Vorstelijk bezoek aan het
Diaconessen-ziekenhuis te Amsterdam.
3)e Zoidóohz Gou^ant
Op Nieuw Eik en Duinen te den Haag is Zondag op het graf van wijlen den zanger Thom Denijs
een gedenkteeken onthuld. Belangstelling na afloop van de plechtigheid
H. M. de Koningin en H. K. H. Prinses Juliana verlaten, toegejuicht door
de verpleegsters, het Diaconessen-ziekenhuis aan den overtoom te Amster
dam, waar de vorstelijke personen Zaterdag een bezoek brachten
De zangeres Emily Roosevelt, een nicht
van president Roosevelt, arriveerde
Zaterdag te Amsterdam, waar zij
Dinsdagavond in het Concertgebouw
een liederenavond zal geven
De burgemeester van Breda, mr. dr.
W. G. A. van Sonsbeeck, die benoemd
ki tot commissaris der Koningin in
Limburg, heeft Zaterdag afscheid ge
nomen van het garnizoen. Tijdens
het défilé
De tweede sterrit naar Scheveningen is Zondag gehouden. Een kijkje op
het parkeer-terrein aan den Boulevard te Scheveningen, waar honderden
vehikels een plaats vonden
De keeper van N.A.C. in actie tijdens den voetbalwedstrijd om het lands
kampioenschap welke Zondag tegen Ajax te Amsterdam werd gespeeld
Snapshot uit den voetbalwedstrijd Feyenoord Enschede
om het nationaal kampioenschap, welke Zondag te Rotter
dam gespeeld is
FEUILLETON
BINNEN TWAALF UUR...
Naar het Engelsch bewerkt
door
J. VAN DER SLUYS.
(Nadruk verboden).
XV.
Trein 5 uur 18 exit.
Freddy struikelde, toen zijn voeten den
grond raakten. In zijn opwinding en door
de duisternis, vergiste hij zich in den af
stand en kwam met een zwaren schok
neer. Toen hij overeind krabbelde, gleed
de trein langs hem heen, een lange, lich
tende rups; een bekende wereld, die uit
zijn gezichtskring verdween. En hier stond
hij in een nieuwe, onbekende wereld, ge
heel aan zichzelf overgelaten, aangewezen
op zijn eigen moed en vindingsrijkheid.
Maar Freddy dacht niet aan dit alles.
Zijn gedachten waren geconcentreerd op
die vluchtige schaduwen, die zelfs in dit
korte tijdsverloop verder van hem af wa
ren geraakt.
Eén ding was met felle duidelijkheid in
zijn geest gebrand. Hij moest onmiddellijk
in actie komen. Hij glipte den spoordijk
af en werd door een bosohje opgevangen,
dat zijn hoofd met een bons achteruit duw
de, alsof het verontwaardigd was over deze
schennis van zijn avondrust.
„Voorzichtig, jongen", waarschuwde hij
zichzelf; „kom even op adem".
Voor de tweede maal herstelde hij zich.
Den eersten keer was de spoordijk tegen
hem aangevlogen, nu had het struikgewas
hem uitgestooten.
Alles scheen zich vijandig tegen hem te
keer en. Verbeeldde hij zich dat er zelfs
een spottende klank was in de stem van
den donder, die op hem aanrolde?
Hij baande zich een weg door het kreu
pelhout. Hij was spoedig door het boschje
heen en vóór hem lag een ruw pad. Hij kon
het amper onderscheiden, noch de lengte
er van schatten, vanwege de schemerige,
fluweelig-uitziende onderbrekingen; maar
aan het eind er van en loodrecht er op,
scheen, glimmend in den regen, een tame
lijk breede weg te liggen.
Om dien te bereiken, zou hij die fluwee-
len onderbrekingen dóór moeten, er in af
dalen en er weer uit opstijgen.
Hij aanvaardde den tocht. De schadu-
wige gestalten waren thans niet te zien. Hij
onderdrukte een opwelling om te roepen.
Het zou krankzinnigenwerk zijn geweest;
het zou geen ander resultaat hebben gehad
dan de achtervolgden waarschuwen dat zij
achtervolgd werden. Zijn eenig wapen, ver
rassing, zou hij er mee hebben prijsgege
ven.
„Goeie genade, daar zijn zij!" ontsnapte
hem opeens.
De schaduwen waren op den weg aange
komen. Hij versnelde zijn pas, plofte hol
derdebolder in een van de afgronden van
donker fluweel. Lang, klam gras, door
weekt van den regen Toen hij weer uit de
diepte opdood, waren de schaduwen niet
meer op den weg zichtbaar, maar door het
geweld der elementen heen, hoorde hij het
dreunen van een motor.
Een bundel wit licht kliefde een moment
het donker en doofde direct weer. Het mo
torgeronk vervaagde, doofde ten slotte óók
uit.
Het was een verademing weer vasten
grond onder de voeten te voelen. Hoe kreeg
hij nu die auto te pakken?
