GEMEENTERAAD VAN LEIDEN
DINSDAG 14 JULI 1936
DE LEIDSCHE COURANT
VIERDE BLAD - PAG. 13
VERSCHEIDENE BELANGRIJKE AANKOOPEN DOOR DE GEMEENTE
TELEFOONCELLEN. VERKOOP VAN ZACHT FRUIT NA 8 UUR
IN DE ZOMERMAANDEN. DE SALARISSEN VAN BURGEMEESTER,
WETHOUDERS, SECRETARIS EN ONTVANGER. VERGOEDING AAN
COMMISSARIS VAN POLITIE GEWEIGERD. DE RAAD TROTSEERT
DEN MINISTER VAN JUSTITIE. VERSCHEIDENE INTERPELLATIES
9o. Voorstel:"
a. tot aankoop van de fabrieksgebou
wen c.a. van de N.V. Leidsehe Katoen
Maatschappij, gelgen aan de Heerengracht
en de Binnenvestgracht;
b. tot aankoop van een strook grond
deel uitmakende van het perceel kad. be
kend gemeente Leiden, Sectie C No. 1759,
gelegen aan de Langestraat;
c. tot kostelooze overneming in eigen
dom bij de gemeente van een gedeelte van
het perceel kad. bekend gemeente Leiden,
Sectie C No. 1244, gelegen tusschen de
Weverstraat en de Looierstraat;
d. tot vaststelling van den desbetref-
fenden begrootingsstaat.
De heer Beekenkamp (A.R.) prijst
de activiteit van den wethouder, die zulk
een belangrijk complex in de binnenstad
voor de gemeente heeft weten aan te koo-
pen. Daarna z.h.st. aangenomen.
Grondaankoop.
lOo. Voorstel:
a. tot intrekking van het raadsbesluit
van 23 December 1935 inzake onteigening
van de voor den bouw van een inrichting
voor zuivering van afgevoerd rioolwater
aan de Slaagh- of Stinksloot, benoodigde
perceelen grond;
b. tot aankoop van de ten behoeve van
de sub a bedoelde inrichting benoodigde
perceelen grond.
Den heer Goslinga (A.R.) is het een
raadsel hoe B. en W. den raad kunnen voor
stellen om dit stuk weiland aan te koopen
voor 7500.per bunder. Onteigening zou
z.i. veel beter geweest zijn, vooral als men
gebruik had gemaakt van de wijziging in
de onteigeningswet, speciaal gemaakt in
verband met de werkloosheid. De prijs is
veel te hoog. Laten B. en W. het voorstel
terugnemen en den loop van de onteige-
nings-procedure rustig afwachten. Overi
gens vraagt spr. of de zuiverings-inrichting
niet gevestigd kan worden op een gemeen
te-terrein. Is de wethouder wel verzekerd
van de toegangswegen vooral in verband
met 'het leggen van kabels?
Wethouder Splinter (C.H.) merkt op,
dat met één der eigenaren, de Nederl. Spoor
wegen, weinig te onderhandelen valt. De ge
meente had 40 ct. per M2 geboden, De Ned.
Spoorwegen vroegen 1.per M2. Daar
op is onteigening voorgesteld en dat is voor
de Spoorwegen aanleiding geweest om na
langdurige onderhandelingen genoegen te
nemen met 75 ct. B. en W. zijn thans van
meening, dat met onteigening niet meer
te bereiken valt. Omtrent een andere plaats
van de zuiveringsinstallatie, antwoordt
spr. dat deze vraag ook door B. en W. on
der de oogen is gezien. Om technische rede
nen is dat evenwel onmogelijk. Moeilijk
heden met de toegangswegen ducht spr. niet.
De heer Goslinga (A.R.) blijft er bij;
dat goed weiland niet meer kost dan hoog
stens 2000.per bunder. De rechtbank
zal den prijs heusch niet hooger stellen, om
dat het hier de Spoorwegen betreft. Spr.
vraagt, nog geen beslissing te nemen om
trent intrekking der onteigeningsprocedure,
doch eerst de goedkeuring van Ged. Staten
af te wachten.
De heer R o m ij n (V.B.) vindt een ont
eigeningsprocedure een ingewikkeld vraag
stuk. Spr. wil de gemeente zoo min moge
lijk risico doen loopen. Bij aankoop weten
we waar we aan toe zijn.
Het voorstel sub. b. (aankoop) wordt
aangenomen met 31 tegen 2 stemmen.
