Het bezoek van den Hertog van Kent
aan H. M. de Koningin
H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana
mei den Engelschen Koninklijken gasi, den
Hertog van Kent, voor het paleis het Loo
Microfoon-debutanten. Een aardig snapshot van de groote internationale
hondententoonstelling welke te Groningen is gehouden
Een aardige opname tijdens
de wedstrijden ter gelegenheid
van de Hillegersbergsche zeil-
week
De internationale open golfkampioenschappen Te Bloemendaal werd Zondag een 50 K.M. snelwandelwedstrijd gehouden, welke gold
op de links te Hilversum. Capt. Francis, die als selectiewedstrijd voor de uitzending naar de Olympische Spelen te Berlijn. Even
kampioen werd der amateurs, in actie na den start
Van Schiphol is Zondag de
Hertog van Kent na zijn kort
verblijf in ons land per vlieg
tuig weer naar Engeland terug
gekeerd.
De internationale waterpolo-wedstrijd Nederland België
welke in het Amstelparkbad te Amsterdam werd gespeeld,
werd door Nederland gewonnen. Een spelmoment
FEUILLETON
DE STRIJD OM WEENEN
Roman van
HUGO BETTAUER.
(Nadruk verboden).
14)
„Dag meneer Ralph!"
Met deze woorden werd OTlanagan op
den hoek van de Mariahilferstrasse en de
Neubaugasse, waar hij reeds etelijke mi
nuten gewacht had, begroet en hij ver
heugde zich reeds over de intimiteit van
deze aanspraak, toen hij zich plotseling
herinnerde, dat het meisje den naam Ralph
voor zijn familienaam moest houden.
Het was het eerste rendez-vous, dat
Bilde Wehningen hem had toegestaan.
Toen hij haar daarom verzocht had, had
zij kalm en zelfbewust geantwoord:
„Ik wil graag een uurtje met u praten,
maar ik meen er u toch op attent te moe
ten maken, dat ik, hoe vrij en onconven
tioneel ik me ook voel, noch naar een zoo-
genaamden vriend noch naar een verloof
de reflecteer. Eerlijk gezegd: ik ben blij,
dat we elkaar zoo spoedig zullen terug
zien en het zal slechts aan u liggen mij die
vreugde niet te vergallen".
En nu stond ze slank, zeer eenvoudig,
maar smaakvol gekleed voor hem, schudde
hem stevig de hand en zou uitgegleden
zijn, daar een zeldzaam mengsel van
sneeuw, regen, dooi en lichte vorst de stra
ten schier onbegaanbaar had gemaakt,
waneer Ralph haar niet had vastgehou
den.
Zij nam den aangeboden arm, maar toen
hü aanstalten maakte om een taxi te roe
pen hij was zoo verstandig geweest zijn
eigen wagen thuis te laten wees zij dat
gedecideerd van de hand:
„Wat denkt u wel? 't Was laatst al een
buitengewone lichtzinnigheid van me om
dat toe te staan bij deze schandelijke prij
zen! Laten we eenvoudig ergens in een
café een plaatsje zoeken".
In café Schiller zag Ralph eerst recht
hoe knap Hilde Wehningen was. Van die
onregelmatige schoonheid, welke fotogra
fisch zeer moeilijk is weer te geven, maar
daarom des te intensiever in het leven tot
uiting komt. De mond misschien een
nuance te vol, de neus van een klassieken
vorm en in prettige tegensteling met het
typische „Wiener Naserin", het voorhoofd
hoog en vrij, de kleine, fraai gevormde
ooren legden getuigenis af van een onver
dorven, goed ras en haar expressieve
oogen waren van een zeldzame bekoorlijk
heid.
„Ziezoo, als u me genoeg hebt aange
staard, zal ik u eens een beetje ondervra
gen. Als je met iemand op vriendschappe-
lijken voet wilt komen, moet je toch weten
hoe af wat. Vertelt u me dus eens welk
beroep u hebt, wat u hier in Weenen doet,
hoe lang u hier al bent, kortom, vertelt
u eens wat van uzelf".
Ralph bloosde en zijn oogen stonden be
paald onrustig. Hij moest verder liegen,
hij wilde tot eiken prijs de menschelijke
verhouding, die zich hier ontwikkelde,
niet verstoren door de onoverbrugbare
kloof, welke hen in materieel opzicht van
elkander scheidde, te onthullen.
„Hoe ik heet, weet u immers, juffrouw
Wehningen. M'n beroep? Dat heb ik op het
oogenblik eigenlijk niet. Ik ben koopman,
businessman, zooals ze dat bij ons noemen
en ik ben van plan eerst eens wat rond te
neuzen vóór ik tot daden besluit."
Vervolgens vertelde hij van zijn moeder,
zijn ouderhuis en zijn half Weensche af
stamming.
„En nu is de beurt aan u, juffrouw Weh
ningen. Wilt u mij ook een blik in uw le
ven laten werpen?"
Een schaduw vloog over Hilde's ge
zichtje.
„Och, daar is niet veel van te vertellen.
