De Koning van Engeland op reis. Tijdens zijn bezoek aan den Balkan op zijn reis met het jacht Nahlin vertoefde Koning Edward van Engeland ook te Sofia. De Koning verlaat in gezelschap van Koning Boris de kathedraal te Sofia Te IJmuiden werden Donderdag groote internationale draverijen gehouden, waarvan hierboven een snapshot FEUILLETON ZIJN LAATSTE AVONTUUR Humoristische Roman van JOH. BRAND. (Nadruk verboden). 24) Leoni had getracht zich vrij te maken. Dat gaat heusch niet, lieve jongen. Vader en moeder zouden immers huilen, als hun kleine Rolf niet meer terug kwam. Wees nu eens een groote jongen en Maar je huilt zelf ook, tante Loni en Ik moet jou immers troosten. Maar wie zal dan je ouders troosten als jij weg bent? O, er zijn menschen genoeg, meende Rolf, maar jij bent heelemaal alleen, tan te Loni. En met deze woorden nam hij haar vastbesloten bij de hand en wilde met haar weggaan. Er kwamen bedienden, door de veront waardigde familie gestuurd, die den klei nen Rolf van haar overnamen. Hij barstte in tranen uit, sloeg wilde om zich heen en trappelde driftig met zijn beentjes. Men had alle moeite om hem naar huis terug te brengen en nog lang hoorde Leoni, die roerloos op de plaats, waar de scène zich afspeelde, was blijven staan, het hartver scheurende schreien van het kind. Dat had zij nooit kunnen vergeten. Steeds weer sprak zij over den kleinen Rolf en toen de jonge ingenieur Wilkins zich reeds lang tot een der grootste indus- trieelen had opgewerkt, toen zij reeds lang aan haar nieuwe vaderland gewend was en haar dochter Mabel tot een rasech te Amerikaansche girl was opgegroeid, toen nog verbond de herinnering aan de ze afscheidsscène Leoni aan haar geboor tegrond. Kunnen jullie je nu voorstellen, wel ke uitwerking de naam op mij had, toen ik hem zoo onverwacht in de krant las? Inderdaad, antwoordde Henry, Na den wedstrijd zullen we hem dus opzoe ken, hem gelukwenschen natuurlijk wint hij, want eerstens is hij Mabel's neef en in de tweede plaats berijdt hij een Amerikaansch merk! en hem alle be schikbare handen schudden. Laten we ho pen, dat hij intusschen niet in den ver trouwden familiekring versteend is. Wie weet?! meende Mabel bedenke lijk. Hier in Europa vind je merkwaardi ge menschen. O zoo! troefde Caroline. Maar als ik dat zeg, wil niemand het van mij aanne men. XIV. Op den door velen zoo lang verbeiden Zondag was Mabel de eerste die het huis verliet. Reeds in den vroegen ochtend stonden Henry en Alice met den wagen voor het tuinhek en lieten onophoudelijk den claxon werken. Zij wilden van het heerlijke weer profiteeren om dezen dag zoo lang mogelijk buiten te zijn. In het, in de nabijheid van de autorenbaan gelegen meer zou gebaad worden, daarna gepick nickt om vervolgens tijdig op de tribune te kunnen verschijnen, waardoor men een stoffigen en zenuwsloopenden rit tus- schen honderden andere auto's zou kun nen vermijden. Zelfs mrs. Caroline overwon haar vrees voor Henry's tempo en sloot zich bij hoo- ge uitzondering misschien ook, omdat zij anders den geheelen Zondag alleen thuis zou moeten blijven bij hen aan. Precies om één uur verscheen Emil dien zelfden Zondag bij Kestenberg. Hij droeg een splinternieuw pak met bij behoorenden hoed, lichtgele schoenen, een zeer opval lende, bont gekleurde das en in het knoops gat van zijn revers een groote chrysant. In zijn rechterhand, welke door den lichten handschoen, waarmee zij bekleed was, nog veel grooter scheen dan zij in werkelijk heid reeds was, zwaaide hij een dikken wandelstok. Zijn vriend, den burgemeester van Rie- senau, bracht hij natuurlijk mee. Diens specifiek provinciaalsch voorkomen toch deed, zoo meende hij, zijn eigen cosmopo- litische verschijning slechts te beter uit komen. Kestenberg wachtte zijn gasten op in een met zorg gekozen huurauto en toonde zich van zijn minzaamste zijde. Met de meeste voorkomendheid bood hij „meneer de bur gemeester" en „meneer de graaf" de beste plaatsen aan om zelf met het opklapbare voorbankje genoegen te nemen en tijdens den rit ontpopte hij zich als een allergezel ligste