Tegen: de heeren Goslinga en Lombert.
Het voorstel sub a. (intrekking onteige
ning) wordt aangehouden.
Nog meer grondaankoop.
llo. Voorstel inzake den aankoop van
de perceelen bouwgrond in den Stadspol-
der, kad. bekend gemeente Leiden, Sectie
N Nis. 121, 125, 126 en 127 en tot vaststel
ling van de desbetreffende begrootingsre-
gelingen.
De heer G o s 11 n g a (A. R.) ziet het be
lang van deze aankoop niet in.
De heer Schüller (S. D. A. P.) vindt
de aankoop wel van belang.
De heer Lombert (R.-K.) sluit zich
echter weer bij den heer Goslinga aan. Het
is z.i. onverantwoordelijk geld vast te leg
gen in bouwgrond, terwijl het geenszins
vast staat, dat deze grond binnen afzien-
baren tijd in exploitatie komt.
Wethouder Splinter (C.-H.) verde
digt den aankoop. De grond ligt tusschen
gemeente-gronden in.
De heer Goslinga (A.-R.) wijst op de
ongunstige ligging van dit stuk terrein, 't
Is allerminst een koopje. Wij moeten thans
bij den aankoop van gronden de uiterste
soberheid betrachten.
Het voorstel wordt aangenomen met
29 tegen 4 stemmen.
Tegen: de heeren Tobé, Goslinga, Wil-
mer en Lombert.
12o. Praeadvies op de verzoeken van
de Openbare Leeszaal en Bibliotheek
„Reuvens" om de aan haar toegekende sub
sidie niet te verlagen en haar een jaar-
lijkscha toelage te verstrekken, in verband
met het kosteloos ui tie enen van boeken
aan werkloozen.
Goedgekeurd.
Telefoon-cellen.
13o. Voorstel om de kosten van ver
achting van de vanwege het Staatsbedrijf
der Posterijen, Telegrafie en Telefonie op
pen openbaren weg te plaatsen 'publieke
telefooncellen, alsmede van de reeds ge
plaatste cel op de Hoogewoerdsbrug, voor
rekening van de gemeente nemen.
De heer Coster (R.-K.) vestigt de
aandacht op de wenschelijkheid, dat deze
cellen zóó geplaatst worden dat zij niet in
den weg staan.
De heer v.d. Voort (S. D. A. P.) geeft
verscheidene plaatsen in overweging waar
z.i. beter een cel geplaatst kan worden.
De v o o r z. geeft den heer Coster de
verzekering, dat met de eischen van het
verkeer rekening zal worden gehouden.
Wat de plaatsing betreft, dat wil spr. over
laten aan den directeur der Posterijen.
De heer Groeneveld (S. D. A. ,P.)
geeft in overweging de cellen van mat-
ruitjes te voorzien.
De voorz.: Dat zullen wij moeten over
laten aan de Posterijen.
Daarna z.h.s. goedgekeurd.
Geitenfokkerij.
14o. Praeadvies op het adres van de afd.
Leiden van den Provincialen Bond van
Geitenfokvereenigingen in Zuid-Holland
inzake het in het leven roepen van een
verordening, betreffende de beteugeling
van de wilde bokkenhouderij.
De heer Wilbrink (C. H.) vraagt,
waarom geen aandacht geschonken is aan
het advies van den deskundige dr. Stuur
man.
De heer R o m ij n (V. B.) apprecieert het
werk van de vereeniging. Ook de veeteelt
consulent heeft geadviseerd om een der
gelijke verordening in het leven te roe
pen en het spijt spr. dat B. en W. er niet
op in willen gaan. Schade heeft de gemeen
te er absoluut niet van.
De heer v. E c k (S. D. A. P.) meent, dat
het beter is, als deze zaak geregeld wordt
door de Provincie.
De voorz. sluit zich aan bij den heer
v. Eek. De gemeente zou hier eigenlijk
moeten dienen als gangmaker voor het
Rijk. Bij een gemakkelijke regeling is ont-
"duiking al te gemakkelijk.
De heer R o m ij n (V. B.) merkt op, dat
verschillende wetten hun uitgangspunt
hebben gevonden in gemeentelijke veror
deningen.
De heer v. Eek (S. D. A. P.) acht het
toch beter eerst te beproeven of de pro
vincie deze zaak wil regelen. Het voorstel
wordt aangenomen met 29 tegen 5 stem
men.
