De burgerstrijd in Spanje woedt voort. 3)e £öidócJie6ou/tamt De nieuw benoemde burgemeester van Eibergen, de heer A. G. Delen, heeft Dinsdag afscheid genomen als secretaris der gemeente Noordwijk. Burgemeester Van de Mortel neemt afscheid van den heer Delen (rechts) De burgerkrijg in Spanje. Opstandelingen, die zich na een hard nekkig verzet in de barakken te Madrid aan de regeeringstroepen moesten overgeven, worden, na ontwapend te zijn, weggeleid Hughes Tuckey (Eng.) in het stadion te Wimbledon Dat H. K. H. Prinses Juliana zich tijdens Haar verblijf te Hohwald best amuseert, getuigt bovenstaande aardige opname De Engelsche luchtmacht houdt thans in het Oosten en Zuid-Oosten van het land uitgebreide oefeningen. Manschappen van de .luchtafweer' in actie te Kent De skiffeur H. ten Houten, die aan de Olympische roeiwedstrijden te Berlijn zal deelnemen, traint thans ijverig op den Amstel te Amsterdam FEUILLETON DE STRIJD OM WEENEN Roman van HUGO BETTAUER. (Nadruk verboden). 34) Ditmaal vlogen echter niet de deuren voor hem open, maar moest hij met twin tig andere bezoekers Am uur lang wachten. En toen hij eindelijk ei an de beurt was om bij den directeur te worden toegelaten, ontving deze hem staande en verwaardigde zich niet den bezoeker een stoel aan te bieden. Met geforceerde vriendelijkheid gaf de heer Klopfer-Hart van zijn belang stelling blijk: „Ik heb van uw teleurstelling gelezen. Het spijt me werkelijk, d.w.z. voor u, want ik moet u eerlijk bekennen, dat die heele steunverleening, zooals u die zich gedacht had, mij platweg gezegd reeds eeni- ge dagen de keel uithing! Dit land is ten slotte ook geen ziek paard, dat zoo maar even met een kuur te helpen is. U hebt in uw program één ding over het hoofd ge zien, waarde heer O'Flanagan en wel dit, dat wij Oostenrijkers een oud cultuurvolk zijn, met welks eigen bijzonderen aard men rekening dient te houden. Enfin, u zal het wel niet slecht gaan. Als u weer in Ame- ka terug komt, zal er zeker wel een betrek king voor u te vinden zijn!" Ralph, die dreigde te stikken van inge houden lachen, trok een zoo ernstig moge lijk gezicht. „Wat dat betreft, meneer Klopfer-Hart, kimt u gerust zijn. Reeds nu mocht ik van een bevriend hotelier in New-York een te legram ontvangen, waarin hij me een baantje als kellner aanbiedt. En ondanks al les heeft mijn kort verblijf in Weenen mij toch iets geleerd, ni. dat de Weensche bankdirecteuren een oud cultuurvolk vor men!" Op straat gaf Ralph een oud vrouwtje, dat moeizaam achter een kolenwagen aan strompelde om daar afvallende stukjes anthraciet in een tasch te verzamelen, een biljet van honderdduizend kronen, waar op hij zich snel verwijderde om zich aan haar dankbetuigingen te ontrekken. Plot seling schoot het hem te binnen, dat hij bij den Bondskanselier ontboden was, die de middaguren voor hem zou vrij hou den. Hij haastte zich naar het paleis en on dervond voor het eerst van zijn leven, dat hij ergens niet werd toegelaten. Men liet hem ook hier eerst eenigen tijd wachten, toen verscheen min of meer verlegen de president, die op verontschuldigenden toon eenige woorden stamelde, welke hierop neerkwamen, dat de kanselier, zeer tot zijn spijt, de ererste dagen verhinderd was hem te ontvangen, maar of hij de boodschap misschien zou kunnen overbrengen. Dienzelfden dag beleefde Ralph het een en ander, dat zijn verachting voor het menschdom gedeeltelijk paralyseerde. Toen hij keer in zijn hotel was terugge keerd kwam Sam hem grinnekend en op gewonden tegemoet. worden chauffeur bij rijken meneer, die „Master, groot geluk gehad. Ik zijn ge- beetje eigenaardigen naam van Zwiebdel- bauch heeft. Ik krijg twee millioen maan delijks en veel fooien. Van alles wat ik ver dien zal ik Master de helft geven, zoodat Master geen zorgen behoeft te hebben." Getroffen klopte Ralph den neger op den schouder. „Dank je wel, Sam, maar zoo erg is het niet met me. Ik heb altijd nog genoeg om behoorlijk te kunnen leven. Naam die be trekking maar aan, maar ik hoop, dat je spoedig weer bij mij terug zult kunnen ko men!" Er werd geklopt en Korn