FEUILLETON
ZIJN LAATSTE AVONTUUR
Humoristische Romap
van
JOH. BRAND.
(Nadruk verboden).
4)
Ik ben geheel tot je dienst, waarde
Kestenberg, maar op een anderen keer. Nu
heb ik werkelijk geen tijd.
Kestenberg wischte zioh met een ner
veus gebaar het angstvocht van het Voor
hoofd.
Het is zeer urgent en van zeer veel
belang.
Ik meen toch, dat we het op alle
punten eens zijn geworden.
Ja en neen, hijgde Kestenberg snel
een uitvlucht zoekend, want hij hield er
niet van bij zakelijke aangelegenheden di-
rict op zyn doel af te gaan. De kwestie is
n.l. deze u hebt geen voordeelig zaakje
gedaan en ik zou me niet verant
woord achten, als ik dat op zijn beloop
liet
Wat is dat nou? vroeg Rolf verbaasd.
Kestenberg als moralist? Je bent toch
niet ziek, waarde heer?
Maakt u er geen grapje van, meneer
de graaf; ik ben een reëele zakenman.
Dat is het nieuwste! Maar, brave
Kestenberg, je behoeft voor mij van je
hart geen moordkuil te maken hoor
hoeveel wil je er nog bijleggen?
Kestenberg maakte een afwerende be
weging, welke aan duidelijkheid niets te
wenschen overliet. Hij nam Rolf bij den
arm en trok hem mee naar een hoek van
de vestibule.
Weet u wel, dat u uw rente voor een
achste van de vermoedelijke waarde
hebt verkocht?
Natuurlijk! 't Was toch niet voor de
eerste maal, dat ik zaken met je deed.
Dat is zoo, meneer de graaf, maar ik
ik zou mezelf ook niet graag verwijten, dat
het voor de laatste maal was. U bent nog
jong, graaf Godau, u houdt geen rekening
met de gevolgen, die uw daden kunnen
hebben. Denkt u dat ik mij voor de voe
ten zal laten werpen, dat ik misbruik
maakte van uw jeugdige onbezonnenheid?
Dit kan ik niet over mijn hart verkrijgen
en om u nu te laten zien met welk een
eerlijk man u te doen hebt, bied ik u aan
onze overeenkomst ongeldig te verklaren.
Speel toch geen comedie, Kestenberg.
Daarmee heb je mij immers toch geen suc
ces. De waarheid is natuurlijk, dat je in
onze overeenkomst een zwak plekje hebt
ontdekt. Zooveel te beter, waarde Kesten
berg, dan weet ik ten minste, dat ik geen al
te onvoordeelig zaakje metl je heb afge
sloten.
Hij klopte het geagiteerde mannetje ka
meraadschappelijk op den schouder.
Tot ziens!
Maar Kestenberg klemde zich als een
drenkeling aan hem vast.
Ik laat u zóó niet gaan; als u in uw
ongeluk loopt, draag ik de verantwoor
ding.
Die neem ik graag voor mijn reke
ning.
Meneer de graaf, weest u toch niet
zoo stijfhoofdig. Ik zie beter in de toe
komst. Binnen een paar weken zult u al
uw geld hebben uitgegeven.
Dat ligt inderdaad in m'n bedoeling;
daarvoor heb ik het me immers laten ge
ven.
Ziet u wel! Maar wat dan? Dan hebt
u uw rente niet meer, dan komen de zor
gen en het zelfverwijt....
Dat zou ik nu maar aan mij overla
ten, Kestenberg!
Kestenberg begon in te zien, dat het ver-
geefsche moeite was te trachten den licht-
zinnigen jongeman tot andore gedachten
te brengen.
U wilt dus niet naar den raad van
een man van ervaring luisteren?
Wel zeker, Kestenberg. Je ziet im
mers, dat ik dat doe. Ik heb al ?eel te
lang naar je geluisterd. Maar heusch, 't is
nutteloos. Je krijgt het geld niet terug, al
zou je op je hoofd gaan staan.
Ach, ach, die jeugd van tegenwoor
dig toch! zuohtte Kestenberg. Hij gaf den
strijd op. Er bleef hem nog slechts een
laatste poging om althans te voorkomen,
dat de jongeman later zijn toevlucht zou
nemen tot een dwazen stap.
Dan alleen dit nog, graaf Godau, zei
hij, quasi bezorgd. U zult toch zien, dat
ik het goed met u meen. Als u soms geen
raad meer mocht weten, komt u dan ge
rust bij mij. Ik zal u zeker niet in den
steek laten.
Dat zal ik in m'n ooren knoopen,
Kestenberg, antwoordde Rolf. Als ik dus
weer eens geld noodig heb
Neen, protesteerde Kestenberg heftig.
Van geld heb ik geen woord gesproken.
Ik bedoelde alleen maar dit: Als het water
tot de lippen mocht komen en er geen
andere uitweg meer is, komt u dan maar
eens bij mij, misschien kan ik op mijn
kantoor dan nog een mannetje gebruiken.
