Het huldebetoon aan het vorstenhuis.
3)e ÊéietocJte Gou/fcomt
De nieuwe brug over de Gouwe te Boskoop is Zaterdag
in de heftorens geplaatst. - Het gevaarte op de plaats
van bestemming
H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard maakten Zondag in gezelschap
van Prins Aschwin en Prinses Armgard een rijtoer naar Scheveningen. Overal
waar de auto, welke door den Prins zelf bestuurd werd, passeerde, werden
de vorstelijke personen luide toegejuicht
Na den kerkdienst in de Bethlehemkerk te den Haag te hebben bijgewoond,
verlaten H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard, omstuwd door een
enthousiaste menigte het kerkgebouw
Nabij Meerkerk is Zaterdag een autobus uit Amsterdam in volle vaart tegen
een boom gereden, tengevolge waarvan twintig passagiers min of meer ernstig
gewond werden. De autobus werd zwaar beschadigd
De padvinders betuigen hun hulde aan
het vorstelijk paar tijdens het grootsche
défilé dat Zaterdag voor de Koninklijke
familie te den Haag werd gehouden
Mr. A. J. Romijn, advocaat te Leiden,
is benoemd tot burgemeester van
Winschoten
FEUILLETON
ZIJN LAATSTE AVONTUUR
Humoristische Roman
van
JOH. BRAND.
(Nadruk verboden).
26)
Daarna wendden de inzittenden het
stuur en reien langzaam voorbij de tribu
ne. Daverende bijvalsbetuigingen daalden
op hen neer. Aan de toejuichingen en het
hoerageroep scheen geen einde te zullen
komen. Zoo'n feilen strijd had men nog
noodt aanschouwd. Slechts zelden kwam
het voor, dat gelijkwaardige krachten el
kaar het vuur zoo na aan de schenen leg
den.
Henry zwaaide uitgelaten met zijn hoed.
Three cheers for Universal, schreeuw
de hij, terwijl hij een Indiaansche krijgs
dans uitvoerde. „America for ever"!
Ook Mabel was van louter opwinding
het bloed naar het hoofd gestegen. Haar
oogen glansden koortachtig. Zij kneep
Alice in den arm, maar deze scheen daar
niets van te bemerken. Zelfs Caroline had
haar gewone kalmte verloren.
Emü deelde ten volle in de algemeene
geestdrift. Dat was toch nog wat anders
dan de bokswedstrijden in de vereeniging
„Rotsvast", waarin zijn intieme kennissen
hun krachten met klaar plachten te me
ten en daarmee Emil's sportieve belang
stelling tot den hoogsten graad hadden we
ten op te voeren.
Prachtig, prachtig! mompelde hij
waardeerend. Die kerels hadden een tem
po in d'r lijf, dat je er duizelig van wordt.
En wat die jongen daar gelapt heeft, dat-ie
er zoo kalm tusschenuit kneep. Heb jij er
eenig idee van, wendde hij zich tot Kes-
tenberg, hoe die knaap heet? Ach man, je
hebt nog niet eens een programma. Zeker
weer bang een dubbeltje te veel uit te ge
ven, wat? Een mooie gastheer!
In Kestnberg's oogen glinsterde leed
vermaak. Ik heb geen programma noodig.
Ik weet het zoo ook wel.
Ken je hem dan? vroeg Emil.
Natuurlijk, knikte Kestenber triom
fantelijk, hij heeft een naam, die jou ook
niet heelemaal onbekend is.
Dan ben ik toch nieuwsgierig.
Kestenberg trad thans dicht op zijn
gast toe. En met waren wellust slingerde
hij dezen in het gelaat:
Zyn naam is, graaf Rolf Godau!
Als door den bliksem getroffen viel
Emil op zijn plaats terug.
XV.
De slag was met geraffineerde bereke
ning toegebracht. Juist op het gunstigste
oogenblik. En hij had doel getroffen.
Emil had een gevoel in zijn hoofd, alsof
daar een millioen mieren over elkaar kro
pen. Hij was niet in staat logisch te den
ken, laat staan te overleggen. Het scheen
hem, alsof hij in het donker met zijn hoofd
tegen een muur was geloopen. Onwillekeu
rig streek hij met de hand over het voor
hoofd om de buil te betasten.
Kestenberg nam thans naast hem plaats,
legde den arm op de leuning van zijn
stoel en begon hem toe te spreken. Met
snijdend cynisme op half gedempten toon
en met heimelijk, maar niet geheel te ver
bergen leedvermaak over deze welge
slaagde wraakneming.
Nou jongeman, wat zeg je daarvan?
Kestenberg is toch niet zoo dom als je ge
dacht had, wat? Dat zul je toch moeten
toegeven. Eere, wien eere toekomt.
