes een sigaret.... (Voor de Grooten). VAN TWEE BROEDERS. Een oorspronkelijk verhaal door Oom Wim. I. Wat ben je toch vervelend Antonio, ga je les leeren en doe zooals ik! Mijn les leeren Carolus, daar is nog tijd genoeg voor. Onze Gouverneur is zoo kwaad niet en gunt mij een beetje rust en daarbij, hij is ook jong geweest en weet, wat een kind toekomt, al is dat kind dan ook de zoon van een graaf. Juist daarom is leeren plicht Antonio, denk daaraan mijn broeder. Daarom? Dat eischt nadere ophelde ring Carolus! Kom hier dan zitten, mijn broeder en luister. Ik ben twee jaar ouder dan jij en ben reeds achttien jaar. Nog eenige maanden en ik ga naar een der groote scholen, uit sluitend ingericht voor jongelui uit den adellijken stam om mijn verdere opvoeding te voltooien. Op grond hiervan meen ik recht te hebben tot jou, mijn jongeren broeder, te mogen spreken, zooals ik sprak. Is dat nadere opheldering geven Ca rolus, dan ben ik nog niet veel wijzer ge worden, mijn zeergeleerde en vlijtige broeder. Laat mij uitspreken Antonio en val mij niet in de rede. Ik luister Carolus, ik luister en geen woord zal over mijn lippen komen voor mijn ouderen en zeergeleerden broeder mij daartoe verlof geeft. Laat af dien spot Antonio, dat is eens graven zoon onwaardig. Antonio luistert met open mond en oor en geen woord zal my ontgaan, maar wees niet te ernstig man, ik ben pas zes- tieivegaar! Welaan dan! Zoo zal het zijn! Ik zei: „leeren was plicht!" En dit moest ik nader verklaren. (Antonius wenkt en Carolus volgt den'draad zijner gedachten). Het lot mijn broeder, deed ons zijn de zonen van een edel geslacht. Onze adel is van heel ouder datum. Reeds vier hon derd jaar terug waren onze Voorouders de eersten van dezen streek. Onze Burcht stond daar te midden dezer schoone land streek, als een symbool van kracht en waardigheid. Hier vond de weeze hulp en steun; hier zegevierde het recht over on recht; hier vond de pelgrim rust en mocht herstelling erlangen voor zijn geschokte gezondheid; hier werd den werkelooze een taak ten arbeid opgelegd; hier werd in één woord de vreemdeling gastvrij opgeno men en met open armen ontvangen, zoo hij kwam met eerlijke bedoelingen. Onze Burcht was als een oase te midden eener dorre en woeste woestijn. Vandaar dat de faam van onze voorvaderen ging van mond tot mond en den lof als een ba- zuinstoot klonk door het land, en er kwam dan ook niemand voorbij deze gezegende plek waarop wij thans toeven, of.... hy blikte met eerbied op tot de onzen, die deelen in den roem van verre voorgeslach ten, omdat zij edel waren in woord en in daad. (Carolus houdt even op en ziet zyn broe der aan). Ga door Carolus! Ga door! Dit alles wist ik reed en voor zooveel edels en zoo veel goeds buig ik eerbiedig het hoofd en bewonder onze voorzaten van geslachten her, maar.... heeft dit iets te maken ook met „leeren is plicht", zooals Carolus dit straks zei? Ik ga door Antonio, dan snapt mijn broeder het verband wis beter als hij ten minste zonder vooringenomenheid naar reden luisteren wil. Wie kan den vreemdeling in zijn huis en een plaats geven aan den haard en hem in zijn staat en stand waardiglijk ontvan gen? Wie kan rechtvaardig zijn naar de letter der wet en recht spreken overeenkomstig die wet, waar onrecht wordt gedaan en waar den sterke zich zou verrijken van den zwakke? Wie kan in trouwe een leider zijn, onder wiens leiding het velig is te zijn en ver trouwen stellen, als een kind dat opziet met ontzag en vreeze tegen zijn vader? zonder te hebben leidersbekwaamheden? Wie kan dat? Kan men vertrouwen koopen? Kan men rechtspreken zonder kennis van het menschelijk hart en zonder ge leerd te hebben, wat de hedendaagsche vormen en normen zijn van recht en ge rechtigheid? Kan men leiding geven en vertrouwen inboezemen, zonder in kennis en ontwikke ling verre te staan boven het volk, dat leiding vraagt; aan steun behoefte heeft en vertrouwen schenkt, aan dengene, die waardig is te kunnen bogen op die eigen schappen naar hoofd en hart, die gevergd worden? Wordt vervo1

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 14