DE LEIDSCHE COURANT
£)E ^OUTKRULLEN
Een sprookje door Oom Wim.
II.
Wat zuster, wat oom! Ik wil niets meer
met mijn zuster en met jouw kinderen en
met jou te maken hebben! Ga van mijn
erf, of ik laat de honden los en kom nooit
meer hier klagen en bedelen of ik ransel
je de poort uit. De deur dicht!"
Daar staat Andries! Bleek en ontdaan
en met knikkende knieën gaat hij naar
huis toe.
Nog zingen de vogeltjes, Andries hoort
het niet.
Nog geuren de bloempjes langs zijn weg,
Andries ziet de bloempjes niet.
Kinderen lachen en stoeien en spelen,
Andries denkt niet aan die kinderen, hij
denkt alleen aan zijn kinderen en aan zijn
vrouw en wat hij zeggen zal als hij thuis
komt en geen brood heeft en allen zonder
eten naar bed moeten.
Treurig laat hij het hoofd hangen. Tra
ger en trager wordt zijn stap!
Af en toe kijkt hij om in de richting,
waar die leelijke man woont, die niets den
arme geeft en te gierig is, om iets af te
staan van het vele, dat het zijne is.
Dan balt hij ,de vuisten, alsof hij vech
ten wou tegen dien slechten broeder en
gaat daarna verder, langzaam verder en.,
wat is dat!
Dan hoort ie een piepend rad van een
kruiwagen en een oogenblik later bij een
draai van den weg, ziet hij een arme Vrouw,
die alle moeite aanwendt om haar wagen
den heuvel op te duwen, maar het gaat
niet. Het rad schommelt heen en weer en
piept en knarst en de vrouw kan niet ver
der.
Andries ziet haar en haast zich bij haar
te komen.
Maar vrouwtje, dat gaat niet zoo! Zie
je niet, dat het rad niet goed draaien kan.
Maar wacht! Ik zal je helpen. Ik heb de
schaaf bij me. Het is zoo gebeurd!
Je kunt het maken brave man, maar
ik heb geen geld om je te betalen. Ik ben
arm!
Ik hoef geen geld! Ik maak je dat rad
ook zonder geld. En onderwijl hij het rad
afneemt, de schaaf het overtollige hout
afschaaft vertelt ie aan het arme vrouw
tje zijn wedervaren bij zijn rijken broer.
Het vrouwtje luistert en glimlacht.
Ziezoo vrouwtje! Dat is alweer gebeurd!
Nu zal het wel draaien en kim je weer
verder!
Dank je brave houthakker! God zal
het je loonen!
Andries neemt zijn gereedschappen op
en met zijn gereedschappen stopt ie ook de
krul1 en in de mand, die hij als houthak
ker altijd bij zich heeft en waarin hij ge
woonlijk blokjes hout mee naar huis neemt
om in het eenvoudig potkacheltje te sto
ken enhij vervolgt zijn weg.
Hij is tevreden over zich zelf. Hij heeft
wel gedaan.
Het is alsof zijn tred lichter werd en.,
zwaarder zijn mand.
Dat was vreemd! Hij heeft er toch niets
in dan zijn gereedschappen.
Eindelijk komt ie thuis.
Zijn vrouw ziet aan zijn gezicht dat het
„mis" is. Hij heeft niets gekregen.
Hij vertelt wat haar rijke broer zei en
hoe hij hem dreigde.
Hij vertelt ook van die arme vrouw en
gaat naar zijn mand om de schaaf op te
bergen en zie.wat is dat! Kom eens
gauw! De spaanders zijn goudstaven ge
worden.
Nu was alle leed geleden. Nu was er
weer brood voor de kinderen. Alles kan
gekocht worden wat noodig was en nu
waren ze allemaal gelukkig en rijk
Zoo vertelde Peter voor ons en zoo ver
tel ik het nu voor U!
CORRESPONDENTIE
Meibloempje, Voorschot e n.
Of je ook mee mag doen? Wel, wis en ze
ker! Bij ons is plaats voor velen; vooral
zij, die beloven trouw mee te doen en ons
Hoekje des Vrijdags „verslinden" zooals je
zegt. Dag Meibloempje! Groet moedertje
van me! Voor jou de hand!