Emil kon alles verdragen, slechts geen
spot, welke ten doel had zijn slimheid be
lachelijk te maken. Hij had wel degelijk
begrepen, dat zijn plotseling zoo vriende
lijk geworden compagnon iets in zijn schild
voerde, maar een zoo geraffineerden streek
had zelfs de slimste onder zijn kornuiten
niet kunnen vermoeden.
Schoft! barstte hij uit, daarbij een be
weging makende, alsof hij Kestenberg naar
de keel wilde vliegen. Doch deze legde
snel zijn hand op Emil's schouder.
Kalm aan, beste jongen, beet hij hem
toe, anders zou je eens wat kunnen bele
ven. Hier behoef je je niet zoo aan te stel
len als onder vier oogen in mijn kantoor.
Kijk maar eens om je heen. Al die men-
schen zouden mij in bescherming nemen,
fnneer je meende tot handtastelijkhe-
te moeten overgaan. Bovendien is er
politie genoeg om een mannetje met een
zoo beladen strafregister als jij, eens be
hoorlijk onder handen te nemen. Nu ben
ik de baas, waarde heer.
Emil zweeg tandenknarsend. Hij zat in
de val en daarbij was hij nog weerloozer
dan Kestenberg vermoedde. De politie was
hem op de hielen en met zijn arrestatie
zou zij een goede vangst doen. Wat baat
te het hem, of hij den ander meetrok. Hij
zelf zat zoo vast als een muur. Maar dat
wist Kestenberg niet en daarvan was mis
schien nog gebruik te maken.
Probeer maar eens om te verraden,
zei hij na een lange pauze. Dan vlieg je
er mee in. Ik behoef maar één woord te
zeggen over de handteekeningen en.
Vergis je niet! viel Kestenberg hem,
valsch lachend in de rede. Vergis je niet,
vriend! Nu ik er zeker van ben, dat graaf
Godau nog in leven is, is de situatie ver
anderd. Ik had n.L recht op het geld, dat
je mij door je handteekeningen verschaft
hebt. Graaf Godau zal ten allen tijde bereid
zijn dat te bevestigen. En wat die handtee
keningen betreft? Wie kan mij bewijzen,
waar ik die vandaan heb?
Dat bewijs kan ik leveren!
Dat geloof ik niet. Zoover ik weet, is
bij ons onderhoud nooit een getuige ge
weest.
Je vergeet den brief, troefde Emil.
Welken brief? informeerde Kersten-
berg kwasi verwonderd. Ik herinner me
niets van een brief.
Houd je toch niet van den domme!
Wat zwart op wit staat, zul je toch niet
kunnen ontkennen. Zoo link is Emil ook
nog, dat hij zooiets niet uit handen geeft.
Die brief zegt alles en ligt veilig op m'n
kamer in 't hotel....
Dat is een groote vergissing!
Kestenberg grijnsde over het heele ge
zicht.
Die brief ligt n.l. niet meer bij jou
in 't hotel, maar bij mij thuis in de brand
kast.
W-a-a-a-t? stamelde Emil, nu totaal
uit het veld geslagen.
Ja zeker! knikte Kestenberg. Ik ben
zoo vrij geweest tijdens onze afwezigheid
mijn bediende naar het hotel te sturen
om den brief af te halen. Op persoonlijk
verzoek van meneer den graaf hij
maakte een spottende buiging voor Emil
bekrachtigd door zijn handteekening,
waarvan ik er nog een paar op m'n kan
toor had.
Maar dat is diefstal, riep Emil,
heersch van opwinding, een gemeene dief
stal!
Kestenberg haalde de schouders op.
Mijns inziens had ik geen beter ge
bruik van je handteekening kunnen ma
ken. Ik zal ze in de toekomst toch niet
meer noodig hebben, nu de echte graal
Godau weer is komen opdagen en zich
natuurlijk bereid zal verklaren de kwi
tantie te onderteekenen.
Emil begreep, dat hij het spel verloren
had. Nu restte hem nog slechts één moge
lijkheid, de vlucht. Maar dat moest zeel
voorzichtig worden aangepakt. Met ge
weld zou hij hier, waar hij elkeen tegen
zich had, niets kunnen bereiken. Ook kon
hy maar niet zoo wegloopen. Na een paar
passen zou men hem reeds gegrepen heb
ben. Het kwam er dus op aan kalm het ge
schiktste moment af te wachten om zich
dan door een list, welke het oogenblik hem
zou moeten ingeven, uit de voeten te ma
ken.
Kom mee, ouwe kameraad, zei Kes
tenberg. Wij kunnen hier toch niet eeuwig
in de loge blijven zitten. De wedstrijd is
afgeloopen. Wij hebben vandaag nog heel
wat af te handelen.
Hij nam Emil onder den arm en wek
te Lorenz, die weer in slaap was gesuk
keld, door een stoot in de ribben.
Het is tijd om op te staan, burge
meester!
(Wordit vervolgd)