Hij rende zoo hard zijn beenen hem
dragen wilde. De regen gutste in stroomen
neer en met korte tusschenpoozen rolde
de donder, afgewisseld door verblindende
bliksemflitsen. De grond maakte zuigende
sputtergeluiden onder zijn voeten. Hij
moest vechten tegen een gevoel van ho
peloosheid. Maar volhouden was de bood
schap. Er zou hem wel iets te hulp ko
men.... wat, mocht de hemel weten, in
zijn onderbewustzijn rees vertrouwen op
een of andere deus ex machina.
Plotseling was er weer een van die
oogenblikken van helder licht. Sprookjes
achtige glansen tooverde het op den weg,
door de boomen heen. Voor zich uit ont
dekte Freddy een auto, duidelijk afgetee-
kend. Een roode wagen..,.
Verdwenen. De wereld was weer donker.
Geen halve minuut later een nieuwe
bliksemlicht. Freddy staarde voor zich uit,
gefascineerd. Het stuk weg lag weer in
helderen schijn. De auto was er ook nog.
Op hetzelfde stuk weg! Hoe kwam het dat
die auto daar nog was?
Freddy's hart klopte onstuimig. Wan
neer hfj den wagen inhaalde, zou hij nog
maar tot één ding in staat zijn: uitgeput
in elkaar zakken.
„Goeie genade", sprak plotseling een
stem; „jij schijnt ook haast te hebben!"
De spreker was een werkman met een
fiets....
Een ontmoeting op den weg.
De werkman zat niet op de fiets. Hij
had onder een afdak opzij van den weg
beschutting gezocht en de fiets stond tej
gen het poortje.
„Kom liever hier schuilen, vriend", ad
viseerde de werkman, toen Freddy even
stilstond. De jongeman was niet voorne
mens dat te doen; hij had met een heel
ander doel zijn dolle jacht onderbroken.
Hier was nu juist het ding, dat hij noodig
had.
Een pijlsnelle gedachte maakte een eind
aan Freddy's aarzeling.
„Het is maar leenen", hield hij zichzelf
voor. „Ik zal wel zorgen, dat de vent er
niet bij te kort komt."
Toen gebeurde het Freddy's hand
schoot uit en greep het stuur. De oogen van
den werkman knipperden en zijn mond
ging wijd open en toen het knipperen op
hield en de mond dichtviel, bevonden Fred
dy en de fiets zich reeds op den weg.
„Hé!" schreeuwde de man, met een
schok uit zijn boozen droom ontwakend.
Het leek onmogelijk, zoo'n nette jonge
man.
„Hé!" schreeuwde hij nog eens, harder
thans.
Het eerste „hé" hoorde Freddy, het twee
de niet meer
Als een wanhopige peddelde Freddy
voort. Hij legde het eene stuk rechte weg
na het andere af, passeerde de eene bocht
na de andere, maar van de roode auto geen
spoor! Bij de hopeloosheid, die zich lang
zamerhand van hem meester maakte, voeg
de zich het onaangename gevoel doornat
te zijn. Zijn kleeren plakten tegen zijn lijf.
Maar plotseling, als bij tooverslag tee-
kende de roode auto zich voor zijn verbijs
terende oogen af, nog geen veertig meter
vóór hem! Uit de schaduw van de auto
dook een gestalte op, die een revolver op
Freddy's richtte.
„Als je niet oogenblikkelijk afstapt", sprak
de gestalte, „zal ik je neerschieten".
Freddy zou de stem hebben herkend, in
dien hij niet reeds de gestalte van den groo-
ten en dikken mijnheer herkend had.
Met groote tegenwoordigheid van geest
was Freddy zich bewust geworden, dat hij
vóór alles tijd moest winnen, zoodat hij
eerst behoorlijk op adem kon komen.
„Wat wil je eigenlijk?" beet de dikke
heer hem toe.
„Ik zou kunnen vragen wat u eigenlijk
wilt, door me op die manier een revolver
onder den neus te houden", luidde Freddy's
repliek, „als ik niet precies wist, wat voor
gemeene schurk u bent."
„Zoo zoo, dat is niet bepaald vleiend!
En waarom houd je mij voor een schurk?"
„Omdat u een jong meisje hebt ont
voerd!"
„Ontvoerd?" De spreker was kennelijk
geschokt. „Mijn jonge vriend, ik geloof,
dat je te veel detective-romans leest!"
Een zucht ontsnapte Freddy. Wanneer
die conversatie nog langer zou duren, zou
de auto, waarvan het wiel met wanhopigen
spoed hersteld werd, gereed zijn of te ver
trekken en verdraaid nog aan toe die
werkman zou wel eens kunnen komen op
dagen! Als hij het meisje, dat waarschijn
lijk in de auto lag, met een band oca den
mond of bewusteloos, maar beaa&m
kon.
(Wordt wtwtgtf).