Tegen de heeren Romijn, v. d. Kwaak,
Bergers, Würtz en Wilbrink.
Verkoop van „zacht fruit".
15o. Voorstel tot wijziging van de Ver
ordening op de Win keisluiting.
De heer Coster (R.-K.) vreest, dat
deze verordening ontduiking in de hand
zal werken; hij wil het late verkoop-uur
niet alleen voor „zacht fruit", maar voor
alle fruit open stellen.
De heer Groeneveld (S. D. A. P.)
heeft geen behoefte aan deze verordening,
die alleen zou bestaan ten gerieve van en
kele gemakzuchtige klanten, terwijl de
rusttijd van den winkelier al weer wordt
ingekort. Z.i. zou er meer reden zijn om
het aantal verkoopuren in te krimpen; er
wordt toch niet gekocht omdat er gebrek
aan koopkracht is.
Den heer Beekenkamp (A. R.) komt
het voor, dat deze verordening al te gemak
kelijk ontdoken kan worden. Overigens'
heeft spr. tegen verruiming der verkoop
gelegenheid geen bezwaar.
De heer v. E c k (S. D. A. P.) heeft ook
geen bezwaar tegen het voorstel. Doordat
ook de venters dezelfde faciliteit krijgen,
komt er meer fruit onder de bevolking,
hetgeen spr. een groot voordeel acht.
De voorz. antwoordt den heer Coster,
dat een uitbreiding van de verordening
tot alle fruit zeker niet de goedkeuring van
den minister zal verkrijgen. Spr. ziet in
het voorstel geen terugkeer van de goede
beginselen, die aan de Winkelsluitingswet
ten grondslag liggen. Controle zal inder
daad moeilijk zijn, doch spr. ziet daarin
geen onoverkomelijk bezwaar;
De heer Coster (R.-K.) merkt nog op,
dat de middenstand niet om rust maar om
geld verlegen is.
De heer Groeneveld (S. D. A. P.)
begrijpt niet,, waarom het veilinguur niet
veranderd wordt.
Art. 1 der verordening wordt aangeno
men met 29 tegen 5 stemmen.
Tegen: mevr. Braggaarde Does, mevr.
de Cler en de heeren Lombert, Groene
veld en Snel.
De geheele verordening wordt daarna z.
h. s. goedgekeurd.
Salarissen burgemeester, wethouders,
secretaris en ontvanger.
16o. Verzoek van Gedeputeerde Staten
der provincie Zuid-Holland om advies over
een 3-tal ontwerp-besluiten inzake wijzi
ging van de jaarweddenregeling voor den
burgemeester*" de wethouders, den secre
taris en den ontvanger.
Allereerst wordt het salaris van den bur
gemeester behandeld. De burgemees
ter verlaat de zaal.
De heer v. Eek (S. D. A. P.) zal zich
niet verzetten tegen een bescheiden sala
ris-verlaging van den burgemeester met
2 1/2 pet.
De heer W i 1 m e r (R.-K.) herinnert
er aan, dat het salaris van den burgemees
ter reeds verlaagd is van 12.000 op
ƒ10.000. Dat is geen „bescheiden" vermin
dering meer, doch een vrij aanzienlijke.
De heer Be-ekenkamp (A. R.) sluit
zich daarbij aan. In den Haag hebben de
voorzitters van alle fracties in den gemeen
teraad zich verzet tegen een nieuwe ver
mindering van het salaris van den burge
meester.
De heer Wilbrink (C. H.) sfuit zich
daar eveneens bij aan.
De heer v. Eek (S. D. A. P.) meent, dat
van de nood een deugd gemaakt moet- wor
den. Het zijn thans geen tijden voor hand
having van hooge tractementen.
De heer v. Weizen (C. P.) verklaart
zich accoord met hetgeen de heer v. Eek
gezegd heeft.
Ingediend wordt een motie-Wilmer-
Beekenkamp-Wi 1 brink, waarin de
wensch wordt uitgesproken, dat het sa
laris van den burgemeester niet veranderd
zal worden.
Deze motie wordt aangenomen met 18
tegen 16 stemmen.
Tegen: de S. D. A. P. en de heeren
Schoneveld en v,. Weizen.
Daarna komen de salarissen der wet
houders ter sprake. De wethouders ver
laten de zaal.