Ik ben twintig jaar oud, een arm meisje,
dat na een prettige, zorgelooze jeugd plot
seling voor de noodzakelijkheid werd ge
plaatst zichzelf en een hulpeloos in de
wereld staande moeder te onderhouden.
Wat lang niet zoo gemakkelijk is als me
neer de Amerikaan zich dat misschien
wel voorstelt."
Hilde's vader, Jhr. von Wehningen, was
een welgesteld kndgoedbezitter in Stier
marken geweest, die de dwaasheid had be
gaan in de eerste oorlogsjaren zijn bezit
tingen te verkoopen om van de aanzien
lijke rente niet vrouw en kind te kunnen
leven. Hij was voornamelijk tot dezen stap
overgegaan om een lievelingswensch te
vervullen van zijn vrouw, een geboren gra
vin Bros, die vurig naar het leven in de
hoofdstad verlangde. De revolutie kwam
en daarmede de steeds toenemende de
preciatie der valuta, het vermogen slonk,
eerst langzaam, toen sneller, de heer von
Wehningen zag geen kans zijn geld tijdig
in veiligheid te brengen en anderhalf jaar
geleden, juist toen Hilde met goed gevolg
haar eindexamen had afgelegd, bracht
Jhr. von Wehningen het laatste sieraad
van zijn vrouw naar den opkooper. Voor
de opbrengst kocht hij met onvoldoende
dekking een aantal aandeelen, welke hem 1
waren aangeraden om daarna door zijn
bankier, toen onverwachts een sterke
baisse inzette, te worden geëxecuteerd,
waardoor hij vrijwel als bedelaar in het
leven stond. Den volgenden mag vond men
hem dood in de badkamer, tengevolge van
een gasverstikking. Of hier van een onge
luk dan wel van een zelfmoord sprake was,
werd nooit opgehelderd.
Mevrouw von Wehningen kwam dezen
dag nooit geheel te boven, maar Hilde liet
zich niet deprimeeren, gaf de gedachte
natuur- en scheikunde te studeeren, op,
leerde in den kortst mogelijken tijd boek
houden en m aehin eschr ij ven en nam een
betrekking aan.
En nu ben ik de rechterhand van mijn
chefs, de gebroeders Krause, die een mil-
lioen per maand aan salaris betalen, het
geen heel veel lijkt, maar in werkelijkheid
bitter weinig is."
„Ongeveer veertien dollar", mompelde
hij. „Merkwaardig land, dat op het gebied
van uitgaven de wereldpariteit bijna over
schrijdt en zien bij het salarieeren van
zijn werkkrachten met een zesde deel te
vreden stelt. Maar hoe kunt u in 's he
mels wil daarmee uitkomen en u boven
dien nog zoo netjes kleeden?"
„Garderobe heb ik nog genoeg van vroe
ger en mama leert op haar ouden dag
keeren, verstellen en moderniseeren. En
overigens nu ja, 't valt ook niet mee.
We stellen beiden onze eischen op het ge
bied van voeding gelukkig niet zoo heel
hoog en we hebben natuurlijk van tal van
dingen afstand moeten doen. Helaas be-
hooren ook onze schouwburgbezoeken tot
het verleden; dat spijt me nog het meest.
Overigens het ergste dreigt nog te zul
len komen. M'n chefs hebben n.L een fa
briek van electro-iechnische artikelen. De
zaken gaan echter riet best, hoe zeer de
beide heeren zich ook inspannen. Aanvan
kelijk waren we met z'n twintigen op kan
toor, nu zijn er nog maar tien en ik vrees,
dat, als Kerstmis voorbij is, ook de anderen
voor ontslag aan de beurt zullen komen."
„En dan?" vroeg Ralph verschrikt.
„Dan? Ach, drie maanden salaris zullen
ze me nog wel uitkeeren en wat er dan
verder gebeuren zal, weet ik nog niet. Ge
lukkig ben ik jong, ik heb wat geleerd en
als de nood aan den man komt, zal er altijd
nog wel een plaats als meisje of hulp in
de huishouding vo* r me open zijn."
Ralph voelde een prop in zijn keel. Daar
zat hij nu, de nabob, geheel en al onder
de bekoring van een zeer knap, verstandig
meisje, dat nog niet eens genoeg te eten
had en bitteren nood leed. Heesch en ver
legen zei hij:
„Juffrouw von Wehningen, ik hoop, dat
u mij niet verkeert begrijpt hm, ik be
schik op het oogenblik juist over bedra
gen, hem die ik niet direct noodig heb
als ik u misschien op de een of andere
manier van dienst kan zijn."
Hilde's gelaat kreeg een harde uitdruk
king. Een roode blos kleurde haar wangen.
.Meneer Ralph, als u niet wilt, dat deze
samenkomst tevens de laatste is geweest,
dan verzoek ik u dringend aan zoo iets
zelfs niet te denken. Het was zeer onver
standig van me, dat ik openhartiger tegen
u was dan bij menschen, die elkaar nog
zoo kort kennen, gebruikelijk is. Zorgt u
er voor, aat ik daar geen spijt van heb!"
(Wordt vervolgd).