Zw a r t k o p j e, Leiden. Of jy ook
eens raadsels mag insturen? Maar kind,
ik schrijf toch geregeld: „wie nog een stel
raadsels weet en dan liefst eigen verzon
nen raadsels, sture me dat stel eens op!"
Vindt jij ook ons Hoekje zoo mooi? En lees
je eiken Vrijdag je broertje van a tot z
alles voor? Dat is erg lief van je. Zoo hoort
het ook. Blijf dat zoo volhouden, tot broer
zelf kan lezen? Dag Zwartkopje! Stuur mij
eens van jullie beidjes een kiekje! Wil je?
Groet vader en moeder van me en ook
Janneman niet vergeten!
Koos van Gerven, Z'woude.
Toen ik laatst het versje van broertje liet
afdrukken, dacht jij zeker aan het mooie
rijmpje van jou, en meende je zeker, dat
dit kunstgewrocht in de papiermand ver
zeild geraakt was. Mis poes! Het geestige
rijmpje van jou krijgt ook een beurt. Daar
is Koos en laat hooren, hoe moeilijk het is
iets behoorlijks voor den wedstrijd te
maken. Ik meende als opschrift te moeten
nemen:
IK DOE MEE
door Koos van Gerven.
Lieve hemel, wat een zorgen
Heb ik nu toch aan mijn hoofd,
Want ik moet een versje maken
't Heeft me al wat tijd beroofd.
Eerstens moet toch alles rijmen,
Netjes volgen op elkaar,
Een onderwerp kan ik ook niet vinden,
Dat vind ik verschrikkelijk en naar.
Wil ik beginnen over sneeuwen
Dan valt er meestal regen neer,
Denk ik gauw de schaats te rijden
Kijk dan vriest het heel niet meer!
Eerst 't begin, maar ach dat kan ik
Maar heel niet krijgen, tot mijn spijt.
Daarom doe ik alleen het einde:
,,'t Eind goed" is mijn leus altijd!"
Mej. Hartwijk, Leiden. Zooals
U ziet zijn de verjaardagen van uw kinde
ren genoteerd. Aangenaam is het mij te
hooren, dat de jongens zoo graag onze ru
briek lezen. Als ik weer prijsraadsels geef,
hoop ik ze ook te ontmoeten. Met hand en
groet voor U allen.
Greet Krol, Leiden. Wat zal
dat op school een heerlijk feest geweest
zy'n! En dan alles uit het hoofd opzeggen,
mij dunkt dat dit lang niet gemakkelijk
was, temeer als het zóó warm is, wordt het-
van-buiten-leeren erg moeilijk. Wat flink
van broertje, dat ie zoo netjes in de pro
cessie meeliep. Zoo, doe jij 1 Juli je plech
tige H. Communie. Dan feliciteer ik je
wel, als ben ik nu een paar daagjes te laat.
Dat de menschen achter in de kerk woord
voor woord, alles konden verstaan, verwon
dert me niets, in aanmerking genomen, dat
12 kinderen tegelijk de toewijding aan het
H. Hart opzegden.
En nu laat ik tot slot aan jouw brief je
zelf eens zeggen, hoe je denkt over:
ZWEMMEN
Zwemmen vindt een ieder heerlijk;
Zwemmen vindt een ieder fijn! en
Groote, kleine menschen ziet men
Hangen, spart'len aan de lijn.
Zwemmen in het koude water,
Is wel fijn met heel warm weer,
Is de zomer dan het land uit,
Dan ziet men ook geen zwemmers meer.
Zwemmen moet een ieder leeren
Dit zeg ik nu tot besluit:
Val je later in het water
Dan kom je er vanzelf weer uit!
Tootje Stuifzand, Ma re si n-
g e 1. Zoo Tootje, had jij zoo'n schik
met het boek! En zul je ons eens gauw ver
rassen met een versje! Ik wacht af! Vader
mag gerust een handje helpen. Groet nu
Moe en Pa van me en Annie ook niet ver
geten. Op den volgenden wedstrijd ben jij
ook weer van de partij! En Annie dan?