De heer v. Eek (S. D. A. P.) vindt de
vaststelling van het wethouderssalaris een
moeilijke kwestie. Is de jaarwedde van de
wethouders hier te Leiden hoog? Neen, z.i.
veel te laag. Hun salaris bedraagt thans
ƒ3000 en spr. zou dit willen handhaven.
Op het oogenblik zijn er twee wethou
ders, die hun betrekking hebben moeten
prijsgeven om het wethouderschap te aan
vaarden. Een bijverdienste is vrijwel uit
gesloten. Het is z.i. een gemeentebelang,
dat de jaarwedde zoo hoog is, dat iedereen
het wethouderschap van Leiden kan aan
vaarden.
Spr. dient een motie in, den wensch uit
sprekende, dat het wethouderssalaris ge
handhaafd blijft op ƒ3000.
De heer Bergers (R.-K.) kan zich
neerleggen bij hetgeen de heer v. Eek ge
zegd heeft.
De heer Beekenkamp (A.-R.) on
dersteun de motie-v. Eek.
De motie wordt aangenomen met 28 te
gen 2 stemmen. Tegen de heeren Schone
veld en Wilbrink.
Nu komen aan de orde de salarissen van
den secretaris en den ontvanger.
De heer Bergers (R.-K.) dient een
voorstel in om ook hun salarissen te hand
haven.
De heer v. Eek (S. D. A. P.) verklaart,
dat de S. D. A. P. geen bezwaar heeft te
gen een verlaging van deze salarissen met
2 1/2 pet., gezien de algemeene verlaging
der gemeente-ambtenaren.
De heer Wilbrink (C. H.) wijst er op,
dat de ontvanger reeds met 1000 gekort
is. Een verdere korting acht hij ongerecht
vaardigd.
Het voorstel-Bergers wordt gesplitst in
stemmirg gebracht. Het voorstel tot hand
having van het salaris van den secretaris
wordt verworpen met 21 tegen 13 stemmen.
Teg<r.: de S. D. A. P. en de heeren v. d.
Reijden, Romijn, Schoneveld, Goslinga,
Beekenkamp, v. Weizen en de Reede.
(De laatste verklaarde abusievelijk te
gen gestemd te hebben).
Het voorstel-Bergers tot handhaving van
het salaris van der. ontvanger wordt met
17 tegen 16 stemmen verworpen.
Tegen: de S. D. A. P. en de heeren Ro
mijn, v. Weizen en v. d. Reijden.. (Ook hier
bracht de laatste, naar hij verklaarde, abu
sievelijk zijn stem uit).
Vergoeding brandweercommandant.
17o. Voorstel in zake het toekennen van
een vergoeding aan den Commissaris van
Politie, in verband met het onderbren
gen van de brandweer bij de politie.
De voorz. verzoekt den voorzitters der
fracties om overleg met hem te plegen,
teneinde hun uiteen te zetten, waarom
deze kwestie thans op de agenda staat.
De vergadering wordt geschorst tot
's avonds 8.15 uur.
AVONDZITTING.
Na (heropening der zitting is het woord
aan den heer Beekenkamp (A.R.), die
constateert, dat de raad met gemengde ge
voelens van dit voorstel heeft kennis geno
men. De raad heeft indertijd een verhoo
ging van het salaris van den commissaris
afgestemd. Een eenmaal genomen raadsbe
sluit heeft men te eerbiedigen, tenzij nieu
we omstandigheden zich voordoen. Deze
nieuwe omstandigheden zijn er hier z.i.
niet. Waarom spr. pijnlijk verrast is, door
de wijze, waarop de burgemeester getracht
heeft terug te komen op een eenmaal geno
men raadsbesluit. De Kroon heeft inder
daad de bevoegdheid de rechtspositie van
den commissaris te regelen, doch daarmede
heeft de raad niet te maken. Wat zijn thans
de mogelijkheden? Het voorstel afstemmen.
Dan zal de minister van justitie zijn toe
stemming weigeren en een dergelijke situa
tie geeft aanleiding tot groote verwikke
lingen. Moeten wij ons erbij neerleggen?
Spr. acht het het beste om de zaak aan te
houden in verband met het adres van den
Ned. Politiebond. Misschien kan dan een
toestand geschapen worden, die het gevoel
van wrevel bij den raad wegneemt. Wan
neer wij ons niets aantrekken van de mee
ning van den minister, zouden wij mis
schien den burgemeester met de leiding
van de brandweer kunnen belasten. Spr.
behoudt zich zijn standpunt nog voor.