Met een gebaar van blijde verrassing
stak Rolf het mannetje de hand toe.
Bravo. Te zijner tijd hoop ik me dit
aanbod te herinneren. Als kantoorbediende
bij Kestenberg zal ik zeker geen slecht
figuur maken.
Wilt u me beloven, dat u geen dom
me dingen zult uithalen? vroeg Kesten
berg dringend.
Ik zal het probeeren. Maar nu zullen
we het onderhoud toch moeten beëindigen,
want ik heb nog heel wat te doen.
Met een bezwaard hart ging Kestenberg
huiswaarts. Zijn brein werkte koortsach
tig. Hij moest in ieder geval probeeren
Rolf aan het lijntje te houden.
Toen hij de uitgesleten trap naar zijn
kantoor opklom, stond zijn plan vast. Ne-
bentau had vol ongeduld op de terug
komst van zijn chef gewacht. Kestenberg
trad op hem toe, keek hem een oogenblik
onderzoekend aan en gaf hem daarna met
een hoofdknik te kennen, dat hij hem naar
zijn privé-kantoor moest volgen.
Nebentau volgde zijn patroon bevend
van opwinding, want hij voelde instinctief,
dat hem nu een rol in de buitengewone
gebeurtenissen van dezen ochtend zou
worden toebedeeld.
Ga zitten!
Tot dusver had Nebentau nog nooit an
ders dan staande in dit vertrek vertoefd
en uit aangeboren bescheidenheid stelde
hij zich dan ook tevreden met een punt
van den stoel, welke hem werd aangewe
zen. Opnieuw wierp Kestenberg hem een
onderzoekenden blik toe
Vertel me eens, Nebentau, begon hij
eindelijk. Jij bent toch, wat men noemt,
een intelligent mensch. Ik zoek een ver
trouwensman met een helderen kop en
met de noodige tact, vooral met tact, ho
pelijk heb je dat?
Kestenberg was verstandig genoeg om
zich, wanneer het op tact aankwam, geen
persoonlijk oordeel aan te matigen. Neben
tau, die onophoudelijk met het hoofd knik
te als om zijn belangstelling voor de zaak
te toonen, was zóó opgewonden, dat hij
niet anders dan met een merkwaadig sis
send geluid op de hem gestelde vraag ant
woord kon geven. Daarom nam Kesten
berg maar weer het woord:
Om bepaalde redenen ligt mij het wel
zijn van den jongen graaf Godau bijzonder
na aan het hart. Hij is een zeer lichtzinnig
jongmensch, wien maar al te gemakkelijk
een ongeluk kan overkomen. Dat moet jij
verhoeden, begrijp je wel?
Nebentau kon deze vraag met een gerust
geweten slechts ontkennend beantwoorden.
Meneer Kestenberg, stotterde hij, ik
ben toch maar een zwak mensch
Ach wat! viel Kestenberg hem onge
duldig in de rede. Je hebt niets anders te
doen dan in zijn onmiddellijke nabijheid
te blijven en goed op te passen, dat hij niet
op dwaze ideeën komt, autorennen of
bergbeklimmen of wee' ik veel wat voor
gevaarlijke dingen. Zoodra dat het geval
mocht zyn, kom je hierheen om mij te
waarschuwen. Is je dat duidelijk?
Nebentau schoof nerveus op zijn stoel
heen en weer. Dat was een opdracht, een
Sherlock Holmes waardig en zijn met de
jaren chronisch geworden minderwaardig
heidsgevoel maakte dan ook met Mn slag
plaats voor een bijna roekeloozen drarg
naar daden. Hij legde zijn hand met «er.
plechtig gebaar op zü« wild Jdoppend
hart:
Mijnheer Kestenberg, geloof me, u
had geen betere keus kunnen doen!
Met een ongekend energieke beweging
sprong hij van zijn stoel op.
(Wordt vervolgd).
Het brandweermuseum te Utrecht is uitgebreid met een kostbare collectie, welke in bruikleen is afgestaan door den heer v. d. Mark,
oud-brandweercommandant te Wassenaar. Een oude handspuit, vroeger in gebruik op de buitenplaats -De Pauw van Prins f-rederik
van Nassau
100 meter rugslag, in de ouderlijke woning te Amsterdam per telefoon in ontvangst genomen
Rie Mastenbroek, de meervoudige Olympische kampioene, bracht Dinsdag een bezoek aan haar vriendin, mevrouw
Philipsen-Braun, in de omgeving der Bergsche Plas, teneinde wat op haar verhaal te komen van de vermoeienissen
der laatste dagen. Rie tijdens een wandelingetje met mevr. Braun en het zoontje van haar vriendin
Goede vangst tijdens den hengelwedstrijd voor de jeugd, die deze week te Deal
in Engeland georganiseerd werd
Te Epe werd Dinsdag de 19de Nationale Klompenbeur. gehouden,
waarvan hierboven een snapshot
De jonge koning van Siam, Ananda,
aan den maaltijd tijdens zijn vacantie
te Champex in Zwitserland