Daag!!!
Hierbij zullen we het laten.
Tot de volgende week!
De brieven zijn nu zoo wat beantwoord.
Wie een brief schrijft van twee kantjes,
krijgt een antwoord terug.
Tenslotte moet ik mij nog van een plicht
kwijten!
De vele neefjes en nichtjes, die mij een
brief, kaart of versje op den 25sten dezer
mijn verjaardag, stuurden, bedank ik van
harte.
Oom Wim.
U vraagt?
1. Wat beteekent „Aurora"?
2. Waar komt het woord „atmospheer"
vandaan?
3. Is bier al lang bekend?
4. Welke begroeting houden de Tarta
ren er in Noord-China op na?
5. Is de Dom van Keulen al oud?
6. Columbus heeft Amerika ontdekt.
Naar wien heet dat land?
7. Wat is een Augiasstal?
Wij antwoorden.
1. Aurora is latijn en beteekent het mor
genrood; de dageraad.
2. Atmospheer is Grieksch, beteekent
dampkring; luchtkring rondom de aarde;
de lucht, die we inademen.
3. Reeds 4000 jaar werd bier door de
Egyptenaren als medicijn gebruikt.
4. Ze trekken hun gast aan zijn oor net
zoolang, tot ie een kreet van pijn laat
nooren.
5. De Dom van Keulen is heel oud. Men
begon te bouwen in 1248 en werd in 1880
voltooid. Men heeft er alzoo 632 jaar aan
gebouwd.
6. Amerika heet naar Amerigho Vespuc
ci. Hij was een groote ontdekkingsreiziger.
7. In de fabelleer beteekent dit een bees
tenstal, fig. beestenboel; den Augias-stal
reinigen wil zeggen misbruiken uitroeien;
orde in een verwarden boel brengen.
WIE ZIJN JARIG?
Van 3 tot en met 9 Juli.
3 Juli: Johanna Elderhorst, Dorpsstraat
D 50, Zoeterwoude.
3 Juli: Jootje Uljée, Oud-Ade E.
4 Juli: Dora van Slingerland, Trompet
straat 18.
4 Juli: Litta Goddijn, Haarl.str. 105a.
4 Juli: Simon v. Dijk, St. Jorissteeg 10.
5 Juli: Freek Herreur, Willemstr. 32.
5 Juli: Willy de Boer, Lindestr. 40.
5 Juli: Herman v. Velzen, Geversstraat
12, Oegstgeest.
5 Juli: Gerard v. d. Top, Heerensingel 2a.
5 Juli: Aad Berg, Dorpsstraat 65, Zoeter
woude.
6 Juli: Geertruida v. Eijk, Roggebroods
hof 3.
6 Juli: Betsie Zwetsloot, Dorpsstr. Zeg
waard.
6 Juli: Albert v. d. Horst, Lage Rijnd. 19
6 Juli: Rietje Zwetsloot, Haarlemmerw. 4
6 Juli: Nellie van Zwieten, A 213 Lan-
geraar.
6 Juli: Sjaan van der Voorn, Kocipolder
Hoogmade.
7 Juli: Gretha v. d. Ploeg, Hoogmade
B 315
7 Juli: Wim v. d. Berg, St. Jacobsgr. 2.
7 Juli: Dominicus de Roo, Binnenlaan 13.
7 JulkMarietje v. d. Veer, Atjehstr. 5a.
8 Juli: Annie v. d. Meer, Oud-Ade.
8 Juli: Anny Hartwijk, Burchtsteeg 4.
8 Juli: Jan v. Steijn, Pioenstraat 16.
8 Juli: Nelly v. d. Krogt, Verl. Dorpsstr.
195a, Warmond.
8 Juli: Joop van Dijk, Langegr. 81.
8 Juli: Cor. van Schie, Kraaierstr. 34a.
9 Juli: Cor en Adriaan Rotteveel, Geen
polder 6, Zoeterwoude.
Ik feliciteer de jarigen.