De heer Wilmer (RJC.) verwondert
zich over de voortvarendheid, waarmee de
minister zidh beijvert om een raadsbesluit
ongedaan te maken. Spr. vreest, dat de mi
nister ons dringen zal, om zijn standpunt
te aanvaarden. Wanneer wij het voorstel
niet aanvaarden, zijn er twee mogelijkhe
den: lo. wederom soheiding van de brand
weer en politie. Dat wenscht niemand. 2o.
Iemand anders tot commandant van de
brandweer maken, dr**: ook dat heeft on
aanvaardbare consequenties. De derde mo
gelijkheid is: aanvaarding. Als er tijdens
den loop van de discussies geen uitweg ge
vonden wordt, zal spr. zich bij den dwang
van den minister, hoe ongaarne ook neer
leggen. Spr. heeft zelf behoord tot de voor
standers van een salaris-verhooging, doch
thans keert hij zich tegen de manier waar
op een raadsbesluit ongedaan wordt ge
maakt. Inzake het voorstel tot uitstel, zegt
spr., dat hij het gewenscht acht, dat de sa
larisregeling van alle politie-ambtenaren,
voorzoover bij de brandweer betrokken,
tegelijk wordt behandeld.
De heer R o m ij n (V.B.) is bereid mee
te gaan met een voorstel tot uitstel. Eenig
uitstel heeft z.i. geen enkel bezwaar.
De heer v. Eek (S.D.A.P.) spreekt zijn
ontstemming uit over de houding van den
minister. Deze heeft geen bezwaar gezien
in de vereeniging van beide functies in de
hand van den commissaris; maar hij keurt
dit goed onder één voorwaarde, welke de
raad juist niet wil Dat is gaan zitten op
de stoel van den raad. Het voornaamste in
deze kwestie acht spr., dat de raad zoo
dicht mogelijk moet blijven bij de opvattin
gen, welke er in de bevolking heerschen.
Er moet thans heerschen een samënhoorig-
heid, welke niet moet toestaan, dat goed
gesalarieerde ambtenaren onnoodig nog
meer salaris krijgen, terwijl alle andere
ambtenaren gekort worden. Er gaan stem
men op voor uitstel. Doch spr. voelt daar
niets voor. Als de mogelijkheid bestond om
een algeheele salarisherziening te bereiken,
dan zou er iets voor te zeggen zijn. Doch
daarop is geen uitzicht .Wat moet er nu ge
beuren, als de raad het voorstel verwerpt.
Spr. ziet de volgende oplossing. De minis
ter is blijkbaar onder den indruk geweest
van het advies van den burgemeester. Maar
wanneer de raad nu volhardt in zijn wei
gering, en de werkzaamheid van den com
missaris beperkt wordt tot het minimum,
zal de minister dan op zijn standpunt blij
ven staan? Spr. is niet bereid om te stem
men vóór toekenning van de geëischte
500.—.
Voor den heer Manders (R.K.) is de
zaak vrij eenvoudig. Herhaaldelijk hebben
hoofden van dienst salarisverhooging ge
kregen, als him taak verzwaard werd.
Thans is de raad wat geprikkeld, omdat de
minister gebruik maakt van zijn recht, om
iets te krijgen wat billijk is. Spr. ziet geen
reden om deze zaak uit te stellen.
De heer v. W e 1 z e n (C.P.) kan zich aan
sluiten bij den heer v. Eek. Uitstel heeft z.i.
geen nut, ook na uitstel staan wij voor de
zelfde beslissing.
De heer Wilbrink (C.H.) kan den
gang van zaken moeilijk accepteeren, ook
al zou hij daarmee zijn zin krijgen, omdat
ook hij behoord heeft tot de voorstanders
van salarisverhooging. Het spijt spr., dat
de heer v. Eek geen uitstel wil. Spr. zou het
betreuren als deze zaak niet werd uitge
steld. Dan staat de kwestie van de politie-
vergoeding los van de kwestie van commis
saris-vergoeding. Spr. had verwacht, dat de
heer v. Eek meer referentie had getoond
voor de verlangens van een groot aantal
raadsleden, die uitstel wensdhelijk achten.