stormde het vertrek binnen. Hij stak Ralph beide han den toe, trok zich bijna een lok haar uit het hoofd en schreeuwde: „O'Flanagan, het spijt me ontzettend, dat ik niet meer bij je kan komen eten noch ooit meer een klas van die heer lijke whiskey met je zal drinken. Jij bent nu net zoo'n bedelaar als ik, zij het dan een bedelaar in dollars. Maar als je wer kelijk in verlegenheid bent, sta ik geheel ter beschikking. Voor jou blijf ik, als dat noodig is, aan heel Weenen geld schuldig!" Ralph lachte vergenoegd. „Korn, voorloopig behoef ik mij nog geen zorgen te maken, al ben ik dan ook geen Croesus meer en wij beiden zullen met Kriegel eens beginnen mijn vermo gen bij Saoher plechtig te begraven. Den volgenden dag ging Ralph aan de hand van een aantal adressen, die hij van een woningbureau gekregen had, op zoek naar gemeubileerde kamers, waarbij hij eindelijk eenig begrip kreeg van den wo ningnood in de Oostenrijksche hoofdstad. Met iets van ontzetting constateerde hij, dat de Weensche woonhuizen niet voor zien waren van een badkamer. Een veront schuldiging was daar niet voor aan te voe ren, want al de huizen waren reeds vóór den oorlog gebouwd. Hoe was het moge lijk, dat de regeering of het gemeentebe stuur hiervoor nooit een wet of verorde ning had uitgevaardigd? En hoe afschu welijk waren al die huurhuizen gebouwd; bijna in alle vertrekken was het even don ker en ongezellig. Nu leerde de Amerikaan de in Wee nen heersohende ellende eerst recht ken nen. Weduwen van hooggeplaatste offi cieren en ambtenaren waren bereid met haar kinderen in een donkere kaamer te huizen om door het verhuren der betere vertrekken den honger wat te stillen. Overal grijnsde hem het spook der bitter ste ellende toe; gerafelde karpetten van Perzischen oorsprong, kostbare meubelen uit den Biedermeiertijd, zijden behang, dat hier en daar aan flarden aan den muur hing, onverwarmde kamers, gebarsten en onbruikbare kachels, electrische schellen, die niet functioneerden en gebroken ven sters. En overal onmiskenbare teekenen van degeneratie bij de bewoners, hope loos verval en een onherstelbare breuk met alle begrippen van zedelijkheid en mo raliteit. In welk huis Ralph ook kwam, overal kwam hem een lucht van slecht vet tege moet, overal heerschten armoede en on zindelijkheid, overal nood en ellende, waar hij ook heen keek. Hem bekroop het ge voel, alsof hij uit een feestelijk verlichte, vroolijke stad, waarin het wemelde van geblaseerde, goed gekleede menschen in een andere kwam, waar de bevolking met inspanning van alle krachten tegen den dood streed. Liet Ralph zich tot een uitvoeriger ge sprek met de verhuurders verleiden, dan stuitte hij steeds op 'n fanantieken haat tegen de republiek, die van alles de schuld kreeg. En steeds weer heette het in alle toonaarden: „Ja, vroeger, toen de monarchie er nog was, toen was het anders, toen behoefden we geen kamers te verhuren, toen ging het iedereen goed." Een diep medelijden vervulde hem met al die ongelukkigen, die niet wilden in zien, dat alleen de oorlog de oorzaak van him lijden was en niet de met een vreese- lijke erfenis belastte republiek. Laat in den middag vond Ralph eindelijk wat hij zocht. In de Weimarstrasse, slechts enkele huizen van de Wahringerstrasse verwijderd, waren bij een bejaarde dame, de weduwe van een dokter, twee zindelijke smaakvol gemeubileeerde kamers met bad kamer te huur. Mevrouw dr. Lunzer, die met haar zoon een uit vier kamers be staande woning had, verhuurde niet zoo zeer om er iets aan te verdienen dan wel om een dreigende inbeslagneming door de huurcommissie te ontgaan. Ralph vond den huurprijs belachelijk laag en kon nog den zelfden avond zijn intrek nemen. Sam hielp hem bij de verhuizing. En nu begon voor hem een nieuwe epoque. Hij was nu niet meer een „gedis tingeerde vreemdeling", doch een van de velen, die in Weenen gevestigd zijn en zich in deze stad van twee millioen inwo ners zouden kunnen bewegen, zonder dat de publieke meening zich met hem be moeit. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsche Courant | 1936 | | pagina 5