Wie zijn of haar naam in deze lijsten wil
opgenomen zien, schrijve me minstens 14
dagen vóór den verjaardag. Wie bij het
verlaten der school afgevoerd wil wor
den, eveneens twee weken er voor.
Oom Wim.
NIEUWE RAADSELS
ingestuurd door Dora Kniest.
Raadsel I:
X
x
kleine rekening.
X
X
stad in N.-Holland.
X
X
verpakkingsmiddel
X
X
hardigheid aan hand en voe'
X
X
verstand.
X
x
verstand
X
x
muziekinstrument
X
X
karakter
X
X
verkort Eleonora
X
X
deel van 'n hand.
De beginletters van boven naar beneden
geven den naam van een land.
De eindletters den naam der hoofdstad
van dat land.
Raadsel II:
x klinker
xxx deel van 't hoofd
x x x x x meisjesnaam
x x x x x x x wie zondigt
xxxxxxxxxde gevraagde stad
x x x x x x x doet men in den slaap,
x x x x x ligplaats voor schepen,
xxx schrijfmiddel
x medeklinker
Raadsel III:
Nu kan je zeker wel raden,
In welke pan men niet kan braden.
Raadsel IV:
Met d ben ik een groote menigte.
Met k ben ik niet recht.
Met t ben ik een muziekinstrument.
Raadsel V:
Wat ik zag in Bremen en Amsterdam,
Zoo vaak ik in die steden kwam,
Heb ik geen een keer in Londen
Ook in Parijs nog niet gevonden
De opl. niet opsturen. Deze zal ons
Dora de volgende week zelf geven.
Oom Wim.
DE OPLOSSINGEN
der raadsels van de vorige week waren:
Opl. I: Adriana. A Ede sprei
Adriana plank ons a.
Opl. II: doorn hoorn voorn.
Opl. III: Maria is de beste aller Moeders.
Opl. IV: dor^t "irst vorst Hor=t
Een tennismatch met
hindernissen.
door Irène en Jo.
In doodsangst klemde Moud zich aan den
rand van het dak vast, want ze voelde, dat
Loud op de grond tuimelde. Daar hing ze
nu met haar goeie gedrag, al haar krach
ten inspannend, om te blijven hangen, want
met 'n sprong op 't harde grint te komen,
scheen haar allesbehalve prettig toe.
Machteloos, met pijnlijke knieën, en 'n
pijnlijk vertrokken gezicht stond Loud om
hoog te kijken. „Heb je nog zoo'n prachtig
panorama, Moud?" Ja, je bent wel erg
belangstellend, zou ik zoo zeggen, kom je
naast me hangen? dan kan je je zelf er
van overtuigen." Met uiterste vingertop
pen klampte ze zich nog vast aan den
dakrand, 't Was _net een drenkeling, die
zich aan een stroo-halm vastklampte. Loud
pakte haar voeten beet, en zoo bereikte
Moud weer den beganen grond. „Dat was
me 'n benauwd oogenblik Loud, ik gun je
de pret, ik doe 't niet meer!" „Maar zonder
bal ga ik niet meer terug. We hebben er
al zooveel moeite voor gedaan!" Weer
stonden ze naast elkaar, Loud met een
paar dikke knieën, en 'n pijnlijk gezicht,
en Moud, met een bedenkelijk gezicht, met
haar vingertop naar haar voorhoofd wij
zend.
„Ik weet al wat!" 't Was Moud, die op
alles raad wist. „Jij moet me ophijschen,
maar eerst zal ik weer in de houding gaan
hangen als net, en dan moet je je handen
onder m'n voeten doen, en zoo omhoog
verheffen." Daar gaat ie dan, een, twee,
hoepla kee!, en daar lag Moudje op het
plat van bestemming.
„Nou, dat heeft me effen wat gekost hé
Loudje," riep ze omlaag maar Loud je, die
op haar knieën te knikken stond, heel erg
zenuwachtig, omdat ze zoo dik werden.
„Kom maar gauw beneden, want anders
vat je daar kou, in de ijle ruimte."