De voorzitter meent, dat door uit
stel de zaak niet geholpen wordt. Is er hier
inderdaad sprake van een terugkomen op
een eenmaal genomen raadsbesluit? Spr.
ontkent dat. De raad heeft het voorstel tot
salarisverhooging verworpen, waarna spr.
zich in verbinding heeft gesteld met den
minister. De minister heeft toen geweigerd,
het salaris van den commissaris te verhoo-
gen; de minister koos dus de zijde van den
raad. Na het raadsbesluit werd het spr. dui
delijk, dat de commissaris vergunning noo-
dig had voor het vervullen van nevenfunc
ties. Spr. had daaraan niet gedacht, omdat
hij van meening was, dat de zorg voor de
brandweer geen nevenbetrekking genoemd
kon worden. De minister was echter van
een ander gevoelen en daardoor ontstond
een andere situatie. De omstandigheden zijn
nu gewijzigd en het huidige voorstel van
B. en W. berust op het standpunt van den
minister, dat anders is, dan het aanvanke
lijk standpunt van B. en W. Volgens spr.
heeft de minister wel degelijk het recht
om deze voorwaarde te verbinden aan het
verleenen van een vergunning. De minister
wenscht, dat de ambtenaar, voor wien hij
verantwoordelijk is, zijn plicht doet onder
behoorlijke voorwaarden en met de noodi'ge
opgewektheid. De raad heeft besloten tot
samenvoeging van de functie van brand
weer-commandant met die van politie-com-
missaris. De raad heeft niet geweten, dat
hij dit besluit niet kon nemen. De minister
heeft zijn noodzakelijke medewerking ech
ter niet willen weigeren, maar op een voor
waarde, welke de minister billijk acht. De
heer Wilmer vond de voortvarendheid van
den minister zoo verdacht. Doch het is een
principieele zaak en voortvarendheid daar
in is niets verwonderlijks. Spr. ziet in de
zen gang van zaken allerminst een bedrei
ging van den raad. In uitstel ziet spr. geen
nut; de zaak is volmaakt rijp voor afhan
deling. Uitstel is ongewenscht, want in een
illegalen toestand, die reeds eenigen tijd
bestaat, moet zoo spoedig mogelijk voorzien
worden. Verband met de vergoeding voor
de politie-agenten behoeft niet gelegd te
worden, want er is alle reden om een ex
tra-toeslag toe te kennen aan de agenten,
die assisteeren bij een brand en een rege
ling daarvan zal binnenkort aan den raad
worden overgelegd.
De raad heeft zich afgevraagd, wat er
zou moeten gebeuren, wanneer de minister
zijn toestemming weigert. Geen van de ge
noemde plannen zijn mogelijk, behalve te
rugkomen op een eenmaal genomen besluit
en de brandweer weer te scheiden van de
politie.
De heer Beekenkamp (A.R.) merkt
op, dat de raad formeel bij den minister zijn
zin heeft gekregen, 't is geen salarisverhoo
ging. Maar materieel heeft de raad onge
lijk gekregen. De minister he«*?t vel komen
het redht, om voorwaarden te stellen aan
een vergunning, maar deze voorwaarde
gaat toch wel wat ver. De raad is thans in
een dwangpositie gebracht en wij staan
voor het feit, dat wij dé voorwaarde van
den minister hebben te aanvaarden. Spr.
vraagt den heer v. Eek, of deze de conse
quentie durft te aanvaarden van een ver
werping door den raad van dit voorstel,
wanneer nog vanavond een beslissing moet
worden genomen.
Spr. dient thans een voorstel in om de
discussies over dit voorstel aan te houden
totdat beslist zal zijn over de vergoedingen
aan de politie-ambtenaren in verband met
him functie bij de brandweer.
De heer v. Eek (S.D.A.P.) begrijpt niet,
waarom de minister wel bezwaar zou heb
ben tegen een samenvoeging, als de ver
goeding niet verleend zou worden.
De voorzitter: De minister wenscht
bij een eventueele vacature te beschikken
over menschen, die berekend zijn op de
vervulling van beide functies.
De heer v. Eek (S.D.A.P.) meent, dat
de minister hier treedt in de bevoegdheid
van den raad.
De heer Manders (R.K.) ziet wel de
gelijk een reëel verschil tusschen salaris
verhooging en toekenning van vergoeding.
Z.i. heeft de minister volkomen gelijk. Deze
kleine vergoeding kan gerust worden toe
gestaan.
Het voorstel-B eekenkamp (Uitstel
van behandeling) wordt verworpen met 20
tegen 12 stemmen.