causeur, die zich slechts beijverde zijn gasten in alles ter wille te zijn. Zoo verliep het eerste deel van den tocht in de prettigste verstandhouding. Kestenberg straalde. Het zaakje verliep veel voorspoediger dan hij verwacht had. De niets vermoedende vos liep blindelings in de val, welke voor hem was opgesteld. Althans, dat meende Kestenberg. Maar hij vergiste zich. Emil was reeds zoo lang in het vak, dat hem de plotseling veran derde houding van zijn zoogenaamden medewerker wel moest opvallen. Wat deze in zijn schild voerde, kon hij met den besten wil niet vermoeden, maar hij be sloot, ondanks diens ongekende vriende lijkheid op zijn hoede te zijn en zich niet onverwacht te laten overrompelen. De nieuwe, eerst kortelings aangelegde auto-renbaan lag niet ver van de stad. Lang voor het vastgestelde uur stroom de het publiek langs den breeden, naar de baan leidenden verkeersweg om zich daar na door de vele poorten te verspreiden over de verschillende rangen van deze uit gestrekte arena. De aanblik van de duizenden, de komst der dingen met spanning verbeidende toe schouwers, imponeerde zelfs een man als Emil Krause, die zich toch anders niet zoo gemakkelijk liet overbluffen. Programma! Sport van Zondag! klon ken tusschen het gegons van stemmen, de kreten der krantenverkoopers, van wie er een het drietal had weten te bereiken. Doch Kestenberg maakte haastig een af werende beweging. Als Emil nu reeds den naam van graaf Goudau in het programma las, dan zou de met zooveel zorg geplaat- te bom te vroeg springen. Eindelijk hadden zij hun plaatsen be reikt. Lorenz was nog steeds min of meer onder den indruk van het rumoer, maai Emil voelde zich al spoedig thuis. Gedu rende eenigen tijd liet hij het imposante beeld van de nog steeds aangroeiende menschenmenigte geheel op zich inwer ken; daarna concentreerde zjjn aandacht zich meer op verschillende bijzonderhe den. Kestenberg bleek zich ook bij het reser veeren der plaatsen niet door zuinigheids overwegingen te hebben laten leiden. Zij zaten op het duurste gedeelte van de over dekte tribune en Emil staarde vol bewon dering naar de elegant gekleede dames en fceeren, die hem omringden. Vooral twee jongedames in zijn onmiddellijke nabij heid trokken zijn aandacht. Kestenberg, die het bemerkte, meende, dat Emil's belang stelling voornamelijk uitging naar het kost bare parelsnoer, dat een der beide dames droeg, maar in werkelijkheid was Emil op dit oogenblik elke begeerte naar ander mans eigendom volkomen vreemd. Zijn oog werd slechts geboeid door de lieftalligheid en de bekoring, welke er van beide jonge dames uitstraalde en hij deed daarom wan hopige pogingen om de aandacht op zich te vestigen. Dit gelukte hem echter niet. Wel keek één der beide bezoeksters die in gezel schap bleken te zijn van een oudere da me en een heer, even zijn kant uit, maar deze blik gold slechts de startplaats, waar thans de eerste wagens zich vereenigden. De heer wees zyn gezelschap op een lan gen, blauw-grijzen renwagen, welke zich, als sidderend van nauw bedwongen opwin ding, tusschen de andere schoof. Hij droeg het nummer vijf. „The Universal-car". Het was Henry. De dames schenen hem echter niet te hooren, want de bestuur ders, die zich nu gereed maakten voor der start, namen al haar aandacht in beslag (Wordt vervolgd) Van de gelegenheid tot het teekenen der felicitatieregisters In het paleis Nooedeinde te den Haag wordt door duizenden gebruik gemaakt In lange files wachten de bezoekers voor het paleis geduldig hun beurt af Namens het Nederlandsche Meisjespadvindstersgilde werd Donderdag aan H. K. H. Prinses Juliana en Prins Bernhard een bloemenhulde ge bracht. Eenige padvindsters dragen het bloemstuk naar het paleis De ministers Deckers en Gelissen betreden het paleis Noordeinde te den Haag, De Belgische minister-president Van Zeeland tijdens de radio-rede, waar zij Donderdag door H. M. de Koningin in audiëntie werden ontvangen, en voorgesteld werden aan Prins Bernhard welke h»J deze week tot het Belgische volk hield

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5