Moud ging op haar buik liggen, gooide
haar beenen buiten boord, en Loud stond
met haar handen gereed, om haar voeten
beet te pakken.
„Ik geloof dat 't wel een half uur ge
duurd heeft, dit grapje Moud. Laten we
maar gauw naar beneden gaan, want da
delijk komen de anderen van studie.'.
't Doodenkapelletje was weer de onver
mijdelijke hinderpaal, we moesten er door
heen, of we wilden of niet. Gauw, gauw,
gingen we de trap af, holden naar de deur,
maar boem!!! Er was geen beweging in te
krijgen. Hij was op slot gedraaid intus-
schen door Zuster kosteres. Er waren er
nog twee aan 't tennissen, en Moud begon
door 'n kiertje van het tuimelraam te ket
teren en op haar poot te spelen tegen 'n van
de spelers, die echter rustig doorspeelden.
Ja, ik weet het wel hoor, jullie hebt hem
dat gelapt, nu kunnen jullie fijn alleen
tennissen hé!" en zoo ging het maar door.
Had Moud geweten, wie er stond te luis
teren achter het tuimelraampje, dan had
ze vast in all' talen gezwegen, 't Was mijn
heer de Rector in hoogst eigen persoon.
Loud zag het, want die stond halfweg de
trap. Je had Moud haar gezicht moeten
zien, toen ze hoorde wat haar overkomen
was. Een filmster zou 't haar nooit kun
nen nadoen.
„Wat moeten we noen, wat moeten we
doen!" ga je mee gauw naar den zolder",
en in haar angst trok ze Loud aan haar
schootband mee, die (Loud natuurlijk)
echter stokstijf bleef staan, met het gevolg
dat haar schortband van haar schort eraf
gerukt werd.
Loud, die het geval van de leuke kant
bekeek kwam met het voorstel voor den
dag, om onder de lijkbaar te kruipen, sa
men natuurlijk, en juist toen ze dit plan
netje stonden te overwegen, knarste het
slot open, en daar stonden mijnheer de
Rector, plus nog een Zuster. Schoorvoetend
naderden zij.
Zuster vroeg opheldering van deze on
gewone opsluiting. Loud stond haar te
woord, en keek af en toe schuin naar mijn
heer de Rector, die echter een glimlach
niet onderdrukken kon, en toen Zuster na
Loud gehoord te hebben, omkeek naar
hem, om zijn oordeel te hooren, schaterde
hij het uit.
Loud en Moud maakten zich holderde
bolder uit de voeten, en gingen in een
veilig hoekje van de speelplaats uitlachen.
De eerste meisjes kwamen al van stu
die. Nog nagenietend van de „heerlijke
tennismatch" borgen ze hun rackets weg,
en gingen aan tafel, waar ze het heele ver
haal in geuren en kleuren aan de anderen
vertelden.
HET PAARD HEEFT AFGEDAAN.
door Diederik.
Het paard als paard heeft afgedaan,
Geen tram met paard ziet men meer gaaj
Het paard is uit de mode.
Geen Jan Plezier met paard er voor;
Met paard is ook koetsier teloor;
Geen paard haast meer van noode.
Om paard, een schoon en edel dier,
Met stoere kracht, geeft men geen zier,
Het paard is overbodig.
Slechts in een donk're kolenmijn,
Mag het nog wel aanwezig zijn,
Daar heeft men het nog noodig.
Op renbaan is nog paard gezien,
Doch wellicht meer om geld misschien,
Tot voordeel van de gokkers;
Loop paard in goede snelle tijd,
Wanneer een jockey het berijdt,
Naam krijgen slechts de fokkers.
De oude domme paardenkracht
Van paard, heeft ons nog slechts gebracht
Tot meten naar zijn krachten.
De motor, in zijn plaats gesteld,
Is naar het paard nu ingesteld,
Heeft' zóóveel paardenkrachten.
Aan paardenras vol stoere kracht,
Een woord van lof zij U gebracht
Voor al uw harde werken.
Voor 't menschdom hebt gij veel gedaan,
Veel schoons en goeds, nu kunt gij gaan;
Laat onze dank U sterken!