Tegen: de S.D.A.P. en de heeren Vos, Te-
pe, Splinter, Bergers, v. Weizen, en Man
ders,
De heer Beekenkamp A.R.^ doet
mede namens de heeren Wilmer en
Wilbrink het voorstel om de vergoeding
niet van terugwerkende kracht te doen zijn,
maar te doen ingaan op den dag, dat de
minister zijn vergunning zal geven. Het
voorstel van B. en W. zelf durft spr. niet
verwerpen.
De voorz. zegt, dat B. en W. geen be
zwaar hebben cm dit amendement over te
nemen.
Het voorstel van B. en W.
wordt echter verworpen met 1715
stemmen.
Tegen: de S.D.A.P. (behalve de 2 wethou
ders) en de heeren Tobé, Vos,Schoneveld,
v. Weizen en Lombert.
Opheffing kweekschool.
18o. Voorstel inzake de opheffing van
de gemeentelijke kweekschool voor onder
wijzers en onderwijzeressen en dan aan
die school verbonden cursus voor Fransch
en tot het, in verband daarmede, verleenen
van eervol ontslag aan den directeur, de
leeraren en leeraressen en den concierge
van die school.
De heer Vos (V.D.) zal met dit voorstel
meegaan, omdat ook hij geen anderen weg
ziet dan opheffing. Het is evenwel diep te
leurstellend, dat de gemeente beroofd zal
worden van een zeer nuttige instelling en
spr. spreekt zijn waardeering uit voor het
werk van de onderwijskrachten aan deze
instelling. Hij vraagt, dat het college zoo
veel mogelijk zal tegemoet komen aan de
belangen van de slachtoffers. Ten slotte
vraagt spr. hoe de gemeente de verplich
tingen zal nakomen t.o.v. de leerlingen de
zer school.
De heer Romijn (V.B.) zegt, dat met
deze opheffing alweer een parel verloren
gaat in de kroon van Leiden. Kunnen wij
niet uitspreken, dat de sluiting niet defini
tief is?
De heer v. Wel zen (C.P.) meent, dat
wij verplicht geweest waren, aan deze
school een meer passende begrafenis te be
zorgen. Was het niet mogelijk om met de
regeering te onderhandelen over handha
ving van de subsidie? Zijn er pogingen on
dernomen om deze subsidie te behouden?
Of zijn er nog andere redenen voor ophef
fing?
De heer Manders (R.K.) constateert,
dat wij in een zeer gedegenereerden tijd le
ven. Wij bezuinigen en passen ons aan. De
meest fnuikende aanpassing is die van het
onderwijs, waardoor de bestaansmogelijk
heid voor de onderwijzers zoo verminderd
is, dat de bevolking dezer kweekschool
sterk is gedaald. Kan er geen mouw aan
gepast worden?
De heer Goslinga (A.R.) wijst erop,
dat het totaal aantal kweekschollen, dat
over blijft, berekend is naar de behoefte
aan onderwijskrachten. Het aantal leerlin
gen aan de openbare scholen is sterk ver
minderd, waardoor het aantal benoodigde
leerkrachten afneemt. Dat is de reden van
de opheffing van verscheidene kweekscho
len. In diepste wezen is het de kinderbe
perking, waardoor de openbare scholen ont
volkt worden.
Den heer Groeneveld (S.D.A.P.)
spijt het, dat deze opheffing noodzakelijk
is geworden. Doch spr. ziet geen verbete
ring in de naaste toekomst. Hij beveelt de
belangen van het personeel in de hoede van
B. en W. aan.
Wethouder T e p e (R.K.) kan nog niet
mededeelen welke maatregelen getroffen
kunnen worden in het belang van leeraren
en leerlingen. Het is evenwel van belang
voor beiden, dat thans reeds beslist wordt
over het al of niet voortbestaan van de
school. Niemand heeft de instandhouding
der school bepleit. Met den raad betreurt
ook het college de noodzakelijkheid van de
opheffing en in betere tijden zal ongetwij
feld getracht worden deze parel weer te
vestigen in Leidens kroon. B. en W. zullen
zich beijveren om de offers van het perso
neel tot een minimum te beperken. Om
trent de leerlingen kan spr. nog geen posi
tieve belofte doen, doch wel kan hij ga
randeeren, dsüt er leerlingen zijn,, die in de
gelegenheid zullen worden gesteld om hun
studie te voltooien.
Behalve opheffing zou nvm de schc-c]
langzaam kunnen laten uitsterven, vu.